NIEUWE LEIOSCHE COURANT
van
DONDERDAG 5 JULI 1928
TWEEDE BLAD.
BINNENLAND.
DE KONINGIN EN DE PRINSES IN
NOORWEGEN.
Omtrent de reis van de Koningin
c/i Prinses Juliana wordt aan het Ned.
Correspondentie-bureau te 's-Graven-
hage gemeld:
De Koningin en Prinses Juliana zijn
Zondag 1 Juli te Féfor (Gudbrandsta-
len) in Noorwegen aangekomen.
Na een verblijf van een week te
Abisko in het Noorden van Zweden,
waar men steeds, op één dag na, het
schitterendste zomerweer trof, vertrok
men per trein naar Navik, waar men
aan boord ging van een gehuurde
kleine stoomboot. Steeeds begunstigd
door uitstekend zomerweer, zoodat
men eiken dag de middernachtzon in
veile schoonheid kon bewonderen,
heeft het gezelschap Raftsand, Troll-
fjord en Lyngenfjord bezocht en ver
schillende uitstapjes aan land ge
maakt. Te Svolvaer ging men over op
de Dronningmand, een der nieuwste
en grootste mailstoomers op deze
route, die met 250 passagiers van
Noordkaap terugkeerde en het reis
gezelschap tot Trondjhem bracht.
Hier werd 30 Juni in stroomenden re
gen aan wal gegaan. Volkomen onop
gemerkt hebben de Koningin en de
Prxïises de beroemde dom (waar alle
Noorsche koningen gekroond worden)
en verdere bezienswaardigheden be
zocht. In den koninklijken trein werd
overnacht, welke 1 Juli de vorstelijke
personen naar Vinstra bracht, van
waar per auto Févor werd bereikt,
hetzelfde oord in de bergen, waar H.
M. en H. K. H. reeds vroeger hebben
vertoefd.
Prins Hendrik zou zich op 2 Juli
daar bij het reisgezelschap voegen.
DELFTSCHE KONINGIN EMMA-
BORDEN.
Ter gelegenheid van den a.s. 70sten
verjaardag van H. M. de Koningin-
Moeder, de bij het volk zoo algemeen
geliefde en geëerbiedigde Vorstin, ver
vaardigt de Koninklijke Delftsph Aar
dewerkfabriek „De Porceleyne Fles",
een tweetal herinneringsborden in
blauw Delftsch, naar ontwerpen van
P Senf.
Het grootste van deze beide borden
heeft een diameter van 25 c.M. en
symboliseert in het middenmotief,
met name het hart met den egelantier,
omgeven door zonnestralen, de gesta
dige en volkomen toewijding, waarme
de Koningin Emma zich aan het wel
zijn des volks gegeven heeft en den
weldadigen invloed, dien zij van zich
heeft doen uitgaan. Het hartmotief in
den rand en daarin de woorden: „Van
hart tot hart", duiden er verder op,
hoezeer deze hartelijke genegenheid
ven onze Koningin-Moeder bij het
volk weerklank gevonden heeft.
Het kleinste bord, dat een middel
lijn heeft van 18 c.M., vertoont als
hoofdmotief de vereenigde symbolen
van geloof, hoop en liefde,, die inder
daad de symbolen van geheel het le
ven en werken van Koningin Emma
genoemd mogen worden; daaromheen
een decor van bloemen, als zinnebeeld
van het Koninklijk feestgetij.
De vervaardiging van deze borden
zal weder worden beperkt, doordat n.l.
bestellingen tot uiterlijk 31 Maart 1929
worden aangenomen.
EERSTE KAMER.
De leden van de Eercte Kamer der
Staten-Generaal zijn ter vergadering
bijeengeroepen tegen Woensdag 11
Juli 1928, des avonds te half negen.
BESMETTELIJKE ZIEKTEN.
In Staatscourant 129 wordt medege
deeld een opgave van het aantal aan
gegeven gevallen van besmettelijke
ziekten over de week van 24 tot en
met 30 Juni 1928.
In die week werd afgeleverd door
de entstofinrichting te Amsterdam
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
15) —o—
„O vader Mertens! Ja heel graag,
Frank I" En weldra had Ruth zich ge
reed gemaakt; en met een mandje,
gevuld met eenige versnaperingen in
de hand, begaf zij zich met haar br^er
op weg.
