NIEUWE LEIOSCHE COURANT van DONDERDAG 5 JULI 1928 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. DE KONINGIN EN DE PRINSES IN NOORWEGEN. Omtrent de reis van de Koningin c/i Prinses Juliana wordt aan het Ned. Correspondentie-bureau te 's-Graven- hage gemeld: De Koningin en Prinses Juliana zijn Zondag 1 Juli te Féfor (Gudbrandsta- len) in Noorwegen aangekomen. Na een verblijf van een week te Abisko in het Noorden van Zweden, waar men steeds, op één dag na, het schitterendste zomerweer trof, vertrok men per trein naar Navik, waar men aan boord ging van een gehuurde kleine stoomboot. Steeeds begunstigd door uitstekend zomerweer, zoodat men eiken dag de middernachtzon in veile schoonheid kon bewonderen, heeft het gezelschap Raftsand, Troll- fjord en Lyngenfjord bezocht en ver schillende uitstapjes aan land ge maakt. Te Svolvaer ging men over op de Dronningmand, een der nieuwste en grootste mailstoomers op deze route, die met 250 passagiers van Noordkaap terugkeerde en het reis gezelschap tot Trondjhem bracht. Hier werd 30 Juni in stroomenden re gen aan wal gegaan. Volkomen onop gemerkt hebben de Koningin en de Prxïises de beroemde dom (waar alle Noorsche koningen gekroond worden) en verdere bezienswaardigheden be zocht. In den koninklijken trein werd overnacht, welke 1 Juli de vorstelijke personen naar Vinstra bracht, van waar per auto Févor werd bereikt, hetzelfde oord in de bergen, waar H. M. en H. K. H. reeds vroeger hebben vertoefd. Prins Hendrik zou zich op 2 Juli daar bij het reisgezelschap voegen. DELFTSCHE KONINGIN EMMA- BORDEN. Ter gelegenheid van den a.s. 70sten verjaardag van H. M. de Koningin- Moeder, de bij het volk zoo algemeen geliefde en geëerbiedigde Vorstin, ver vaardigt de Koninklijke Delftsph Aar dewerkfabriek „De Porceleyne Fles", een tweetal herinneringsborden in blauw Delftsch, naar ontwerpen van P Senf. Het grootste van deze beide borden heeft een diameter van 25 c.M. en symboliseert in het middenmotief, met name het hart met den egelantier, omgeven door zonnestralen, de gesta dige en volkomen toewijding, waarme de Koningin Emma zich aan het wel zijn des volks gegeven heeft en den weldadigen invloed, dien zij van zich heeft doen uitgaan. Het hartmotief in den rand en daarin de woorden: „Van hart tot hart", duiden er verder op, hoezeer deze hartelijke genegenheid ven onze Koningin-Moeder bij het volk weerklank gevonden heeft. Het kleinste bord, dat een middel lijn heeft van 18 c.M., vertoont als hoofdmotief de vereenigde symbolen van geloof, hoop en liefde,, die inder daad de symbolen van geheel het le ven en werken van Koningin Emma genoemd mogen worden; daaromheen een decor van bloemen, als zinnebeeld van het Koninklijk feestgetij. De vervaardiging van deze borden zal weder worden beperkt, doordat n.l. bestellingen tot uiterlijk 31 Maart 1929 worden aangenomen. EERSTE KAMER. De leden van de Eercte Kamer der Staten-Generaal zijn ter vergadering bijeengeroepen tegen Woensdag 11 Juli 1928, des avonds te half negen. BESMETTELIJKE ZIEKTEN. In Staatscourant 129 wordt medege deeld een opgave van het aantal aan gegeven gevallen van besmettelijke ziekten over de week van 24 tot en met 30 Juni 1928. In die week werd afgeleverd door de entstofinrichting te Amsterdam FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 15) —o— „O vader Mertens! Ja heel graag, Frank I" En weldra had Ruth zich ge reed gemaakt; en met een mandje, gevuld met eenige versnaperingen in de