NIEUWE LEIDSCKE COURANT
van
WOENSDAG 18 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE HERINNERING AAN DE
AMALEKIETEN.
Na de overwinning op de Amalekie-
ten sprak de Heere tot Mozes:
„Schrijf dit ter gedachtenis in een
boek en prent het Jozua in, dat Ik el
ke herinnering aan de Amalekieten
geheel en al zal uitwisschen onder
den hemel".
En in Deut. 25 vs. 17—19 wordt dit
nog eens herhaald:
„Gedenk steeds wat u Amalek ge
daan heeft op den weg, toen gij nit
Egypte getrokken waart. Hoe hij u
op den weg overviel en onder u de
achterhoede afsneed, al de zwakken,
die u volgden, terwijl gij vermoeid en
afgemat waart; en hij vreesde God
niet. Nu zal het zijn: als de Heere. uw
God. u van al uwe vijanden rondom
rust zal gegeven hebben, in het land,
dat de Heere uw God u als erfdeel
geeft om het in bezit te nemen, zult
gij het aandenken van Amalek uit
wisschen van onder den hemel; ver
geet het niet!"
Dit is de eerste maal in de Heilige
Schrift, dat we lezen van een bevel
Gods om iets te boek te stellen. Hier
wordt de grondslag gelegd van de
Thora, de z.g. vijf boeken van Mozes,
die op haar beurt weer de grondslag
is van het geheele Oude Testament.
Natuurlijk waren er ook vóór dien
tijd boeken en andere documenten,
want Mozes heeft bij het schrijven van
zijn eerste boek gebruik gemaakt van
allerlei bronnen, al heeft God hem
door Zijn Heiligen Geest voorgelicht
opdat Hij voor alle eeuwen de onfeil
bare waarheid zou te boek stellen.
Maar het boek, waarin de geschie
denis van Israels overwinning op A-
malek is geboekstaafd, is het eerste
boek. dat op rechtstreeksch bevel des
Heeren is vervaardigd.
De bedoeling daarvan is, dat Jozua.
Mozes' opvolger, het bevel Gods. om
de Amalekieten te verdelgen, goed in
zijn ooren zal knoopen. opdat hij het
straks in Kanaan ten uitvoer zal kun
nen brengen, en voorzoover hij zelf de
uitvoering niet kan voltooien, het aan
zijn opvolgers zal opdragen.
Na hun vestiging in Kanaan hebben
de Israëlieten nog meermalen met de
Amalekieten moeten strijden.
Het is de tragiek van Saul's leven
geweest, dat hij het bevel des Heeren.
de gedachtenis der Amalekieten on
der den hemel uit te wisschen niet
op de juiste wijze heeft opgevolgd.
David heeft ten slotte de beslissen
de overwinning op hen behaald.
Doch al was Amalek als volk ver
nietigd. Israël heeft nog wel eens een
Amalekiet op zijn weg ontmoet: de
hoveling Haman. die uit wrok tegen
één Jood, tegen Mordechai, het gehee
le volk wilde uitroeien.
Ook dit dreigend gevaar heeft de
Heere van Zijn volk afgewend, en ter
herinnering aan deze verlossing het
Poerimfeest ingesteld.
De tegenstelling tusschen Israël en
Amalek duurt voort tot in onze dagen,
ook al is er van dit laatste volk geen
spoor meer te vinden.
Merkwaardig om de mentaliteit der
hedendaagsche Joden te dezen opzich
te te leeren kennen is hetgeen om
streeks het Poerimfeest van dit jaar
„van Joodsche zijde" aan de Nieuwe
Rott. Court, geschreven werd en van
welk artikel wij hier het slot laten
volgen, dat betrekking heeft op den
zedelijken factor, die in den haat tus
schen Israël en Amalek werkt;
„Oeroud is de tegenstelling tusschen
Israël en Amalek. Zij dateert van den
eersten verraderlijken overval op .de
vermoeide achterhoede der doortrek-,
kende kinderen Israëls.
Deze tegenstelling zet zich voort
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
26) —o—
Vertrouw Hem maar, al begrijp
je ook niets van Zijn leiding; al
is het ook nog zoo donker! Het zal
gauw licht zijn, heerlijk licht, vrede en
geluk voor eeuwig!"
