föcanti? JIEUWE LEIDSCHE COURANT f^PÜROL van ZATERDAG 7 JULI 1928 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN ZIJN WONING IN DE GRATEN. Terstond ontmoette Hem, uit de graven, een mensch met een on- reinen geest, die zijn woning in de graven had. Mare. 5 2b en 8a. Het verbolgen meer heeft zijn gekuifde koppen doen zinken, rimpeloos ligt het gedoken onder ademloozen hemel: op Je zus' woord zweeg 't stootend gehuil van den stormwind en het stampend koken der steigerende baren. Het effen zeevlak en de ronding der omliggende bergen blozen thans bij den rossen gloed van de in karmozijn gevatte Oosterkim. Jezus verlaat met Zijn jongeren het schip, dat zij meren aan den Zuid-Oostelijken oever van de Tiberias zee, en ze wenden hun schreden naar de Jarmoek. Ze wijken al meer van 't schilderachtige Jordaandal af en gaan de hellingen 'der bergen op. Roode ranunkels, cyclamen en anemonen bloeien alom voor hun voet; één groen ta pijt, doorweven met rood en blauw en geel Noteboom en dadelvijg en olijf, wijn stok en kweepeer dekken de heuvelflan ken. Maar boven alles uit heft zich toch steeds de naakte rots, massief en bruin. In de verte zijn de rotsen grilliger en woester, met donkere holten en sombere kloven De heidensche bewoners dezer land streek, Gadarenen genoemd, vonden hier voor hunne dooden een begraafplaats, door de natuur hun toegewezen. Deze bergspelonken waarborgden hun gestor venen een ongestoorde rust, want de toe gang kon gemakkelijk worden afgesloten, zoodat ze in hun doodsslaap niet zouden worden verontrust door jakhals of hyena, die zich schuil hielden in de warme, en weelderig begroeide Jordaanvallei. Jezus en Zijn jongeren zien plotseling uit één der grafspelonken twee mrnschen treden, spookachtige gestalten: geen klee ding dekt hun magere leden, naakt zijn ze als de rotsen, grimmig als 't woeste land schap, verwaarloosd en vuil als hun lu gubere woning. Ze zijn de samenleving ontvlucht. Men had getracht hen te overmeesteren, maar niemand had het vermocht; men had ze gekneveld met ijzerei hand- en voetboeien maar met bovenaardsche macht hadden ze het staal verbrijzeld en van hun bloe dende polsen en enkels geschoven. Nu huisden ze dag en nacht in de grafsteden bij het vermolmde gebeente der dooden, klommen bij wijlen op het rotsgebergte en stieten dan uit schorre keel een krij- schend gehuil, dat als een huivering over de omgeving viel. Ze sloegen zichzelf tot bloedens toe met puntige steenen en kreunden als gewonde dieren. Deerniswaardige menschen-wrakken I Welk een overeenkomst tusschen hen en hun woning! Ze huizen in een doodenkamer; zelf zijn ze ook woonsteden des doods. Ze ge ven huisvesting aan de duivelen, die het geweld des doods hebben. Het is niet één demon, maar een legioen, 't welk een Romeinsche legermacht van ruim 5000 man aanduidt, dat intrek in hen heeft genomen. Ze ruïneeren hun slachtoffers naar lichaam en ziel, al het menschelijke is dezen rampzaligen vreemd geworden. De onreine geesten voeren, hun slaven naar de plaatsen der onreinheid, naar de graven, waar de wormen en de maden heerschen, waar de ontbinding werkt en haar stiklucht den adem beneemt, waar 't verderf regeert en de verrotting haar langzaam proces volvoert, 't Gelijksoorti ge trekt elkander aan: dood bij dood, on rein bij onrein. Hij, die een onreinen geest tot woning dient, wil zelf ook wonen bij 't onreine. Merkt gij hier de geestelijke beduidenis? Wie gaarne de zonde doet en de on reinheid mint, ontvlucht de sfeer der reinheid en der vroomheid. Hij tiert niet in een omgeving, waar geestelijk leven heerscht. De banden, die hem daar bin den, van liefde, van bloed, van opvoeding, verscheurt hij. Hij zoekt ander gezelschap want hij gevoelt zich thuis bij spotters en onreinen, bij hen, uit wier mond de vuile rede gaat; die zich vroolijk maken over de Godvruchtigen, de kuischen en de preutschen; die de leugen liefhebben en