hand, begaf zij zich met haar br^er op weg. Het was een armelijk bamboe-hutje in een morsige buurt, waarheen ze baar broer geleidde. Ze klopte aan de deur, en vroeg of ze binnen mocht komen. Een stem van binnen riep vroolijk uit: „O het is juffrouw Ruthl Kom binnen, kom binnen juffrouw, als u ten minste de deur open kunt krijgen. Moeder is naar de pasar, en Ida is naar school". „O ik ben er al, vader Mertens! Hoe gaat het vandaag met u?' „Heel goed, juffrouw! door Gods gcedheid. Wieii hebt u daar bij u?" „Dat is mijn broer, waarvan ik u verteld heb. Hij heeft vandaag juist tijd, en wil daarom uw oogen eens on derzoeken". „O dat is heel vriendelijk van u, mijnheer! Maar ik vrees, dat er niets aan te doen is. Ik ben al achttien jaar blind; ik heb zelfs mijn dochtertje nooit gezien, en mijn vrouw ook niet. koepokstof voor 1987, te Rotterdam voor 275, te Groningen voor 78, totaal voor 2340 personen. Geen gevallen van encephalitis na inenting zijn ter kennis van het Staats toezicht op de Volksgezondheid 'geko men. EEN OVEREENKOMST TUSSCHEN NEDERLAND EN PORTUGAL. Aan het Ministerie van Buitenland- sehe Zaken heeft de onderteekening plaats gehad van een tusschen Neder land en Portugal gesloten overeen komst inzake wederzijdsche erken ning der in de beide landen bestaande bepalingen op het gebied van red dingsmiddelen aan boord van zee schepen. MEER NIET-ROOKAFDEELINGEN. Naar aanleiding van verschillende bij de Ned. Spoorwegen ingekomen klachten over te weinig niet-rookaf- deelingen, heeft de directie besloten, meer rijtuigen, waarin niet mag ge rookt worden in de electrische treinen te doen loopen. OPSCHORTING VAN DEN VACCINEDWANG. In de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer betreffende het wets ontwerp, houdende voorzieningen te gen besmettelijke ziekten, zegt de re- geering, dat het haar duidelijk is ge worden, waarom gewetensbezwaar met betrekking tot vaccinatieplicht niet en die met betrekking tot bijv. mi litieplicht wel geëerbiedgd zouden mo gen worden. Zij meent, dat met ern- stge gewetensbezwaren wel mag wor den gerekend. De verklaring, dat na het totstand komen van deze wet van haar geen voorstel tot verlenging van de op schorting van den vaccinedwang meer te wachten zal zijn, kan de regeering tot haar leedwezen niet geven. Of zij wederom een voorstel tot verlenging van de opschorting zal doen, zal zij b« slissen na ontvangst van het advies der encephalitis-commissie, welk ad vies haar, naar zij hoopt, omstreeks Augustus zal bereiken. VEREEN. VAN NED. GEMEENTEN. De Vereen, van Nederlandsche ge meenten heeft gisteren te Dordrecht haar algemeene vergadering gehouden welke werd bijgewoond door vertegen woordigers van 225 leden der vereeni- I)e voorzitter, Mr. W. C. Wendelaar burgemeester van Alkmaar, heeft de vergadering geopend met een rede, waarin hij wees op het belang, der jaarlijksche bijeenkomsten der ver eeniging. Verder gewaagde hij van velerlei werkzaamheden der vereeniging, waar bij hij met dankbaarheid onder de aandacht bracht het werk van ver schillende commissies, die het bestuur in zijn taak behulpzaam zijn. Op voorstel van den voorzitter is aan de Koningin een telegram van hulde gezonden. Als bestuursleden zijn herkozen de heeren: Mr. W. C. Wendelaar, burge meester van Alkmaar; Mr. J. F. v. d. Blij, secretaris van Groningen; M. W. J. Coenders, burgemeester van Sittard en A. Jongbloet, burgemeester van Vries. Bij de behandeling van het jaarver slag over 1927 