CHRISTELIJK DACBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
Dit nummer bestaat uit ÏWEE Bladen.
Belangrijkste nieuws in dit Nummer.
JAARGANG
MAANDAG 25 JUNI 1928
NUMMER 2469
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal. I 2.50
Per weekf 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden -Telefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 ffiHggijly Aangesloten op het Streeknet Lisse
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone Advertentiën per regel 22V» cent
Ingezonden Mededeelingen dubbel tarief
Bij contract belangrijke reductie
Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
EERSTE BLAD.
Y Export op Indië.
Dinsdag 19 Juni bevatte De Stan
daard een hoofdartikel:: „De heen-
vaart in verval", waarin werd aange
toond dat de export op Indië in 12
jaar tijds van 33 tot 18 percent is
achteruitgegaan. Terecht werd er in
dat artikel op gewezen, dat onze va
deren niet alleen een levendige han
del dreven met de Indische vruchten
cp de Europeesche markten, maar
ook met de producten van de Neder-
landsche cultuur in Indië.
Ons vermoeden ligt eenigszins voor
de hand, dat als geestelijke vader
van dit artikel moet worden aange
merkt Prof. P. A. Diepenhorst, om
dat deze in „De Bedrijfseconoom"
van 30 April j.l. over hetzelfde onder
werp een artikel schreef. Is deze on
derstelling juist dan kan het artikel
daardoor niet anders dan aan belang
rijkheid winnen, omdat Prof. Diepen
horst op dit terrein een vaak geci
teerd publicist is.
Het onderwerp zelf is thans ook el
ders actueel. Immers ook de heer
Augt. Deknatel schreef daarover in
het jubileumsnummer van de „Indi
sche Mercuur", de heer Dr. I. H. J.
Vos, Wethouder van Amsterdam heeft
er van gesproken in de vergadering
van den Vrijheidsbond, maar ook de
Nieuwe Rotterdamsche Courant van
4 Juni (avondblad) had een belang
stellende beschouwing.'
Dat déze beschouwingen de alge-
meene aandacht trekker is dan ook
geen wonder. Evenmin bevreemdend is
dat de Koloniale Exporteurs Vereeni-
ging^ daartegen in het geweer komt.
Of eigenlijk is het minder juist om te
zeggen, dat zij deze klachten bestrijdt,
beter is te spreken van het gedeelte
lijk erkennen, gedeeltelijk ontkennen
van de feiten en het aangeven van een
weg tot herstel.
In de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant van Zondag 24 dezer is een lang
stuk van deze organisatie opgenomen.
„Bij eene beschouwing van het aan
deel van Nederland in den handel van
Ned.-Indië zoo zegt het artikel
dient men de positie van Japan geheel
afzonderlijk te bezien.
Duidelijk is van meer dan eene zij-
do betoogd, dat de veldwinnende posi
tie van dit land is toe te schrijven aan
de al te ongelijke middelen, waarme
de Japan den strijd kan voeren; wij
behoeven daarop hier niet verder in
te gaan.
Dat voorts een land als Australië in
Indië veld wint, valt evenmir te ont-
kennnen, doch zulks is een gevolg van
zijne natuurlijke ligging en van de
verbeterde verbindingen met Ned.-
Indië; toch heeft in de ontwikkeling
van het handelsverkeer de Nederl.-
Indische handel een overwegend aan
deel, terwijl in de uitgebreide verbin
dingen de Nederlandsche scheepvaart
haar volle aandeel heeft.
Men meene intusschen niet, dat wij
bedoelen te zeggen, dat de Nederland
sche nijverheid in het algemeen een
slecht figuur maakt bij den invoer in
Ned.-Indië en dat het haar eigen
schuld is, indien zij door de nijverheid
van andere landen wordt verdrongen;
integendeel zijn wij van meening, dat
onze industrie ten opzichte van ande
re Westersche landen een goed figuur
maakt; tal van artikelen van Neder-
landsch fabrikaat toonen eene stijging
zoowel van de absolute als van de re
latieve invoercijfers.