„Juffrouw Ruth wilt u voor mij
bidden, of het spoedig eindigen mag?"
Ruth knielde naast hem neer. Haar
bart was .ol, en ze wist niet, hoe
haar gebed in te kleeden. Men hoo Je
slechts het benauwde hijgen van den
zieke en het zachte snikken van zijn
K zoekster. Geen van beiden zag, dat
dokter Van Ende in de deur stond. Hij
had jui9t een kalmeer nd drankje
klaar laten maken, en wilde dat nu
den zieke zelf brengen. Eenige oogen-
blikken bleef hij staan om Ruth niet
te storen.
„O Heer Jezus!" zeide ze eindelijk,
„lieve Heiland! U ziet, hoe vreeselijk
August lijdt; en U weet, hoe eenzaam
bij zich hier voelt. O hij zou zoo graag
willen, dat U spoedig een einde maak-
tet aan zijn lijden. Wij weten niet wat
goed voor hem is; maar o wij gelooven
dat U alles wèl zult maken voor hem.
Wij danken U, dat U zijn zonden hebt
uitgedelgd, zoodat er nu niets meer is
tusschen U en hem. O laat hem nu
ook voelen, dat hij veilig is in Uwe
door de eeuwen van de vestiging in
Kanaan: zij is nog steeds niet geëin
digd, ook al is de stam van Amalek
van den aardbodem verdwenen.
Want wat in den beginne een natio
nale haat was, heeft zich ontwikkeld
tot een hooger peil. De nationale te
genstelling is geworden tot haat, niet
tegen een bepaalde volksgroep, maar
tegen het Kwade, dat zij belichaamde.
„Gedenkt, wat u Amalek gedaan
heeft!" Het is een waarschuwing om
nooit te vergeten, om zich nimmer in
slaap te laten wiegen.
Het is daarom, dat b.v. op den Za
terdag, die aan Poerim voorafgaat,
het verhaal van den overval van A-
malek gelezen wordt en tevens de ge
schiedenis van Saul en Koning Agag
wordt herdacht.
Met het opwekken van nationale ge
voelens heeft dat niets te maken,
want de eerste episode was een pijn
lijke nederlaag en de overwinning van
Saul op de Amalekieten verliest ge
heel haar glorie, omdat Israëls koning
het gebod van den profeet Samuel
overtreedt.
Saul heeft n.l. niet alles gedood,
maar den koning, de runderen en het
kleine vee laten leven.
Uit de harde woorden van Samuel
tot Saul gericht, spreekt duidelijk,
hoe de profeet met de vernietiging
van Amalek de verdelging van het
Kwade wil. Zelfs de runderen en het
kleine vee van het volk mag niet ge
bruikt worden tot het brengen van
offers; immers, door het kwade wordt
het Heilige verontreinigd; het moet
uitgeroeid worden waar en in welken
vorm Israël het zal vinden!
Amalek het volk, Agag de vorst, Ha-
man de hoveling, zij mogen niet blij
ven bestaan, niet omdat Israël een
speciale grief tegen hen koestert,
maar omdat zij het Kwade belicha
men.
En de Jood uit het Oosten, die op
Poerim een stroopop, Haman voor
stellend, verbrandt, en de Jood van
het Westen, die bij het noemen van
Haman's naam op den grond klopt,
als symbool van de vernietiging, zij
zinnen niet op wraak tegen een of
meer personen, zij keeren zich tegen
het kwaad, dat het leven ondermijnt.
Al is Haman opgehangen en met
hem zijn tien zonen, al is van hem
niets overgebleven dan een sombere
herinnering, het Joodsche volk blijft
hem haten met onwankelbare hard
nekkigheid.
Geen verzoening is mogelijk, want
verzoening brengt toenadering tot het
kwaad, is dus het kwade zelf en on
verschilligheid tegenover Amalek
brengt verslapping in den onvermijde-
lijken strijd.
