NIEUWE LEIOSCHE COURANT UIT DE SCHRIFTEN van ZATERDAG 4 AUG. 1928 TUSSCHEN TWEE WERELDEN. Dewijl wij niet aanmerken de dingen die men ziet maar de din gen die men niet ziet; want, de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet zijn eeuwig. 2 Cor. 4 :18. Strikt gehouden in het verband waar in het hier voorkomt, spreekt dit woord des Apostels zeer bepaaldelijk tot geloo- vigen, die, als de Apostel-zelf, om 's Hee- ren wille in druk en moeite geraakten. Het zegt hun dan, in welken weg bij hen, als bij den Apostel, de belofte zal worden verwerkelijkt, dat alle door hen geleden verdrukking om Christus' wil met heerlijkheid vergolden zal worden, terwijl hun uitwendige mensch verdorven wordt, hun inwendige mensch van dag tot dag kan worden vernieuwd; in dézen weg n.l., dat ze niet aanmerken de' dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet. En het zal daarom goed zijn, dit woord in gedachten te houden, zoo dikwijls we,- om den Naam des Heeren, op een of an dere wijze smaad of schade moeten lijden. Doch ook buiten dit verband met ver drukking om Christus' wil, heeft het ons veel te zeggen. Het herinnert ons aan het feit, dat een geloovige leeft, eiken dag en altoos-door leeft, ook als er geen verdrukkingen om 's Heeren wil zijn, tusschen twee werel den: tusschen een wereld van zienlijke en een wereld van onzienlijke dingen. In zekeren zin geldt dit van alle men- schen; ook van de kinderen dezer wereld. Er is ook voor hen een wereld van zicht- en tastbare dingen, als goud en goed, huis en have, weelde en genieting, en een wereld van ideëele, onstoffelijke goederen, als adel van karakter en talent, kunst en wetenschap, ontwikkeling en be- Bchaving. En al naar hun persoonlijke neiging oriënteeren ze zich meer aan de eerste of aan de laatste. Doch in dien algemeenen zin is het spre ken des Apostels van een wereld van zichtbare en eene van onzienlijke dingen, niet bedoeld. Is door hem althans niet bedoeld die laatste. Bij de onzienlijke dingen, waarvan bij spreekt, denkt hij zeer bepaaldelijk aan de dingen die God, om Christus' wil, zijn kinderen beloofde, en waartoe ook behoort de heerlijkheid waarvan hij spreekt in vers 17. De wereld van nu, met name in haar zichtbare verschijning, en de toekomende, gelijk ze met Christus eenmaal geopen baard en voor zijn verlosten ontsloten zal worden dat zijn de twee werelden, waartusschen, naar het woord des Apos tels, de geloovigen zich bewegen. Zij, en zij alléén. Want voor wie niet gelooven bestaat de laatste niet, of althans niet anders dan in naam. Voor .hen heeft ze geen werkelijk heid, en telt ze daarom niet mee. Ook zij mogen hun ideëele wereld hebben: on zichtbare dingen die kleiner of grooter plaats in hun hart en leven beslaan de wereld der beloften Gods, die de inhoud zijn van des christens hope, bleef hun vreemd. Maar voor een oprecht-geloovige heeft ze volle werkelijkheid. En voor zijn be wustzijn leeft hij rusteloos tusschen deze wereld zijner hope, die de belofte zijns Gods hem in Christus schonk en opende, en de wereld van de zichtbare dingen die hem omringt. En wat het woord des Apostels hem hier nu als zijn roeping voorhoudt is, dat hij van deze twee werelden waar tusschen hij leeft, niet die der zichtbare maar die der onzichtbare, niet de tegen woordige, maar de toekomende zal „aan merken". „Niet aanmerken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet" wil het zeggen, dat een geloovige de zien- FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 