föcanti?
JIEUWE LEIDSCHE COURANT
f^PÜROL
van
ZATERDAG 7 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
ZIJN WONING IN DE GRATEN.
Terstond ontmoette Hem, uit de
graven, een mensch met een on-
reinen geest, die zijn woning in de
graven had.
Mare. 5 2b en 8a.
Het verbolgen meer heeft zijn gekuifde
koppen doen zinken, rimpeloos ligt het
gedoken onder ademloozen hemel: op Je
zus' woord zweeg 't stootend gehuil van
den stormwind en het stampend koken
der steigerende baren. Het effen zeevlak
en de ronding der omliggende bergen
blozen thans bij den rossen gloed van de
in karmozijn gevatte Oosterkim. Jezus
verlaat met Zijn jongeren het schip, dat
zij meren aan den Zuid-Oostelijken oever
van de Tiberias zee, en ze wenden hun
schreden naar de Jarmoek. Ze wijken al
meer van 't schilderachtige Jordaandal
af en gaan de hellingen 'der bergen op.
Roode ranunkels, cyclamen en anemonen
bloeien alom voor hun voet; één groen ta
pijt, doorweven met rood en blauw en
geel Noteboom en dadelvijg en olijf, wijn
stok en kweepeer dekken de heuvelflan
ken. Maar boven alles uit heft zich toch
steeds de naakte rots, massief en bruin.
In de verte zijn de rotsen grilliger en
woester, met donkere holten en sombere
kloven
De heidensche bewoners dezer land
streek, Gadarenen genoemd, vonden hier
voor hunne dooden een begraafplaats,
door de natuur hun toegewezen. Deze
bergspelonken waarborgden hun gestor
venen een ongestoorde rust, want de toe
gang kon gemakkelijk worden afgesloten,
zoodat ze in hun doodsslaap niet zouden
worden verontrust door jakhals of hyena,
die zich schuil hielden in de warme, en
weelderig begroeide Jordaanvallei.
Jezus en Zijn jongeren zien plotseling
uit één der grafspelonken twee mrnschen
treden, spookachtige gestalten: geen klee
ding dekt hun magere leden, naakt zijn ze
als de rotsen, grimmig als 't woeste land
schap, verwaarloosd en vuil als hun lu
gubere woning.
Ze zijn de samenleving ontvlucht. Men
had getracht hen te overmeesteren, maar
niemand had het vermocht; men had ze
gekneveld met ijzerei hand- en voetboeien
maar met bovenaardsche macht hadden
ze het staal verbrijzeld en van hun bloe
dende polsen en enkels geschoven. Nu
huisden ze dag en nacht in de grafsteden
bij het vermolmde gebeente der dooden,
klommen bij wijlen op het rotsgebergte
en stieten dan uit schorre keel een krij-
schend gehuil, dat als een huivering over
de omgeving viel. Ze sloegen zichzelf tot
bloedens toe met puntige steenen en
kreunden als gewonde dieren.
Deerniswaardige menschen-wrakken I
Welk een overeenkomst tusschen hen en
hun woning!
Ze huizen in een doodenkamer; zelf
zijn ze ook woonsteden des doods. Ze ge
ven huisvesting aan de duivelen, die het
geweld des doods hebben. Het is niet één
demon, maar een legioen, 't welk een
Romeinsche legermacht van ruim 5000
man aanduidt, dat intrek in hen heeft
genomen. Ze ruïneeren hun slachtoffers
naar lichaam en ziel, al het menschelijke
is dezen rampzaligen vreemd geworden.
De onreine geesten voeren, hun slaven
naar de plaatsen der onreinheid, naar de
graven, waar de wormen en de maden
heerschen, waar de ontbinding werkt en
haar stiklucht den adem beneemt, waar
't verderf regeert en de verrotting haar
langzaam proces volvoert, 't Gelijksoorti
ge trekt elkander aan: dood bij dood, on
rein bij onrein. Hij, die een onreinen geest
tot woning dient, wil zelf ook wonen bij
't onreine.
Merkt gij hier de geestelijke beduidenis?
