Oil nummer bestaat uit TWEE Bladen. EERSTE BLAD. CHRISTELIJK D AC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN STADSNIEUWS. Belangrijkste nieuws in dit Nummer. JAARGANG ZATERDAG 7 JULI 1928 NUMMER 2481 ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal1 2.50 Per week 1 0.19 Franco per post per kwartaal 1 2.90 GRENZEN. Het is dringend noodig, om in on zen tijd grenzen te trekken. De les sen, die overal aanschouwd worden, richten waarschuwend zich tot ons. Willen wij ons pad zuiver houden, dan moeten wij een omtuining maken voor onzen voet om in het rechte spoor te blijven. Aan de eene zijde is er een dringen, om de grenzen weg te vagen. Wij on dervinden dit in het dagelijksche le ven. Daar is een dringen naar het in ternationale. De nieuwe tijd, waarin wij leven, en onder dien „nieuwen tijd" hebben wij dan nader te verstaan de tijd na den grooten wereldoorlog, heeft in breede kringen groote verandering gebracht. Men merkt en voelt het aan alles dat men in een andere periode van de wereldgeschiedenis is gekomen, en dat verschillende zaken nu ook an ders beoordeeld en gewaardeerd wor den dan vroeger. Het oog is op ande re idealen gericht. Waarin dat „nieuwe" bestaat is niet zoo aanstonds te zeggen. Men is al toos nog bezig de verschijnselen te bestudeeren en te pogen tot 'n alge- meene beschouwing te komen, om zoodoende het type vast te stellen. Maar enkele van die typeerende verschijnselen zijn wel heel duidelijk en springen aanstonds in het oog. En één daarvan is, dat men heden ten dage bijzonder veel op heeft met het internationale. Er wordt gestreefd naar het algemeene, naar wat alle menschen gemeen hebben, naar het kosmopolitische, want het eigene, het bijzondere, het nationale wil men zoo veel mogelijk op den achtergrond ge steld zien. Zoo is nu eenmaal de openbaring'van den tijdgeest. Nu moet men niet denken, dat in vroeger dagen de begeerte naar het internationale en kosmopolitische er niet is geweest. Het tegendeel is waar. Ook hier geldt weer het bekende woord: er is niets nieuws onder de zon. Ieder, die de historie kent, weet, dat er in alle eeuwen predikers van de internationale gedachte geweest zijn. Maar dit is het eigenaardige en karakteristieke van den tegenwoordi- gen tijd, dat die gedachte zoo alge meen ingang vindt, en dat ieder, die daarover spreekt van te voren verze kerd is van een aandachtig- en wel willend gehoor. Maar aan de andere zijde hebben wij in onze dagen ook den strijd te voeren tegen te scherpe partijzucht. Partijen moeten er zijn, maar partij zucht is een leelijk ding. Nu kan men wel zuchten: och, wa ren er maar geen partijen, maar dan moeten wij ook onmiddellijk daarbij vaststellen, dat wij zondige menschen zijn, levende in een zondige wereld. Als er geen zondige menschen wa ren, dan waren er ook geen partijen, dan was er eenheid en liefde. Nu moe ten er partijen zijn, maar draagt te vens het partijwezen het kenmerk van het oordeel. •Er moeten partijen zijn, het kan niet anders. Zeker, er zijn menschen geweest, die zelf een partij hebben gevormd, die anderen hebben, gedron gen om met hen een partij te vormen. Maar ook, als dat niet geschiedde, ontstonden er partijen. Niemand kan op zichzelf staan. En zoodra twee te zamen zich tot eenige zaak verbinden staan ze daarmede naast of zelfs te genover anderen, en een partij is ge-, boren. Men behoeft dan ook niet te trach ten het partijwezen uit te roeien. Elke groep, die geen partij wil zijn, wordt toch een partij en roept