doen. Zoo gaan er van ons heen, uit de gezin nen, uit de families kinderen, broeders, zusters; uit cj® gemeente gedoopten, bon delingen, soms belijders, die, innerlijk on rein, het in den kring der aanvankelijk geheiligden niet uithouden, hun ontvluch ten, om de grafspelonken der zonden te zoeken en in te ademen den pestwalm der onreinheid. Straks wrakken naar li chaam en ziel, gebondenen van den dui vel. Neen, altijd komt het zoover nietl Maar misschien hebt gij ook de erva ring wel eens opgedaan, hoe zonde en on reinheid u voor de aanraking met het heilige innerlijk deed huiveren, 't Smar telijk gevoel van onheiligheid kan den zondaar soms pijnlijk verlegen maken, als hij moet omgaan met menschen van hooge moraal en geheiligde levensopvat ting. Dan kan 't hem zijn, dat hij voor hun blik de oogen neerslaat, alsof zij hem de. schuld en de besmetting lazen uit de ziel. Maar hoe zult gij in zulke oogen- blikken dan beven voor het heilig aan gezicht des Heeren. Die te rein is van oogen, dan dat Hij het kwade zou zien? Dan vlucht gij voor God, 't gebed wijkt, zoo niet van uw lippen, dan toch uit u\V hart, en uw verborgen omgang met den Heere neemt een einde. Dan zijt gij een doodenkamer. Koestering der zonde doet vlieden van den berg des Heeren en zoeken de holen der onreinheid. Komt er in dien toestand geen verande ring, dan zijt gij dood bij de dooden, een wis verderf ten prooi. Vlied de zonde, zoek de gerechtigheid; haat de onreinheid, min de heiligheid, heb omgang met den levenden God. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. DAGREGEL. Zoo haast als u de slaap verlaat, Of vóór of met den dageraad, Zoo offert God een dankbaar hert, Eer dat het weggetogen werd Door iets dat aardsche dingen raakt, Of dat naar vleesch en wereld smaakt; Kwijt u, als 't pluimgedierte doet, Dat vroeg met zang den Schepper groet. Al wie met God den dag begint, Die is des avonds welgezind. Gelijk als God uw zaken voegt, Zie, dat ge u dus vergenoegt, 't Is nu, 't is wel, 't is enkel goed, Wat God aan Christenmenschen doet; Ja, schoon al schijnt het hem verdriet, 't En schaadt hem aan de ziele niet. Integendeel, het leert hem meer, Als geld en goed en staat en eer. Gewis het is een dapper held, Die Godes wil in zijnen smelt. JACOB CATS. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERS. .Beroepen: Te Beusichem, P. G. Dij- kema, te Engelen (Fr.). Te Cubaard, H. Dekker, te Haskerhorne. GEREF. KERSEN. Beroepen: Te Delft (als 3de miss. pred. voor Solo), Dr. J. H. Bavinck, te Heemstede. Te Midwolda, J. v. d. Kooy, cand. te Maasland (Z.-H.). Aangenomen: Naar Zoutkamp, W. v. d. Heide, cand. te Ferwerd. Bedankt: Voor Baarland, Drachtster Compagnie, Heinkenszand, Sellingen en Wésterlee, W. v. d. Heide, cand. te Fer werd. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Haarlem-Noord, K. G. van Smeden, te Kampen. Ds. A. J. A. VERMEER. Naar wij vernemen hoopt Ds. A. J. A. Vermeer, predikant bij de Ned Herv. Kerk te 's-Gravenhage, wien zooals gemeld per 1 October eervol emeritaat is verleend, op Zondag 23 September a.s., des avonds 7 uur, in de Groote Kerk aldaar zijn af- scheidsprédikatie te houden. Dr. A, TROELSTRA. Dr. A. Troelstra, die om gezondheids redenen per 1 Augustus eervol emeritaat verkreeg, zal een dezer dagen 's-Graven hage verlaten en zich metterwoon vesti gen te Huis ter Heide bij Utrecht. Dr. Troelstra zal echter geen afscheid preeken, aangezien hem dit door zijn ge neesheer verboden is. EERVOL EMERITAAT. Door Ds. W. H. H. Dijkman, Herv. pre dikant te Rozenburg (Z.-H.) is aan het Prov. Kerkbestuur van Zuid-Holland eer vol emeritaat aangevraagd, ingaande 1 October a.s., wegens 40-jarige dienstver vulling. VEREENIGING VAN KERKVOOGDEN. Tot voorzitter der vereeniging van kerk voogdijen in de Ned. Herv. Kerk is in plaats van wijlen den heer G. W. Mortier gekozen de heer J. Bakker, pres. kerk voogd te Menaldum, en lid der Tweede Kamer. NED. HERV. KERK. In het Provinciaal Kerkbestuur van Z.