Wie gaarne de zonde doet en de on
reinheid mint, ontvlucht de sfeer der
reinheid en der vroomheid. Hij tiert niet
in een omgeving, waar geestelijk leven
heerscht. De banden, die hem daar bin
den, van liefde, van bloed, van opvoeding,
verscheurt hij. Hij zoekt ander gezelschap
want hij gevoelt zich thuis bij spotters
en onreinen, bij hen, uit wier mond de
vuile rede gaat; die zich vroolijk maken
over de Godvruchtigen, de kuischen en de
preutschen; die de leugen liefhebben en
doen.
Zoo gaan er van ons heen, uit de gezin
nen, uit de families kinderen, broeders,
zusters; uit cj® gemeente gedoopten, bon
delingen, soms belijders, die, innerlijk on
rein, het in den kring der aanvankelijk
geheiligden niet uithouden, hun ontvluch
ten, om de grafspelonken der zonden te
zoeken en in te ademen den pestwalm
der onreinheid. Straks wrakken naar li
chaam en ziel, gebondenen van den dui
vel.
Neen, altijd komt het zoover nietl
Maar misschien hebt gij ook de erva
ring wel eens opgedaan, hoe zonde en on
reinheid u voor de aanraking met het
heilige innerlijk deed huiveren, 't Smar
telijk gevoel van onheiligheid kan den
zondaar soms pijnlijk verlegen maken,
als hij moet omgaan met menschen van
hooge moraal en geheiligde levensopvat
ting. Dan kan 't hem zijn, dat hij voor
hun blik de oogen neerslaat, alsof zij hem
de. schuld en de besmetting lazen uit de
ziel. Maar hoe zult gij in zulke oogen-
blikken dan beven voor het heilig aan
gezicht des Heeren. Die te rein is van
oogen, dan dat Hij het kwade zou zien?
Dan vlucht gij voor God, 't gebed wijkt,
zoo niet van uw lippen, dan toch uit u\V
hart, en uw verborgen omgang met den
Heere neemt een einde. Dan zijt gij een
doodenkamer.
Koestering der zonde doet vlieden van
den berg des Heeren en zoeken de holen
der onreinheid.
Komt er in dien toestand geen verande
ring, dan zijt gij dood bij de dooden, een
wis verderf ten prooi.
Vlied de zonde, zoek de gerechtigheid;
haat de onreinheid, min de heiligheid,
heb omgang met den levenden God.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij
zullen God zien.
DAGREGEL.
Zoo haast als u de slaap verlaat,
Of vóór of met den dageraad,
Zoo offert God een dankbaar hert,
Eer dat het weggetogen werd
Door iets dat aardsche dingen raakt,
Of dat naar vleesch en wereld smaakt;
Kwijt u, als 't pluimgedierte doet,
Dat vroeg met zang den Schepper groet.
Al wie met God den dag begint,
Die is des avonds welgezind.
Gelijk als God uw zaken voegt,
Zie, dat ge u dus vergenoegt,
't Is nu, 't is wel, 't is enkel goed,
Wat God aan Christenmenschen doet;
Ja, schoon al schijnt het hem verdriet,
't En schaadt hem aan de ziele niet.
Integendeel, het leert hem meer,
Als geld en goed en staat en eer.
Gewis het is een dapper held,
Die Godes wil in zijnen smelt.
JACOB CATS.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERS.
.Beroepen: Te Beusichem, P. G. Dij-
kema, te Engelen (Fr.). Te Cubaard, H.
Dekker, te Haskerhorne.
GEREF. KERSEN.
Beroepen: Te Delft (als 3de miss.
pred. voor Solo), Dr. J. H. Bavinck, te
Heemstede. Te Midwolda, J. v. d. Kooy,
cand. te Maasland (Z.-H.).
Aangenomen: Naar Zoutkamp, W.
v. d. Heide, cand. te Ferwerd.
Bedankt: Voor Baarland, Drachtster
Compagnie, Heinkenszand, Sellingen en
Wésterlee, W. v. d. Heide, cand. te Fer
werd.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Haarlem-Noord, K. G.
van Smeden, te Kampen.
Ds. A. J. A. VERMEER.