41) o Den volgenden dag kwam mevrouw Van der Sande op koogen toon ver tellen, dat de oude meid het verbazend slim had aangelegd. „Omdat ze merk te, dat haar diefstal ontdekt was, heeft ze vanmorgen, toen ze de kamer deed" (want mevrouw was het vergeten, dat ze de meid niet meer in de kamer wilde laten komen, en had haar op scherpen toon geroepen om schoon water te brengen), „gauw die haarpen op de waschtafel gelegd; en dat wel onder het zeepbakje, om het te laten voorkomen, alsof het ding daar al dien tijd gelegen had. En dat is een voudig onmogelijk; want ik heb gis teravond wel degelijk overal onder gekeken." Ruth was blij, dat haar broer reeds Uitgegaan was. „Nènèk is geen die vegge; ze is zoo eerlijk als goud", zeide ze beslist; maar verder zweeg ze, toen nievouw opnieuw heftig begon uit te varen. HOOFDSTUK XXV. „Wel Frank 1 uwe jongen 1 wat zien v\e je weinig tegenwoordig! Heb je 't zóó druk met je praktijk, dat je er 's avonds niet een paar uurtjes af kunt nemen voor je oude vrienden? Mijn vi ouw heeft al gevraagd, of je ons lijke dingén-van-nu niet meetellen mag? Dat hij ze moet negeeren? Dat hij doen moet, al6of ze er niet waren? Ditzelfde hoofdstuk toont ons hoe wei nig de Apostel zélf het deed. Neen, ook de zienlijke dingen hebben als schepping en beschikking Gods hun beteekenis en waarde; vragen een plaats in ons leven, en hebben recht, op onze aandacht en zorg. Wat de Apostel met zijn „niet aanmer ken" van deze dingen bedoelt, is dat ze niet de eerste plaats bij ons mogen hebben, dat ze niet het. eigenlijke doel van ons zinnen en streven mogen zijn, dat ze niet de maatstaf mogen wezen waar aan we alles meten, en dat ze geen lei dende en beslissende invloed mogen oefe nen op ons denken en oordeelen, op ons willen en doen. Het woord dat de Apostel voor „aan merken" gebruikte beteekent n.l. zooveel als: op het oog hebben, in het vizier hou den, zich ten doelwit stellen. Wat we steeds voor oogen moeten hou den, wat ons het hoogste moet zijn, wat maatstaf moet wezen bij onze waardee ring der dingen, ook van ons wedervaren, en wat ons doen en laten moet beheer- scben dat zijn de dingen die we niet zien, maar die God zijn kinderen beloofde In dit „aanmerken", dit laten beslis sen der onzienlijke dingen zijner hope, ging de Apostel voor. Daarin lag het geheim van zijn nooit- moede-worden onder de verdrukkingen van het dagelijks vernieuwd worden van zijn innerlijke kracht. Niet de oogenblikkelijke verdrukking, maar de hem in uitzicht gestelde heerlijk heid gaf bij hem den doorslag. Zijn strijd i9 die van elk christen. Strijd want wie beseft niet, dat, bui ten ah0 verzoeking des duivels om, reeds ons eigen zinlijk bestaan, ons van nature vleesch-zijn, hier alle gehoorzaamheid tot een worsteling stempelt? Het zienlijke is voor ons zoo overwel digend reëel. En het is zoo dicht bij. Tusschen twee werelden. Ach, het is zóó, dat wij eigenlijk niet tusschen de twee werelden leven, die van 't zienlijke en die van het onzienlijke, maar dat we midden in de eerste staan, en dat de tweede zoo ver, zoo onmetelijk ver af schijnt. En toch, tot dezen strijd roept de Heere hier ons op. Ons met niet minder nadruk dan de Paulussen, die om zijnentwil verdrukking hadden te lijden. Want de wereld der zienlijke dingen drong zich wellicht nooit met grooter ge weld aan de geloovigen op dan in onzen tijd. En schier nooit was de bekoring, waar in ze de zielen verstrikte, grooter dan nu. Laat er ons des te