NIEUWE LEIOSCHE COURANT
UIT DE SCHRIFTEN
van
ZATERDAG 11 AUG. 1928
TWEEDE BLAD.
HET EINDE DER WET.
„Want het einde der wet is Chris
tus tot rechtvaardigheid een iege
lijk die gelooft".
Rom. 10 4.
Het woord „einde" heeft een dubbele
beteekenis. In de woorden van den Predi
ker: Het einde van een ding is beter dan
zijn begin, is het een tijdsbepaling. Maar
als Paulus aan Timotheus schrijft: Het
einde des gebods is liefde, dan dient het
om een oogmerk of doel aan te duiden.
Nu gaat het in b.g.n. tekst blijkbaar
over het verharde Jodendom, dat weiger
de zich te onderwerpen aan de gerech
tigheid Gods, en zijn eigene gerechtigheid
zocht op te richten. Door hun ongeloof
verwierpen zij den Messias, den Christus,
die het einde der wet is. Hieruit blijkt, dat
Paulus h;er niet handelt over het beëin
digen van de ceremonieels wet, maar over
het oogmerk der wet, om een tuchtmees
ter of opvoeder te zijn tot Christus.
Het woord „wet" is hier ook niet be
perkt tot de tien geboden of de uitbrei
ding daarvan in zekere voorschriften
maar beteekent blijkbaar Gods Woord
door Mozes. Immers, er volgt onmiddel
lijk op: „want Mozes beschrijft".
Het gaat in dezen tekst dus over de
vraag of Israël tijdens Mozes reeds een
inzicht gehad heeft in den weg der zalig
heid door het geloof in Christus. Paulus
bewijst zulks uit Lev. 18 vs. 4 en Deut.
30 vs. 12.
Hiervan nu zeggen sommige uitleggers:
Paulus speelt met de woorden van Mozes,
en laat Mozes zeggen wat hij zelf denkt
aangaande de gelóofsgerechtigheid. Doch
Calvijn zegt treffend: „De Apostel is een
ondubbelzinnig uitlegger, die getuigt, dat
Mozes daar over de leer des evangelies
heeft gesproken. Eerst spreekt Mozes van
de groote moe i 1 ij k h e i d, om de ze
delijke wet. te vervullen, aangezien er tot
wetsvervulling geen toegang is dan over
een doodaanbrengende steilte. Daarna
spreekt hij over de gemakkelijkheid
om de wet te vervullen, door het geloof in
Christus' beloften, die nabij zijn, in hun
mond en hart.
De moeilijkheid van de vervulling der
wet bestaat in den eisch der dadelijke ge
hoorzaamheid aan God. Het werkverbond
in het paradijs geopenbaard als een ge
bod, doe dat en zij zult leven, is nooit af
geschaft. Ook al heeft Adam voor zich en
zijn nakomelingen Gods Beeld verwoest
en den dood ingebracht in de wereld,
daarmee is het recht Gods om gehoor
zaamheid te eischen van den mensch niet
opgeheven. In de gelijkenis van de booze
landlieden zendt de heer des wijngaards
een knecht om de vrucht des wijngaards
te ontvangen, en als deze ledig weder
keert, zendt hij andere knechten, ja, ten
laatste zijn zoon. Hij houdt dus niet op
om vrucht te eischen.
Nu is tweeërlei geval mogelijk, óf Mo
zes heeft geweten, dat de mensch Gods
wet niet kon vervullen, en daarom door
dezen eisch willen wijzen op de noodzake
lijkheid van een Borg, óf Mozes heeft het
zondaarshart niet gekend en gemeend, dat
Israël door het geven van volmaakte ge
hoorzaamheid aan God tot het leven kon
ingaan.
Dit laatste geval is onmogelijk, want
Mozes zegt herhaaldelijk, dat het gedicht-
sel der gedachten van 's menschen hart
ten allen dage alleenlijk boos is. Er blijft
dus alleen over, dat Mozes op den Mes
sias heeft willen wijzen als de eenige wets-
vervuller. En dit is de verklaring, die
Paulus geeft van Lev. 18 4, dat het oog
merk van de wet was heen te wijzen naar
Christus. Door zijn volmaakte gehoor
zaamheid aan den Vader zou Hij de klove
der wet, hoe steil ook, doorgaan en het
loon des eeuwigen tevens voor Zich en
de zijnen verwerven.