Naar wij vernemen hoopt Ds. A. J. A.
Vermeer, predikant bij de Ned Herv. Kerk
te 's-Gravenhage, wien zooals gemeld per
1 October eervol emeritaat is verleend, op
Zondag 23 September a.s., des avonds 7
uur, in de Groote Kerk aldaar zijn af-
scheidsprédikatie te houden.
Dr. A, TROELSTRA.
Dr. A. Troelstra, die om gezondheids
redenen per 1 Augustus eervol emeritaat
verkreeg, zal een dezer dagen 's-Graven
hage verlaten en zich metterwoon vesti
gen te Huis ter Heide bij Utrecht.
Dr. Troelstra zal echter geen afscheid
preeken, aangezien hem dit door zijn ge
neesheer verboden is.
EERVOL EMERITAAT.
Door Ds. W. H. H. Dijkman, Herv. pre
dikant te Rozenburg (Z.-H.) is aan het
Prov. Kerkbestuur van Zuid-Holland eer
vol emeritaat aangevraagd, ingaande 1
October a.s., wegens 40-jarige dienstver
vulling.
VEREENIGING VAN KERKVOOGDEN.
Tot voorzitter der vereeniging van kerk
voogdijen in de Ned. Herv. Kerk is in
plaats van wijlen den heer G. W. Mortier
gekozen de heer J. Bakker, pres. kerk
voogd te Menaldum, en lid der Tweede
Kamer.
NED. HERV. KERK.
In het Provinciaal Kerkbestuur van Z.-
Holland zijn gekozen tot secundus-lid van
dr. de 1 ie, dr. mr. N. G. Veldhoen, van
Voorburg; tot secundus van ds. v. Schup-
pen, ds. P. A. A. Klüsener, te Nieuwpoort;
tot secundus van ds. Schuurmans Sttkho-
ven, ds. H. Steginga te Simonshaven; tot
secundus van ds. G. Th. omit, ds. C.
Heemskerk te Dordrecht; verder zijn her
benoemd tot leden dr. J. C. S. Locher te
Leiden, secundus; dr. J, Ritmers, te Lei
den; A. Sneep te Numansdorp, secundus;
jhr. mr. A. K. C. de Brauw, te 's-Graven-
Z.-AFRIKAANSCHE ONDERWIJZERS.
Wij lezen in „Neerlandia"' (Juli-afl.):
„De Ned. Zuid-Afr. Ver. heeft beurzen
van 60 p. st. beschikbaar gesteld, om jaar
lijks aan een paar onderwijzers uit Zuid-
Afrika gelegenheid te geven, gedurende
zes maanden aan een Nederlandsche uni
versiteit college te loopen en met de Ne
derlandsche beschaving in aanraking te
komen. Als student kunnen zij, wanneer
ze met de Holland-Afrikalijn varen, re
kenen op de gewone vermindering voor
studenten van 50 t. h., welke zij bij den
Ned. consul-generaal te Pretoria, dr. H.
A. Lorentz, moeten aanvragen.
Dit plan van de N.Z.A.V. verdient harte
lijke waardeering. Het is niet tegen te
spreken, dat op het oogenblik Engelsch
sprekende landen Zuid-Afrikaansche stu
denten het meest aantrekken. Dit is vol
strekt niet noodig en misschien alleen toe
te schrijven aan de wijze, waarop hun de
studie in die landen gemakkelijk wordt
gemaakt; voor do studie zullen zij zeker
aan Engeland niet üe voorkeur kunnen
geven. Het is zeer gewenscht, dat het
oude stamland zich in dit opzicht een
beetje op den voorgrond gaat plaatsen en
toont, wat zijn beschaving goeds en be
langwekkends heeft".
BINNENLAND.
HET VERDRAG MET BELGIS.
In de Belgische Kamer heeft minis
ter Hymans gisteren een verklaring
afgelegd, waarin hij het Belgische
standpunt tegenover de verklaringen
van den Nederlandschen minister van
Buitenlandsche Zaken, Beelaerts van
Blokland, betreffende de hervatting
van de onderhandelingen tusschen
Nederland en België, uiteenzette.
