NIEUWE LEIDSCKE COURANT van WOENSDAG 18 JULI 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE HERINNERING AAN DE AMALEKIETEN. Na de overwinning op de Amalekie- ten sprak de Heere tot Mozes: „Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in, dat Ik el ke herinnering aan de Amalekieten geheel en al zal uitwisschen onder den hemel". En in Deut. 25 vs. 17—19 wordt dit nog eens herhaald: „Gedenk steeds wat u Amalek ge daan heeft op den weg, toen gij nit Egypte getrokken waart. Hoe hij u op den weg overviel en onder u de achterhoede afsneed, al de zwakken, die u volgden, terwijl gij vermoeid en afgemat waart; en hij vreesde God niet. Nu zal het zijn: als de Heere. uw God. u van al uwe vijanden rondom rust zal gegeven hebben, in het land, dat de Heere uw God u als erfdeel geeft om het in bezit te nemen, zult gij het aandenken van Amalek uit wisschen van onder den hemel; ver geet het niet!" Dit is de eerste maal in de Heilige Schrift, dat we lezen van een bevel Gods om iets te boek te stellen. Hier wordt de grondslag gelegd van de Thora, de z.g. vijf boeken van Mozes, die op haar beurt weer de grondslag is van het geheele Oude Testament. Natuurlijk waren er ook vóór dien tijd boeken en andere documenten, want Mozes heeft bij het schrijven van zijn eerste boek gebruik gemaakt van allerlei bronnen, al heeft God hem door Zijn Heiligen Geest voorgelicht opdat Hij voor alle eeuwen de onfeil bare waarheid zou te boek stellen. Maar het boek, waarin de geschie denis van Israels overwinning op A- malek is geboekstaafd, is het eerste boek. dat op rechtstreeksch bevel des Heeren is vervaardigd. De bedoeling daarvan is, dat Jozua. Mozes' opvolger, het bevel Gods. om de Amalekieten te verdelgen, goed in zijn ooren zal knoopen. opdat hij het straks in Kanaan ten uitvoer zal kun nen brengen, en voorzoover hij zelf de uitvoering niet kan voltooien, het aan zijn opvolgers zal opdragen. Na hun vestiging in Kanaan hebben de Israëlieten nog meermalen met de Amalekieten moeten strijden. Het is de tragiek van Saul's leven geweest, dat hij het bevel des Heeren. de gedachtenis der Amalekieten on der den hemel uit te wisschen niet op de juiste wijze heeft opgevolgd. David heeft ten slotte de beslissen de overwinning op hen behaald. Doch al was Amalek als volk ver nietigd. Israël heeft nog wel eens een Amalekiet op zijn weg ontmoet: de hoveling Haman. die uit wrok tegen één Jood, tegen Mordechai, het gehee le volk wilde uitroeien. Ook dit dreigend gevaar heeft de Heere van Zijn volk afgewend, en ter herinnering aan deze verlossing het Poerimfeest ingesteld. De tegenstelling tusschen Israël en Amalek duurt voort tot in onze dagen, ook al is er van dit laatste volk geen spoor meer te vinden. Merkwaardig om de mentaliteit der hedendaagsche Joden te dezen opzich te te leeren kennen is hetgeen om streeks het Poerimfeest van dit jaar „van Joodsche zijde" aan de Nieuwe Rott. Court, geschreven werd en van welk artikel wij hier het slot laten volgen, dat betrekking heeft op den zedelijken factor, die in den haat tus schen Israël en Amalek werkt; „Oeroud is de tegenstelling tusschen Israël en Amalek. Zij dateert van den eersten verraderlijken overval op .de vermoeide achterhoede der doortrek-, kende kinderen Israëls. Deze tegenstelling zet zich voort FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 26) —o— Vertrouw Hem maar, al begrijp je ook niets van Zijn leiding; al is het ook nog zoo donker! Het zal gauw licht zijn, heerlijk licht, vrede en geluk voor eeuwig!" „Juffrouw Ruth wilt u voor mij bidden, of het spoedig eindigen mag?" Ruth knielde naast hem neer. Haar bart was .ol, en ze wist niet, hoe haar gebed in te kleeden. Men hoo Je slechts het benauwde hijgen van den zieke en het zachte snikken van zijn K zoekster. Geen van beiden zag, dat dokter