een partij te gen zich in het leven. Nu komt het er op aan, het partij wezen van zonde vrij te houden. Een partij moet voor de waarheid strijden, niet voor zichzelf, niet om als partij te blijven bestaan, niet om als machts middel iets te bereiken. Aan deze zonde is zoo menige par tij te gronde gegaan. Het begon misschien om of zelfs met de waarheid. Maar al spoedig werd van de waarheid afgeweken, omdat men anders niet bereikte, wat men wilde bereiken. Dan gaat het bergafwaarts met 'n partij. Want dan gaat ze zich verzetten tegen de waar heid, als die bij anderen wordt gevon den. Dan gaat het om de partij. Dit ontmoeten we b.v. heel sterk bij do Staatkundig Gefeformeerden en bij de Hervormd Gereformeerden. Daar is een zoeken naar punten van Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 rSsÖsÖPt Aangesloten op het Streeknet Lisse ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Advertentiën per regel 221/» cent Ingezonden Mededeelingen dubbel tarief Bij contract belangrijke reductie Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling - van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst e<L 40 cents verschil. Een voortdurend doorgaan op vermeende tegenstellingen. Week aan week zien wij daar de bewijzen van. Hier is naar onze meening zondige partijzucht en niet een trekken van de noodige grenzen. Ontegenzeggelijk is er veel meer on derscheiding en scheiding dan noodig is, ja, dan zelfs goed te keuren is en te verdedigen is. Om eens iets te noemen, dat de Ge reformeerden in zooveel groepen uit eengaan, is zeer te betreuren. Wij be droeven er ons om, dat een deel der Gereformeerden in de Gereformeerde Kerken is vereenigd, terwijl een ander deel in de Hervormde Kerk zit, dat 'n ander deel zich institueerde in de Chr. Gereformeerde Kerk, en dat er weer een ander deel zich organiseerde als Gereformeerde Gemeente. Er zijn nog andere groepeeringen, die wij niet eens alle* noemen zullen. Wij vragen: waartoe al die verdeeldheid, en al dat afzonderlijke? Hoe heerlijk zou het zijn, als alle Gereformeerden saam leefden in één kerkelijk instituut. Hoe groot zou dan de invloed zijn die van de ééne, ongedeelde Gerefor meerde Kerk kon uitgaan? Het ideaal van de ééne Gerefor meerde gezindte blijven wij hooghou den. en wij volharden in ons waar schuwen tegen elke onnoodige en on geoorloofde scheuring en splitsing. Maar wij moeten wel op onze hoe de zijn, als de gedachte van het inter kerkelijke zelfs buiten de Gerefor meerde kringen gezocht wordt. Dan wil men uitwendig één zijn niet al leen met anderen van de Gerefor meerde gezindte, maar ook met aller lei niet-Gereformeerden, ja, zelfs met hen, in wier gemeenschap te leven door Gods Woord uitdrukkelijk verbo den is. Nu gaat de een hierin verder dan de ander, en sommigen gaan hierin al zeer ver. In het voorjaar is te Stamboel een soort conferentie geweest, waarin ge leerden van gedachten gewisseld heb ben over de vraag, of het niet moge lijk was Christenen, Joden en Moham medanen tot één te brengen, en hun tezamen één Bijbel te geven, die goed was voor den Jood, den Christen en den Mohammedaan. Daar was wel het summum van algemeenheid. Zoo zijn er ook, die in de politiek een soort horizontale lijn willen trek ken, een scheiding tusschen conser vatief en democratisch. Gelukkig maar, dat die grens steeds weer on middellijk wordt weggespoeld, zooals het kielspit aan het strand. Hier loopt de grens niet horizontaal maar verticaal; hier is een beginsel scheiding. Wij