In den loop van zijn rede kwam hij,
naar V. D. meldt, tot de conclusie, dat
België een politiek van hartelijke sa
menwerking met Holland wenscht,
waarbij rekening wordt gehouden met
de verlangens van beide landen en
met de belangen van hun havens.
Deze politiek is volgens spr. moge
lijk, maar hangt niet uitsluitend van
België af. Indien deze politiek in de
toekomst niet wordt verwezenlijkt, zal
de atmosfeer tusschen beide landen
vertroebeld worden, België kan geen
afstand doen van den wensch zijn es-
sentieele belangen op afdoende wijze
te verzekeren. Het zal de tot dusvfer
gevolgde politiek betreffende de ver
bindingen te water blijven volgen en
zich daarbij in de eerste plaats laten
leiden door zijn eigen belangen.
Indien de noodige garanties niet
worden gevonden in een tweezijdig
verdrag, zal België er toe komen deze
garanties te zoeken op het gebied vaq
liet Internationaal recht.
Het slot van de rede van Hymans
werd met algemeen applaus begroet.
Vandervelde, die de volgende spre
ker was, zeide, dat de kwestie in Hol
land tot een gevoelskwestie was ge
worden en dat hij van meening was,
dat zij moest worden onderworpen
aan het oordeel van het Hof van Ar
bitrage te Den Haag.
Aan een Belga-telegram over de re
de van Hymans ontleenen wij nog de
verklaring, dat België de drie volgen
de eischen, die in het ontwerp-verdrag
van 1925 werden ingewilligd, hand
haaft:
„1. Organisatie van een beheer over
de Schelde van zoodanigen aard, dat
de uitvoering der maatregelen, welke
mochten noodig zijn voor de scheep
vaart niet kan worden verhinderd
door een Staat, die er zelf niet direct
hij geïnteresseerd is.
2. Verplichting van Nederland om
den waterweg te onderhouden en zoo
te maken, dat hij beantwoordt aan al
le eischen der moderne scheepvaart.
3. Het graven van nieuwe kanalen
(voies latérales ,ou complémentaires)
ter verbetering van den verbindings
weg met den Rijn, welke thans moei
lijk en onzeker is".
Verder blijkt nog uit het Belga-tele
gram, dat minister Hymans op een
spoedige behandeling aandringt, mede
opdat men in België zou kunnen be
slissen of er bij het vaststellen van
het tracé van den nieuwen waterweg
tusschen Luik en Antwerpen rekening
dient gehouden te worden met de be
langen der beide landen, of uitslui
tend met die van België.
Ook voor de ophanden zijnde her
ziening van het Verdrag van Mann
heim over de Rijnvaart acht hij het
noodig, dat er spoedig een einde ko-
me aan den toestand van onzeker
heid.
FAMILIE ARGENTIJNSCHEN
GEZANT.
De familie van den overleden Argen
tijnschen gezant heeft gistermiddag
met den Pullman-trein van 1.15 uur
naar Parijs de Residentie verlaten.
Mevr. Guesalaga was, zooals men
weet, toen haar echtgenoot Deken van
het Corps Diplomatique was, Doyenne
van de dames van bedoeld corps.
Zij heeft gister mogen ondervinden,
hoezeer de familie Guasalaga bemind
was in haar kringen.
Vrijwel alle legaties waren op het
perron Hollandsche Spoor vertegen
woordigd.
Een groot aantal dames was mede
tegenwoordig, van wie velen Mevr.
Guesalaga bloemen aanboden.
De zaakgelastigde van Argentinië,
de heer Oscar Ibarra Garcia, deed de
familie uitgeleide.
Bij het vertrek waren o.m. tegen
woordig de consul-keneraal van Ar
gentinië te Amsterdam, Dr. Massa, R.
A. baron van Hardenbroek van Lok
horst, kamerheer-ceremoniemeester
van H. M. de Koningin, Jhr. Mr. A.
M. Snouck Hurgronje, secretaris-gene
raal en Jhr. Mr. E. M. F. J. Michiels
van Verduynen, chef der af deeling,
Diplomatieke Zaken, beiden van het
Departement van Buitenlandsche Za
ken, Dr. Loder, oud-president van en
thans rechter in het Permanente Hof
van internationale Justitie en vele
particuliere bekenden.