Van Ende in de deur stond. Hij had jui9t een kalmeer nd drankje klaar laten maken, en wilde dat nu den zieke zelf brengen. Eenige oogen- blikken bleef hij staan om Ruth niet te storen. „O Heer Jezus!" zeide ze eindelijk, „lieve Heiland! U ziet, hoe vreeselijk August lijdt; en U weet, hoe eenzaam bij zich hier voelt. O hij zou zoo graag willen, dat U spoedig een einde maak- tet aan zijn lijden. Wij weten niet wat goed voor hem is; maar o wij gelooven dat U alles wèl zult maken voor hem. Wij danken U, dat U zijn zonden hebt uitgedelgd, zoodat er nu niets meer is tusschen U en hem. O laat hem nu ook voelen, dat hij veilig is in Uwe door de eeuwen van de vestiging in Kanaan: zij is nog steeds niet geëin digd, ook al is de stam van Amalek van den aardbodem verdwenen. Want wat in den beginne een natio nale haat was, heeft zich ontwikkeld tot een hooger peil. De nationale te genstelling is geworden tot haat, niet tegen een bepaalde volksgroep, maar tegen het Kwade, dat zij belichaamde. „Gedenkt, wat u Amalek gedaan heeft!" Het is een waarschuwing om nooit te vergeten, om zich nimmer in slaap te laten wiegen. Het is daarom, dat b.v. op den Za terdag, die aan Poerim voorafgaat, het verhaal van den overval van A- malek gelezen wordt en tevens de ge schiedenis van Saul en Koning Agag wordt herdacht. Met het opwekken van nationale ge voelens heeft dat niets te maken, want de eerste episode was een pijn lijke nederlaag en de overwinning van Saul op de Amalekieten verliest ge heel haar glorie, omdat Israëls koning het gebod van den profeet Samuel overtreedt. Saul heeft n.l. niet alles gedood, maar den koning, de runderen en het kleine vee laten leven. Uit de harde woorden van Samuel tot Saul gericht, spreekt duidelijk, hoe de profeet met de vernietiging van Amalek de verdelging van het Kwade wil. Zelfs de runderen en het kleine vee van het volk mag niet ge bruikt worden tot het brengen van offers; immers, door het kwade wordt het Heilige verontreinigd; het moet uitgeroeid worden waar en in welken vorm Israël het zal vinden! Amalek het volk, Agag de vorst, Ha- man de hoveling, zij mogen niet blij ven bestaan, niet omdat Israël een speciale grief tegen hen koestert, maar omdat zij het Kwade belicha men. En de Jood uit het Oosten, die op Poerim een stroopop, Haman voor stellend, verbrandt, en de Jood van het Westen, die bij het noemen van Haman's naam op den grond klopt, als symbool van de vernietiging, zij zinnen niet op wraak tegen een of meer personen, zij keeren zich tegen het kwaad, dat het leven ondermijnt. Al is Haman opgehangen en met hem zijn tien zonen, al is van hem niets overgebleven dan een sombere herinnering, het Joodsche volk blijft hem haten met onwankelbare hard nekkigheid. Geen verzoening is mogelijk, want verzoening brengt toenadering tot het kwaad, is dus het kwade zelf en on verschilligheid tegenover Amalek brengt verslapping in den onvermijde- lijken strijd. Daarom gedenken wij, wat ons A- malek gedaan heeft, is ons Poerim feest tevens een feest van den Haat, maar van een haat, die schooner is dan vergeven en dulden, omdat hij het leven zelf beveiligt voor de aan sluipende vernietiging van het Kwa de!" KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Doorn, Chr. J. Schweit zer, te Workum. GEREF KERKEN. Drietal: Te Lutjegast (Gr.) W. J. Baan te Winsum (Fr.), H. A. Kievits. te 't Zandt (Gr.), A. H. Piersma, te Sleen (Dr.). Tweetal: Te Sappemeer, W. J. Smidt, te Dwingeloo en J. A. Verhoog, te Nieuw- Dordrecht (Klazienaveen). Beroepen: Te Heinkenszand, G. Bouwmeester, cand. te Schoonhoven. CER. GEREF. KERK. Tweetal: Te Delft en te Harderwijk, cand. K. Bokhorst te Elburg en cand. A. Ponstein te Epe. Beroepen: Te Steenwijk, A. Ponstein cand. te Epe. OUD-GEREF. GEMEENTE. Bedankt: Voor Helder, J. Overduyn te