NIEUWE LEIOSCHE COURANT UIT DE SCHRIFTEN van ZATERDAG 11 AUG. 1928 TWEEDE BLAD. HET EINDE DER WET. „Want het einde der wet is Chris tus tot rechtvaardigheid een iege lijk die gelooft". Rom. 10 4. Het woord „einde" heeft een dubbele beteekenis. In de woorden van den Predi ker: Het einde van een ding is beter dan zijn begin, is het een tijdsbepaling. Maar als Paulus aan Timotheus schrijft: Het einde des gebods is liefde, dan dient het om een oogmerk of doel aan te duiden. Nu gaat het in b.g.n. tekst blijkbaar over het verharde Jodendom, dat weiger de zich te onderwerpen aan de gerech tigheid Gods, en zijn eigene gerechtigheid zocht op te richten. Door hun ongeloof verwierpen zij den Messias, den Christus, die het einde der wet is. Hieruit blijkt, dat Paulus h;er niet handelt over het beëin digen van de ceremonieels wet, maar over het oogmerk der wet, om een tuchtmees ter of opvoeder te zijn tot Christus. Het woord „wet" is hier ook niet be perkt tot de tien geboden of de uitbrei ding daarvan in zekere voorschriften maar beteekent blijkbaar Gods Woord door Mozes. Immers, er volgt onmiddel lijk op: „want Mozes beschrijft". Het gaat in dezen tekst dus over de vraag of Israël tijdens Mozes reeds een inzicht gehad heeft in den weg der zalig heid door het geloof in Christus. Paulus bewijst zulks uit Lev. 18 vs. 4 en Deut. 30 vs. 12. Hiervan nu zeggen sommige uitleggers: Paulus speelt met de woorden van Mozes, en laat Mozes zeggen wat hij zelf denkt aangaande de gelóofsgerechtigheid. Doch Calvijn zegt treffend: „De Apostel is een ondubbelzinnig uitlegger, die getuigt, dat Mozes daar over de leer des evangelies heeft gesproken. Eerst spreekt Mozes van de groote moe i 1 ij k h e i d, om de ze delijke wet. te vervullen, aangezien er tot wetsvervulling geen toegang is dan over een doodaanbrengende steilte. Daarna spreekt hij over de gemakkelijkheid om de wet te vervullen, door het geloof in Christus' beloften, die nabij zijn, in hun mond en hart. De moeilijkheid van de vervulling der wet bestaat in den eisch der dadelijke ge hoorzaamheid aan God. Het werkverbond in het paradijs geopenbaard als een ge bod, doe dat en zij zult leven, is nooit af geschaft. Ook al heeft Adam voor zich en zijn nakomelingen Gods Beeld verwoest en den dood ingebracht in de wereld, daarmee is het recht Gods om gehoor zaamheid te eischen van den mensch niet opgeheven. In de gelijkenis van de booze landlieden zendt de heer des wijngaards een knecht om de vrucht des wijngaards te ontvangen, en als deze ledig weder keert, zendt hij andere knechten, ja, ten laatste zijn zoon. Hij houdt dus niet op om vrucht te eischen. Nu is tweeërlei geval mogelijk, óf Mo zes heeft geweten, dat de mensch Gods wet niet kon vervullen, en daarom door dezen eisch willen wijzen op de noodzake lijkheid van een Borg, óf Mozes heeft het zondaarshart niet gekend en gemeend, dat Israël door het geven van volmaakte ge hoorzaamheid aan God tot het leven kon ingaan. Dit laatste geval is onmogelijk, want Mozes zegt herhaaldelijk, dat het gedicht- sel der gedachten van 's menschen hart ten allen dage alleenlijk boos is. Er blijft dus alleen over, dat Mozes op den Mes sias heeft willen wijzen als de eenige wets- vervuller. En dit is de verklaring, die Paulus geeft van Lev. 18 4, dat het oog merk van de wet was heen te wijzen naar Christus. Door zijn volmaakte gehoor zaamheid aan den Vader zou Hij de klove der wet, hoe steil ook, doorgaan en het loon des eeuwigen tevens voor Zich en de zijnen verwerven. Nog een andere moeilijkheid der wet is, dat zij den dood des zondaars eischt. Zon der bloedstorting geschiedt geen verge ving, zoo leert de wet door middel van FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 47) —o— Hij had niet in Hem willen ge- looven. Hij had slechts naar zijn eigen wil geleefd. Hij had zich