Dat de Nederlandsche industrie
krachtig aanpakt blijkt trouwens uit
de resultaten, die ondernemingen als
„Werkspoor", Philips, Gebr. Stork en
tal van anderen in Indië hebben he
bt reikt".
De Vereeniging meent dan ook dat
er wel reden voor ongerustheid is,
maar dat eendrachtig de handen in
eenslaan nog veel onheil voorkomen
kan.
„Resumeerende zoo zegt zij
ondervindt de Nederlandsche indus
trie ongetwijfeld in Indië veel concur
rentie van het buitenland. Deze con
currentie mag verontrustend worden
geacht niet alleen voor de Neder
landsche, doch ook voor alle ander©
Westersche industrieën voorzoover-
rc zij komt van de zijde van Japan,
daar de strijd door dit land met zijn
grooten voorsprong, wat betreft ar
beidstijden, loonen, vrachten en krach
tige ondersteuning van de zijde van
de Overheid met te ongelijke midde
len wordt gestreden. Overigens moet
men den toestand echter niet al te
somber beschouwen en Vooral niet te
■'eel afgaan op de, door prof. Diepen-
l crst weergegeven statistische cijfers,
waaromtrent de heer Heringa in zijn
bovengenoemd artikel terecht „elke
conclusie ontraadt".
Daarentegen is het noodig, dat. niet
hij onze industrieelen de onjuiste in
druk wordt gevestigd, dat onze handel
slecht georganiseerd en achterlijk is
en dat het in Indië aan „stoeren ar-
Ltid, stugge volharding" ontbreekt.
En dergelijke bewering, nu en dan ver
haald, vindt tenslotte maar al te ge
makkelijk geloof en dit zou ertoe
kunnen leiden, dat zelfs de voor
sprong, welke Japan zich heeft ver
worven, wordt toegeschreven aan de
schuld van den Ned.-Indischen in-
voerhandel
Ook wij meenen, dat instedc van bij
de pakken neer te zitten, het noodig
is om de organisatie op te bouwen.
Moge het verstaan worden.
STADSNIEUWS.
BEVESTIGING EN INTREDE VAN
Ds. D. KUILMAN.
De bevestiging.
Gistermorgen had de bevestiging plaats
van Ds. D. Kuilman, gekomen van Borne,
in de Ned. Herv. Kerk alhier, door Ds. J.
P. van Bruggen van Amsterdam. De Pie
terskerk was geheel gevuld.
Ds. van Bruggen koos tot tekst 1 Cor.
4 1: „Alzoo houde ons een ieder mensch
als dienaars van Christus en uitdeelers
der verborgenheden Gods", en wees in
zijn predikatie op de moeilijke, maar be-
geerenswaardige roeping v. den predikant
vroeger wel meer geëerd door de men-
schen dan nu, maar met gelijke roeping
van God. De gemeente moet begrijpen, dat
niet een meerderheid van stemmen, maar
Gods wil dezen predikant naar Leiden
voert. De roeping van Godswege zij zijn
steun, zijn voetstuk, niet zijn eigen per
soonlijke of zelfs geestelijke gaven. Zoo
ook, als van Godswege haar toekomende,
hoopt spr. dat de gemeente haar nieuwen
leeraar zal ontvangen en dat zijn werk
in Leiden rijk gezegend zal worden.
Hierna had de formulierlezing en beves
tiging plaats, waaraan Ds. van Bruggen
nog een bijzonder woord van vriendschap
verbond. Beiden hebben van wijlen Prof.
Jonker geleerd, dat dominee-zijn niet
goedkoop is, maar zeer duur betaald
wordt, namelijk met geheele ovérgave
van eigen persoon aan dit goddelijk werk.
Ds. Kuilman betale hier als vroeger reeds
dien prijs en zegene zijn Zender hem dan.
Aan het einde van den dienst werd den
nieuw-en leeraar toegezongen Gez. 96 (ge
wijzigd).
De intrede.
Gisteravond had in een stampvolle kerk
de intrede plaats van Ds. Kuilman.