Het was een armelijk bamboe-hutje
in een morsige buurt, waarheen ze
baar broer geleidde. Ze klopte aan de
deur, en vroeg of ze binnen mocht
komen.
Een stem van binnen riep vroolijk
uit: „O het is juffrouw Ruthl Kom
binnen, kom binnen juffrouw, als u
ten minste de deur open kunt krijgen.
Moeder is naar de pasar, en Ida is
naar school".
„O ik ben er al, vader Mertens! Hoe
gaat het vandaag met u?'
„Heel goed, juffrouw! door Gods
gcedheid. Wieii hebt u daar bij u?"
„Dat is mijn broer, waarvan ik u
verteld heb. Hij heeft vandaag juist
tijd, en wil daarom uw oogen eens on
derzoeken".
„O dat is heel vriendelijk van u,
mijnheer! Maar ik vrees, dat er niets
aan te doen is. Ik ben al achttien jaar
blind; ik heb zelfs mijn dochtertje
nooit gezien, en mijn vrouw ook niet.
koepokstof voor 1987, te Rotterdam
voor 275, te Groningen voor 78, totaal
voor 2340 personen.
Geen gevallen van encephalitis na
inenting zijn ter kennis van het Staats
toezicht op de Volksgezondheid 'geko
men.
EEN OVEREENKOMST TUSSCHEN
NEDERLAND EN PORTUGAL.
Aan het Ministerie van Buitenland-
sehe Zaken heeft de onderteekening
plaats gehad van een tusschen Neder
land en Portugal gesloten overeen
komst inzake wederzijdsche erken
ning der in de beide landen bestaande
bepalingen op het gebied van red
dingsmiddelen aan boord van zee
schepen.
MEER NIET-ROOKAFDEELINGEN.
Naar aanleiding van verschillende
bij de Ned. Spoorwegen ingekomen
klachten over te weinig niet-rookaf-
deelingen, heeft de directie besloten,
meer rijtuigen, waarin niet mag ge
rookt worden in de electrische treinen
te doen loopen.
OPSCHORTING VAN DEN
VACCINEDWANG.
In de Memorie van Antwoord aan
de Eerste Kamer betreffende het wets
ontwerp, houdende voorzieningen te
gen besmettelijke ziekten, zegt de re-
geering, dat het haar duidelijk is ge
worden, waarom gewetensbezwaar
met betrekking tot vaccinatieplicht
niet en die met betrekking tot bijv. mi
litieplicht wel geëerbiedgd zouden mo
gen worden. Zij meent, dat met ern-
stge gewetensbezwaren wel mag wor
den gerekend.
De verklaring, dat na het totstand
komen van deze wet van haar geen
voorstel tot verlenging van de op
schorting van den vaccinedwang meer
te wachten zal zijn, kan de regeering
tot haar leedwezen niet geven. Of zij
wederom een voorstel tot verlenging
van de opschorting zal doen, zal zij
b« slissen na ontvangst van het advies
der encephalitis-commissie, welk ad
vies haar, naar zij hoopt, omstreeks
Augustus zal bereiken.
VEREEN. VAN NED. GEMEENTEN.
De Vereen, van Nederlandsche ge
meenten heeft gisteren te Dordrecht
haar algemeene vergadering gehouden
welke werd bijgewoond door vertegen
woordigers van 225 leden der vereeni-
I)e voorzitter, Mr. W. C. Wendelaar
burgemeester van Alkmaar, heeft de
vergadering geopend met een rede,
waarin hij wees op het belang, der
jaarlijksche bijeenkomsten der ver
eeniging.
Verder gewaagde hij van velerlei
werkzaamheden der vereeniging, waar
bij hij met dankbaarheid onder de
aandacht bracht het werk van ver
schillende commissies, die het bestuur
in zijn taak behulpzaam zijn.
Op voorstel van den voorzitter is
aan de Koningin een telegram van
hulde gezonden.
Als bestuursleden zijn herkozen de
heeren: Mr. W. C. Wendelaar, burge
meester van Alkmaar; Mr. J. F. v. d.
Blij, secretaris van Groningen; M. W.
J. Coenders, burgemeester van Sittard
en A. Jongbloet, burgemeester van
Vries.