van Hem afgekeerd. ja, zich tegen Hem ver zet. Dat geheele leven, het was alles zonde! En zwaarder en zwaarder werd de last, die op zijn geweten drukte, en die hem dreigde te verpletteren. „O God, ontferm U over mij!, Ont ferm u over mij! Een schuldige! Een misdadiger! Een sslaaf van vuile hartstochten! Ontferm U! Ontferm UI Ik k a n hem niet langer dragen, dien last van schuld. Er moet een God zijn, die mij redt! Ik moet, ik moet gered worden! O, al ben ik het nog zoo onwaardig, ontferm UI ontferm U over mij!" Hij hield een oogenblik op, uitge put door den overstelpenden vloed van aandoeningen. Daar klonken hem peens de woorden in de ooren, die aj eens Ruth had hooren uitspreken, 'I- langzamen, plechtigen toon: Dien, die geen zonde gekend heeft, zond- en schuldoffer, door het Paaschlam en de twee bokken op den Grooten ver zoendag. Welk mensch nu leeft er, die niet aan den dood onderworpen is? Wij hebben maar één leven, en dat is ver beurd, hoe zullen wij dan ons leven Gode ten offer aanbieden? En hoe zal zulk een mensch zijn leven in den dood geven en clan nog eeuwig leven, om de vrucht van zijn lijdelijke gehoorzaamheid te genie ten? Daartoe nu, zegt Mozes, zijn twee won deren van noode, de vleeschwording des Woords en de overwinning van dood en graf. Het eerste wonder noemt hij: in den hemel opklimmen, om vandaar de gerech tigheid te halen. Het andere noemt hij: overvaren (doorgaan door de diepten in Joz. 3 vs. 17) naar gene zijde der zee (af grond in Ps. 106 vs. 9), dat is afdalen in den afgrond des eeuwigen doods. Mozes heeft dus, zegt Paulus, de oplossing van de moeilijkheid der wet gekend. Vragen derwijs h&eft hij Israël beduid, dat het oogmerk dér wet was om het te leeren zoeken naar een Messias, die van den hemel zou nederdalen en uit de dooden zou opklimmen. De mogelijkheid vhn de wetsvervulling door het geloof vindt Paulus ook bij Mo zes. Nabij u is het Woord, in uwen mond en in uw hart, zegt de Godsman. Dit woord kan niet anders zijn dan het woord der belofte, dat God zijn volk zulk een van den hemel afdalenden en uit de dooden opklimmenden Messias zou bereiden. Mozes getuigt herhaaldelijk, van de komst van het vrouwenzaad, het zaad Abrahams, den rustaanbrenger, den vol maakten profeet dien God van den hemel zou zendeh. Israël had die beloften aan vaard met den mond door hun belijdenis, naar alles wat de Heere gesproken heeft zullen wij doen. Ook had bet ware Israël Üie beloften a'ahvhard met bet hart, en met Jacob uitgeroepen: Op uwe zaligheid wacht ik, o HeereI De Heere zou hun hart besnijden, zegt Mozes, om Hem lief te hebben. Door deze daad van wederbaren- de genade zou bun oog worden geopend, om den Christus in de beloften zoo van nabij té zien, dat ze Hem konden ombel zen en aannemen. Dan zou het blijken, dat God het onmogelijke mogelijk maakte, als ze door het geloof het oogmerk der wet, de volmaakte gehoorzaamheid aan God bereikten. Door Christus toch ont vangt Zijn kerk den Heiligen Geest, en door Dezen een klein beginsel van vol maakte gehoorzaamheid. Kent gij het einde der wet? Het oog merk van de levenswet door God aan den mensch bij zijn schepping gegeven? Het materialisme wil u brengen onder de wet van het dier, dat zijn bestemming bereikt door het aangename of het nuttige te zoe ken. Het pelagianisme wil u, als de zon- delooze engelen, doen opklimmen van trap tot trap tot hoogere deugd. Maar de H. Schrift leert dat onze levenswet is, om gang met God en met elkander te zoeken door de hoogste liefde. Zonder dit oog merk te hereiken is er voor u géén leven in den vollen zin des woords, want gij zijt van Gods geslacht, afkomstig uit het pa radijs. Onderzoek dit levensdoel. Het zal u brengen bij moeilijkheden, die gij niet kunt oplossen. Gij hebt evenals Israël echter de belofte, dat de Heere u de oogen zal openen, om den