Daarom gedenken wij, wat ons A-
malek gedaan heeft, is ons Poerim
feest tevens een feest van den Haat,
maar van een haat, die schooner is
dan vergeven en dulden, omdat hij
het leven zelf beveiligt voor de aan
sluipende vernietiging van het Kwa
de!"
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Doorn, Chr. J. Schweit
zer, te Workum.
GEREF KERKEN.
Drietal: Te Lutjegast (Gr.) W. J.
Baan te Winsum (Fr.), H. A. Kievits. te 't
Zandt (Gr.), A. H. Piersma, te Sleen (Dr.).
Tweetal: Te Sappemeer, W. J. Smidt,
te Dwingeloo en J. A. Verhoog, te Nieuw-
Dordrecht (Klazienaveen).
Beroepen: Te Heinkenszand, G.
Bouwmeester, cand. te Schoonhoven.
CER. GEREF. KERK.
Tweetal: Te Delft en te Harderwijk,
cand. K. Bokhorst te Elburg en cand. A.
Ponstein te Epe.
Beroepen: Te Steenwijk, A. Ponstein
cand. te Epe.
OUD-GEREF. GEMEENTE.
Bedankt: Voor Helder, J. Overduyn
te Utrecht.
Ds. G. UBBINK.
Het volgende besluit werd ten aanzien
van Ds. Ubbink genomen:
armen. Laat Uwe liefde zijn arm hart
vertroosten. Laat hem rusten bij U,
zoodat hij het lijden dragen kan, zoo
lt ng als het nog noodig is. Versterk
zijn geloof, en geef hem Uw vrede in
liet hart. Ik draag hem aan U op, daar
ik weet, dat U hem lief hebt. Amen".
August sloeg de betraande uogen op,
en zeide zacht: „Ik dank u. Ik geloof,
dat de Heer Jezus mij helpen zal". En
Ruth verliet hem, veel rustiger dan
ze hem had gevonden; ja zelfs speelde
er een flauwe glimlach om ijn mond.
Toen dokter Van Ende twee dagen
daarna 's avonds thuiskwam, zeide hij:
„August Herdink is vanmorgen
overleden, Ruth".
„Heeft hij nog veel geleden?" vroeg
Ruth.
„Neen, niet zoo heel erg. Hij was
c'eze laatste dagen vrij kalm. Spreken
kon hij haast niet meer; en toen ik
vanmorgen kwam, was hij al buiten
kennis. Het einde kwam toen heel
zacht en kalm. Het is bijzonder spoe
dig met hem afgeloopen".
„Hij is gelukkig Thuis", zeide Ruth
zacht.
Weinige dagen daarna kwam dokter
Van Ende met een nieuwe doodstij
ding thuis.
„Herinner je je dien soldaat, waar
ever Van Eekhuyzen laatst sprak?"
vroeg hij.
„O ja-' zeide Ruth levendig. „Wat
is er met hem?"
„Wel, vanmiddag werd hij het hos-
De Kerkeraden der Gereformeerde Ker
ken van Zweeloo en Gees, in gecombineer
de vergadering bijeen te Zweeloo op Vrij
dag den 13en Juli 1928,
met droefheid kennis genomen hebben
de van een schrijven van Ds. G. Ubbink
aan den ICerkeraad van Zweeloo, waarin
hij verklaart een door een der „Gerefor
meerde Kerken in Hersteld Verband" op
hem uitgebrachte beroeping tot den
dienst des VV'oords met volle vrijmoedig
heid te hebben aangenomen;
overwegende, dat hij door die daad zich
heeft losgemaakt uit het verband der Ge
reformeerde Kerken in Nederland en
heeft opgehouden Dienaar des Woords te
zijn van de Gereformeerde Kerk te Zwee
loo;
constateeren, dat hij tengevolge van zijn
breken met het kerkverband niet meer
gerechtigd is tot de bediening des Wocrds
in de Gereformeerde Kerken;
en besluiten hiervan kennis te geven
aan Ds. G. Ubbink, en aan alle Geref.
Kerken in Nederland, Oost-Friesland, de
graafschap Bentheim, België, Rijn-Prui
sen, Ned. O.-Indië en Zuid-Amerika.