- Holland zijn gekozen tot secundus-lid van dr. de 1 ie, dr. mr. N. G. Veldhoen, van Voorburg; tot secundus van ds. v. Schup- pen, ds. P. A. A. Klüsener, te Nieuwpoort; tot secundus van ds. Schuurmans Sttkho- ven, ds. H. Steginga te Simonshaven; tot secundus van ds. G. Th. omit, ds. C. Heemskerk te Dordrecht; verder zijn her benoemd tot leden dr. J. C. S. Locher te Leiden, secundus; dr. J, Ritmers, te Lei den; A. Sneep te Numansdorp, secundus; jhr. mr. A. K. C. de Brauw, te 's-Graven- Z.-AFRIKAANSCHE ONDERWIJZERS. Wij lezen in „Neerlandia"' (Juli-afl.): „De Ned. Zuid-Afr. Ver. heeft beurzen van 60 p. st. beschikbaar gesteld, om jaar lijks aan een paar onderwijzers uit Zuid- Afrika gelegenheid te geven, gedurende zes maanden aan een Nederlandsche uni versiteit college te loopen en met de Ne derlandsche beschaving in aanraking te komen. Als student kunnen zij, wanneer ze met de Holland-Afrikalijn varen, re kenen op de gewone vermindering voor studenten van 50 t. h., welke zij bij den Ned. consul-generaal te Pretoria, dr. H. A. Lorentz, moeten aanvragen. Dit plan van de N.Z.A.V. verdient harte lijke waardeering. Het is niet tegen te spreken, dat op het oogenblik Engelsch sprekende landen Zuid-Afrikaansche stu denten het meest aantrekken. Dit is vol strekt niet noodig en misschien alleen toe te schrijven aan de wijze, waarop hun de studie in die landen gemakkelijk wordt gemaakt; voor do studie zullen zij zeker aan Engeland niet üe voorkeur kunnen geven. Het is zeer gewenscht, dat het oude stamland zich in dit opzicht een beetje op den voorgrond gaat plaatsen en toont, wat zijn beschaving goeds en be langwekkends heeft". BINNENLAND. HET VERDRAG MET BELGIS. In de Belgische Kamer heeft minis ter Hymans gisteren een verklaring afgelegd, waarin hij het Belgische standpunt tegenover de verklaringen van den Nederlandschen minister van Buitenlandsche Zaken, Beelaerts van Blokland, betreffende de hervatting van de onderhandelingen tusschen Nederland en België, uiteenzette. In den loop van zijn rede kwam hij, naar V. D. meldt, tot de conclusie, dat België een politiek van hartelijke sa menwerking met Holland wenscht, waarbij rekening wordt gehouden met de verlangens van beide landen en met de belangen van hun havens. Deze politiek is volgens spr. moge lijk, maar hangt niet uitsluitend van België af. Indien deze politiek in de toekomst niet wordt verwezenlijkt, zal de atmosfeer tusschen beide landen vertroebeld worden, België kan geen afstand doen van den wensch zijn es- sentieele belangen op afdoende wijze te verzekeren. Het zal de tot dusvfer gevolgde politiek betreffende de ver bindingen te water blijven volgen en zich daarbij in de eerste plaats laten leiden door zijn eigen belangen. Indien de noodige garanties niet worden gevonden in een tweezijdig verdrag, zal België er toe komen deze garanties te zoeken op het gebied vaq liet Internationaal recht. Het slot van de rede van Hymans werd met algemeen applaus begroet. Vandervelde, die de volgende spre ker was, zeide, dat de kwestie in Hol land tot een gevoelskwestie was ge worden en dat hij van meening was, dat zij moest worden onderworpen aan het oordeel van het Hof van Ar bitrage te Den Haag. Aan een Belga-telegram over de re de van Hymans ontleenen wij nog de verklaring, dat België de drie volgen de eischen, die in het ontwerp-verdrag van 1925 werden ingewilligd, hand haaft: „1. Organisatie van een beheer over de Schelde van zoodanigen aard, dat de uitvoering der maatregelen, welke mochten noodig zijn voor de scheep vaart niet kan worden verhinderd door een Staat, die er zelf niet direct hij geïnteresseerd is. 2. Verplichting van Nederland om den waterweg te onderhouden en zoo te maken, dat hij beantwoordt aan al le eischen der moderne scheepvaart. 