Utrecht. Ds. G. UBBINK. Het volgende besluit werd ten aanzien van Ds. Ubbink genomen: armen. Laat Uwe liefde zijn arm hart vertroosten. Laat hem rusten bij U, zoodat hij het lijden dragen kan, zoo lt ng als het nog noodig is. Versterk zijn geloof, en geef hem Uw vrede in liet hart. Ik draag hem aan U op, daar ik weet, dat U hem lief hebt. Amen". August sloeg de betraande uogen op, en zeide zacht: „Ik dank u. Ik geloof, dat de Heer Jezus mij helpen zal". En Ruth verliet hem, veel rustiger dan ze hem had gevonden; ja zelfs speelde er een flauwe glimlach om ijn mond. Toen dokter Van Ende twee dagen daarna 's avonds thuiskwam, zeide hij: „August Herdink is vanmorgen overleden, Ruth". „Heeft hij nog veel geleden?" vroeg Ruth. „Neen, niet zoo heel erg. Hij was c'eze laatste dagen vrij kalm. Spreken kon hij haast niet meer; en toen ik vanmorgen kwam, was hij al buiten kennis. Het einde kwam toen heel zacht en kalm. Het is bijzonder spoe dig met hem afgeloopen". „Hij is gelukkig Thuis", zeide Ruth zacht. Weinige dagen daarna kwam dokter Van Ende met een nieuwe doodstij ding thuis. „Herinner je je dien soldaat, waar ever Van Eekhuyzen laatst sprak?" vroeg hij. „O ja-' zeide Ruth levendig. „Wat is er met hem?" „Wel, vanmiddag werd hij het hos- De Kerkeraden der Gereformeerde Ker ken van Zweeloo en Gees, in gecombineer de vergadering bijeen te Zweeloo op Vrij dag den 13en Juli 1928, met droefheid kennis genomen hebben de van een schrijven van Ds. G. Ubbink aan den ICerkeraad van Zweeloo, waarin hij verklaart een door een der „Gerefor meerde Kerken in Hersteld Verband" op hem uitgebrachte beroeping tot den dienst des VV'oords met volle vrijmoedig heid te hebben aangenomen; overwegende, dat hij door die daad zich heeft losgemaakt uit het verband der Ge reformeerde Kerken in Nederland en heeft opgehouden Dienaar des Woords te zijn van de Gereformeerde Kerk te Zwee loo; constateeren, dat hij tengevolge van zijn breken met het kerkverband niet meer gerechtigd is tot de bediening des Wocrds in de Gereformeerde Kerken; en besluiten hiervan kennis te geven aan Ds. G. Ubbink, en aan alle Geref. Kerken in Nederland, Oost-Friesland, de graafschap Bentheim, België, Rijn-Prui sen, Ned. O.-Indië en Zuid-Amerika. Namens genoemde vergadering, P. MELLES, Praeses. R. KREMERS, Scriba. Zweeloo, 13 Juli 1928. Ds. G. DE JAGER. Heden viert Ds. G. de Jager, Geref. predikant te Putten, zijn zilveren ju bileum. De jubilaris werd in 1876 geboren en studeerde aan de Theol. School te Kampen. Hij aanvaardde het predikambt te Bruinisse en diende de Kerken van Wolfaartsdijk, Grijpskerke, Doornspijk en sinds 1 Juli 1.1. die van Putten. ALG. SYNODE NED. HERV. KERK. Aan den vooravond van de Alg, Sy node der Ned. Herv. Kerk heeft heden een wijdingssamenkomst plaats in dc Kloosterkerk te 's Gravenhage. Deze samenkomst is iets nieuws en bedoelt de vergaderingen der Synode meer te zetten in het centrum van de belangstelling der gemeente. Voor deze samenkomst zijn tal van kerkelijke en burgerlijke autoriteiten uitgenoodigd. Als sprekers zullen optreden de pre sident, die in de op dezen dag gehou den eerste vergadering zal zijn geko zen; de secretaris der Synode, Ds. D. den Breems, em. predikant te Scheve- ningen en Ds. K. H. E. Gravemeijer, Ned. Herv. predikant te 's Gravenhage lid der Synode. De organist der Groote Kerk, de heer J. A. de Zwaan, zal door enkele nummers op het orgel aan de samen komst, die om 8 uur aanvangt, meer dere wijding geven. NED. HERV. GUM. TE THOLEN. Te Tholen zijn een aantal leden der Herv. Gem. aangemaand om hun kerkelijken hoofdelijken omslag te vol doen. Er is een vergadering belegd om bij de Synode te protesteeren. Aan de kerkvoogden is gevraagd, om, zoolang dit onderzoek duurt, niet te vervolgen. EEN „CALVINISTISCHE" KERK. Te Makassar wonen een aantal