verheugen ons, dat, hoe meer de tijd nadert, dat wij ons moeten beraden over de richting voor het ko mende staatkundig tijdvak, ook de behoefte aan het juist trekken van de grenzen ontstaat. „Nog pas geleden zoo sprak de heej* Van Wijnbergen op den Frie- schen Katholieken Landdag heeft de leider der Christelijk Historischen in een algemeene vergadering van de Federatie van Christelijk Histori sche Jongerengroepen, den jongeren toegeroepen: Christelijke politiek be- teekent, zooals dit met alles, waaraan dit praedicaat wordt toegekend, het geval is, de dingen van het staatkun dig leven zien in het licht van Chris tus-zelf. Moge dit door allen 'wèl overdacht worden, nu wij wellicht binnenkort voor de beslissing worden gesteld van de vraag een vraeg, die voor mij geen vraag is of wij, nadat jaren lang in Nederland, eenig in Europa is gevoerd geworden Christelijke po litiek, die Christelijke politiek zal worden prijs gegeven, zoo al niet voor goed, dan toch voor, wie weet hoe langen tijd. De laatste paar jaren kenmerken zich door dalende belangstelling in de politiek, hetgeen waarlijk te hegrijpen is, nu men, wat leven en bezieling geeft, uit de politiek weggenomen heeft. Heeft men echter, ik stel de vraag maar heeft men genoeg ge daan buiten het parlement, in verga dering en in pers om aan ons volk bij te brengen kennis van en liefde voor de Christelijke politiek? Wat er van zij, voor mij was, is, en zal blij ven eerste taak op politiek terrein te bevorderen, dat in het staatkundig le ven Christus zij en blijve geplaatst in het centrum, èn uit liefde tot den Christus èn in het belang der gemeen schap Zouden er onder de onzen t ge vonden worden zoo ging hij verder die het aan zouden durven te zeg gen: dat onze politiek niet al te prin cipieel mag zijn, vooral niet «een de voot karakter mag hebben, want dat het er toch maar op aankomt practi- sche resultaten te bereiken, tot hen zoude ik willen zeggen: Ziet dan, wat de laatste 40 jaren is tot stand ge bracht; ziet de positie der katholieken in Nederland een halve eeuw geleden en nu, en erkent den vooruitgang, en weest dankbaar er voor". Een ander getuigenis komt van Prof. H. Th. Obbink, die besprak do achteruitgang van het Katholicisme, zooals de heer Kasteel die op den Ka tholiekendag te Maastricht aantoon de. „Er zijn zoo zegt Prof. Obbink menschen, die zich over dezen terug gang verheugen. Ik doe dat niet. Ik zou dat alleen doen, indien deze Room sche afvalligen werkelijk Protestant werden en niet alle geloof verloren. Maar in de meeste gevallen zijn ze vermoedelijk evengoed verloren voor de Protestantsche als voor de Room- sche Kerk. En 't kan voor een Protes tant nooit een oorzaak van verheu ging zijn als een steeds grooter deel van ons volk vermaterialiseert. De Roomsche Kerk brokkelt alleen wat minder snel af dan de Protestant sche Kerken, omdat ze als Kerk beter in mekaar zit, maar een grooter drei gender vijand zit aan den anderen kant. En tegenover hem vooral is het zoo diep te betreuren, niet cfat het Protes tantisme verdeeld is in allerlei groe pen, maar dat die groepen mekaar op zoo hatelijke wijze in het haar zitten. Want dat kon wel anders bij een beetje goeden wil". Zoo is het. Het voortdurend wijzen op de hori zontale lijn, doet zoo licht de vertica le lijn uit het oog verliezen. Dan ra ken wij niet alleen de grens kwijt, maar raken geheel en al buiten ons eigen bestek. Het gevaar is groot. HET GENEESKUNDIG SCHOOL TOEZICHT. Gisteravond werd in