De meeste heeren waren van hun
dames vergezeld. Bij het vertrek van
den trein wuifde men nog lang de.
familie Guesalaga toe.
KWEEKSCHOOLOPLEIDING.
De heer Van Wijnbergen heeft den
Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen de volgende schrifte
lijke vraag gesteld:
Is de Minister bij de in het 29 Juni
1.1. gegeven antwoord (No. 198) toege
zegde overweging, of een wijziging in
de regeling van de kweekschool-oplei
ding wenschelijk is, bereid ook zijn
aandacht te schenken aan de ongelijk
heid, die thans bestaat ingevolge art.
18, sub 2, van het Kon. Besluit van 11
September 1923, S. 440, gelijk dat later
is gewijzigd, n.l. deze, dat aan kweek
scholen, uitsluitend voor vrouwelijke
leerlingen bestemd, waar wiskunde
RECLAME
Doorzitten bij Wielrijden, Stuk-
loopen van Huid en Voeten, en
Verbranden der Huid door de
zon, verzacht men dadelijk en
geneest men spoedig, door
onmiddellijk te behandelen met
30-60. Tube SO ct. Bi) Apoih. ca Drogisten
gegeven wordt, geen leerlingen voor
het onderwijs in dat vak kunnen wor
den vrijgesteld, terwijl aan gemengde
kweekscholen de mogelijkheid bestaat
sommige vrouwelijke leerlingen het
onderwijs in de wiskunde te doen vol
gen, andere er van vrij te stellen?
HET KLOMPENWETJE EN BELGIS.
De Brusselsche correspondent van
de N. R. C. meldt:
Sommige Belgische klompenfabri
kanten hebben de aandacht van de
regeering gevestigd op de Nederland
sche Klompenwet, welke de bedoeling
heeft de invoer van Belgische klom
pen in Nederland vrijwel geheel on
mogelijk te maken.
Aangedrongen werd op spoedige
tusschenkomst bij de Nederlandsche
regeering, teneinde haar te bewegen
deze wet niet af te kondigen en om te
's Gravenhage te laten weten, dat in
geval van weigering België gelijksoor
tige protectiemaatregelen tegen Neder
landsche producten zou treffen.
In verband hiermede blijkt de Bel
gische minister van buitenlandsche
zaken aan den gezant te 's Graven
hage opdracht gegeven te hebben, om
stappen te doen bij de Nederlandsche
regeering.
BOOTTREIN STOOMVAART-MIJ.
NEDERLAND.
Het agentschap van de stoomvaart-
Maatschappij Nederland, de firma
Crans en Co., meldt, dat de boottrein
van het stoomschip Koningin der Ne
derlanden, hetwelk 7 Juli a.s. te Ge
nua verwacht wordt, Zondagmorgen
8 Juli a.s. om 11 uur v.m. aan het
Staatsspoor-station in Den Haag zal
aankomen.
De Genua-mail komt Zondagavond
aan en komt dan Maandagmorgen in
de eerste bestelling.
DR. R. H. FOLMER f
Dr. R. H. Folmer, het slachtoffer
van de aanrijding tusschen lokaal-
spoor en auto onder de gemeente Drie
wegen (Zuid-Beveland) stond bekend
als een zeer knap medicus en beschik
te over een groote practijk te Driewe
gen en omliggende gemeenten.
In 1894 was de overledene tot arts
bevorderd en 5 jaar geleden, in 1923,
heeft hij nog tijd gevonden voor een
dissertatie over een onderwerp, ont
leend aan zijn practijk.
Maar niet alleen als medicus had
de betreurde doode een goeden naam,
ook was hij een bekend liefhebber van
bloemen en had hij in zijn prachtigen
tuin een Iridarium aangelegd, waar
in hij vrijwel alle soorten en variaties
van irissen kweekte.
Het vereenigingsleven in Zuid-Beve
land verliest in Dr. Folmer ook een
groote kracht, in het bijzonder de ver
eeniging tot bevordering van het
Vreemdelingenverkeer, die in hem
haar voorzitter verliest.