Bij de behandeling van het jaarver
slag over 1927 kwamen verschillende,
voor de gemeenten belangrijke onder
werpen ter sprake.
Het jaarverslag is daarna vastge
steld.
De voorzitter en de directeur-secre
taris der vereeniging, Mr. Jonkers,
hebben de gemaakte opmerkingen be
antwoord.
Om 1 uur hebben vele vertegen
woordigers een boottocht gemaakt
naar Loevestein, aangeboden door het
Gemeentebestuur.
Anderen hebben een bezoek ge
bracht aan de zeehaven eri aan den
nieuwen woningbouw te Dordrecht.
DUITSCHE JEUGDHERBERGEN.
Men* schrijft ons:
In Duitschland bestaan ten gerieve
van de „wanderfrohe Jugend" 2300
speciaal voor hen ingerichte z.g. jeugd
herbergen.
En nu kan ik ook niet meer van deze
balé afkomen".
Dokter Van Ende was diep getroffen
door den aanblik van zulk een lijden.
De blinde man zat op eene bamboe
bank, die vlak voor een oud, vuil le
dikant stond. Spoedig vernam Frank,
dat de man,zich niet verder bewegen
kon dan van het bed op de bank en
omgekeerd. Tegelijk met de blindheid
had zich een soort van verlamming
geopenbaard, die zich langzaam over
zijn geheele lichaam verbreidde.
„En zoo zit vader Merten9 hier den
hcèlen dag alleen, terwijl Ida naar
school is", zeide Ruth „want zijn
vrouw moet voor hun cl. ieën het brood
verdienen".
Dan moet u u wel vreeselijk verla
ten voelen, niet waar?" merkte dokter
*'an Ende op.
„O neen, dokter! vroeger was dat
wèl zoo. Dan kon ik het in de een
zaamheid nfet uithouden. )an had ik
allerlei slechte kameraden hier, en ik
bracht mijn tijd door met hanen te
laten vechten en jenever drinken. Ik
dacht niet aan God, en ook niet aan
mijn ziel en de eeuwigheid. Maar
toen vertelden de kinderen hier in de
buurt mij van juffrouw Ruth's groot
moeder, die bijeenkomsten voor de
kinderen hield, en die zoo mooi van
den Heer Jesius vertelde. Dat was
voor dat ze ziek werd, niet waar juf
frouw Ruth? En u waart toen nog een
klein meisje en ging nog naar school.
Vele Nederlandsche jongeren en na
tuurvrienden maakten reeds van deze
goedkoope overnachtingsgelegenheden
gebruik (12 tot 30 cent per nacht per
persoon) en het is te verwachten, dat
in het thans aanvangende seizoen de
toeloop van Nederlanders nog veel
grooter zal worden.
Om het vervullen der formaliteiten
te vergemakkelijken heeft het Verband
fiir Deutsche Jugendherbergen beslo
ten den heer Chr. Blom, Verdronken
Oord 87, Alkmaar, als vertegenwoor
diger voor Nederland aan te stellen.
Bij hem zijn alle inlichtingen, bene
vens de noodige papieren te verkrij
gen.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Zestal: Te Enkhuizen, H. J. Bar-
nouw te Aardenbui*g; J. Boonstra te
Gieten; J. C. Fischer te Harkstede; G.
K. v. d. Horst te Deersum; J. Meijer
te Wijnaldum en A. Priester te Nieuw-
Helvoet.
Beroepen: (toez.), te Ossendrecht
J. ten Bruggencate te Leeuwarden.
Te Baarland (Z.), cand. J. W. v. Koo-
ten te Rotterdam; te Warns, J. H. Dek
ker te Haskerhorne; te Wassenaar, N.
A. Becht te Arnhem; te Beusichem
(Geld.), P. G. Dijkema te Engelum (Fr.)
te Zeist, A. J. Wormgoor te Bussum.
Bedank t: Voor Borne (toez.), D.
Tromp te Heerlen.
BEROEPBAAR.
Door de Classis Amersfoort der Ge
ref. Kerken is beroepbaar verklaard
in die Kerken de heer C. Vonk, cand.
te Nieuw Loosdrecht.
GEREF. KERK TE ZWIJNDRECHT.