leden van de Geref. Kerk van Soerabaja, die zich aldaar tot een kring vereenigd heb ben en geregeld samenkomen op de Zon dagen. Men vergaderde vroeger aan huis of in de Landraadzaal. Omdat de oude kerk in het fort toch niet gebruikt werd, vroeg men deze aan. Op voorwaarde van restauratie werd dat toegestaan. Thans seint „Aneta": Voor den Gereformeerden Kring, waar bij eenige autoriteiten genoodigd waren, heeft de predikant J. van der Spek de ge restaureerde Calvinistische kerk in het Fort Rotterdam ingewijd. Een Calvinistische Kerk! Onjuist is het niet. Maar het doet toch even vreemd aan. DE RHIJNSCHE ZENDING. Aneta seint uit Medan: Maatregelen zijn getroffen tot samen stelling van een comité alhier met het doel een geldinzameling te houden voor de Rhijnsche zending, die op 23 Septem ber haar eeuwfeest viert. 1 ial binnengedragen. Ik vrees, lat hij nog niet goed hersteld was, toen Van Eekhuyzen hem den laatsten keer ontsloeg. Dezen morgen moest bet bataljon een zwaren marsch ma ken buiten de stad. Op den terugweg zakte Reimers in elkaar, en toen ze hem in 't hospitaal brachten, had hij een temperatuur van bij de 42 graden. Ik had juist de wacht, en beval on middellijk een ijsbad; maar in het tweede ijsbad bleef hij". „O hoe vreeselijk!" zei Ruth. „Heeft bij nog iets gesproken?" „Neen, bij was al den tijd buiten kennis". „Ach, wat een verschrikkelijke slag voor zijn arme moeder 1 Hij had mij juist verteld, dat ze pas haar eenigste dochter verloren had. Had ik nu haar adres maar, dan kon ik haar schrij ven". „Misschien kan ik dat wel te weten komen. Er zal wel een kameraad van hem zijn, die dat weet. Dat is een goed idee van je, Ruthl Dan kon je het zijn arme moeder voorzichtig meedeelen". En dokter Van Ende rustte niet, voordat hij het adres had. Hij was diep begaan met de arme moeder; en het was hem een raadsel te meer, dat hem belette, in het bestaan van een God te gelooven. „Zou er een God kunnen zijn, zoo meedoogenloos en wreed om een arme, treurende vrouw opnieuw zoo diep te wonden? zoo vroeg hij hij zichzelven. KIRJATH-SEPHER. Sedert 1926 verricht prof. Albright in Tell-Beth-Mirsim, op de plaats van het oude Kirjath-Sepher, opgravingen, in op dracht van de Palestine Oriental Society te Jeruzalem. Volgens het laatste verslag werden zes op elkander volgende lagen ontdekt, waaruit volgt, dat de stad tus schen de jaren 2000 voor Christus tot 597 voor Chr. zes maal verwoest is. De geschie denis dezer stad was in den Kanaaniti- schen tijd zeer belangrijk. In den tijd der Israëlieten bezat Kirjath-Sepher een ta melijk groote uitbreiding. Kort voor de verwoesting van Jeruzalem eindigde baar geschiedenis. Merkwaardig was de vondst van een beeld, dat een god in de gedaante van een slang voorstelt, waarvan de ouderdom moet gesteld worden op ongeveer 1500 voor Christus. Verder werden eenige As- tartebeelden gevonden, en een kruik met het opschrift „Eljakim, dienaar van Joja- kim". In Jozua 15 wordt verteld, dat aan den stam Juda Qe landstreek van Kirjath Sepher gegeven werd als erfdeel, en dat de naam dezer plaats veranderd werd in Debir; dit wordt ook vermeld in Richte- ren 111 e.v. STICHTING VAN EEN CHR. SCHOOL TE ZWIJNDRECHT. Ged. Staten van Zuid-Holland, be schikkende op het beroep van het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding eener Chr. schooi in de Groote Lindt, gemeente Zwijn- drecht, tegen het besluit van den raad der gemeente Zwijndrecht, d.d. 13 De cember 1927, waarbij de gevraagde medewerking tot stichting eener bij zondere school aldaar werd geweigerd hebben het besluit van den Raad van Zwijndrecht vernietigd en verklaard, dat de gevraagde medewerking alsnog moet worden verleend. GEM. HOOFDACTECURSUS TE DEN HAAG. Aan de onlangs te 's Gravenhage opgerichte Rijkskweekschool voor on derwijzers en onderwijzeressen zal mede worden verbonden een afdeeling B ter opleiding van candidaten voor de hoofdakte. In verband daarmede achten B. en W. 