MR. DR. G. A. J. VAN BERCKEL f
In den ouderdom van 71 jaren is
in Den Haag overleden Mr. Dr. G. J. A.
van Berckel, oud-president van den
Raad van Justitie te Batavia, oud-di
recteur van de Ned. Indische Bestuurs
academie, Ridder in de Orde van de
Nederlandsche Leeuw.
De teraardebestelling van het stof
felijk overschot zal plaats hebben a.s.
Maandag-voormiddag op de R. K. be
graafplaats aan de Kerkhoflaan, na
dat vooraf in de parochiekerk van den
H. Jacobus de plechtige uitvaartdien
sten zullen zijn gecelebreerd.
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
17 o
„En dan jou toekomst ook heele-
maal bederven!" zeide Amanda bit
ter. „Je weet niet, ho uitrtekend ze
leert, Ruth. Ik zou het niet over mijn
hart kunnen verkrijgen, haar van
school te zien nemen".
Misschien zou er wel wat anders op
gevonden kunnen worden", bracht
Frank op eenmaal in het midden, ter
wijl hij de achtergalerij binnentrad.
„O dokter Van Endel" riep Amanda
verlegen uit. „Ik wist niet, dat u ons
hoordet".
„Zou ik dan geen deel mogen ne
men in iemands moeilijkheden, juf
frouw Velders? Of was het onbe
scheiden van mij, dat ik mij in het ge
sprek mengde?"
„Neen volstrekt niet, dokter!" zeide
Amanda, terwijl de dokter aan de
overzij van de tafel naast haar zusje
plaats nam, en de kleine Tilde al spoe
dig haar lievelingsplaatsje op zijn
knie opzocht.
Ruth en Amanda legden hem nu
den geheelen droevigen toestand bloot,
hoe mijnheer Velders wegens een
tekort in kas op een koopmanskantoor
etn paar jaar geleden ontslagen was,
terwijl het niet bewezen was kunnen
worden, hetgeen hij als zijn vermoe
den had geopperd, dat anderen die
gelden hadden verduisterd. Meer dan
een jaar leden ze nu de bitterste ar
moede, daar het hem nergens gelukte
een andere betrekking te vinden, ter
wijl de schuldigen hunne plaats aan
het kantoor hadden behouden en in
weelde en overvloed leefden.
Bij zich zeiven vormde dokter Van
Ende onmiddellijk het plan om de
Zc*ak te onderzoeken en al wat ih zijn
vermogen was te beproeven om den
onschuldige in zijn eer te herstellen.
Maar hoe? Deze vraag hield hem be
zig, terwijl hij Tilde over het blonde
krulfekopje streek.
„Gelooft u, dat er een God zou zijn,
dokter Van Ende?" vroeg Amanda,
hem ernstig aanziende.
„Soms zou ik willen, dat ik het ge-
looven kon, juffrouw Velders; maar
andere keeren gaat het mij juist als u,
en heb ik een gevoel, alsof ik dien God
zou kunnen haten, wanneer Hij be
stond. Maar ik spreek liever niet over
dat onderwerp, vooral niet hier in
huis".
„Ja, ik zou ook niet uw zuster wil
len kwetsen, vooral niet, daar ze altijd
zoo goed voor ons is geweest; maar ze
behoeft zich toch niet aan mijn mee
ning te storen. Wat hindert het jou,
Ruth, wat wij gelooven of niet gcloo-
ven
„Ten eerste weet ik, dat hol God ont-
eert, wanneer IIij miskend wordt door
Zijn schepselen. En. Ue menschen zou
den zoo gelukkig zijn, wanneer ze
Hem kenden".
„Gelukkig ook hij zooveel schreeu
wend onrecht? En gelukkig ook als
het liefste je van het hart wordt ge
scheurd door den dood?" riep Amanda
bitter uit.
„Ja, gelukkig in alle omstandighe
den', zeide Ruth kalm.