Te Zwijndrecht hebben, naar „De St."
meldt, eenige leden der Geref. Kerk bij
hun kerkeraad een klacht tegen Ds. A.
Rolloos ingediend.
Ds. Rolloos heeft den doop aan een kind
van een der onderteekenaars geweigerd.
Daar het weigeren van den doop een
tuchtmaatregel is en Ds. R., naar het
schijnt, om persoonlijke redenen, zonder
den kerkeraad er in te kennen, den doop
heeft geweigerd, is de klacht ingediend.
EEN OVERGANG.
Ds. G. Ubbink zoo lezen wij in De
Nederlander predikant bij de Geref.
Kerk van Zweeloo (Dr.) is door de Geref.
Kerken in Hersteld Verband van Utrecht
en Tienhoven beroepen. Ingewijden wis
ten reeds, dat ook Ds. Ubbink behoorde
tot hen die zich na de beslissing van As
sen inzake het geding-dr. Geelkerken met
den gang van zaken in de Geref. Kerken
niet kon vereenigen. Men verwacht dan
ook, dat Ds. Ubbink dit beroep wel zal
aannemen.
Ds. Ubbink is eerst 28 jaar oud. Hij stu
deerde aan de Vrije Universiteit en aan
vaardde 20 Dec. 1925 het predikambt te
Zweeloo.
VRIJE UNIVERSITEITSDAGEN.
Na de wetenschappelijke samenkomsten
gistermorgen en gistermiddag in het
„Schuttershof te Middelburg, had gister
avond in de Noorderkerk Bogaardstraat
een bidstond plaats onder leiding van Ds.
P. N. Kruijswijk.
Daarna had een gezellig samenzijn
plaats in het „Schuttershof".
Hedenmorgen te 10 uur ving de Alge
meene vergadering aan.
Ds. T. Ferwerda van Amsterdam hield
de openingsrede.
Openingswoord Ds. T. Ferwerda.
Afbreken, aldus spr., gaat vlugger dan
opbouwen. Het kost heel wat, iets groots
tot stand te brengen, er is heel weinig
noodig om het te vernietigen. Alle men-
schenwerk wordt voortdurend bedreigd
door het Mene Tekel der onzekerheid.
Voor den Christen ligt er evenwel een
groote rust in de gedachte, dat wij te doen
hebben met een God, wiens Voorzienigheid
alle dingen regeert. Maar deze wetenschap
mag daarom geen reden zijn, eigen ver
antwoordelijkheid van ons af te schui
ven. Vooral ook in dit oogenblik voelen
wij hiervan al het gewicht. Met zekere
spanning wordt er uitgezien naar wat
deze dag brengen zal en ook wij zelf zijn
onder den indruk van den ernst der din-
Wel, ik liet door de kinderen vra
gen, of de oude mevrouw ook eens bij
mij wilde komen. En ze kwam met
de jongejuffrouw, en ze las mij Gods
Woord voor; en het scheen als het
licht van de zon in mijn hart; en o ik
schrikte van mijn vuile zonden! Het
is door mijn slecht leven, dat ik ziek
geworden ben, dokter. En ik dacht:
„Als ik nu in dit leven al zoo ongeluk
kig ben geworden door mijn zonden,
hoe zal het dan niet zijn in de eeuwig
heid! Ik werd zoo onrustig en ang
stig. En toen leerde de goede me
vrouw mij die mooie woorden: „Het
bloed van Jezus Christus reinigt van
alle zonden".
Ik kon het eerst niet gelooven, dat
de Heer Jezus ook voor mijn zonden
Zijn bloed had gegeven. Hoe is moge
lijk, dat Hij dat voor den ouden, vui-
len Willem Mertens heeft willen doen!
Ja, ik begrijp het nog niet! Maar de
oude mevrouw zeide: „Hoor je dan
niet, dat er staat „van alle zonden",
vader Mertens? Mag je dan God den
Heere wantrouwen?"
En toen moest ik het wel gelooven,
ziet u dokter! al begrijp ik het ook
niet maar als ik het niet geloofde, zou
ik God den Heere immers beleedigen!
Neen, dat mag niet, dat mag niet!
En toen ik het geloofde o juffrouw
Ruth, u weet het wel! toen ben ik
zoo gelukkig geworden.