het Nutsge- bouw aan het Steenschuur een open bare vergadering gehouden van de afdeeling Leiden van den Bond van Ned. Onderwijzers, waar al9 spreker optrad dr. Heyermans, directeur van de gemeentelijke geneeskundige eri gezondheidsdienst te Amsterdam, met het onderwerp: „Het geneeskun dig schooltoezicht. Is aanstelling van een beroepsschoolarts gewenscht?" De vergadering stond onder lei ding van den heer Jac. Tjalsma, die a^len,speciaal den spreker, na de ver gadering geopend te hebben, hartelijk welkom heette. Alvorens den heer Heyermans het woord te geven sprak spr. zijn afkeuring uit over de hou ding van het gemeentebestuur tegen over de organisatie. Het voorstel van Dr. Horst inzake het geneeskundig schooltoezicht is aan verschillende vereenigingen toe gezonden om advies behalve aan de afdeeling van den bond van Ned. On derwijzers. Nu had dit een onopzette lijke negatie,kunnen zijn, maar met de plannen voor de eorganisatie van den Wethouder van Onderwijs is dit weer precies eender gegaan. Spr. dacht dat dit standpunt van negatie allang overwonnen was, maar thans blijkt dit nog niet het geval te zijn. Wanneer men echter denkt, dat de organisatie thans tot zwijgen is (re- bracht heeft men het mis. Het advies zal toch langs andere wegen en met andere m"'."delen gegeven worden. Daarna was het woord aan den heer Heyermans. Spr. begon met te zeggen, dat bij zijn gaan naar Leiden de vraag bij hem is opgerezen of de stad die vroe ger door de Geuzen moest ontzet wor den, ook thans weer moet worden ontzet en vrijgemaakt van conserva tisme, dat ook zeer harde muren heeft. Het lijkt wel zoo. De belegering moet dan ook krachtig aangepakt worden, want het geneeskundig schooltoezicht is een hoog belang. Wel is Leiden over de eerste phase heen, maar er zijn symptomen dat men niet tot, de tweede stap wil overgaan. En toch wanneer men a zegt moet men b zeggen. Spr. betoogt, daarom de noodzakelijkheid van geneeskundig schooltoezicht van overheidszijde. Het kind brengt allerlei besmettelijke ziekten mee naar huis van school, terwijl ook verschillende andere euve len ontstaan. Spr. toont met de cijfers aan, dat onder schoolgaande kinderen veel besmettelijke ziekten en andere vr 'on voorkomen en d: t door ti'dig ingrijpen veel kan verholpen worden. Het geneeskundig schooltoezicht is een van de beste wapenen ter bevorde ring van de volksgezondheid. Tevens schuilt er een groot paedagogisch element in omdat de ouders steeds met den arts betreffende bun kind in aanraking komen. Men zegt wel: daar is de huisarts voor, maar ieder zal toestemmen, dat daar practisch niets van terecht komt. Het stelselmatige onderzoek van elk kind, waarbij met de moeder gepraat wordt en waarbij als het kind de school verlaat de art9 advies geeft inzake beroepskeuze, is een groot belang. Maar dan moet de heele mensch van den schoolarts op- geëischt worden voor het schoolgaand kind. Hij moet alleen zijn voor het schooltoezicht De arts moet zijn een toegewijd mensch. Het moet zijn le venstaak zijn. Er mag hem geen dub belslachtig werk opgedragen worden. In Leiden lijdt men, volgens spr., wat betreft het schooltoezicht nog aan de Engelsche ziekte, n.l. het rond- waggelen op kromme beenen. Al de kinderziekten die Leiden doormaakt is men in Amsterdam te boven. Men behoeft evenwel niet in alle plaatsen het stelsel van A'dam te repetee- ren. Overal moet men zich aan de om standigheden aanpassen. De eerste etsch is echter overal een vol-ambte- naar-schoolarts aan