Nog een andere moeilijkheid der wet is,
dat zij den dood des zondaars eischt. Zon
der bloedstorting geschiedt geen verge
ving, zoo leert de wet door middel van
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
47) —o—
Hij had niet in Hem willen ge-
looven. Hij had slechts naar zijn eigen
wil geleefd. Hij had zich van Hem
afgekeerd. ja, zich tegen Hem ver
zet. Dat geheele leven, het was alles
zonde! En zwaarder en zwaarder werd
de last, die op zijn geweten drukte, en
die hem dreigde te verpletteren.
„O God, ontferm U over mij!, Ont
ferm u over mij! Een schuldige! Een
misdadiger! Een sslaaf van vuile
hartstochten! Ontferm U! Ontferm UI
Ik k a n hem niet langer dragen, dien
last van schuld. Er moet een God
zijn, die mij redt! Ik moet, ik moet
gered worden! O, al ben ik het nog
zoo onwaardig, ontferm UI ontferm U
over mij!"
Hij hield een oogenblik op, uitge
put door den overstelpenden vloed
van aandoeningen. Daar klonken hem
peens de woorden in de ooren, die
aj eens Ruth had hooren uitspreken,
'I- langzamen, plechtigen toon:
Dien, die geen zonde gekend heeft,
zond- en schuldoffer, door het Paaschlam
en de twee bokken op den Grooten ver
zoendag. Welk mensch nu leeft er, die
niet aan den dood onderworpen is? Wij
hebben maar één leven, en dat is ver
beurd, hoe zullen wij dan ons leven Gode
ten offer aanbieden? En hoe zal zulk een
mensch zijn leven in den dood geven en
clan nog eeuwig leven, om de vrucht van
zijn lijdelijke gehoorzaamheid te genie
ten?
Daartoe nu, zegt Mozes, zijn twee won
deren van noode, de vleeschwording des
Woords en de overwinning van dood en
graf. Het eerste wonder noemt hij: in den
hemel opklimmen, om vandaar de gerech
tigheid te halen. Het andere noemt hij:
overvaren (doorgaan door de diepten in
Joz. 3 vs. 17) naar gene zijde der zee (af
grond in Ps. 106 vs. 9), dat is afdalen in
den afgrond des eeuwigen doods. Mozes
heeft dus, zegt Paulus, de oplossing van
de moeilijkheid der wet gekend. Vragen
derwijs h&eft hij Israël beduid, dat het
oogmerk dér wet was om het te leeren
zoeken naar een Messias, die van den
hemel zou nederdalen en uit de dooden
zou opklimmen.
De mogelijkheid vhn de wetsvervulling
door het geloof vindt Paulus ook bij Mo
zes. Nabij u is het Woord, in uwen mond
en in uw hart, zegt de Godsman. Dit
woord kan niet anders zijn dan het woord
der belofte, dat God zijn volk zulk een van
den hemel afdalenden en uit de dooden
opklimmenden Messias zou bereiden.
Mozes getuigt herhaaldelijk, van de
komst van het vrouwenzaad, het zaad
Abrahams, den rustaanbrenger, den vol
maakten profeet dien God van den hemel
zou zendeh. Israël had die beloften aan
vaard met den mond door hun belijdenis,
naar alles wat de Heere gesproken heeft
zullen wij doen. Ook had bet ware Israël
Üie beloften a'ahvhard met bet hart, en
met Jacob uitgeroepen: Op uwe zaligheid
wacht ik, o HeereI De Heere zou hun hart
besnijden, zegt Mozes, om Hem lief te
hebben. Door deze daad van wederbaren-
de genade zou bun oog worden geopend,
om den Christus in de beloften zoo van
nabij té zien, dat ze Hem konden ombel
zen en aannemen. Dan zou het blijken,
dat God het onmogelijke mogelijk maakte,
als ze door het geloof het oogmerk der
wet, de volmaakte gehoorzaamheid aan
God bereikten. Door Christus toch ont
vangt Zijn kerk den Heiligen Geest, en
door Dezen een klein beginsel van vol
maakte gehoorzaamheid.