meer van doordron gen zijn, dat wie zijn ziel wil behouden niet heeft aan te merken de dingen die men ziet, maar de dingen die men niet ziet. Doch dan zullen we de dingen die men niet ziet allereerst moeten kennen. Dan zullen we meer moeten leven bij de hope die ons voorgesteld is. Meer te huis moeten zijn in de wereld die Gods beloften in Christus ons ontsluiten. En bovenal, dan zullen we dagelijks onze ziel geloovig op deze dingen moeten richten. Want: „dit is de overwinning, die de wereld overwint, n.l. on3 geloof". Gelukkig, dit woord klinkt niet alleen als een vermaan, maar ook als een jubel. Ja, ons geloof overwint de wereld der zienlijke dingen. MIJN LEVEN. Ik stierf en werd geboren weer, geboren in mijn lieven Heer, en dat is nu mijn levenl Den Wijnstok werd ik ingeplant, in Christus werd ik God verwant.... Die woorden doen mij bevenl Den Wijnstok werd ik ingeplant.... in Christus werd ik God verwant.,,. Die woorden doen mij beven van diepe ontroering, wonderzoet. O Hemelvreugd in 't stil gemoed: dat, dat is nu mijn leven 1 O diepe ontroering, wonderzoetl O woorden, die het stil gemoed van hemelvreugd doen beven! Niet meer ik leef, maar in mij leeft de Christus Gods, die 't al mij geeft: Liefde, Liefde en eigen Leven! NELLIE VAN KOL. heelemaal in 't vergeetboek had ge schreven. En je ziet er zoo mistroostig uit. Dat komt zeker door je geweten, dat je verwijten doet over het ver- waarloozen van je vrienden". Dokter Van Ende lachte. Het was zijn oude vriend dokter Steenbergen, die hem aldus aansprak, en Frank kon niet uit zijn handen loskomen, voordat hij beloofd had, dien avond met zijn zuster bij zijn ouden collega door te brengen. Ruth had echter ver hindering, zoodat Frank alleen ging. De uitnoodiging was hem dubbel welkom, nu hij meer dan genoeg had van het onaangename gezelschap zij ner logé's tehuis. Hij vond ook dokter Van EekhuyZen hij de Steenbergens; en te zamen hadden ze een zeer ge- noegelijken avond. Toen hij om tien uur afscheid nam, drukte mevrouw Steenbergen hem op het hart, om toch niet weer zoo lang weg te blijven. „Ontferm je toch wat over ons oud jes, Frank!" zeide ze. „Je weet, we hebben 't zoo stilletjes zonder kinde ren. En je weet ook, dat we jullie al tijd als onze kinderen hebben be schouwd. Nu, dan is t niet goed ge daan van jullie om ons oudjes zoo te verwaarloozen. Kom eens gauw terug, zoo gauw als Ruth mee kan". „Ja", viel haar echtgenoot haar in de rede, ,ik heb dat goede kind in geen eeuwigheid gezien. En je weet niet. hoe we naar haar verlangen. Ik zeg KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Aangenomen: Naar Heinkenszand, J. W. van Kooten, eand. te Rotterdam. Naar Zwartewaal, F. J. Los, eerv. ontsl. pred. te Haarlem. Bedankt: Voor Heenvliet, F. J. Los, eerv. ontsl. pred. te Haarlem. Voor Sehar- woude (toe2.) de heer H. Bax, cand. te 's- Gravenhage. Voor Den Ham, W. J. Kol- kert te Eemfces Buiten. Voor Wouters- woude. N. Warmolt9, te Wezep. Voor Wes- terbork, B. Peysel, te Woltersum. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Alpheü aan den Rijn, P. Zwier, te Papendrecht. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt: Voor 's-Gravenpolder, J. Fraanje, te Barneveld. BEVESTIGING. INTREDE. AFSCHEID. Ds. W. S. Win9emius is voornemens Zondag 2 September afscheid te nemen van de Ned. Herv. gemeente te Surhuis- terveen, om Zondag 9 September zijn in trede te doen bij de Ned. Herv. Gem. van Grolle. De bevestiging en intrede van cand. G. Bouwmeester, in de Geref. Kerk van Andel en Giessen-Rijswijk zal waarschijn lijk in October plaats hebben. Bevestiger zal zijn Prof. Dr. T. Hoekstra, van Kam pen. Ds. W. H. OISPEN. Naar we vernemen i9 de toestand van Ds. W. H. Gispen, predikant bij de Ger. Kerk van Scheveningén bevredigend, al moet de patiënt voor zijn medicus nog volstrekt het bed houden. Indien voor spoedig herstel intreedt, zal Ds. Gispen toch zeker niet vóór October zijn ambts bezigheden kunnen hervatten. Ds. Gispen zal ook zijn zoon, Dr. W. H. Gispen van Hazerswoude, die 15 Aug. a.s. zijn intrede hoopt te doen te Delft, tevo ren niet kunnen bevestigen, gelijk hij voornemens was. Ds. G. SCHOLTEN. f In den ouderdom van 85 jaar is te Zuid- horn (Groningen) overleden Ds. G. Schol ten, emeritus-predikant der Gereformeer de Kerk aldaar. ALG. SYNODE DER NED. HERV. KERK. Vijftiende zitting. De secundus van den heer Prisse, de heer van Suylekom, te Hooge Zwaluwe, vervangt heden zijn primus. De heer Pols rapporteert over een voor stel van de Algemeene Synodale Commis sie om in art. 53 Reglement kerkelijk op zicht en tucht te lezen: „de rehabilitatie wordt, behoudens in het geval, vermeld in de 2e alinea van dit artikel, niet verleend dan na verloop van 5 jaren", terwijl die 2e alinea zal luiden: „Binnen den tijd van vijf jaren zal de rehabilitatie ook kunnen worden verleend, indien door de Alge meene Synode zijn gebracht feiten en omstandigheden, waarmede geen rekening kon worden gehouden, toen de laatste uit spraak in de zaak werd gedaan, en welke, indien zij bekend waren geweest, naar de meening van de Algemeene Synodale Com missie tot een andere uitspraak aanlei ding zouden hebben kunnen geven". Dit voorstel is door de Alg. Syn. Com missie ingediend, nadat zij een door dr. Schokking ten vorigen jaren ingediend verzoek had overwogen, betreffende de vraag of in het Reglement onderscheid kan wordén gemaakt tusschen rehabili tatie in den zin van burgerlijk eerherstel door opheffing van het tuchtmiddel en de teruggave van de bevoegdheid om weder al9 predikant op te treden. Hieraan was vastgeknoopt de vraag, of heropening van een zaak van kerkelijk opzicht en tucht mogelijk kan worden gemaakt, wanneer het blijkt, dat de uitspraak gegrond was op overwegingen, welke geen rekening konden houden met later gebeken feiten. Het rapport van de commissie ad hoe concludeert tot afwijzing, omdat hier een nieuw instituut, n.l. revisie in het kerke lijk recht zou worden ingevoerd. Sommige leden met name de heer Pi- card, zijn van oordeel, dat deze nieuwe in stelling *haar grond zou moeten vinden in het Algemeen Reglement, welke opvatting door anderen, met name ook door den president wordt bestreden. Het betreft hier niet eene heropening van de zaak op dikwijls tegen mijn vrouw, niet waar Loesje, dat het voor ons gevoel is, net of ze ons eigen kind was. Ik voel daar zoo iets weeks en wonderlijks", zeide hij, op zijn borst wijzende, „wanneer ik haar weer eens in de lieve, heldere oogen heb gezien. Een juweel van een meisje!" „En als het wat laat wordt voor Ruth om nog dat heele eind terug te gaan naar Meester", vervolgde me vrouw, „dan blijf jullie maar hier voor een nacht logeeren. Een kamer voor jullie is er altijd. Ruth kan dan bij mij komen". „O zoo! wel, wel!" knorde de oude dokter. „Dan word ik zeker naar de vliering verbannen. Dat zal wat moois zijn!" „Ja, nu ziet u het, dokter!" zeide Frank lachende. zult nog spijt heb ben van uwe gastvrijheid". „Laat hem maar