't niet noodig en niet wenschelijk om daar naast een afzonderlijk con- curreerende hoofdaktecursus van ge meentewege in stand te houden. Zij stellen daarom voor, den gemeen telijken cursus met ingang van 1 Sep tember 1928 op te heffen. Intusschen zal het een kwestie van overleg met het Rijk moeten vormen, of de candidaten, die den tegenwoor- digen cursus nog niet geheel hebben gevolgd, door het Rijk of door de Ge meente in staat zullen worden gesteld om hun studie te voleindigen. Daarom wordt het gewenscht geacht, B. en W. te machtigen, de maatregelen te ne men, die zij in verband daarmede noo dig achten. Zij denken daarbij aan de verlenging der aanstelling of benoe ming in tijdelijken dienst van een ge deelte van het door de opheffing van den cursus op wachtgeld te stellen personeel. HIJ WIST HET GOED. Bij het toelatingsexamen voor een Katholieke onderwijsinstelling, on langs gehouden, zoo vertelt de Maas bode, schreef één der candidaten in antwoord op de vraag, welke Neder lander Paus was geweest: „De Nederlander Abraham Kuyper heette als Paus Adriaan VI". UIT DE SCHOOL GEKLAPT. Een onderwijzer wilde zijn jongens goe de zinnen leeren maken. „Als ik vraag, wat heb ik in m n hand, dan moeten jullie niet zeggen: „krijt", maar je moet een volledigen zin maken, b.v.: „U hebt een stuk krijt in uw hand". „Nu zullen we verder gaan", zei de- on derwijzer, en vroeg: „Wat heb in aan m'n voeten?" „Schoenen", was 't algemeen antwoord. „Mis!" zei de meester. „Jelui let niet goed op hetgeen ik gezegd heb." „Laarzen dan", luidde het tweede ant woord. „Mis!" zei weer de meester. „Kousen", verbeterde er een. „Neen, neen." „Sokken dan!" Maar Ruth schreef den brief in het vast geloof dat een sterke Arm daar zou zijn, om de zwaar beproefde vrouw te steunen, en dat een teedere Hand do diepe wond zou heelen. Ze kende het geheim, dat een heer lijke lichtstraal wierp in deze duister nis, zoodat de slag ook een diepen za ligen troost zou brengen: „Heenge gaan om met de reeds vooruitgegane zuster hun moeder in een wonder schoon Paradijs op te wachten". HOOFDSTUK XV. „Juffrouw Ruth! U zingt nooit meer voor ons bij de piano zooals vroegerl" klaagden de meisjes op een laten na middag, nadat de naailes afgeloopen was. „Neen, neen, kinderen 1 dat gaat nu nog niet. Misschien later 1" was Ruth's antwoord. Tilde was bij den do>ter op zijn ka mer, waar zij na afloop van de naailes gewoonlijk een kwartiertje bij haar vriend doorbracht. Ze zat op zijn schoot prenten te kijken, en vermaak te hem door haar kinderlijke opmer kingen. Toch had hij de vraag van de meisjes en het antwoord van zijn zus ter gehoord; en hij begreep dadelijk dat de weigering hem betrof, omdat ze vreesde, dat het hem hinderen zou. „Zeg eens, Tilde", zeide hij, „ga eens Daar juffrouw Ruth, en zeg, dat ik het ook vraag, of ze wat spelen en zingen wiL Ik heb het zoo lang niet gehoord". „Alweer mis", meende de meester bij na hopeloos. Toen stak een van de jongens zijn vin-: ger op. „Wel?" vroeg de onderwijzer. Toen wilde de jongen wat zeggen, maar hij weifelde; toen weer overtuigd, dat hij de ware oplossing had gevonden, zei hij beslist: „Eksteroogen, meester!" LUCHTVAART. HET REDDINGSWERK AAN DE POOL. De „Krassin" naar de AdventbaaL De leider van de „Krassin'-expeditie prof. Samoilowitsj heeft, naar officieel wordt medegedeeld, gemeld, dat bij op het oogenblik afziet van het zoeken naar de Allessandri-groep en zich naar de Adventbaai begeeft om ce Italianen aan boord van de „Citta di Milano" te brengen en het vliegtuig van Tschoechnowski te doen reparee- ren. Generaal Nobile had den voorzitter van de Russische commissie Unsch- licht telegrafisch verzocht