Kent gij het einde der wet? Het oog
merk van de levenswet door God aan den
mensch bij zijn schepping gegeven? Het
materialisme wil u brengen onder de wet
van het dier, dat zijn bestemming bereikt
door het aangename of het nuttige te zoe
ken. Het pelagianisme wil u, als de zon-
delooze engelen, doen opklimmen van
trap tot trap tot hoogere deugd. Maar de
H. Schrift leert dat onze levenswet is, om
gang met God en met elkander te zoeken
door de hoogste liefde. Zonder dit oog
merk te hereiken is er voor u géén leven
in den vollen zin des woords, want gij zijt
van Gods geslacht, afkomstig uit het pa
radijs.
Onderzoek dit levensdoel. Het zal u
brengen bij moeilijkheden, die gij niet
kunt oplossen. Gij hebt evenals Israël
echter de belofte, dat de Heere u de oogen
zal openen, om den Christus te zien. Sta
dan niet achter bij Mozes. Wat toen reeds
nabij was, is nu door de vervulling der
beloften nog meer nabij. Omhels Christus
door het geloof, opda' gij uw levensdoel
moogt bereiken. Paulus was het verst
verwijderd van de wet, want hij noemt
zich de voornaamste der zondaren. Toch
is hij nabij gebracht door Gods barmhar
tigheid in Christus en heeft hij zijn le
vensdoel gevonden. Laat zijn voorbeeld
u leeren pleiten op Gods beloften, opdat
ook gij in Christus uw levensbestemming
moogt bereiken, de volmaakte .iefde.
DE MORGENSTOND.
O welkom, schoone Dageraad,
Die uit een gulden kamer gaat,
Met glans van held're stralen;
'k Ontsluit mijn venster voor uw licht,
Om met eën vroolijk aangezicht
U minnelijk in te halen.
Gij wacht niet tot ik open doe,
Maar dringt ten eersten mild'lijk toe;
Ja, eer ik kom t' ontsluiten
En noch in 't nare duister zij,
Zoo staat en wacht gij al na mij,
Voor toegeloken ruiten.
heeft Hij zonde voor ons gemaakt, op
dat w ij zouden worden rechtvaardig
heid Gods in Hem."
En hij zag Hem daar hangen, het
schuldlooze Offer Voor de zonde,
den Reine voor de onreinen, het
zondelooze lichaam in elkaar krim
pende onder de vreeselijkste folterin
gen; den reinen Geest in een ont-
zettenden strijd tegen de machten der
duisternis; den Eenigen, Die rein
heid met de deugd kon terug geven
aan een gevallen menschengeslacht.
omdat Hij uit die sfeer van heiligheid
en zondeloosheid op de aarde was ko
men brengen; zich vereenzelvigende
met die menschheid; haren vloek op
Zich nemende; Zijn bloed uitgietende
tot den laatsten droppel, als aandoen
lijk symbool van een onvergelijkelijke
liefde; met dat bloed Zijn eigen rein
beid en heiligheid gevende om elke
schuld van die menschheid uit te wis-
schen; Zijne kracht om de zonde te
weerstaan; Zijn leven om het boo
ze te overwinnen en in reinheid voor
God te wandelen.
Daar was nu piets ongerijmds meer
in voor zijn gevoel, dat die Heilige
mensch werd om menschen te redden
Hij gevoelde nu, dat zoo iets noodig
was, nu hij zelf de zonde in al haar af-
Zoo ook de Meester die u riep,
En tot een Licht der wereld schiep,
Die groote Zon der Zonnen,
Schijnt niet een glans van eeuwig goed.
Voor 't venster van het toe gemoed,
Met opdoen was 't gewonnen.
Stofwormpje, onder 't dak van stroo,
In 't leeme huis, hoe zijt ge zoo?