mopperen", her nam mevrouw Steenbergen. „Dat hoor ik wel graag voor afwisseling. Nu, Frank! onthoud het, hoor! En wacht nu niet meer op een uitnoodiging; anders denk ik, dat je niets meer van ons hebben moet". „Aardige, hartelijke menschen!" zeide Van Eekhuyzen, toen hij met Frank het huis verliet. „Ik kom er l.eel dikwijls. Mevrouw is altijd als een moeder voor mij".. „Dat ligt zoo heelemaal in haar lief karakter", antwoordde Frank. „Ze kan niet anders zijn. Het is haar een be- grorjd van hooger beroep of cassatie, maar eejje eveptueele verkorting van den ter mijn, welke de rehabilitatie vooj-af- gèat- De conclusie van het rapport wordt ver worpen, en het voorstel van de Algemeene Synodale Commissie wordt aangenomen met tien tegen negen stemmen. Dezelfde rapporteur behandelt een voor stel van de clas9ikale vergadering van Harderwijk, tot wijziging van art. 62 Alg. Regl., zoodat een voorstel zal worden on derworpen „aan de stemming der Provin ciale kerkbesturen, met dien verstande, dat zoowel bij meerderheid van stemmen in elk der prov. kerkbesturen als in de commissie tot de zaken der Waalsche ker ken, zulk een bestuur geacht wordt het voorstel te hebben aangenomen". Overeenkomstig de conclusie wordt dit voorstel zonder hoofdelijke stemming ver worpen. Daarna wordt uitvoerig gehandeld over een verzoek om voorlichting van een Pro vinciaal kerkbestuur met betrekking tot eene tijdelijke combinatie van twee ge meenten. Aan de orde is een rapport van prof. van Rhijn over een verzoek van mr. H. de Bie te Rotterdam, mede onderteekend door 55 lidmaten betreffende herziening van den Gezangbundel, waarmede ook de clas- sikale vergaderingen van Groningen, Kam pen en Zierikzee instemming betuigden (laatstgenoemde zich aansluitend bij een in 1926 door de Ned. organisten-vereeni- ging kenbaar gemaakten wensch, dat te moeilijke en verouderde melodieën door betere zullen worden vervangen). Ook de kerkeraad van Warfhuizen betuigde zijn instemming en de heer Deelman te Gro ningen biedt zich aan, om bij de muzi kale bewerking van een nieuwen bundel behulpzaam te zijn. De rapporteerende commissie stelt voor, aan de Algemeene Synodale commissie op te dragen eene commissie in den geest van het verzoek schrift van Mr. de Bie te benoemen, die bij haar arbeid kan aansluiten bij hetgeen in vroegere jaren (zie Hand. 1919 bl. 549 en 1911 bl. 594) reeds is verricht. Uitvoerig wordt over deze aangelegenheid gespro ken. De prae-adviseur, dr. van Veldhuizen is huiverig met het oog op de toestanden in de kerk. Hij vreest, dat, hoewel men nieuw leven wil wekken, de harmonie zal leiden tot disharmonie. Aan de eene zij de zullen de ouderwetsche elementen zich doen gelden, aan de andere zijde de nieu we liturgische beweging. De secretaris sluit 2ich aan bij die meening. En in 't bij zonder waarschuwt de heer te Winkel. Hij bestrijdt de opvatting, dat in onze bundels niet zou worden gehoord de taal van onzen tijd. In het rapport wordt ge wezen op de urgentie. Er zijn zóó vele shibboleths, dat wij ons de weelde niet mogen veroorloven er nog nieuwe aan toe te voegen. De president geeft toelichtingen over den arbeid, vroeger door de Synode ver richt en deelt mede, waarom deze zonder resultaat is gebleven. Uitvoerig pleit dr. van Rhijn, na de be zwaren, welke zijn ingebracht, te hebben overwogen, voor het doen samenstellen al thans van. een tweeden vervolgbundel, waarin die gezangen kunnen worden op genomen, welke niet in de bestaande bun dels