kwamen verschillende, voor de gemeenten belangrijke onder werpen ter sprake. Het jaarverslag is daarna vastge steld. De voorzitter en de directeur-secre taris der vereeniging, Mr. Jonkers, hebben de gemaakte opmerkingen be antwoord. Om 1 uur hebben vele vertegen woordigers een boottocht gemaakt naar Loevestein, aangeboden door het Gemeentebestuur. Anderen hebben een bezoek ge bracht aan de zeehaven eri aan den nieuwen woningbouw te Dordrecht. DUITSCHE JEUGDHERBERGEN. Men* schrijft ons: In Duitschland bestaan ten gerieve van de „wanderfrohe Jugend" 2300 speciaal voor hen ingerichte z.g. jeugd herbergen. En nu kan ik ook niet meer van deze balé afkomen". Dokter Van Ende was diep getroffen door den aanblik van zulk een lijden. De blinde man zat op eene bamboe bank, die vlak voor een oud, vuil le dikant stond. Spoedig vernam Frank, dat de man,zich niet verder bewegen kon dan van het bed op de bank en omgekeerd. Tegelijk met de blindheid had zich een soort van verlamming geopenbaard, die zich langzaam over zijn geheele lichaam verbreidde. „En zoo zit vader Merten9 hier den hcèlen dag alleen, terwijl Ida naar school is", zeide Ruth „want zijn vrouw moet voor hun cl. ieën het brood verdienen". Dan moet u u wel vreeselijk verla ten voelen, niet waar?" merkte dokter *'an Ende op. „O neen, dokter! vroeger was dat wèl zoo. Dan kon ik het in de een zaamheid nfet uithouden. )an had ik allerlei slechte kameraden hier, en ik bracht mijn tijd door met hanen te laten vechten en jenever drinken. Ik dacht niet aan God, en ook niet aan mijn ziel en de eeuwigheid. Maar toen vertelden de kinderen hier in de buurt mij van juffrouw Ruth's groot moeder, die bijeenkomsten voor de kinderen hield, en die zoo mooi van den Heer Jesius vertelde. Dat was voor dat ze ziek werd, niet waar juf frouw Ruth? En u waart toen nog een klein meisje en ging nog naar school. Vele Nederlandsche jongeren en na tuurvrienden maakten reeds van deze goedkoope overnachtingsgelegenheden gebruik (12 tot 30 cent per nacht per persoon) en het is te verwachten, dat in het thans aanvangende seizoen de toeloop van Nederlanders nog veel grooter zal worden. Om het vervullen der formaliteiten te vergemakkelijken heeft het Verband fiir Deutsche Jugendherbergen beslo ten den heer Chr. Blom, Verdronken Oord 87, Alkmaar, als vertegenwoor diger voor Nederland aan te stellen. Bij hem zijn alle inlichtingen, bene vens de noodige papieren te verkrij gen. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Zestal: Te Enkhuizen, H. J. Bar- nouw te Aardenbui*g; J. Boonstra te Gieten; J. C. Fischer te Harkstede; G. K. v. d. Horst te Deersum; J. Meijer te Wijnaldum en A. Priester te Nieuw- Helvoet. Beroepen: (toez.), te Ossendrecht J. ten Bruggencate te Leeuwarden. Te Baarland (Z.), cand. J. W. v. Koo- ten te Rotterdam; te Warns, J. H. Dek ker te Haskerhorne; te Wassenaar, N. A. Becht te Arnhem; te Beusichem (Geld.), P. G. Dijkema te Engelum (Fr.) te Zeist, A. J. Wormgoor te Bussum. Bedank t: Voor Borne (toez.), D. Tromp te Heerlen. BEROEPBAAR. Door de Classis Amersfoort der Ge ref. Kerken is beroepbaar verklaard in die Kerken de heer C. Vonk, cand. te Nieuw Loosdrecht. GEREF. KERK TE ZWIJNDRECHT. Te Zwijndrecht hebben, naar „De St." meldt, eenige leden der Geref. Kerk bij hun kerkeraad een klacht tegen Ds. A. Rolloos ingediend. Ds. Rolloos heeft den doop aan een kind van een der onderteekenaars geweigerd. Daar het weigeren van den doop een tuchtmaatregel is