Namens genoemde vergadering,
P. MELLES, Praeses.
R. KREMERS, Scriba.
Zweeloo, 13 Juli 1928.
Ds. G. DE JAGER.
Heden viert Ds. G. de Jager, Geref.
predikant te Putten, zijn zilveren ju
bileum.
De jubilaris werd in 1876 geboren en
studeerde aan de Theol. School te
Kampen.
Hij aanvaardde het predikambt te
Bruinisse en diende de Kerken van
Wolfaartsdijk, Grijpskerke, Doornspijk
en sinds 1 Juli 1.1. die van Putten.
ALG. SYNODE NED. HERV. KERK.
Aan den vooravond van de Alg, Sy
node der Ned. Herv. Kerk heeft heden
een wijdingssamenkomst plaats in dc
Kloosterkerk te 's Gravenhage.
Deze samenkomst is iets nieuws en
bedoelt de vergaderingen der Synode
meer te zetten in het centrum van de
belangstelling der gemeente.
Voor deze samenkomst zijn tal van
kerkelijke en burgerlijke autoriteiten
uitgenoodigd.
Als sprekers zullen optreden de pre
sident, die in de op dezen dag gehou
den eerste vergadering zal zijn geko
zen; de secretaris der Synode, Ds. D.
den Breems, em. predikant te Scheve-
ningen en Ds. K. H. E. Gravemeijer,
Ned. Herv. predikant te 's Gravenhage
lid der Synode.
De organist der Groote Kerk, de
heer J. A. de Zwaan, zal door enkele
nummers op het orgel aan de samen
komst, die om 8 uur aanvangt, meer
dere wijding geven.
NED. HERV. GUM. TE THOLEN.
Te Tholen zijn een aantal leden
der Herv. Gem. aangemaand om hun
kerkelijken hoofdelijken omslag te vol
doen.
Er is een vergadering belegd om bij
de Synode te protesteeren.
Aan de kerkvoogden is gevraagd,
om, zoolang dit onderzoek duurt, niet
te vervolgen.
EEN „CALVINISTISCHE" KERK.
Te Makassar wonen een aantal leden
van de Geref. Kerk van Soerabaja, die
zich aldaar tot een kring vereenigd heb
ben en geregeld samenkomen op de Zon
dagen. Men vergaderde vroeger aan huis
of in de Landraadzaal. Omdat de oude
kerk in het fort toch niet gebruikt werd,
vroeg men deze aan. Op voorwaarde van
restauratie werd dat toegestaan.
Thans seint „Aneta":
Voor den Gereformeerden Kring, waar
bij eenige autoriteiten genoodigd waren,
heeft de predikant J. van der Spek de ge
restaureerde Calvinistische kerk in het
Fort Rotterdam ingewijd.
Een Calvinistische Kerk! Onjuist is het
niet. Maar het doet toch even vreemd aan.
DE RHIJNSCHE ZENDING.
Aneta seint uit Medan:
Maatregelen zijn getroffen tot samen
stelling van een comité alhier met het
doel een geldinzameling te houden voor
de Rhijnsche zending, die op 23 Septem
ber haar eeuwfeest viert.
1 ial binnengedragen. Ik vrees, lat
hij nog niet goed hersteld was, toen
Van Eekhuyzen hem den laatsten
keer ontsloeg. Dezen morgen moest
bet bataljon een zwaren marsch ma
ken buiten de stad. Op den terugweg
zakte Reimers in elkaar, en toen ze
hem in 't hospitaal brachten, had hij
een temperatuur van bij de 42 graden.
Ik had juist de wacht, en beval on
middellijk een ijsbad; maar in het
tweede ijsbad bleef hij".
„O hoe vreeselijk!" zei Ruth. „Heeft
bij nog iets gesproken?"
„Neen, bij was al den tijd buiten
kennis".
„Ach, wat een verschrikkelijke slag
voor zijn arme moeder 1 Hij had mij
juist verteld, dat ze pas haar eenigste
dochter verloren had. Had ik nu haar
adres maar, dan kon ik haar schrij
ven".