staan, en die toch vooral in jeugd diensten, maar ook in de gewone gods dienstoefeningen zoo zeer op prijs zouden worden gesteld. Hij doet dan ook met los- lating van de conclusie van zijn rapport, het voorstel, „aan de Algemeene Synodale Commissie op te dragen eene commissie te benoemen, om een bundel, ten vervol ge op onzen vervolgbundel, samen te stel len, die door de Synode met het oog op de eerediensten in de Nederlandsche Her vormde kerk ter beschikking zal worden gesteld". Dit voorstel wordt met 13 tegen 6 stem men aangenomen, nadat een motie van den heer te Winkel, om met het oog op den toestand der kerk en op moeilijkhe den van anderen aard thans niet in te gaan op de2e zaak is verworpen. PRAEPARATOIR EXAMEN. De heer G. F. Hajer, theol. student aan de V. U., wonende te Zuidland, heeft gis teren met goed gevolg praeparatoir exa men afgelegd. Hij is gaarne bereid des Zondags de Geref. Kerken te dienen. De classis Brielle verleende hem verlof om gedurende den tijd van één jaar in de Geref. Kerken te proponeeren. Voorts heeft de classis Brielle praepara toir geëxamineerd den heer Snoey, te Tin- te. Na gunstigen afloop van het examen hoefte om iedereen te „bemoederen". Zoo sprekende» waren ze tot bij Van Eekhuyzen's woning gekomen. „Kom mee naar binnen, Van Ende! Dan zal ik even voor ja laten inspan nen". Frank maakte eenige tegenwerpin gen; maar zijn collega wilde er niet van hooren. „Wiat last!" zeide bij, „vol strekt geen lastl Het is een prachtige avond, en ik heb zelf behoefte aan een ritje in den maneschijn. Ik zal je dan thuis brengen". Hij hoopte meteen Ruth even te zullen zien. Het meisje had voor hem een wonderbare aantrekkingskaclit. Hij moest het bekennen, dat ze vol strekt niet mooi was; en hij kon ge noeg mooie meisjes vinden, die alles zouden willen doen om hem tot man te krijgen. Maar daarom juist moest hij niets van dezen hebben. Met Ruth was het zoo geheel anders. De reine, open blik van baar heldere blauwe oogen, met die zachte, liefdevolle uit drukking, had een onuitwischbaren indruk op hem gemaakt. Ze scheen hem toe, tot een andere wereld te be- hooren. Hij gevoelde, dat ze een onbe reikbaar ideaal voor hem was. Maar juist dat prikkelde hém, om alles in het werk te stellen, ten einde haar liefde te winnen. Frank liet zich overhalen; en na eenige oogenblikken zaten ze een si gaar le rooken op de voorgalerij, ter wijl bendy-mylord ingespannen werd. AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 4 Augustus 1928. Bij het droevig overlijden van Mevr. Schaper schreef Het Volk o.m. deze woorden „dat vriend Schaper in onze it ealen en arbeid de kracht zal vin den, om dit verlies te boven te komen' De „Maasbode" stelt naar aanlei ding daarvan de vraag: „Is dat alles?" en schrijft dan verder over „een af grond die zich opent tusschen de troostmiddelen die socialisme en ka tholicisme op deze momenten aanbie den". Daarover ontsteekt Het Volk in woe de. Het schrijft; „Is niets dan meer voor zulke vie ze vingers veilig en heilig? Kunnen zij zelfs van de smart van een een zaam achtergeblevene, van een ge- ende groeve niet acht:rblijven, deze jammerlijk-verpolitkkte en grove beduimelaars? Wat gaat hun Schapers innerlijk aan? Afblijven!" Nu vind Ll de opmerking niet voor zichtig en meen dat ze bij deze gele genheid beter achterwege gebleven ware. Maar als wij het blaadje nu eens omkeeren, hoe vaak zouden wij geen recht hebben om Het Volk, de Notenkraker en andere blrden toe te roepen: Afblijven! Ik zal het in ge dachten houden. OBSERVATOR. RECLAME MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct Laxeer-Tabletten 60 ct Zenuw-Tabletten 75 ct Staal-Tabletten 90 ct Maag-Tabletten.75 Bij Apoth. en Drogisten, werd hij beroepbaar gesteld tot den Dienst des Woords in de Geref. Kerken en heeft hij verlof bekomen om gedurende den tijd van één jaar in deze kerken te proponeeren. PEREMPTOIR EXAMEN. De classis Brielle der Geref. Kerken heeft peremptoir geëxamineerd den heer Zwaan, beroepen predikant te Brielle en Tinte. De classis, in overeenstemming met Dep. Part. Synode, besloot met algemeene stemmen den heer Zwaan toe te laten tot den Dienst des Woords en der Sacra menten. HET ONTWERP-ZIJLSTRA. In zijn openingswoord ter 82ste alge meene vergadering van het Ned. Onder wijzers Genootschap te Den Bosch aange vangen, noemde de heer H. J. Bon een tweetal verbeteringen in het belang van onderwijs en onderwijzers door de Re geering genomen: de invoering van het verplichte zevende leerjaar en de samen stelling van het Georganiseerd Overleg. Maar en daarop vestigen we hier de aandacht hij meende dat reeds een der de maatregel, voor het onderwijs van zeef veel beteekenis, al genomen had kun nen zijn, terwijl hij tot heden nog ach terwege bleef. Daarmee bedoelde de spre ker, dat het initiatief-ontwerp van het Kamerlid Zijlstra nog steeds niet door de Kroon bekrachtigd is. Hij zei er nog dit van: De toestand op de kleine Scholen eischt in het belang der schooljeugd ten spoedigste de verhef fing van dit ontwerp tot wet, opdat tot de uitvoering kan worden overgegaan. „Door het ontwerp van den heer Zijl stra is zoo duidelijk gedemonstreerd, dat er ondanks het verschil in richting van voorstanders van het Openbaar en het Bijzonder Onderwijs, een terrein is, waar op met vrucht eendrachtig kan worden samengewerkt: de verbetering van het onderwijs in het algemeen". GITTEN EN LEGATEN. Ds. A. M. Donner te 's-Gravenhage, pen ningmeester van de Theol. School te Kam pen, ontving voor deze school een legaat groot ƒ5000 van wijlen den heer G. S. Wiersema, te Onderdendam, vrij van rech ten. Terwijl ze samen zaten te praten, vertoonde zich lachend een hoofd om het hoekje van de deur, het was 'n In- landsche schoone, met prachtige dom kere oogen. Dokter Van Eekhuyzen schrikte. Hij wist, hoe zijn collega over zulke dingen dacht; en dat deze nu zoo iets zag, zou hem niet helpen om Rutli voor zich te winnen. Hij hoopte, dat zijn gast niets gezien had, en wenkte dreigend met de oogen; maar de meid liet zich, niet afschrik ken. Ze was gewend aan het bezoek van Van Eekhuyzen's vrienden, die haar aanhaalden en gekheid met haar maakten. Lachend wendde ze haar hoofd even om, en duidelijk hoorde Frank het gegichel van verscheidene stemmen. Weer draaide ze zich om, en kwam nu nog meer voor den dag, als scheen ze aanstalten te maken om zich bij het gezelschap te voegen. Van Eekhuyzen zag, dat Frank haar opgemerkt had. „Ga heenl" zeide hij barsch. En de vrouw merkte, dat het ditmaal geen scherts was. Ze trip pelde heen, gevolgd door twee andere lachende Inlandsche meisjes, die nog telkens omkeken, en blijk! aar slechts half onwillig den interessanten bezoe ker verlieten. Frank wendde met weerzin het hoofd af. En eenige oogenblikken heerschte er een pijnlijk stilzwijgen. Gelukkig kwam juist het rijtuig voor; en Frank was blij, dat hij het huis kon verlaten. TWEEDE BLAD. I- =ZZ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5