te stellen. Is dat in Leiden mogelijk? Spr. beantwoordt deze vraag bevestigend. Een school arts kan 8000 kinderen voor zijn reke ning nemen. Zooveel zijn er ongeveer in Leiden. Bovendien zal het finan cieel bijna niet meer kosten als nu de schoolartsen kosten. Waarom gaat raen er dan niet toe over? Spr. be grijpt dit niet. Spr. wil graag strijden voor een goed stelsel. Maar dan moet het ook inderdaad een goed stelsel zijn. Niet zoo'n gecamoufleerd stelsel, waarbij men kan zeggen: Wij hebben ook een schoolarts, terwijl toch inderdaad dat stelsel niet goed, of slechts zeer ge brekkig is zooals hier in Leiden. De zaak is inderdaad hoog ernstig wat spr. met de bewijzen aantoont. Het is het waarachtige belang van het kind, Spr. wekt daarom op door de invoe ring van het stelsel vol-ambtenaar- schoolarts mede te helpen tot het ge luk van het komend geslacht. Na deze redevoering volgde een breedvoerige discussie. De heer Heemskerk was door de rede van dr. Heyermans er nog niet van overtuigd, dat het aanstellen van een vol-ambtenaar-sckoolarts betere resultaten zal geven, dan het stelsel, zooals dat thans in Leiden bestaat, hoewel dat voor verbetering vatbaar is. Spr. is bang, dat een vol-ambtenaar niet genoeg is voor 7000 k 8000 kinde ren. De heer Bloemink gelooft eveneens, dat een stelsel, zooals dat nu bestaat, wanneer verschillende fouten verbe terd worden wel goed kan werken. Spr. is ook nog niet geheel overtuigd, dat een vol-ambtenaar absoluut noo dig is. Vele goede resultaten heeft het instituut in Leiden reeds gebracht. Dr. Schreuder, die steeds met liefde en toewijding het schoolartsambt heeft verricht was eveneens nog niet overtuigd door de rede van dr. Heyer mans. Spr. gelooft, dat een practisee- rend arts beter contact heeft met de ouders, daar het zijn patiënten zijn. De heer Duffels onderstreepte de re- 0e van dr. Heyermans. Spr. heeft zelf ii Heerlen gezien hoe goed het insti tuut vol-ambtenaar-schoolarts werkt. Dr. Heyermans beantwoordde de sprekers uitvoerig en verdedigde nog maals met vuur zijn standpunt er vcoral op wijzende, dat de bewijzen die daarvoor pleiten voor het grijpen liggen. De practijk spreekt boekdeelen. Met een woord van dank aan den spreker en aan de debaters, en na er cp gewezen te hebben, dat de zeer be langrijke zaak die vanavond bespro ken is, spoedig in de gemeenteraad zal behandeld worden, sloot daarna de heer Tjalsma de vergadering. PROF. DR. J. J. G. VüRTHEIM. f Prof. Dr. J. J. G. Vürtheim, hoog leeraar in de Grieksche taal- en letter kunde en de Grieksche oudheden aan de Rijksuniversiteit alhier, is gister avond even voor twaalven op 59-jari- gen leeftijd overleden. Prof. dr. Julius Johannes Gerardus Vürtheim werd 8 Februari 1869 te Rotterdam geboren, bezocht de H.B.S. aldaar en daarna de kweekschool voor onderwijzers te Haarlem, waarna hij 2 jaar bij het lager onderwijs te Haar lem werkzaam was. Hij deed vervol gens als extraneus eindexamen aan het Erasmiaansch gymnasium te Rotterdam, waarvan hij later rector zou worden. Den 23sten September 1891 werd hij aan de Universiteit alhier al9 student in de klassieke letteren ingeschreven, waar hij studeerde onder leiding van wijlen de hoogleeraren Van Leeuwen, Hartman en Holwerda. Hij promo veerde aan de Universiteit alhier den JCsten Maart 1898 met lof op een Binnenland. Prof. Dr. J. J. G. Vürtheim te Lei den is overleden. De opening der Leidsche Buiten school te Katwijk aan Zee. De ontvangst van het Internationaal Astronomisch