Aan het begin van de godsdienstoefe
ning werd gezongen Ps. 68 10 en 16. Na
het lezen der geloofsartikelen werd ge
zongen Gez. 52 13. Gelezen werd Matth.
7 1329. Nadat Z.Eerw. voorgegaan was
in gebed, werd gezongen Ps. 89 1, 7 en 8.
Ds. Kuilman koos als zijn tekst Matth.
28 19 en 20: „Gaat dan henen, onderwijst
alle volken, dezelve doopende in den
naam des Vaders en des Zoons en des
Heiligen Geestes, leerende hen onderhou
den alles wat ik u geboden heb. En zie,
ik ben met ulieden alle de dagen tot de
voleinding der wereld".
Spr. begint zijn predicatie met te zeggen
dat hij niet zonder gevoelens van wee
moed en onzekerheid is, nu hij zich ver
bindt aan de gemeente van Leiden. Nog
even ziet spr. achterwaarts en zendt een
groet naar de menschen in zijn vorige ge
meente, die hij liefhad. Zullen wij ook
hier in Leiden vrienden worden? aldus
spr. Zal het rijke Evangeliewerk dat be
werkstelligen? Zullen we niet alleen in de
kerk, maar ook in het dagelijksch leven
sterk aan elkaar verhonden worden? Spr.
staat tegenover deze vragen nog onzeker.
Hier in het beroemde Leiden is het zoo
geheel anders als in zijn vorige eenvou
dige gemeente en dat heeft spr. zich
klaar voor oogen gesteld. Maar spr. zal
trachten de gebade Gods in Jezus Chris
tus te brengen en zich daarbij aanpassen
bij den nood der tijden. Men komt daar
bij in aanraking met vele misstanden en
daarop zal spr. de vinger moeten leggen.
Binnenkort zult gij, aldus spr. uw ver
schillende weegschalen kunnen meenemen
naar dit kerkgebouw en mij taxeeren. Of
ik dan te zwaar of te licht bevonden zal
worden, kan mij weinig schelen, ik zal
slechts naar één mogen luisteren-, naar
Jezus Christus, aan wien ik geheel ben
gebonden.
Christus geeft in de tekstwoorden een
bevel en eischt daarbij natuurlijk, dat wij
Hem zullen gehoorzamen. Meestal worden
deze woorden van toepassing gemaakt op
het Zendingswerk. Christus bedoelt in
deze tekst: Maakt de volken tot uw leer
ling, neemt ze op in uw gemeenschap en
leert dan hen onderhouden, alles wat Ik
geboden heb. Wij hebben allen met
deze woorden te waken, wie we ook zijn.
Wij allen zijn leerlingen van Christus
en wij moetén onderhouden zijn geboden.
Misschien' zullen sommige menschen hier
over smalen en zeggen: Dat is lichte kost,
dat is een ethisch sausje. Maar dan wijst
spr. op Paulus, die in zijn heele leven ge-
iracht heeft te doen wat de Meester hein
geboden had. Wij zijn vaak in ons leven
een sta in den weg voor menschen, die
ook het Koninkrijk Gods moeten beërven.
Wij moeten weer met hét Evangelie van
Jezus Christus ernst maken. De vraag
van de jongeren is tegenwoordig: Waar
is de ernst van uw leven? En ze hebben
het recht dat te vragen. Straks gaan de
kleurling en de jongere ons voorbij en
zoeken op hun eigen manier hun geluk
en zaligheid.
Is het dus niet gerechtvaardigd, dat
spr. als het woord van zijn tekst dit ge
bod van Christus heeft gekozen? Er be
staat in onzen tijd meer dan ooit geeste
lijke comedie-spelerij. Onze tijd is een tijd
waarin men voor een ernstige beslissing
wordt gesteldof ernstig naar Christus zoe
ken en vragen, of vroom of onvroom hem
passeeren. Als we het eerste doen, dan
zal Christus ons helpen en tot ons zeg
gen: Zie ik ben bij ulieden tot aan de
voleinding der wereld. Christus, die zoo
veel voor ons gedragen heeft, die opge
staan is uit de dooden, die gekroond is in
den hemel, komt dan voor ons te staan en
zegt: Mijn kind, wees maar stil, Ik ben
bij u. Die zoo Jezus heeft hooren spreken,
beeft ook de chaotische wereld gezien,
maar zal desniettemin vrede hebben. De
wonderlijke beloften van Jezus grijpt spr.
vanavond in alle eenvoudigheid vast. Niet
zonder vrees en onzekerheid is spr., maar
desondanks weet spr. een ding zeker:
Hier in Leiden zijn menschen, en omdat
er menschen zijn, wordt hier gezondigd.