3. Het graven van nieuwe kanalen (voies latérales ,ou complémentaires) ter verbetering van den verbindings weg met den Rijn, welke thans moei lijk en onzeker is". Verder blijkt nog uit het Belga-tele gram, dat minister Hymans op een spoedige behandeling aandringt, mede opdat men in België zou kunnen be slissen of er bij het vaststellen van het tracé van den nieuwen waterweg tusschen Luik en Antwerpen rekening dient gehouden te worden met de be langen der beide landen, of uitslui tend met die van België. Ook voor de ophanden zijnde her ziening van het Verdrag van Mann heim over de Rijnvaart acht hij het noodig, dat er spoedig een einde ko- me aan den toestand van onzeker heid. FAMILIE ARGENTIJNSCHEN GEZANT. De familie van den overleden Argen tijnschen gezant heeft gistermiddag met den Pullman-trein van 1.15 uur naar Parijs de Residentie verlaten. Mevr. Guesalaga was, zooals men weet, toen haar echtgenoot Deken van het Corps Diplomatique was, Doyenne van de dames van bedoeld corps. Zij heeft gister mogen ondervinden, hoezeer de familie Guasalaga bemind was in haar kringen. Vrijwel alle legaties waren op het perron Hollandsche Spoor vertegen woordigd. Een groot aantal dames was mede tegenwoordig, van wie velen Mevr. Guesalaga bloemen aanboden. De zaakgelastigde van Argentinië, de heer Oscar Ibarra Garcia, deed de familie uitgeleide. Bij het vertrek waren o.m. tegen woordig de consul-keneraal van Ar gentinië te Amsterdam, Dr. Massa, R. A. baron van Hardenbroek van Lok horst, kamerheer-ceremoniemeester van H. M. de Koningin, Jhr. Mr. A. M. Snouck Hurgronje, secretaris-gene raal en Jhr. Mr. E. M. F. J. Michiels van Verduynen, chef der af deeling, Diplomatieke Zaken, beiden van het Departement van Buitenlandsche Za ken, Dr. Loder, oud-president van en thans rechter in het Permanente Hof van internationale Justitie en vele particuliere bekenden. De meeste heeren waren van hun dames vergezeld. Bij het vertrek van den trein wuifde men nog lang de. familie Guesalaga toe. KWEEKSCHOOLOPLEIDING. De heer Van Wijnbergen heeft den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de volgende schrifte lijke vraag gesteld: Is de Minister bij de in het 29 Juni 1.1. gegeven antwoord (No. 198) toege zegde overweging, of een wijziging in de regeling van de kweekschool-oplei ding wenschelijk is, bereid ook zijn aandacht te schenken aan de ongelijk heid, die thans bestaat ingevolge art. 18, sub 2, van het Kon. Besluit van 11 September 1923, S. 440, gelijk dat later is gewijzigd, n.l. deze, dat aan kweek scholen, uitsluitend voor vrouwelijke leerlingen bestemd, waar wiskunde RECLAME Doorzitten bij Wielrijden, Stuk- loopen van Huid en Voeten, en Verbranden der Huid door de zon, verzacht men dadelijk en geneest men spoedig, door onmiddellijk te behandelen met 30-60. Tube SO ct. Bi) Apoih. ca Drogisten gegeven wordt, geen leerlingen voor het onderwijs in dat vak kunnen wor den vrijgesteld, terwijl aan gemengde kweekscholen de mogelijkheid bestaat sommige vrouwelijke leerlingen het onderwijs in de wiskunde te doen vol gen, andere er van vrij te stellen? HET KLOMPENWETJE EN BELGIS. De Brusselsche correspondent van de N. R. C. meldt: Sommige Belgische klompenfabri kanten hebben de aandacht van de regeering gevestigd op de Nederland sche Klompenwet, welke de bedoeling heeft de invoer van Belgische klom pen in Nederland vrijwel geheel on mogelijk te maken. Aangedrongen werd op spoedige tusschenkomst bij de Nederlandsche regeering, teneinde haar te bewegen deze wet niet af te kondigen en om te 's Gravenhage te laten weten, dat in geval van weigering België gelijksoor tige protectiemaatregelen tegen Neder landsche producten zou treffen. In verband hiermede blijkt de Bel gische minister van buitenlandsche zaken aan den gezant te 's Graven hage opdracht gegeven te hebben, om stappen te doen bij de Nederlandsche regeering. BOOTTREIN STOOMVAART-MIJ. NEDERLAND. Het agentschap van de stoomvaart- Maatschappij Nederland, de firma Crans