Mijn oude kameraden zijn allemaal
weggebleven, want ik moest toen
gen, die aan de orde zullen komen. Indien
ons daarbij echter maar helder voor $pn
geest mag staan, dat wij met het oog op
de resultaten van ons samenzijn reken
schap hebben te doen aan onzen God, dan
kan het niet anders of deze dag zal een
goede dag zijn, waarop wij straks met
dankbaarheid terugzien. Was de Vrije
Universiteit menschenwerk, dan zouden
wij met het oog op haar toestand het hart
moeten vasthouden, en dan ware het zelfs
een onbegrijpelijk raadsel, dat zij zich nu
reeds bijna een halve eeuw heeft kunnen
handhaven. Wanneer wij alleen rekenen
met wat voor oogen is, dan heeft de daad
van een Vereeniging als de onze, die niet
alleen een Universiteit durft stichten,
maar ook met alle kracht naar haar vol
len uitgroei durft streven, haast iets
avontuurlijks. Maar het geloof, dat wel
helden als Abraham en Mozes kweekt,
kweekt geen avonturiers. Voordat het de
schouders onder het werk zet, heeft het
het voor en tegen overwogen en het be
gint niet, vóór het zich hiervan heeft ver
gewist, dat het met vrijmoedigheid mag
belijden: „Onze hulp is in den Naam des
Heeren, die hemel en aarde gemaakt
heeft". Zóó heeft een vorig geslacht het
verstaan en daaruit putten ook wij onze
kracht. Zeker, ook in 't leven van onze
Vereeniging zou een donkere periode
kunnen aanbreken, waarin God tot ons
moest zeggen, dat Hij eens tot Israël
sprak: „zie hetgeen Ik gebouwd heb,
breek Ik af en hetgeen Ik geplant heb,
ruk Ik uit". Ondenkbaar, dat zulk een
bange periode werkelijkheid zou kunnen
worden, is het, bij de zwakheid die ons
altijd aankleeft, zeker niet. Maar, al wil
len wij uit éénen mond en van ganscher
harte onze onwaardigheid voor God belij
den, dit mogen wij door Zijn genade uit
spreken, dat het ons vurig begeeren is,
onverzwakt de trouw te bewaren aan het
ons heilig beginsel.
En zoo zijn wij hier vandaag bijeen om
te bouwen, dat is om elkander op te wek
ken tot steeds rijker betoon van belang
stelling en liefde voor de zaak die ons zoo
na aan het hart ligt. Er is toch alles aan
gelegen, dat het geestelijk contact tus
schen vereeniging en Universiteit onge
rept blijve. We zullen een deel van dezen
dag hebben te besteden aan de bespreking
van moeilijkheden, die in den boezem on
zer Vereeniging gerezen zijn. Maar dat
zal kunnen geschieden in de sfeer van
éen rustig vertrouwen, want in de hoofd
zaak zijn wij het eens. Hierin verstaan
wij elkander volkomen, dat het beginsel
geen concessies toelaat en dat dit geldt
vooral het beginsel van de volstrekte
autoriteit der Heilige Schrift, waarachter
wij geen vraagteeken, hoe klein ook, dul
den, als van het beginsel der sonvereini-
teit in eigen kring, dat eens door den
stichter onzer Universiteit bij haar ope
ning zoo magistraal werd geproclameerd.
De besturende colleges zijn gaarne bereid
om zonder eenige terughouding, kort en
bondig, aan te geven wat zij, als vrucht
van rijp beraad en veel gebed hebben ge
daan en nog denken te doen, met het oog
op de gerezen zwarigheden. Er zal straks
in deze vergadering misschien veel ver
schil van inzicht ten opzichte van een en
ander blijken te bestaan, maar het zal,
naar sprekers overtuiging, ook blijken,
dat dit verschil de fundamenteele dingen
niet raakt. Maar behalve de bekende
kwestie, die ik hier aanroerde, is er nog
een andere belangrijke zaak, die niet min
der waard is, dat zij in het centrum van
onze belangstelling sta: 1930 is weer een
jaar dichter bij ons gekomen. De actie
voor het Uitbreidingsfonds heeft een re
sultaat gehad, dat tot blijde tevredenheid
stemt. Niemand meene echter, dat, als het
geld er maar is, wij er nu zijn. Naarmate
onze Universiteit groeit, heeft zij des te
dringender behoefte aan het hartelijk
meeleven van allen, die haar liefhebben,
opdat zij blijvend gedragen worde door
aller gebed.