en Ds. R., naar het schijnt, om persoonlijke redenen, zonder den kerkeraad er in te kennen, den doop heeft geweigerd, is de klacht ingediend. EEN OVERGANG. Ds. G. Ubbink zoo lezen wij in De Nederlander predikant bij de Geref. Kerk van Zweeloo (Dr.) is door de Geref. Kerken in Hersteld Verband van Utrecht en Tienhoven beroepen. Ingewijden wis ten reeds, dat ook Ds. Ubbink behoorde tot hen die zich na de beslissing van As sen inzake het geding-dr. Geelkerken met den gang van zaken in de Geref. Kerken niet kon vereenigen. Men verwacht dan ook, dat Ds. Ubbink dit beroep wel zal aannemen. Ds. Ubbink is eerst 28 jaar oud. Hij stu deerde aan de Vrije Universiteit en aan vaardde 20 Dec. 1925 het predikambt te Zweeloo. VRIJE UNIVERSITEITSDAGEN. Na de wetenschappelijke samenkomsten gistermorgen en gistermiddag in het „Schuttershof te Middelburg, had gister avond in de Noorderkerk Bogaardstraat een bidstond plaats onder leiding van Ds. P. N. Kruijswijk. Daarna had een gezellig samenzijn plaats in het „Schuttershof". Hedenmorgen te 10 uur ving de Alge meene vergadering aan. Ds. T. Ferwerda van Amsterdam hield de openingsrede. Openingswoord Ds. T. Ferwerda. Afbreken, aldus spr., gaat vlugger dan opbouwen. Het kost heel wat, iets groots tot stand te brengen, er is heel weinig noodig om het te vernietigen. Alle men- schenwerk wordt voortdurend bedreigd door het Mene Tekel der onzekerheid. Voor den Christen ligt er evenwel een groote rust in de gedachte, dat wij te doen hebben met een God, wiens Voorzienigheid alle dingen regeert. Maar deze wetenschap mag daarom geen reden zijn, eigen ver antwoordelijkheid van ons af te schui ven. Vooral ook in dit oogenblik voelen wij hiervan al het gewicht. Met zekere spanning wordt er uitgezien naar wat deze dag brengen zal en ook wij zelf zijn onder den indruk van den ernst der din- Wel, ik liet door de kinderen vra gen, of de oude mevrouw ook eens bij mij wilde komen. En ze kwam met de jongejuffrouw, en ze las mij Gods Woord voor; en het scheen als het licht van de zon in mijn hart; en o ik schrikte van mijn vuile zonden! Het is door mijn slecht leven, dat ik ziek geworden ben, dokter. En ik dacht: „Als ik nu in dit leven al zoo ongeluk kig ben geworden door mijn zonden, hoe zal het dan niet zijn in de eeuwig heid! Ik werd zoo onrustig en ang stig. En toen leerde de goede me vrouw mij die mooie woorden: „Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden". Ik kon het eerst niet gelooven, dat de Heer Jezus ook voor mijn zonden Zijn bloed had gegeven. Hoe is moge lijk, dat Hij dat voor den ouden, vui- len Willem Mertens heeft willen doen! Ja, ik begrijp het nog niet! Maar de oude mevrouw zeide: „Hoor je dan niet, dat er staat „van alle zonden", vader Mertens? Mag je dan God den Heere wantrouwen?" En toen moest ik het wel gelooven, ziet u dokter! al begrijp ik het ook niet maar als ik het niet geloofde, zou ik God den Heere immers beleedigen! Neen, dat mag niet, dat mag niet! En toen ik het geloofde o juffrouw Ruth, u weet het wel! toen ben ik zoo gelukkig geworden. Mijn oude kameraden zijn allemaal weggebleven, want ik moest toen gen, die aan de orde zullen komen. Indien ons daarbij echter maar helder voor $pn geest mag staan, dat wij met het oog op de resultaten van ons samenzijn reken schap hebben te doen aan onzen God, dan kan het niet anders of deze dag zal een goede dag zijn, waarop wij straks met dankbaarheid terugzien. Was de Vrije Universiteit menschenwerk, dan