Omdat hier menschen zijn wordt hier ge
vloekt en ook gebeden. Omdat hier men
schen zijn wordt hier gejubeld, maar ook
gekreund. En omdat er hier geworsteld en
gestreden wordt, daarom moet Christus
gebracht worden. Nog steeds spreekt Hij
hetzelfde woord: Volg gij Mij. Daarom
kunnen wij alle programma's wel achter
wege laten. Het is waar, dat Christus te
genwoordig langs den Indischen heirbaan
gaat, maar wij moeten steeds meer lee-
ren bidden: Christus, wandel ook langs
de straten van onze stad, woon in ons
hart, leer ons leven naar Uw geboden,
zoolang Gij ons het leven geeft.
Nadat vervolgens gezongen was Gez. 48
vers 5 en 10, sprak Z.Eerw. nog een enkel
persoonlijk woord tot onderscheidene per
sonen en colleges. Allereerst bracht spr.
een woord van dank aan het Stedelijk
Bestuur, waarvan verschillende personen
tegenwoordig waren.
Beste Jan van Bruggen, aldus wendde
spr. zich dan tot zijn bevestiger, ik ben
u zeer dankbaar dat gij mij vanmorgen
door uw ernstige prediking bepaald hebt
bij het moeilijke van het predikambt. Dit
hebben wij van prof. Jonker geleerd. Wij
hebben elkaar noodig om elkaar te steu
nen op het smalle pad, waarop wij wan
delen en dat wij moeten houden. Spr.
dankt hem voor zijn goede woorden en
wenschte hem kracht toe voor zijn arbeid
in Amsterdam.
Zijn collega's dankt spr. voor de welwil
lendheid waarmede zij hem zijn tegemoet
getreden. Spr. heeft gehoord, dat de ver
standhouding tusschen de Leidsche pre
dikanten boven alle lof verheven is en
daarom hoopt hij dat deze verstandhou
ding nog steeds goed zal blijven. Het spijt
spr. dat Ds. Goedhart niet tegenwoordig
kan zijn. Spr. zal met het werk van zijn
voorganger in de kerk, in de wijk, en in
de catechisatie rekening houden en hij
is blij, dat hem daardoor zulk een hoog
ideaal is gesteld.
Spr. hoopt, dat de kerkeraad steeds
ernstig met hem zal samenwerken en wat
het kiescollege betreft, hoopt spr., dat de
leden daarvan hem, die niet onbesproken
in Leiden is gekomen, over een jaar de
hand zullen drukken en zullen zeggen:
Wat God doet, is welgedaan.
Spr. richt zich dan tot het college van
Notabelen en de gemeentecommissie, en
de commissie voor den eeredienst, hen
sterkte toebiddende voor hun moeilijk
werk.
Verder richt spr. zich tot de vereenigin-
gen van collectanten; tot degenen die de
taak der gemeentecommissie verlichten
door regeling van de kerkdiensten; tot den
organist, tot de kosters en verdere kerke-
di en aren.
Vervolgens dankt spr. het bestuur van
„Staalwijk" voor de hartelijke wijze,
waarop het hem is tegemoet getreden.
Zeer veel prijs stelt spr. op de aanwe
zigheid van Prof. van Nes, den eere-voor-
zitter van Staatlwijk, van wiens rijke ga
ven en ervaring spr. veel hoopt de profi-
teeren, evenals van die van Prof. Plooy,
vice-voorzitter van de wijk.