Nadat de spreker voorts nog met een
enkel woord herinnerd heeft aan het over
lijden van den President-Curator Ds. B.
van Schelven en den oud-curator, Dr. J.
G. Scheurer en ten slotte gememoreerd
heeft, hoe door de benoeming van Mr. V.
H. Rutgers tot Hoogleeraar in de Juridi
sche Faculteit een van ouds onder onsjje-
liefde naam weer nauw met onze Univer
siteit verbonden werd, eindigde hij zijn
toespraak en ging de vergadering over
tot de afdoening van haar werkzaamhe
den.
Na het afdoen van verschillende huis
houdelijke zaken en bespreking rappor-
niéts meer hebben van hanengevech
ten en jenever drinken en vuile praat.
Maar ik gevoel mij toch niet alleen.
Hij is hier, de Heer Jezus! En het is
net, of ik Hem vóór mij zie staan, en
ik hoor Hem zeggen: „Willem Mer
tens, Mijn bloed reinigt je van alle
zonden, van alle zonden!"
De oude man zweeg een oogenblik.
Een hemelsche glimlach lag er op zijn
bruin gezicht, en zijn blinde oogen
staarden voor zich uit met een voch-
tigen glans, alsof hij een welbekende
vriend met innige liefde in het gelaat
blikte.
Dokter Van Ende verbrak het stil
zwijgen niet. Zonder zich van de reden
rekenschap te kunnen geven, had een
diepe ontroering zich van hem mees
ter gemaakt. Het was, als had zich een
wereld voor zijn blik geopend, die tot
nu toe onzichtbaar voor hem was ge
weest. Hij vergat alles om zich heen,
zelfs het doel, dat hem daarheen had
gebracht. Het was hem, als knielde
hij neer aan den drempel van een on
bekend heiligdom.
Na een poosje ging de oude man
voort: „Het valt mij nu heelemaal
niet zwaar, dat ik blind en lam ben.
Juffrouw Ruth leest mij dikwijls voor,
o zulke heerlijke woorden! Hoe is het
ook weer, juffrouw, van „evenals de
Vader"?"
„Gelijkerwijs de Vader Mij liefge
had heeft, alzoo heb Ik ook u liefgehad;
blijft in deze Mijne liefde".
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 5 Juli 1928.
Een der groote bezwaren van het te
genwoordige onderwijs, gelijk dat op
de lagere en middelbare scholen ge
geven wordt, is de veelheid en uitge
breidheid der leervakken, die noodza
kelijkerwijze leidt tot onnauwkeurig
heid. De jeugdige hersenen worden
afgepijnigd met tal van zaken, die in
het later leven blijken weinig of geen
waarde te hebben, terwijl de praetijk
geheel andere eischen stelt.
President Coolidge heeft in een toe
spraak, onlangs ter gelegenheid van
den 150sten gedenkdag van een Ame-
rikaansche middelbare school gehou
den, hier op zeer terecht gewezen. Hij
zei:
„De twee belangrijke toetssteenen
voor de geestelijke tucht zijn: nauw
keurigheid en eerlijkheid. Het is
veel beter een paar onderwerpen
volkomen te beheersehen dan een
menigte algemeenheden te bezitten
over vele. De maatschappij kan de
genen, die het slechts nu en dan bij
het rechte eind hebben, niet gebrui
ken. Al zijn de eischen op school ge
steld anders, het practische leven
eischt meer dan 60 k 70 pet. nauw
keurigheid wil men succes hebben.
Als de geest niet vroegtijdig ge
oefend wordt in het verwerven van
absolute nauwkeurigheid, bestaat
het gevaar, dat deze nooit verkre
gen zal worden".
Deze presidentieële woorden zijn
ook voor onze Hollandsche paedago-
gen de overdenking waard.
OBSERVATOR.
ten, waarop wij nader terugkomen, werd
pauze gehouden.
Na de Pauze sprak Prof. Dr. V. Hepp
over:
De mystieke factor in de Calvlnls*
tische wetenschap.