zouden wij met het oog op haar toestand het hart moeten vasthouden, en dan ware het zelfs een onbegrijpelijk raadsel, dat zij zich nu reeds bijna een halve eeuw heeft kunnen handhaven. Wanneer wij alleen rekenen met wat voor oogen is, dan heeft de daad van een Vereeniging als de onze, die niet alleen een Universiteit durft stichten, maar ook met alle kracht naar haar vol len uitgroei durft streven, haast iets avontuurlijks. Maar het geloof, dat wel helden als Abraham en Mozes kweekt, kweekt geen avonturiers. Voordat het de schouders onder het werk zet, heeft het het voor en tegen overwogen en het be gint niet, vóór het zich hiervan heeft ver gewist, dat het met vrijmoedigheid mag belijden: „Onze hulp is in den Naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft". Zóó heeft een vorig geslacht het verstaan en daaruit putten ook wij onze kracht. Zeker, ook in 't leven van onze Vereeniging zou een donkere periode kunnen aanbreken, waarin God tot ons moest zeggen, dat Hij eens tot Israël sprak: „zie hetgeen Ik gebouwd heb, breek Ik af en hetgeen Ik geplant heb, ruk Ik uit". Ondenkbaar, dat zulk een bange periode werkelijkheid zou kunnen worden, is het, bij de zwakheid die ons altijd aankleeft, zeker niet. Maar, al wil len wij uit éénen mond en van ganscher harte onze onwaardigheid voor God belij den, dit mogen wij door Zijn genade uit spreken, dat het ons vurig begeeren is, onverzwakt de trouw te bewaren aan het ons heilig beginsel. En zoo zijn wij hier vandaag bijeen om te bouwen, dat is om elkander op te wek ken tot steeds rijker betoon van belang stelling en liefde voor de zaak die ons zoo na aan het hart ligt. Er is toch alles aan gelegen, dat het geestelijk contact tus schen vereeniging en Universiteit onge rept blijve. We zullen een deel van dezen dag hebben te besteden aan de bespreking van moeilijkheden, die in den boezem on zer Vereeniging gerezen zijn. Maar dat zal kunnen geschieden in de sfeer van éen rustig vertrouwen, want in de hoofd zaak zijn wij het eens. Hierin verstaan wij elkander volkomen, dat het beginsel geen concessies toelaat en dat dit geldt vooral het beginsel van de volstrekte autoriteit der Heilige Schrift, waarachter wij geen vraagteeken, hoe klein ook, dul den, als van het beginsel der sonvereini- teit in eigen kring, dat eens door den stichter onzer Universiteit bij haar ope ning zoo magistraal werd geproclameerd. De besturende colleges zijn gaarne bereid om zonder eenige terughouding, kort en bondig, aan te geven wat zij, als vrucht van rijp beraad en veel gebed hebben ge daan en nog denken te doen, met het oog op de gerezen zwarigheden. Er zal straks in deze vergadering misschien veel ver schil van inzicht ten opzichte van een en ander blijken te bestaan, maar het zal, naar sprekers overtuiging, ook blijken, dat dit verschil de fundamenteele dingen niet raakt. Maar behalve de bekende kwestie, die ik hier aanroerde, is er nog een andere belangrijke zaak, die niet min der waard is, dat zij in het centrum van onze belangstelling sta: 1930 is weer een jaar dichter bij ons gekomen. De actie voor het Uitbreidingsfonds heeft een re sultaat gehad, dat tot blijde tevredenheid stemt. Niemand meene echter, dat, als het geld er maar is, wij er nu zijn. Naarmate onze Universiteit groeit, heeft zij des te dringender behoefte aan het hartelijk meeleven van allen, die haar liefhebben, opdat zij blijvend gedragen worde door aller gebed. Nadat de spreker voorts