Het is een Heer der Heeren,
Die voor uw arme hutje staat,
En uwe kleinheid niet versmaad,
Om zich tot u te keeren.
Laat in, iaat in, de waarde Gast,
Opdat uw Heil voorspoedig wast,
Hij komt met-groote zegen,
En brengt een blijde boodschap mee,
Een eeuwig wel, voor eeuwig wee,
Daar ligt u aan gelegen.
J. LUIKEN.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Rijnsaterwoude, J. G.
R. Langhout te Lienden (bij Tiel). Te
Putterahoek, R. de Jager te Nunsp^et.
GERCP. KERKEN.
Tweetal; Te 's-Gravenhage-Oost, J.
Wijmenga, te Charlois; en P. N. Kruys-
wijk, te Vlissingen.
Beroepen: Te Puttershoek, R. de Ja
ger, te Nunspeet.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Zierikzee, P. de Smit,
te Boskoop.
BEVESTIGING, INTREDE. AFSCHEID.
Wegens ongesteldheid van Ds. Gispen
uit Schevenlngen, die zijn zoon, Dr. W. H.
Gispen zou bevestigen als predikant van
de Geref. Kerk te Delft, zal thans zoo
als reeds gemeld als bevestiger op a.s.
Woensdag 15 Aug. optreden Ds. T. J. Ha
gen, van Delft.
GIFTEN EN LEGATEN.
Het Zendingsbureau te Oegstgeest ont
ving van wijlen mevrouw wed. F. L. d.
B B., te 's-Hage, een legaat van ƒ5000.
Wijlen me). J. H. B. P., te Utrecht,
heeft aan de Utrechtsche Zendings-Ver-
eeniging 1000 vermaakt.
BEGRAFENIS VAN Ds. W. H. OOSTEN.
Onder zger groote belangstelling had
gisteren te Scheveningen de begrafenis
plaats van Ds. W. H. Oosten, emeritus
predikant der Gereformeerde Kerk al
daar.
Tevoren belegde de kerkeraad te 11 uur
gistermorgen een samenkomst met de ge
meente in de Bethelkerk.
De leiding van deze samenkomst be
rustte bij Ds. J. G. Feenstra. Deze liet zin
gen Psalm 90 6 en 9 en las daarna Fi-
lippensen. In het bijzonder sprak hij over
de verzen 20 tot 24 in verband met het
heengaan van Ds. Oosten, die naar de
wegen Gods, welke zooveel hooger zijn
dan de onze, nog zoo geheel onverwacht is
weggenomen. HIJ heeft te Scheveningen
ruim 23 jaar gewerkt; er zijn veel geeste
lijke banden gelegd en er is veel liefde
genoten.
Als spr. ziet op de weduwe en de kin
deren, die in Indië zijn, dan denkt hij aan
vers 23: maar in het vleesch te blijven is
noodigèr om uwentwille. Maar wij moe
ten letten op wat zeer verre het beste is
en dat is met Christus te zijn. Er zijn ban
den los gemaakt, maar voor Ds. Oosten
was het sterven gewin, omdat zijn leven
Christus was.
Dat bleek in geheel zijn arbeid en zijn
prediking. In alles was het Christus en
Dien gekruisigd!
Daarom moet ook thans bij dit sterven
gezien worden, wat in vers 20 staat:
Christus moet groot gemaakt worden in
mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij
door den dood.
Dat moet ook hier het einde zijn, God
moet groot gemaakt worden. Ook in dit
sterven. De eere Gods dient er in gezocht
te worden.
Spr. richt zich hierna tot de treurende
weduwe en familie namens den Kerke
raad en wijst er op, hoe er groote dank
in de harten is voor wat God in Ds. Oos
ten gaf aan Zijn kerk. Tijdens zijn eme
ritaat stichtte hij velen nog door zijn me
ditaties in de Kerkbode.
Nadat gezongen was Ps. 16 6 werd ge
sproken door Ds. Donner, die als opvolger
van den overledene, diens trouwe werk in
de gemeente herdacht.
Ook de héér J. Vrolik Sr., die al die ja-
schuwelijkheid en haar ontzettende
kracht had leeren kennen.