Christus te zien. Sta dan niet achter bij Mozes. Wat toen reeds nabij was, is nu door de vervulling der beloften nog meer nabij. Omhels Christus door het geloof, opda' gij uw levensdoel moogt bereiken. Paulus was het verst verwijderd van de wet, want hij noemt zich de voornaamste der zondaren. Toch is hij nabij gebracht door Gods barmhar tigheid in Christus en heeft hij zijn le vensdoel gevonden. Laat zijn voorbeeld u leeren pleiten op Gods beloften, opdat ook gij in Christus uw levensbestemming moogt bereiken, de volmaakte .iefde. DE MORGENSTOND. O welkom, schoone Dageraad, Die uit een gulden kamer gaat, Met glans van held're stralen; 'k Ontsluit mijn venster voor uw licht, Om met eën vroolijk aangezicht U minnelijk in te halen. Gij wacht niet tot ik open doe, Maar dringt ten eersten mild'lijk toe; Ja, eer ik kom t' ontsluiten En noch in 't nare duister zij, Zoo staat en wacht gij al na mij, Voor toegeloken ruiten. heeft Hij zonde voor ons gemaakt, op dat w ij zouden worden rechtvaardig heid Gods in Hem." En hij zag Hem daar hangen, het schuldlooze Offer Voor de zonde, den Reine voor de onreinen, het zondelooze lichaam in elkaar krim pende onder de vreeselijkste folterin gen; den reinen Geest in een ont- zettenden strijd tegen de machten der duisternis; den Eenigen, Die rein heid met de deugd kon terug geven aan een gevallen menschengeslacht. omdat Hij uit die sfeer van heiligheid en zondeloosheid op de aarde was ko men brengen; zich vereenzelvigende met die menschheid; haren vloek op Zich nemende; Zijn bloed uitgietende tot den laatsten droppel, als aandoen lijk symbool van een onvergelijkelijke liefde; met dat bloed Zijn eigen rein beid en heiligheid gevende om elke schuld van die menschheid uit te wis- schen; Zijne kracht om de zonde te weerstaan; Zijn leven om het boo ze te overwinnen en in reinheid voor God te wandelen. Daar was nu piets ongerijmds meer in voor zijn gevoel, dat die Heilige mensch werd om menschen te redden Hij gevoelde nu, dat zoo iets noodig was, nu hij zelf de zonde in al haar af- Zoo ook de Meester die u riep, En tot een Licht der wereld schiep, Die groote Zon der Zonnen, Schijnt niet een glans van eeuwig goed. Voor 't venster van het toe gemoed, Met opdoen was 't gewonnen. Stofwormpje, onder 't dak van stroo, In 't leeme huis, hoe zijt ge zoo? Het is een Heer der Heeren, Die voor uw arme hutje staat, En uwe kleinheid niet versmaad, Om zich tot u te keeren. Laat in, iaat in, de waarde Gast, Opdat uw Heil voorspoedig wast, Hij komt met-groote zegen, En brengt een blijde boodschap mee, Een eeuwig wel, voor eeuwig wee, Daar ligt u aan gelegen. J. LUIKEN. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Rijnsaterwoude, J. G. R. Langhout te Lienden (bij Tiel). Te Putterahoek, R. de Jager te Nunsp^et. GERCP. KERKEN. Tweetal; Te 's-Gravenhage-Oost, J. Wijmenga, te Charlois; en P. N. Kruys- wijk, te Vlissingen. Beroepen: Te Puttershoek, R. de Ja ger, te Nunspeet. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Zierikzee, P. de Smit, te Boskoop. BEVESTIGING, INTREDE. AFSCHEID. Wegens ongesteldheid van Ds. Gispen uit Schevenlngen, die zijn zoon, Dr. W. H. Gispen zou bevestigen als predikant van de Geref. Kerk te Delft, zal thans zoo als reeds gemeld als bevestiger op a.s. Woensdag 15 Aug. optreden Ds. T. J. Ha gen, van Delft. GIFTEN EN LEGATEN. Het Zendingsbureau te Oegstgeest ont ving van wijlen mevrouw wed. F. L. d. B B., te 's-Hage, een legaat van ƒ5000. Wijlen me). J. H. B. P., te Utrecht, heeft aan de Utrechtsche Zendings-Ver- eeniging 1000 vermaakt. BEGRAFENIS VAN Ds. W. H. OOSTEN. Onder zger groote belangstelling had gisteren te Scheveningen de begrafenis plaats van Ds. W. H. Oosten, emeritus predikant der Gereformeerde Kerk al daar. Tevoren belegde de kerkeraad te 11 uur gistermorgen een samenkomst met de ge meente