nog met een enkel woord herinnerd heeft aan het over lijden van den President-Curator Ds. B. van Schelven en den oud-curator, Dr. J. G. Scheurer en ten slotte gememoreerd heeft, hoe door de benoeming van Mr. V. H. Rutgers tot Hoogleeraar in de Juridi sche Faculteit een van ouds onder onsjje- liefde naam weer nauw met onze Univer siteit verbonden werd, eindigde hij zijn toespraak en ging de vergadering over tot de afdoening van haar werkzaamhe den. Na het afdoen van verschillende huis houdelijke zaken en bespreking rappor- niéts meer hebben van hanengevech ten en jenever drinken en vuile praat. Maar ik gevoel mij toch niet alleen. Hij is hier, de Heer Jezus! En het is net, of ik Hem vóór mij zie staan, en ik hoor Hem zeggen: „Willem Mer tens, Mijn bloed reinigt je van alle zonden, van alle zonden!" De oude man zweeg een oogenblik. Een hemelsche glimlach lag er op zijn bruin gezicht, en zijn blinde oogen staarden voor zich uit met een voch- tigen glans, alsof hij een welbekende vriend met innige liefde in het gelaat blikte. Dokter Van Ende verbrak het stil zwijgen niet. Zonder zich van de reden rekenschap te kunnen geven, had een diepe ontroering zich van hem mees ter gemaakt. Het was, als had zich een wereld voor zijn blik geopend, die tot nu toe onzichtbaar voor hem was ge weest. Hij vergat alles om zich heen, zelfs het doel, dat hem daarheen had gebracht. Het was hem, als knielde hij neer aan den drempel van een on bekend heiligdom. Na een poosje ging de oude man voort: „Het valt mij nu heelemaal niet zwaar, dat ik blind en lam ben. Juffrouw Ruth leest mij dikwijls voor, o zulke heerlijke woorden! Hoe is het ook weer, juffrouw, van „evenals de Vader"?" „Gelijkerwijs de Vader Mij liefge had heeft, alzoo heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze Mijne liefde". AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 5 Juli 1928. Een der groote bezwaren van het te genwoordige onderwijs, gelijk dat op de lagere en middelbare scholen ge geven wordt, is de veelheid en uitge breidheid der leervakken, die noodza kelijkerwijze leidt tot onnauwkeurig heid. De jeugdige hersenen worden afgepijnigd met tal van zaken, die in het later leven blijken weinig of geen waarde te hebben, terwijl de praetijk geheel andere eischen stelt. President Coolidge heeft in een toe spraak, onlangs ter gelegenheid van den 150sten gedenkdag van een Ame- rikaansche middelbare school gehou den, hier op zeer terecht gewezen. Hij zei: „De twee belangrijke toetssteenen voor de geestelijke tucht zijn: nauw keurigheid en eerlijkheid. Het is veel beter een paar onderwerpen volkomen te beheersehen dan een menigte algemeenheden te bezitten over vele. De maatschappij kan de genen, die het slechts nu en dan bij het rechte eind hebben, niet gebrui ken. Al zijn de eischen op school ge steld anders, het practische leven eischt meer dan 60 k 70 pet. nauw keurigheid wil men succes hebben. Als de geest niet vroegtijdig ge oefend wordt in het verwerven van absolute nauwkeurigheid, bestaat het gevaar, dat deze nooit verkre gen zal worden". Deze presidentieële woorden zijn ook voor onze Hollandsche paedago- gen de overdenking waard. OBSERVATOR. ten, waarop wij nader terugkomen, werd pauze gehouden. Na de Pauze sprak Prof. Dr. V. Hepp over: De mystieke factor in de Calvlnls* tische wetenschap. Van zijn geboorte-ure aan ging de lief de van het Calvinisme zoowel uit naar de wetenschap als naar de mystiek. Het schiep zich van beide