en Co., meldt, dat de boottrein van het stoomschip Koningin der Ne derlanden, hetwelk 7 Juli a.s. te Ge nua verwacht wordt, Zondagmorgen 8 Juli a.s. om 11 uur v.m. aan het Staatsspoor-station in Den Haag zal aankomen. De Genua-mail komt Zondagavond aan en komt dan Maandagmorgen in de eerste bestelling. DR. R. H. FOLMER f Dr. R. H. Folmer, het slachtoffer van de aanrijding tusschen lokaal- spoor en auto onder de gemeente Drie wegen (Zuid-Beveland) stond bekend als een zeer knap medicus en beschik te over een groote practijk te Driewe gen en omliggende gemeenten. In 1894 was de overledene tot arts bevorderd en 5 jaar geleden, in 1923, heeft hij nog tijd gevonden voor een dissertatie over een onderwerp, ont leend aan zijn practijk. Maar niet alleen als medicus had de betreurde doode een goeden naam, ook was hij een bekend liefhebber van bloemen en had hij in zijn prachtigen tuin een Iridarium aangelegd, waar in hij vrijwel alle soorten en variaties van irissen kweekte. Het vereenigingsleven in Zuid-Beve land verliest in Dr. Folmer ook een groote kracht, in het bijzonder de ver eeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer, die in hem haar voorzitter verliest. MR. DR. G. A. J. VAN BERCKEL f In den ouderdom van 71 jaren is in Den Haag overleden Mr. Dr. G. J. A. van Berckel, oud-president van den Raad van Justitie te Batavia, oud-di recteur van de Ned. Indische Bestuurs academie, Ridder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw. De teraardebestelling van het stof felijk overschot zal plaats hebben a.s. Maandag-voormiddag op de R. K. be graafplaats aan de Kerkhoflaan, na dat vooraf in de parochiekerk van den H. Jacobus de plechtige uitvaartdien sten zullen zijn gecelebreerd. FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 17 o „En dan jou toekomst ook heele- maal bederven!" zeide Amanda bit ter. „Je weet niet, ho uitrtekend ze leert, Ruth. Ik zou het niet over mijn hart kunnen verkrijgen, haar van school te zien nemen". Misschien zou er wel wat anders op gevonden kunnen worden", bracht Frank op eenmaal in het midden, ter wijl hij de achtergalerij binnentrad. „O dokter Van Endel" riep Amanda verlegen uit. „Ik wist niet, dat u ons hoordet". „Zou ik dan geen deel mogen ne men in iemands moeilijkheden, juf frouw Velders? Of was het onbe scheiden van mij, dat ik mij in het ge sprek mengde?" „Neen volstrekt niet, dokter!" zeide Amanda, terwijl de dokter aan de overzij van de tafel naast haar zusje plaats nam, en de kleine Tilde al spoe dig haar lievelingsplaatsje op zijn knie opzocht. Ruth en Amanda legden hem nu den geheelen droevigen toestand bloot, hoe mijnheer Velders wegens een tekort in kas op een koopmanskantoor etn paar jaar geleden ontslagen was, terwijl het niet bewezen was kunnen worden, hetgeen hij als zijn vermoe den had geopperd, dat anderen die gelden hadden verduisterd. Meer dan een jaar leden ze nu de bitterste ar moede, daar het hem nergens gelukte een andere betrekking te vinden, ter wijl de schuldigen hunne plaats aan het kantoor hadden behouden en in weelde en overvloed leefden. Bij zich zeiven vormde dokter Van Ende onmiddellijk het plan om de Zc*ak te onderzoeken en al wat ih zijn vermogen was te beproeven om den onschuldige in zijn eer te herstellen. Maar hoe? Deze vraag hield hem be zig, terwijl hij Tilde over het blonde krulfekopje streek. „Gelooft u, dat er een God zou zijn, dokter Van Ende?" vroeg Amanda, hem ernstig aanziende. „Soms zou ik willen, dat ik het ge- looven kon, juffrouw Velders; maar andere keeren gaat het mij juist als u, en heb ik een gevoel, alsof ik dien God zou kunnen haten, wanneer Hij be stond. Maar ik spreek liever niet over dat onderwerp, vooral niet hier in huis". „Ja, ik zou ook niet uw zuster wil len kwetsen, vooral niet, daar ze altijd zoo goed voor ons is geweest; maar ze behoeft zich toch niet aan mijn mee ning te storen. Wat hindert het