in de Bethelkerk. De leiding van deze samenkomst be rustte bij Ds. J. G. Feenstra. Deze liet zin gen Psalm 90 6 en 9 en las daarna Fi- lippensen. In het bijzonder sprak hij over de verzen 20 tot 24 in verband met het heengaan van Ds. Oosten, die naar de wegen Gods, welke zooveel hooger zijn dan de onze, nog zoo geheel onverwacht is weggenomen. HIJ heeft te Scheveningen ruim 23 jaar gewerkt; er zijn veel geeste lijke banden gelegd en er is veel liefde genoten. Als spr. ziet op de weduwe en de kin deren, die in Indië zijn, dan denkt hij aan vers 23: maar in het vleesch te blijven is noodigèr om uwentwille. Maar wij moe ten letten op wat zeer verre het beste is en dat is met Christus te zijn. Er zijn ban den los gemaakt, maar voor Ds. Oosten was het sterven gewin, omdat zijn leven Christus was. Dat bleek in geheel zijn arbeid en zijn prediking. In alles was het Christus en Dien gekruisigd! Daarom moet ook thans bij dit sterven gezien worden, wat in vers 20 staat: Christus moet groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door den dood. Dat moet ook hier het einde zijn, God moet groot gemaakt worden. Ook in dit sterven. De eere Gods dient er in gezocht te worden. Spr. richt zich hierna tot de treurende weduwe en familie namens den Kerke raad en wijst er op, hoe er groote dank in de harten is voor wat God in Ds. Oos ten gaf aan Zijn kerk. Tijdens zijn eme ritaat stichtte hij velen nog door zijn me ditaties in de Kerkbode. Nadat gezongen was Ps. 16 6 werd ge sproken door Ds. Donner, die als opvolger van den overledene, diens trouwe werk in de gemeente herdacht. Ook de héér J. Vrolik Sr., die al die ja- schuwelijkheid en haar ontzettende kracht had leeren kennen. En de woorden der Schrift, die hij eenmaal aan moeders knie had ge leerd, en die hij nog niet lang geleden van de lippen van een armen lijder ge hoord had, die een bovenaardschen glans hadden te voorschijn geroepen op het oude, gerimpelde gezicht van den arme blinde, die woorden kwa men nu weer helder en duidelijk in zijn herinnering op: „Het bloed van Jezus Christus rei nigt van alle zonden". Als zoovele droppelen verzachtende balsem schenen die woorden in zijn gewond hart binnen te dringen. Langzaam, woord voor woord, nog eens en nog eens: „Het bloed van Jezu9 Christus reinigt van alle zonden". Van alle zonden! HOOFDSTUK XXIX. De eerste morgenschemering brak aan. De echtgenooten Van der Sande wa ren juist weggereden om den eersten trein naar Preanger te halen. Nènèk stond aan de voordeur en haalde diep adem, als was een zware ren met Ds. Oosten samenwerkte, voerde nog bet woord, evenals verschillende af gevaardigden. Hierna had de teraardebestelling plaats. Als slippendragers fungeerden twee dia kenen en twee ouderlingen. Op het kerkhof was de deelneming reusachtig. Het leek wel of heel Scheve ningen, voor zoover de mannen niet op zee waren, van den geliefden doode af scheid wilden nemen. Daar waren o.a. aanwezig Ds. Warte- na, mr. Noteboom, voorzitter der A.R. Kiesvereeniging, ouderlingen en diakenen, talrijke kerkeraadscommissies en be stuursleden van kerkelijke instellingen. De duizenden toeschouwers werden ach ter touwen geleid en er heerschte voor beeldige orde, zoodat de familie en ge- noodigden zich direct achter de baar kon den aansluiten. De kist werd door ouder lingen en diakenen naar het graf gedra gen. In den stoet sloten zich achter de fami lie aan allen, die in de kerk het woord hadden gevoerd, voorts de scriba van den kerkeraad en het oud-lid van den ge meenteraad C. Vrolijk. Da Donner las aan de groeve het laat ste gedeelte van 1 Cor. 15, waarna de ge meente Ps. 89 te en 8e vers heeft gezon gen. De oudste ouderling de heer J. Vrolijk, ging vervolgens in gebed voor, waarna Ds. Donner in opdracht van mevr. de wed. Oosten dank heeft gebracht aan den ker keraad en de