„Misschien kan ik dat wel te weten
komen. Er zal wel een kameraad van
hem zijn, die dat weet. Dat is een goed
idee van je, Ruthl Dan kon je het zijn
arme moeder voorzichtig meedeelen".
En dokter Van Ende rustte niet,
voordat hij het adres had. Hij was
diep begaan met de arme moeder; en
het was hem een raadsel te meer, dat
hem belette, in het bestaan van een
God te gelooven. „Zou er een God
kunnen zijn, zoo meedoogenloos en
wreed om een arme, treurende vrouw
opnieuw zoo diep te wonden? zoo
vroeg hij hij zichzelven.
KIRJATH-SEPHER.
Sedert 1926 verricht prof. Albright in
Tell-Beth-Mirsim, op de plaats van het
oude Kirjath-Sepher, opgravingen, in op
dracht van de Palestine Oriental Society
te Jeruzalem. Volgens het laatste verslag
werden zes op elkander volgende lagen
ontdekt, waaruit volgt, dat de stad tus
schen de jaren 2000 voor Christus tot 597
voor Chr. zes maal verwoest is. De geschie
denis dezer stad was in den Kanaaniti-
schen tijd zeer belangrijk. In den tijd der
Israëlieten bezat Kirjath-Sepher een ta
melijk groote uitbreiding. Kort voor de
verwoesting van Jeruzalem eindigde baar
geschiedenis.
Merkwaardig was de vondst van een
beeld, dat een god in de gedaante van een
slang voorstelt, waarvan de ouderdom
moet gesteld worden op ongeveer 1500
voor Christus. Verder werden eenige As-
tartebeelden gevonden, en een kruik met
het opschrift „Eljakim, dienaar van Joja-
kim". In Jozua 15 wordt verteld, dat aan
den stam Juda Qe landstreek van Kirjath
Sepher gegeven werd als erfdeel, en dat
de naam dezer plaats veranderd werd in
Debir; dit wordt ook vermeld in Richte-
ren 111 e.v.
STICHTING VAN EEN CHR.
SCHOOL TE ZWIJNDRECHT.
Ged. Staten van Zuid-Holland, be
schikkende op het beroep van het
bestuur der Vereeniging tot stichting
en instandhouding eener Chr. schooi
in de Groote Lindt, gemeente Zwijn-
drecht, tegen het besluit van den raad
der gemeente Zwijndrecht, d.d. 13 De
cember 1927, waarbij de gevraagde
medewerking tot stichting eener bij
zondere school aldaar werd geweigerd
hebben het besluit van den Raad van
Zwijndrecht vernietigd en verklaard,
dat de gevraagde medewerking alsnog
moet worden verleend.
GEM. HOOFDACTECURSUS TE
DEN HAAG.
Aan de onlangs te 's Gravenhage
opgerichte Rijkskweekschool voor on
derwijzers en onderwijzeressen zal
mede worden verbonden een afdeeling
B ter opleiding van candidaten voor
de hoofdakte.
In verband daarmede achten B. en
W. 't niet noodig en niet wenschelijk
om daar naast een afzonderlijk con-
curreerende hoofdaktecursus van ge
meentewege in stand te houden.
Zij stellen daarom voor, den gemeen
telijken cursus met ingang van 1 Sep
tember 1928 op te heffen.
Intusschen zal het een kwestie van
overleg met het Rijk moeten vormen,
of de candidaten, die den tegenwoor-
digen cursus nog niet geheel hebben
gevolgd, door het Rijk of door de Ge
meente in staat zullen worden gesteld
om hun studie te voleindigen. Daarom
wordt het gewenscht geacht, B. en W.
te machtigen, de maatregelen te ne
men, die zij in verband daarmede noo
dig achten. Zij denken daarbij aan de
verlenging der aanstelling of benoe
ming in tijdelijken dienst van een ge
deelte van het door de opheffing van
den cursus op wachtgeld te stellen
personeel.
HIJ WIST HET GOED.
Bij het toelatingsexamen voor een
Katholieke onderwijsinstelling, on
langs gehouden, zoo vertelt de Maas
bode, schreef één der candidaten in
antwoord op de vraag, welke Neder
lander Paus was geweest:
„De Nederlander Abraham Kuyper
heette als Paus Adriaan VI".