jou, Ruth, wat wij gelooven of niet gcloo- ven „Ten eerste weet ik, dat hol God ont- eert, wanneer IIij miskend wordt door Zijn schepselen. En. Ue menschen zou den zoo gelukkig zijn, wanneer ze Hem kenden". „Gelukkig ook hij zooveel schreeu wend onrecht? En gelukkig ook als het liefste je van het hart wordt ge scheurd door den dood?" riep Amanda bitter uit. „Ja, gelukkig in alle omstandighe den', zeide Ruth kalm. „O Manda, juffrouw Ruth heeft ons dat. dikwijls zoo mooi uitgelegd, dat alles heerlijk terecht zal komen, als wij maar wachten en God vertrou wen", merkte haar zusje op. „Je hebt mooi praten, Jet! Hebben we dan niet al lang genoeg gewacht? En teert mama niet heelemaal weg? Fn gaat Robert niet met die slechte kampongjongens om, doordat we in die ellendige buurt moeten wonen? Wat zal er van hem terecht komen? En van ons allemaal? Een Godl 1 s er een God is, die alles ziet, dan t. Zijn hart wel van steen zijn!" Tevergeefs zat dokter Van Ende te verzinnen, hoe hij het gesprek een andere wending zou kannen geven. Het kwam hem zoo geheel nutteloos voor. over het al of niet bestaan van oen God zooveel woorden te verspillen. Daarbij zag hij, dat het jonge meisje zich geheel opwond, en de kleintjes daardoor gedrukt en angstig werden. 11et was hem echter, of hij zich niet 'u.n losmaken van de gedachte, die hi in nog iederen dag bezighield, de .cdachte -.an die teedere, schooue bloem, die door de adem des dood9 was aangeraakt en verstijfd, die lieflijke gedaante, die nu in het graf lag te verteren. Hij huiverde, en de pas gehoorde woorden klonken hem door de ziel als een snijdende disso nant: „Als er een God is, die dat alles ziet, dan moet Zijn hart wel van steen zijn". Kleine Tijde voelde de huivering, die zijn lichaam deed trillen en met een vragenden blik keek ze tot hem op.Zacht streelde ze met hare molli ge vingers langs zijn wang en zeide halfluid: „Dokter moet niet zeggen, zooals Manda, dat u boo9 bent op God. God heeft immers uw lieve juf frouw Helene naar den hemel ge bracht 1 Zij is daar immers in het mooie Paradijs, en ze heeft het daar zoo prettig. Waarom moet dokter dan boos zijn op God? Juffrouw He lena heeft God lief, en waarom bent u dan boos op Hem?" Een storm van aandoeningen brak los in Franks hart. Het was hem niet mogelijk een woord uit te bren gen. Zacht zette hij de kleine neer, en begaf zich naar zijn kamer, terwijl Ruth hem na een oogenblik het huis hoorde verlaten. HOOFDSTUK X. „O Ruth, ni 7.ou ik haast weer in 't beslaan van een God kunnen geloo ven 1' En Amanda Velders liet haar hoofd op den schouder van haar vriendin rusten, terwijl ze aan haar tranen den vrijen loop liet. Het waren tranen van blijdschap en dankbaar heid. Dokter Van Ende was bijzonder ge lukkig geweest in zijn nasporingen betreffende de zaak van den heer Vel ders. Ook dokter Steenbergen kende den jmgelukkigen man, die het slacht offer was geworden van de schurken streken van twee zijner mede-em ployés Hij herinnerde zich de zaak zeer goed, toen dokter Van Ende hem de geschiedenis vertelde. Hij was huisdokter yan de familie geweest; en toen de bewuste zaak voorgevallen was, had hij niet aan de schuld van den heer Velders kunne:, gelooven. Deze was echter dadelijk, nadat hij zijn ontslag gekregen had, naar Mees ter Cornelis verhuisd, en andere din gen hadden de gedachten van dokter Steenbergen ingenomen, zoodat hij den man geheel uit het 'oog had verlo ren en de geschiedenis bij hem bij-4 na in het vergeetboek was geraakt. Hij was blijde, dat zijn jonge vriend ze hem herinnerde. Tezamen namen ze een knappen advocaat in den arm. Mijnheer Velders legde hun de zaak in alle bijzonderheden duidelijk uit; en ofschoon de advokaat met leedwe zen verklaarde, dat er geen bewijzen waren om de schuldigen te ontmaske ren, toch waren alle drie volkomen van de onschuld van het slachtoffer overtuigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5