En de woorden der Schrift, die hij
eenmaal aan moeders knie had ge
leerd, en die hij nog niet lang geleden
van de lippen van een armen lijder ge
hoord had, die een bovenaardschen
glans hadden te voorschijn geroepen
op het oude, gerimpelde gezicht van
den arme blinde, die woorden kwa
men nu weer helder en duidelijk in
zijn herinnering op:
„Het bloed van Jezus Christus rei
nigt van alle zonden".
Als zoovele droppelen verzachtende
balsem schenen die woorden in zijn
gewond hart binnen te dringen.
Langzaam, woord voor woord, nog
eens en nog eens:
„Het bloed van Jezu9
Christus reinigt van alle
zonden". Van alle zonden!
HOOFDSTUK XXIX.
De eerste morgenschemering brak
aan.
De echtgenooten Van der Sande wa
ren juist weggereden om den eersten
trein naar Preanger te halen.
Nènèk stond aan de voordeur en
haalde diep adem, als was een zware
ren met Ds. Oosten samenwerkte, voerde
nog bet woord, evenals verschillende af
gevaardigden.
Hierna had de teraardebestelling plaats.
Als slippendragers fungeerden twee dia
kenen en twee ouderlingen.
Op het kerkhof was de deelneming
reusachtig. Het leek wel of heel Scheve
ningen, voor zoover de mannen niet op
zee waren, van den geliefden doode af
scheid wilden nemen.
Daar waren o.a. aanwezig Ds. Warte-
na, mr. Noteboom, voorzitter der A.R.
Kiesvereeniging, ouderlingen en diakenen,
talrijke kerkeraadscommissies en be
stuursleden van kerkelijke instellingen.
De duizenden toeschouwers werden ach
ter touwen geleid en er heerschte voor
beeldige orde, zoodat de familie en ge-
noodigden zich direct achter de baar kon
den aansluiten. De kist werd door ouder
lingen en diakenen naar het graf gedra
gen.
In den stoet sloten zich achter de fami
lie aan allen, die in de kerk het woord
hadden gevoerd, voorts de scriba van den
kerkeraad en het oud-lid van den ge
meenteraad C. Vrolijk.
Da Donner las aan de groeve het laat
ste gedeelte van 1 Cor. 15, waarna de ge
meente Ps. 89 te en 8e vers heeft gezon
gen.
De oudste ouderling de heer J. Vrolijk,
ging vervolgens in gebed voor, waarna
Ds. Donner in opdracht van mevr. de wed.
Oosten dank heeft gebracht aan den ker
keraad en de gemeente en alle overige
corporaties, die zoowel in de kerk als aan
de groeve van belangstelling hadden blijk
gegeven.
Met het zingen van Psalm 103 vers 9
nam de eenvoudige, dtfch treffende plech
tigheid een einde.
Ds. F. L. KAN.
Naar gemeld wordt, is Ds. F. L. Kan,
Ned. Herv. predikant te Bovensmilde,
eenigen tijd verhinderd den dienst des
Woords waar te hemen, daar hij wegens
ziekte in het buitenland vertoeft.
PRAEPARATOIR EXAMEN.
De heer J. Snoey, theol. cand. te Tinte
(bij Brielle) praep. geëxamineerd, wensebt
gaarne de Geref. Kerken te dienen.
KERKGEBOUWEN.
Te Heerda wordt door den (vrijzinnigen)
Protestantenbond een eigen kerkje met
honderd zitplaatsen gebouwd.
WEEK VAN GEBED.
Voor de week van 411 November a.s.
heeft het Zendingsbureau te Oegstgeest
weder de jaarlijksche week van Gebed,
Toewijding en Offer voor de zending uit
geschreven.
Dr. K. J. BROUWER.
De Zendingsdirector Dr. K. J. Brouwer,
van Oegstgeest, nu reizende op Celebes,
zal, naar De Stand, verneemt, in Septem
ber naar Java terugkeeren om 3 October
de terugreis naar Nederland te aanvaar
den.
ZENDINGSDAG.