UIT DE SCHOOL GEKLAPT.
Een onderwijzer wilde zijn jongens goe
de zinnen leeren maken.
„Als ik vraag, wat heb ik in m n hand,
dan moeten jullie niet zeggen: „krijt",
maar je moet een volledigen zin maken,
b.v.: „U hebt een stuk krijt in uw hand".
„Nu zullen we verder gaan", zei de- on
derwijzer, en vroeg: „Wat heb in aan m'n
voeten?"
„Schoenen", was 't algemeen antwoord.
„Mis!" zei de meester. „Jelui let niet
goed op hetgeen ik gezegd heb."
„Laarzen dan", luidde het tweede ant
woord.
„Mis!" zei weer de meester.
„Kousen", verbeterde er een.
„Neen, neen."
„Sokken dan!"
Maar Ruth schreef den brief in het
vast geloof dat een sterke Arm daar
zou zijn, om de zwaar beproefde vrouw
te steunen, en dat een teedere Hand
do diepe wond zou heelen.
Ze kende het geheim, dat een heer
lijke lichtstraal wierp in deze duister
nis, zoodat de slag ook een diepen za
ligen troost zou brengen: „Heenge
gaan om met de reeds vooruitgegane
zuster hun moeder in een wonder
schoon Paradijs op te wachten".
HOOFDSTUK XV.
„Juffrouw Ruth! U zingt nooit meer
voor ons bij de piano zooals vroegerl"
klaagden de meisjes op een laten na
middag, nadat de naailes afgeloopen
was.
„Neen, neen, kinderen 1 dat gaat nu
nog niet. Misschien later 1" was Ruth's
antwoord.
Tilde was bij den do>ter op zijn ka
mer, waar zij na afloop van de naailes
gewoonlijk een kwartiertje bij haar
vriend doorbracht. Ze zat op zijn
schoot prenten te kijken, en vermaak
te hem door haar kinderlijke opmer
kingen. Toch had hij de vraag van de
meisjes en het antwoord van zijn zus
ter gehoord; en hij begreep dadelijk
dat de weigering hem betrof, omdat ze
vreesde, dat het hem hinderen zou.
„Zeg eens, Tilde", zeide hij, „ga eens
Daar juffrouw Ruth, en zeg, dat ik het
ook vraag, of ze wat spelen en zingen
wiL Ik heb het zoo lang niet gehoord".
„Alweer mis", meende de meester bij
na hopeloos.
Toen stak een van de jongens zijn vin-:
ger op.
„Wel?" vroeg de onderwijzer.
Toen wilde de jongen wat zeggen, maar
hij weifelde; toen weer overtuigd, dat hij
de ware oplossing had gevonden, zei hij
beslist: „Eksteroogen, meester!"
LUCHTVAART.
HET REDDINGSWERK AAN DE
POOL.
De „Krassin" naar de AdventbaaL
De leider van de „Krassin'-expeditie
prof. Samoilowitsj heeft, naar officieel
wordt medegedeeld, gemeld, dat
bij op het oogenblik afziet van het
zoeken naar de Allessandri-groep en
zich naar de Adventbaai begeeft om
ce Italianen aan boord van de „Citta
di Milano" te brengen en het vliegtuig
van Tschoechnowski te doen reparee-
ren.
Generaal Nobile had den voorzitter
van de Russische commissie Unsch-
licht telegrafisch verzocht de Italianen
cp de „Citta di Milano" te brengen.
Het verzoek van Nobile werd te Mos
kou zeer koel opgenomen, doch men
zal het inwilligen.
Op zoek naar Amundsen.
Volgens te Moskou ontvangen be
richten is de Russische vlieger Ba-
boesjkin opnieuw opgestegen om naar
Amundsen te zoeken. Hij heeft levens
middelen voor vijf dagen medegeno
men en hoopt de verblijfplaats van
Amundsen te kunnen ontdekken.
Behounek over Nobile.