Congres door het Leid sche gemeentebestuur. Verklaring van Minister Hymans over het Nederlandsch-Belgisch ver drag. Buitenland. Veronderstellingen en meeningen over den dood van Loewenstein. Hittegolf in de Vereen. Staten. Generaal Feng contra de Nanking- regeering. De in- en ultvoer-conierentie in Ge- néve. De „Malygin" uit het ijs bevrijd. proefschrift, getiteld „De Euripidis Bacchis". Na zijn promotie doceerde bij als tijdelijk leeraar gedurende een jaar de klassieke talen aan het gymnasium alhier, daarna als leeraar aan 't gym nasium te Haarlem en vervolgens als conrector aan het gymnasium te Utrecht. In 1910 volgde zijn benoeming tot rector aan het Erasmiaansch gymna sium te Rotterdam. Bij Kon. Besl. van 29 December 1913 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de Grieksche taal- en letterkunde en dr Grieksche oudheden aan de Uni versiteit alhier als opvolger van wij len prof. dr. J. J. van Leeuwen. Hij aanvaardde dit ambt den 4den Maart 1914 met een rede, getiteld: Een eeuw verder. In de jaren dat hij hier te Leiden gedoceerd heeft, heeft hij zich be toond niet slechts een man met een breede wetenschappelijke ontwikke ling doch tevens een docent met groo te paedagogische bekwaamheid te zijn. Hij heeft het woord gestand ge daan, dat hij in zijn inaugureele rede tot zijn studenten richtte: „Wat wij in gemeenschappelijken omgang heb ben te leeren, ligt buiten het enge pad van voorbereiding voor examina. Er is steeds weer behoefte aan docenten, die uit de volheid van door eigen zoe ken verworven kennis aan anderen wéten te geven. Wie zich echter spoedt om zoo snel mogelijk zijn waar op de levensmarkt te koop te bieden, bij zal na enkele jaren praktijk het aantal ontgoochelden vermeerderen. Spijt komt te laat. Ik zal het mijn plicht achten U eenigermate voor deze ontnuchtering te behoeden. Geen spreuk is meer waar dan het docendo discimus. Met jongeren om te gaan zal voor mij zelf steeds heb ik het ervaren vruchtdragend zijn. Laat die omgang gegrond ziin op ver trouwen in elkanders karalner, laat hij zijn opgewekt. Er is geen bezwaar ter wereld, dat bestand blijkt tegen verstandig optimisme. Keert Uw ge laat naar de zonnezijde en de scha duwen zullen achter U vallen 1" Zijn wetenschappelijken naam ver wierf hij zich vooral door de volgende werken: „De Aiacis origine, cultu, pa- tria" (waaraan o.m. een vertoog „De Carneis" is toegevoegd); „Teukros und Teukrer. Untersuchung der Ho- merischen und Nachhomerischen Ueberlieferung" en aan zijn bijdragen in het tijdschrift „Mnemosyne" (sinds 1899). Voorts verschenen van zijn hand „Octavia praetexta" (1909). Voor een breederen kring van lezers waren bestemd zijn werken over de Grieksche en de Romeinsche religie tot de dagen der Grieksche philoso- phie binnen Rome, verschenen in het te Baarn uitgegeven werk: yGroote Godsdiensten", alsmede „de Mytho logie der Grieken". Ook een keurig standaardwerk met platen: „Herinne ringen aan Oud-Hellas", zag van zijn hand het licht. Sinus 1902 was hij medewerker aan De Gids. Prof. Vürtheim was voorts lid van verschillende wetenschappelijke in stellingen, o.a. (sinds 1912) van de Ko ninklijke Academie van wetenschap pen en van de Maatschappij der Ne- derlandsche Letterkunde. De begrafenis zal plaats hebben Woensdagmiddag 1 uur op de begraaf plaats Rhijnhof. Ten teeken van rouw is van het Academiegebouw en van de gebouwen der Studentenverenigingen de vlag halfstok geheschen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 1