Begunstigd door prachtig zomerweder,
werd Donderdag de tweede Zendingsdag
voor het Noorden van den Geref. Zen-
dingsbond op den St. Agnietenberg nabij
Zwolle gehouden.
Als sprekers traden op: Ds. A. Luteijn
van Genemuiden, met het onderwerp: Uw
Koninkrijk kome; Ds. A. M. den Oudsten
van Elburg, met het onderwerp: Nog an
dere schapen; Ds. A. H. J. G. van Voort
huizen, van Rijssen, met het onderwerp:
De poorten van Jeruzalem; Ds. C. B. Hol
land, van Huizen, met het onderwerp:
Meer dan Salomo?; de heer P. Zijlstra,
zendeling-leeraar van den Ger. Zendlngs-
bond op Midden-Celebes, met het onder
werp: Doorbrekend Licht; terwijl het slot
woord werd uitgesproken door Ds. K. van
As, van Rouveen.
De zendingsdag werd door meer dan
1000 personen bezocht en mag zeer goed
geslaagd heet^n. Medewerking werd ver
leend door de Chr. Muziekvereeniging uit
Wilsum.
De Zendingsdag der Geref. Kerken
te Bunschoten—Spakenburg, wordt D.V.
gehouden op een terrein nabij de zee, op
17 Aug. a.s.
Als sprekers hopen op te treden Ds. H.
Knoop, Ds. G. Laarman en de heer C. B.
v. d. Wal.
DE hHEINISCHE MISSIONS-
GESELLSCHAFT.
Te Batavia heeft zich een comité ge
vormd, onder beschermheerschap van den
last van haar schouders gewenteld.
Het was waar, toewan dokter was
vannacht niet thuis geweest, maar
Nanah had haar verteld, dat hij van
plan was geweest den vorigen avond
om bij dokter Steenbergen den nacht
door te brengen. Vandaar zou hij dan
zeker naar het hospitaal gaan en van
avond op den gewonen tijd thuisko
men,
Wat zou haar arme mijnheer blij
en verrast zijn, als hij zag, dat die las
tige logé's het huis hadden verlaten.
Het was waarlijk een feestdag in huis.
Nènèk voelde zich wel tien jaar jon
ger.
In Frank's kamer lag Ruth ge
knield bij de rustbank, waar eenmaal
die lieve gestalte lag uitgestrekt. Haar
droevig en angstig hart kon maar
niet tot rust komen.
Als Jacob weleer worstelde zij met
haar God; want haar hart was zeer
beangst over den broeder, dien zij lief
had.
Daar ging de buitendeur van de ka
mer zacht open.
Het was Frank.
Met een flauwen kreet zag Ruth op;
en hij bemerkte hoe bleek zij wa9 en
hoe gezwollen haar oogleden waren.
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 11 Augustus 1928
De Banier, het officieel orgaan van
de „Staatkundig Gereformeerde Par
tij", bevat een artikel, getiteld: „Neer-
lands vreugden".
„Indien men van één jaar zal mo
gen zeggen, dat het in het teeken van
feestvreugde staat, is het van dit jaar
zoo vangt de schrijver, waarschijnlijk
het Kamerlid Ds. Kersten, aan, en na
dat hij dan in het kort de Olympiade
te Amsterdam gememoreerd heeft, ver
volgt hij:
„Dan is er nog de Indische tentoon
stelling te Arnhem, opgezet om ook
naar het Oosten des lands wat vreem
delingen te trekken; men verwacht
van die duizenden menschen immers
voordeel?
Wat er aan zedelijk goed alweer ver
loren gaat, wie rekent ermede en wie
zal het uitspreken?"
Nu begrijp ik toch werkelijk niet,
wat er voor verkeerds in kan schuilen
om te Arnhem een tentoonstelling te
organiseeren, die ten doel heeft meer
kennis van en belangstelling voor on
ze Indiën te wekken.
„De Banier" bedoelt ons volk weer
te brengen in de banen der aloude be
proefde Gereformeerde waarheid.