De Tsjecho-Slowaksche geleerde
prof. Behounek heeft in een onder
houd met den correspondent van de
„Iswestia" bijzonderheden medege
deeld over het vergaan van de „Italia"
waarbij^ hij ernstige beschuldigingen
tegen generaal Nobile uitte.
Hij en prof. Malmgren waren er te
gen, dat de „Italia" in den storm groo
te tochten naar de Noordpool zou on
dernemen. Vooral prof. Malmgren
heeft zich er tegen verklaarrd en ge
tracht Nobile van deze tochten terug
te houden. Generaal Nobile draagt
daarom het grootste deel der verant
woordelijkheid voor de ramp.
Prof. Behounek verklaarde verder
de overtuiging te hebben gehad
slechts door een ijsbreker gered te
ki nnen worden daar het voor een
vliegtuig nagenoeg onmogelijk is den
strijd tegen de weersgesteldheid in de
IJszee vol te houden.
De geredden.
Uit Spitsbergen wordt gemeld, dat
de „Citta di Milano" opdracht heeft
ontvangen de geredde Italianen aan
bcord te nemen en van Kingsbay naar
Narvik in Noorwegen te brengen.
Generaal Nobile vertoont zich, hoe
wel zijn toestand in den laatsten tijd
veel verbeterd is nog niet buiten zijn
kajuit. Het weer op Spitsbergen is
slecht.
Prof. Fridthjof Nansen heeft zich te
genover een redacteur van „Aftenpos-
ten" uitgelaten, dat er van benoeming
van een scheidsgerecht of eereraad,
zcoals de Deensche Poolonderzoeker
Freuchen heeft voorgesteld, wel geen
sprake kan zijn. Intusschen is het noo
dig, dat enkele belangrijke punten
met betrekking tot het lot van de Ita-
lia-expeditie nauwkeurig opgehel
derd worden.
LUCHTVRACHTGOEDEREN-
VERKEER.
De K.L.M. heeft het aantal lucht-
diensten van en naar Parijs uitgebreid
tot drie. Alle diensten zijn opengesteld
voor het vrachtverkeer, hetgeen voor
al in de richting ParijsNederland
belangrijk is. Er zijn thans twee och
tenddiensten en een middagdienst.
Eén ochtenddienst en de middagdienst
nemen ook te Brussel lading in.
Verder is een luchtverbinding met
Spanje tot stand gekomen. Goederen,
welke des voormiddags te 9 uur nit
Amsterdam, en te 9 uur 45 uit Rotter
dam vertrekken, zijn reeds den vol
genden middag te 14 uur 45 te Barce
lona en te 19 uur 45 te Madrid. De
Spaansche regeering heeft luchtvracht
zendingen van de anders zoo remmen-
oe formaliteiten van documenten vrij
gesteld.
Tilde huppelde weg, en kwam na
een oogenblikje aan Ruth's hand de
kamer weer binnen. „De dokter heeft
bet heusch gevraagd I" zeide ze, hem
lachend aanziende.
Ruth legde haar hand op Frank's
schouder en zeide teeder: „Ben je ze
ker, dat het je niet hinderen zal.
Frank?"
„De dokter vindt het juist zoo pret
tig, net als ik!" viel Tilde in. En Frank
knikte haar toe, waarna hij Ruth
vriendelijk aankeek.
„Het zal me goed doen, lieve!" zeide
hij.
„O juffrouw Ruthl zingt toch van
„Niet de helft heeft men mij nog aan
gezegd". Dat is zoo mooi! En de dok
ter heeft het nog nooit gehoord. Kom
mee, dokter! en hoor juffrouw Ruth
zingen van „de sneeuwwitte kleed e-
ren". Dat is het mooiste van allemaal!
En ik kan ook het koor zingen, is het
niet, juffie?"
„Ja, Tilde zal meezingen. Ze kent
het maar wat goed".
„Nu, dat is goed, kleintje. Ik zal wel
van uit mijn kamer luisteren. Ik heb
nog een brief te schrijven".
Tilde trippelde vroolijk weg, en het
was een algemeene vreugde, toen het
vroolijke troepje tezamen naar de zit
kamer ging, en Ruth de piano opende,
die zoolang gesloten was geweest.
(Wordt vervolgd).