een eigen type. De historie heeft het bewezen, en het bestaan en voortbestaan van de Vrije Universiteit bevestigt het, dat de liefde tot de weten schap bij het Gereformeerde volksdeel zelfs door geen motorspuiten van critiek kan worden gebluscht. Niet het minst il- lustreeren dit de jongste gebeurtenissen. De wetenschap is voor het Calvinisme een levensbehoefte. Evenzeer geldt dit van de mystiek. En wanneer dan de zoo genaamde Zwitsersche theologie het dood vonnis velt over de mystiek, legt zij daar door voor wie het nog noodig had het doorslaande getuigenis af, dat het wezen van het Calvinisme haar vreemd is. Het mag niet als een toevallig samentreffen worden beschouwd, dat het Calvinisme tot zijn rijkste ontplooiing kwam in ons vaderland en dat thans de mystiek naar veler erkentenis van alle Westersche vol keren juist in hef onze den vruchtbaar sten voedingsbodem vond. Dit kan slechts hieruit worden verklaard, dat Calvinisme en mystiek op elkander zijn aangelegd. Mystiek en wetenschap vormen schijn baar een vreemde combinatie. In naam der wetenschap werd vooral sinds de da gen der „Verlichting" de mystiek her haaldelijk in den ban gedaan en zelfs godsdienstfilosofen willen haar slechts aanvaarden als jeugdige groeikramp, maar die verdwijnen moet wanneer men heeft te niet gedaan, wat eens kinds was. En omgekeerd kenmerkte de eenzijdig uitgegroeide mystiek, het mysticisme, zich bijkans zonder uitzondering door cultuur verachting, waarbij dan de wetenschap, zelfs de theologie, het het eerst moest ontgelden. Daarom neemt het Calvinisme onder alle geestesstroomingen van onzen tijd een exceptioneele positie in. Het laat niet slechts wetenschap en mystiek vredig naast elkander voortleven, maar neemt een mystieke factor in de wetenschap zelf op. De Calvinistische wetenschap houdt zich bezig met den oorsprong en doel en den samenhang van het bestaande. Kwa lificeert de moderne wetenschap het als onwetenschappelijk den naam van God in de wetenschap zelf te vernoemen en Goddelijke werking ter verklaring van feiten aan te nemen, niet alzoo Calvinisti sche wetenschap. Op heel haar terrein „O ja, dat is het! Blijft in deze Mijne liefde!" Daar kan ik uren land over denken. En hoe zou ik mij dan een zaam kunnen voelen? Het is wonder baar, heel wonderbaar! En dan over dat heerlijke land, en de plaats, die er voor den ouden Willem Mertens daar ordt klaargemaakt! Er zijn heel viel dingen, waar ik ov^r denken kan, wanneer ik hier zoo alleen lig". Nu herinnerde de dokter zich, waarvoor hij gekomen was. Hij schud de de betoovering, die over hem ge komen was, als 't ware van zich ai, en opstaande, ving hij zijn v onderzoek aan. Toen het afgeloopen was, voegde hij zich bij Ruth, die zich onderwijl met een paar kinderen uit de huurt buitenshuis had beziggehouden.. „Het is ongeneeslijk", zeide hij droe- vig. „Het is een soort ruggemergste- ring, die eindelijk op 'den dood moet uitloopen". „Hoe lang zal hij nog moeten lijden, denk je?" „Dat is moeilijk te bepalen. De ver lamming zal zich langzamerhand over zijn geheele lichaam uitbreiden. Maar bet kan nog wel jaren duren, eer de dood intreedt. O Ruth, hoe kan ik toch gelooven, dat ër een God is? Zou die God dan zóó onbarmhartig zijn? Ik, die een mensch ben, kan zulk een lijden haast niet aanzien, en zou alles willen doen om het te kunnen weg nemen. En als er een God was, zou Hem immers alles mogelijk zijn?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5