gemeente en alle overige corporaties, die zoowel in de kerk als aan de groeve van belangstelling hadden blijk gegeven. Met het zingen van Psalm 103 vers 9 nam de eenvoudige, dtfch treffende plech tigheid een einde. Ds. F. L. KAN. Naar gemeld wordt, is Ds. F. L. Kan, Ned. Herv. predikant te Bovensmilde, eenigen tijd verhinderd den dienst des Woords waar te hemen, daar hij wegens ziekte in het buitenland vertoeft. PRAEPARATOIR EXAMEN. De heer J. Snoey, theol. cand. te Tinte (bij Brielle) praep. geëxamineerd, wensebt gaarne de Geref. Kerken te dienen. KERKGEBOUWEN. Te Heerda wordt door den (vrijzinnigen) Protestantenbond een eigen kerkje met honderd zitplaatsen gebouwd. WEEK VAN GEBED. Voor de week van 411 November a.s. heeft het Zendingsbureau te Oegstgeest weder de jaarlijksche week van Gebed, Toewijding en Offer voor de zending uit geschreven. Dr. K. J. BROUWER. De Zendingsdirector Dr. K. J. Brouwer, van Oegstgeest, nu reizende op Celebes, zal, naar De Stand, verneemt, in Septem ber naar Java terugkeeren om 3 October de terugreis naar Nederland te aanvaar den. ZENDINGSDAG. Begunstigd door prachtig zomerweder, werd Donderdag de tweede Zendingsdag voor het Noorden van den Geref. Zen- dingsbond op den St. Agnietenberg nabij Zwolle gehouden. Als sprekers traden op: Ds. A. Luteijn van Genemuiden, met het onderwerp: Uw Koninkrijk kome; Ds. A. M. den Oudsten van Elburg, met het onderwerp: Nog an dere schapen; Ds. A. H. J. G. van Voort huizen, van Rijssen, met het onderwerp: De poorten van Jeruzalem; Ds. C. B. Hol land, van Huizen, met het onderwerp: Meer dan Salomo?; de heer P. Zijlstra, zendeling-leeraar van den Ger. Zendlngs- bond op Midden-Celebes, met het onder werp: Doorbrekend Licht; terwijl het slot woord werd uitgesproken door Ds. K. van As, van Rouveen. De zendingsdag werd door meer dan 1000 personen bezocht en mag zeer goed geslaagd heet^n. Medewerking werd ver leend door de Chr. Muziekvereeniging uit Wilsum. De Zendingsdag der Geref. Kerken te Bunschoten—Spakenburg, wordt D.V. gehouden op een terrein nabij de zee, op 17 Aug. a.s. Als sprekers hopen op te treden Ds. H. Knoop, Ds. G. Laarman en de heer C. B. v. d. Wal. DE hHEINISCHE MISSIONS- GESELLSCHAFT. Te Batavia heeft zich een comité ge vormd, onder beschermheerschap van den last van haar schouders gewenteld. Het was waar, toewan dokter was vannacht niet thuis geweest, maar Nanah had haar verteld, dat hij van plan was geweest den vorigen avond om bij dokter Steenbergen den nacht door te brengen. Vandaar zou hij dan zeker naar het hospitaal gaan en van avond op den gewonen tijd thuisko men, Wat zou haar arme mijnheer blij en verrast zijn, als hij zag, dat die las tige logé's het huis hadden verlaten. Het was waarlijk een feestdag in huis. Nènèk voelde zich wel tien jaar jon ger. In Frank's kamer lag Ruth ge knield bij de rustbank, waar eenmaal die lieve gestalte lag uitgestrekt. Haar droevig en angstig hart kon maar niet tot rust komen. Als Jacob weleer worstelde zij met haar God; want haar hart was zeer beangst over den broeder, dien zij lief had. Daar ging de buitendeur van de ka mer zacht open. Het was Frank. Met een flauwen kreet zag Ruth op; en hij bemerkte hoe bleek zij wa9 en hoe gezwollen haar oogleden waren. AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 11 Augustus 1928 De Banier, het officieel orgaan van de „Staatkundig Gereformeerde Par tij", bevat een artikel, getiteld: „Neer- lands vreugden". „Indien men van één jaar zal mo gen zeggen, dat het in het teeken van feestvreugde staat, is het van dit jaar zoo vangt de schrijver, waarschijnlijk het Kamerlid Ds. Kersten, aan, en na dat hij dan in het kort de Olympiade te Amsterdam gememoreerd heeft, ver volgt hij: „Dan is er nog de Indische tentoon stelling te Arnhem, opgezet om ook naar het Oosten des lands wat vreem