Doch op deze wijze leidt Ds. Kersten
zijn volgelingen op den zijweg der
„Doopersche mijdinghe", waar onze
Gereformeerde vaderen zoo voor ge
waarschuwd hebben.
OBSERVATOR.
gouverneur-generaal en onder eere-presi-
dium van den Duitschen consul-generaal,
den heer Von Kessler, met het doel, geld
bijeen te brengen ten behoeve van den
ziekenhuisarbeid in de Bataklanden van
de Rheinische Missions Gesellschaft. De
opbrengst is bedoeld als feestgave bij het
100-jarige bestaan op 23 September.
HET PROFESSORAAT IN DE PHILO-
SOPHIE EN SOCIOLOGIE TE
WARMOND.
ZJJ.H. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bis
schop van Haarlem, heeft benoemd als
zijn opvolger tot professor in de philo
sophic en sociologie aan bet Groot Semi
narie te Warmond, den Weleerw. Heer P.
Heskes, kapelaan te Heemstede.
De nieuwe hoogleeraar werd 8 Januari
1900 te Hoorn geboren. Op 10 Juni 1922
werd hij priester gewijd. Achtereenvol
gens werd Zijne Eerw. benoemd op 29
Juli 1922 tot kapelaan te Velsen (Wijker-
oog) en op 12 Augustus 1924 tot kapelaan
te Alphen aan den Rijn. Sinds 19 Februari
1926 is ZJEerw. kapelaan te Heemstede.
De zeer jeugdige professor heeft reeds
van zijn scherpzinnige bekwaamheid blijk
gegeven in tijdschriften als „Studia Ca-
tholica", „Het Schild", enz.
VEREENIGING VOOR CHR. GEREFOR
MEERD SCHOOLONDERWIJS.
Woensdag j.l. hield bovengenoemde ver-
eeniging haar jaarvergadering in de Chr.
Geref. Kerk te Utrecht. De Voorzitter, Ds.
B. v. d. Berg, te Maassluis, opende de
druk bezochte vergadering met een har
telijk woord van welkom. Hij wees op den
vooruitgang der vereeniging, o.a. door
aansluiting van de Schoolvereen. te Sneek
door de a.s. opening eener school in
Utrecht en de erkenning van 't streven
der Vereen, op de Generale Synode, en
kele dagen geleden in Apeldoorn gehou
den. Hij wekt op tot voortgaan op den in
geslagen weg.
De jaarverslagen van Secr. en Penning
meester doen een gunstig geluid hooren.
In het bestuur kwam geen verandering.
De Secr., J. van Weerd, van Enschedé,
werd herkozen. Op enkele reglementswij
zigingen zal de Kon. goedkeuring worden
gevraagd.
De heer B. A. Schotel leidt in het on
derwerp: „Relativisme of Absolutisme".
Een zeer geanimeerde bespreking doet
den Spreker zien, hoe zijn werk op prijs
gesteld werd.
Vastgesteld worden de lijnen, waar
langs D.V. in 't komende jaar de werk
zaamheden zullen geleid worden.
Te ruim 5 uur werd de vergadering, die
om 8 uur begonnen was, gesloten.
Hij begreep, dat ze den nacht bid
dende had doorgebracht biddende
voor hem!
Hij- knielde naast haar neer, en
Ruth zag den diepen vrede, met stil
len weemoed gemengd, op zijn gezicht
Hij bedekte het gelaat met de han
den en fluisterde met bevende stem:
„Ik heb God gevonden, Ruth! Ik ben
diep, heel diep gevallen, maar Zijn ge
nade heeft mij gered!"
„God zij geloofd! God zij geloofd!"
was al wat Ruth kon uitbrengen.
Hun tranen vloeiden samen, tra
nen van dankbaarheid, van onuitspre
kelijke blijdschap; en met onuitgespro
ken woorden verhieven zich hun har
ten tot God.
Een verheven stroom van licht baan
de zich een weg door het geboomte en
tooverde een gouden glans om de hoof
den der biddenden.
En ook In hunne harten was het
licht.
In den nacht was de zon der ge
rechtigheid opgegaan, en het was
licht geworden! licht uit duister
nis!
BINDB.