de Italianen cp de „Citta di Milano" te brengen. Het verzoek van Nobile werd te Mos kou zeer koel opgenomen, doch men zal het inwilligen. Op zoek naar Amundsen. Volgens te Moskou ontvangen be richten is de Russische vlieger Ba- boesjkin opnieuw opgestegen om naar Amundsen te zoeken. Hij heeft levens middelen voor vijf dagen medegeno men en hoopt de verblijfplaats van Amundsen te kunnen ontdekken. Behounek over Nobile. De Tsjecho-Slowaksche geleerde prof. Behounek heeft in een onder houd met den correspondent van de „Iswestia" bijzonderheden medege deeld over het vergaan van de „Italia" waarbij^ hij ernstige beschuldigingen tegen generaal Nobile uitte. Hij en prof. Malmgren waren er te gen, dat de „Italia" in den storm groo te tochten naar de Noordpool zou on dernemen. Vooral prof. Malmgren heeft zich er tegen verklaarrd en ge tracht Nobile van deze tochten terug te houden. Generaal Nobile draagt daarom het grootste deel der verant woordelijkheid voor de ramp. Prof. Behounek verklaarde verder de overtuiging te hebben gehad slechts door een ijsbreker gered te ki nnen worden daar het voor een vliegtuig nagenoeg onmogelijk is den strijd tegen de weersgesteldheid in de IJszee vol te houden. De geredden. Uit Spitsbergen wordt gemeld, dat de „Citta di Milano" opdracht heeft ontvangen de geredde Italianen aan bcord te nemen en van Kingsbay naar Narvik in Noorwegen te brengen. Generaal Nobile vertoont zich, hoe wel zijn toestand in den laatsten tijd veel verbeterd is nog niet buiten zijn kajuit. Het weer op Spitsbergen is slecht. Prof. Fridthjof Nansen heeft zich te genover een redacteur van „Aftenpos- ten" uitgelaten, dat er van benoeming van een scheidsgerecht of eereraad, zcoals de Deensche Poolonderzoeker Freuchen heeft voorgesteld, wel geen sprake kan zijn. Intusschen is het noo dig, dat enkele belangrijke punten met betrekking tot het lot van de Ita- lia-expeditie nauwkeurig opgehel derd worden. LUCHTVRACHTGOEDEREN- VERKEER. De K.L.M. heeft het aantal lucht- diensten van en naar Parijs uitgebreid tot drie. Alle diensten zijn opengesteld voor het vrachtverkeer, hetgeen voor al in de richting ParijsNederland belangrijk is. Er zijn thans twee och tenddiensten en een middagdienst. Eén ochtenddienst en de middagdienst nemen ook te Brussel lading in. Verder is een luchtverbinding met Spanje tot stand gekomen. Goederen, welke des voormiddags te 9 uur nit Amsterdam, en te 9 uur 45 uit Rotter dam vertrekken, zijn reeds den vol genden middag te 14 uur 45 te Barce lona en te 19 uur 45 te Madrid. De Spaansche regeering heeft luchtvracht zendingen van de anders zoo remmen- oe formaliteiten van documenten vrij gesteld. Tilde huppelde weg, en kwam na een oogenblikje aan Ruth's hand de kamer weer binnen. „De dokter heeft bet heusch gevraagd I" zeide ze, hem lachend aanziende. Ruth legde haar hand op Frank's schouder en zeide teeder: „Ben je ze ker, dat het je niet hinderen zal. Frank?" „De dokter vindt het juist zoo pret tig, net als ik!" viel Tilde in. En Frank knikte haar toe, waarna hij Ruth vriendelijk aankeek. „Het zal me goed doen, lieve!" zeide hij. „O juffrouw Ruthl zingt toch van „Niet de helft heeft men mij nog aan gezegd". Dat is zoo mooi! En de dok ter heeft het nog nooit gehoord. Kom mee, dokter! en hoor juffrouw Ruth zingen van „de sneeuwwitte kleed e- ren". Dat is het mooiste van allemaal! En ik kan ook het koor zingen, is het niet, juffie?" „Ja, Tilde zal meezingen. Ze kent het maar wat goed". „Nu, dat is goed, kleintje. Ik zal wel van uit mijn kamer luisteren. Ik heb nog een brief te schrijven". Tilde trippelde vroolijk weg, en het was een algemeene vreugde, toen het vroolijke troepje tezamen naar de zit kamer ging, en Ruth de piano opende, die zoolang gesloten was geweest. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5