delingen te trekken; men verwacht van die duizenden menschen immers voordeel? Wat er aan zedelijk goed alweer ver loren gaat, wie rekent ermede en wie zal het uitspreken?" Nu begrijp ik toch werkelijk niet, wat er voor verkeerds in kan schuilen om te Arnhem een tentoonstelling te organiseeren, die ten doel heeft meer kennis van en belangstelling voor on ze Indiën te wekken. „De Banier" bedoelt ons volk weer te brengen in de banen der aloude be proefde Gereformeerde waarheid. Doch op deze wijze leidt Ds. Kersten zijn volgelingen op den zijweg der „Doopersche mijdinghe", waar onze Gereformeerde vaderen zoo voor ge waarschuwd hebben. OBSERVATOR. gouverneur-generaal en onder eere-presi- dium van den Duitschen consul-generaal, den heer Von Kessler, met het doel, geld bijeen te brengen ten behoeve van den ziekenhuisarbeid in de Bataklanden van de Rheinische Missions Gesellschaft. De opbrengst is bedoeld als feestgave bij het 100-jarige bestaan op 23 September. HET PROFESSORAAT IN DE PHILO- SOPHIE EN SOCIOLOGIE TE WARMOND. ZJJ.H. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bis schop van Haarlem, heeft benoemd als zijn opvolger tot professor in de philo sophic en sociologie aan bet Groot Semi narie te Warmond, den Weleerw. Heer P. Heskes, kapelaan te Heemstede. De nieuwe hoogleeraar werd 8 Januari 1900 te Hoorn geboren. Op 10 Juni 1922 werd hij priester gewijd. Achtereenvol gens werd Zijne Eerw. benoemd op 29 Juli 1922 tot kapelaan te Velsen (Wijker- oog) en op 12 Augustus 1924 tot kapelaan te Alphen aan den Rijn. Sinds 19 Februari 1926 is ZJEerw. kapelaan te Heemstede. De zeer jeugdige professor heeft reeds van zijn scherpzinnige bekwaamheid blijk gegeven in tijdschriften als „Studia Ca- tholica", „Het Schild", enz. VEREENIGING VOOR CHR. GEREFOR MEERD SCHOOLONDERWIJS. Woensdag j.l. hield bovengenoemde ver- eeniging haar jaarvergadering in de Chr. Geref. Kerk te Utrecht. De Voorzitter, Ds. B. v. d. Berg, te Maassluis, opende de druk bezochte vergadering met een har telijk woord van welkom. Hij wees op den vooruitgang der vereeniging, o.a. door aansluiting van de Schoolvereen. te Sneek door de a.s. opening eener school in Utrecht en de erkenning van 't streven der Vereen, op de Generale Synode, en kele dagen geleden in Apeldoorn gehou den. Hij wekt op tot voortgaan op den in geslagen weg. De jaarverslagen van Secr. en Penning meester doen een gunstig geluid hooren. In het bestuur kwam geen verandering. De Secr., J. van Weerd, van Enschedé, werd herkozen. Op enkele reglementswij zigingen zal de Kon. goedkeuring worden gevraagd. De heer B. A. Schotel leidt in het on derwerp: „Relativisme of Absolutisme". Een zeer geanimeerde bespreking doet den Spreker zien, hoe zijn werk op prijs gesteld werd. Vastgesteld worden de lijnen, waar langs D.V. in 't komende jaar de werk zaamheden zullen geleid worden. Te ruim 5 uur werd de vergadering, die om 8 uur begonnen was, gesloten. Hij begreep, dat ze den nacht bid dende had doorgebracht biddende voor hem! Hij- knielde naast haar neer, en Ruth zag den diepen vrede, met stil len weemoed gemengd, op zijn gezicht Hij bedekte het gelaat met de han den en fluisterde met bevende stem: „Ik heb God gevonden, Ruth! Ik ben diep, heel diep gevallen, maar Zijn ge nade heeft mij gered!" „God zij geloofd! God zij geloofd!" was al wat Ruth kon uitbrengen. Hun tranen vloeiden samen, tra nen van dankbaarheid, van onuitspre kelijke blijdschap; en met onuitgespro ken woorden verhieven zich hun har ten tot God. Een verheven stroom van licht baan de zich een weg door het geboomte en tooverde een gouden glans om de hoof den der biddenden. En ook In hunne harten was het licht. In den nacht was de zon der ge rechtigheid opgegaan, en het was licht geworden! licht uit duister nis! BINDB.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5