Van zijn geboorte-ure aan ging de lief
de van het Calvinisme zoowel uit naar
de wetenschap als naar de mystiek. Het
schiep zich van beide een eigen type. De
historie heeft het bewezen, en het bestaan
en voortbestaan van de Vrije Universiteit
bevestigt het, dat de liefde tot de weten
schap bij het Gereformeerde volksdeel
zelfs door geen motorspuiten van critiek
kan worden gebluscht. Niet het minst il-
lustreeren dit de jongste gebeurtenissen.
De wetenschap is voor het Calvinisme
een levensbehoefte. Evenzeer geldt dit
van de mystiek. En wanneer dan de zoo
genaamde Zwitsersche theologie het dood
vonnis velt over de mystiek, legt zij daar
door voor wie het nog noodig had het
doorslaande getuigenis af, dat het wezen
van het Calvinisme haar vreemd is. Het
mag niet als een toevallig samentreffen
worden beschouwd, dat het Calvinisme
tot zijn rijkste ontplooiing kwam in ons
vaderland en dat thans de mystiek naar
veler erkentenis van alle Westersche vol
keren juist in hef onze den vruchtbaar
sten voedingsbodem vond. Dit kan slechts
hieruit worden verklaard, dat Calvinisme
en mystiek op elkander zijn aangelegd.
Mystiek en wetenschap vormen schijn
baar een vreemde combinatie. In naam
der wetenschap werd vooral sinds de da
gen der „Verlichting" de mystiek her
haaldelijk in den ban gedaan en zelfs
godsdienstfilosofen willen haar slechts
aanvaarden als jeugdige groeikramp,
maar die verdwijnen moet wanneer men
heeft te niet gedaan, wat eens kinds was.
En omgekeerd kenmerkte de eenzijdig
uitgegroeide mystiek, het mysticisme, zich
bijkans zonder uitzondering door cultuur
verachting, waarbij dan de wetenschap,
zelfs de theologie, het het eerst moest
ontgelden.
Daarom neemt het Calvinisme onder
alle geestesstroomingen van onzen tijd
een exceptioneele positie in. Het laat niet
slechts wetenschap en mystiek vredig
naast elkander voortleven, maar neemt
een mystieke factor in de wetenschap zelf
op. De Calvinistische wetenschap houdt
zich bezig met den oorsprong en doel en
den samenhang van het bestaande. Kwa
lificeert de moderne wetenschap het als
onwetenschappelijk den naam van God
in de wetenschap zelf te vernoemen en
Goddelijke werking ter verklaring van
feiten aan te nemen, niet alzoo Calvinisti
sche wetenschap. Op heel haar terrein
„O ja, dat is het! Blijft in deze Mijne
liefde!" Daar kan ik uren land over
denken. En hoe zou ik mij dan een
zaam kunnen voelen? Het is wonder
baar, heel wonderbaar! En dan over
dat heerlijke land, en de plaats, die er
voor den ouden Willem Mertens daar
ordt klaargemaakt! Er zijn heel
viel dingen, waar ik ov^r denken kan,
wanneer ik hier zoo alleen lig".
Nu herinnerde de dokter zich,
waarvoor hij gekomen was. Hij schud
de de betoovering, die over hem ge
komen was, als 't ware van zich ai, en
opstaande, ving hij zijn v onderzoek
aan. Toen het afgeloopen was, voegde
hij zich bij Ruth, die zich onderwijl
met een paar kinderen uit de huurt
buitenshuis had beziggehouden..
„Het is ongeneeslijk", zeide hij droe-
vig. „Het is een soort ruggemergste-
ring, die eindelijk op 'den dood moet
uitloopen".
„Hoe lang zal hij nog moeten lijden,
denk je?"
„Dat is moeilijk te bepalen. De ver
lamming zal zich langzamerhand over
zijn geheele lichaam uitbreiden. Maar
bet kan nog wel jaren duren, eer de
dood intreedt. O Ruth, hoe kan ik
toch gelooven, dat ër een God is? Zou
die God dan zóó onbarmhartig zijn?
Ik, die een mensch ben, kan zulk een
lijden haast niet aanzien, en zou alles
willen doen om het te kunnen weg
nemen. En als er een God was, zou
Hem immers alles mogelijk zijn?"