„O Manda, juffrouw Ruth heeft ons
dat. dikwijls zoo mooi uitgelegd, dat
alles heerlijk terecht zal komen, als
wij maar wachten en God vertrou
wen", merkte haar zusje op.
„Je hebt mooi praten, Jet! Hebben
we dan niet al lang genoeg gewacht?
En teert mama niet heelemaal weg?
Fn gaat Robert niet met die slechte
kampongjongens om, doordat we in
die ellendige buurt moeten wonen?
Wat zal er van hem terecht komen?
En van ons allemaal? Een Godl
1 s er een God is, die alles ziet, dan
t. Zijn hart wel van steen zijn!"
Tevergeefs zat dokter Van Ende te
verzinnen, hoe hij het gesprek een
andere wending zou kannen geven.
Het kwam hem zoo geheel nutteloos
voor. over het al of niet bestaan van
oen God zooveel woorden te verspillen.
Daarbij zag hij, dat het jonge meisje
zich geheel opwond, en de kleintjes
daardoor gedrukt en angstig werden.
11et was hem echter, of hij zich niet
'u.n losmaken van de gedachte, die
hi in nog iederen dag bezighield, de
.cdachte -.an die teedere, schooue
bloem, die door de adem des dood9
was aangeraakt en verstijfd, die
lieflijke gedaante, die nu in het graf
lag te verteren. Hij huiverde, en de
pas gehoorde woorden klonken hem
door de ziel als een snijdende disso
nant: „Als er een God is, die dat alles
ziet, dan moet Zijn hart wel van
steen zijn".
Kleine Tijde voelde de huivering,
die zijn lichaam deed trillen en met
een vragenden blik keek ze tot hem
op.Zacht streelde ze met hare molli
ge vingers langs zijn wang en zeide
halfluid: „Dokter moet niet zeggen,
zooals Manda, dat u boo9 bent op
God. God heeft immers uw lieve juf
frouw Helene naar den hemel ge
bracht 1 Zij is daar immers in het
mooie Paradijs, en ze heeft het daar
zoo prettig. Waarom moet dokter
dan boos zijn op God? Juffrouw He
lena heeft God lief, en waarom bent
u dan boos op Hem?"
Een storm van aandoeningen brak
los in Franks hart. Het was hem
niet mogelijk een woord uit te bren
gen. Zacht zette hij de kleine neer,
en begaf zich naar zijn kamer, terwijl
Ruth hem na een oogenblik het huis
hoorde verlaten.
HOOFDSTUK X.
„O Ruth, ni 7.ou ik haast weer in 't
beslaan van een God kunnen geloo
ven 1' En Amanda Velders liet haar
hoofd op den schouder van haar
vriendin rusten, terwijl ze aan haar
tranen den vrijen loop liet. Het waren
tranen van blijdschap en dankbaar
heid.
Dokter Van Ende was bijzonder ge
lukkig geweest in zijn nasporingen
betreffende de zaak van den heer Vel
ders. Ook dokter Steenbergen kende
den jmgelukkigen man, die het slacht
offer was geworden van de schurken
streken van twee zijner mede-em
ployés Hij herinnerde zich de zaak
zeer goed, toen dokter Van Ende hem
de geschiedenis vertelde. Hij was
huisdokter yan de familie geweest; en
toen de bewuste zaak voorgevallen
was, had hij niet aan de schuld van
den heer Velders kunne:, gelooven.
Deze was echter dadelijk, nadat hij
zijn ontslag gekregen had, naar Mees
ter Cornelis verhuisd, en andere din
gen hadden de gedachten van dokter
Steenbergen ingenomen, zoodat hij
den man geheel uit het 'oog had verlo
ren en de geschiedenis bij hem bij-4
na in het vergeetboek was geraakt.
Hij was blijde, dat zijn jonge vriend
ze hem herinnerde. Tezamen namen
ze een knappen advocaat in den arm.
Mijnheer Velders legde hun de zaak
in alle bijzonderheden duidelijk uit;
en ofschoon de advokaat met leedwe
zen verklaarde, dat er geen bewijzen
waren om de schuldigen te ontmaske
ren, toch waren alle drie volkomen
van de onschuld van het slachtoffer
overtuigd.