Verschillende mede-arbeiders in de wijk
waarvan hij reeds veel hartelijkheid heeft
mogen ondervinden, spreekt Z.Eerw. per
soonlijk en collectief toe, en richt daar
na het woord tot enkele Bornesche vrien
den, hen dankende voor hun tegenwoor
digheid en hun een laatsten. groet bren
gend.
Tenslotte richt spr. zicht tot de ge
meente. Nogmaals vraagt spr.: Zullen wij
vrienden worden? Bewaar mij er voor,
gemeente, aldus spr., dat ik in deze ge
meente geestelijk verongeluk. Sterk en
help mij. Spr. zal van zijn kant den kan
sel niet betreden zonder God om kracht
Le smeeken. tniiioa> >n- i-zamen ze.
Na het dankgebed werd vervolgens ge
zongen Gez. 147:2.
Aan het einde van den dienst zong de
gemeente haar nieuwen leeraar toe Gez.
913, waarna Ds. Kuilman met een enkel
woord dankte.
INSTITUUT VOOR GESCHIEDENIS DER
GENEES-, WIS- EN NATUURKUNDE.
De ollicleele opening.
(Slot).
Na de rede van dr. de Lint nam. mr
van Beeck Calkoen, chef van de afdeeling
Hooger onderwijs van het ministerie van
onderwijs, kunsten en wetenschappen, het
woord, waarbij hij allereerst een woord
van dank uitte namens den minister
voor hetgeen het Genootschap, waarvan
deze stichting uitgaat, heeft tot stand ge
bracht.
Vervolgens zich tot dr. de Lint richtende
wenschte hij dezen met de opening van
dit instituut geluk, waarbij hij levens
wees op de groote toewijding en belange
loosheid, waarmede hij den voorbereiden
den arbeid voor de totstandkoming van
deze instelling heeft verricht. Uw arbeid,
aldus spr., wordt door het departement
hoogelijk gewaardeerd. Ongetwijfeld zal
de geschiedenis uw naam, voor wat u voor
haar deedt, dankbaar vermelden. Dat
deze instelling door particuliere krachten
tot stand kwam, eert hen, die het werk
deden en is een bewijs van goeden vader-
landschen zin.
Spr. ging vervolgens de redenen na,
waarom de geschiedenis der geneeskunde
bij de beoefening van de overige takken
der medische wetenschap een weinig op
den achtergrond is komen te staan, wat
hij eensdeels verklaarbaar achtte, anders-
deels betreurde. In dit verband wees spr.
er op, dat het juist de geschiedenis der
medische wetenschap is, die ons leert,
wat de wondere gave der intuïtieve ken
nis is, die ook bij het ontbreken van ken
nis van het menschelijk lichaam toch in
zicht geeft en daarom datgene is, wat den
medicus niet mag ontbreken. Een gave,
,die vooral daarom tot ontwikkeling moet
worden gebracht, omdat, waar zij wordt
gemist, de medicus ook met de rijkste
kennis toch verlegen blijft staan tegen
over de taak, om aan het ziekbed hulp te
verschaffen.
De mensch, geschapen niet alleen als
stoffelijk, doch ook als geestelijk wezen,
ontving van zijn Maker het vermogen al
lengs dieper door te dringen in ie gehei
men der natuur, in de werkingen der
krachten en tenslotten in den samen
hang aller dingen. Dit vermogen maakte
het de wetenschap mogelijk de wondere
overwinningen te behalen, die de intuïtie
ve kennis steunen, aanvullen en verheffen
boven de facultatieve en incidenteele.
Door dien vooruitgang kwam de medicus
als mensch in een voortdurend betere
toerusting te staan tegenover den kranke.
En hierom gaat het. Immers het doel van
alle onderzoek en onderwijs op medisch
gebied ligt in de verhouding van den
mensch-medicus tot den mensch-lijder.
De historia medica .is tenslotte ook de
geschiedenis van die verhouding. Hare
beoefening moet doen uitkomen, hoe de
medische wetenschap de lijdende mensch-
heid moet dienen en den medicus leeren,
dat ook alleen aan hooger doel dienstbaar
gemaakt, de kennis de kunde verheft.
Daartoe, aldus besloot spr., moge ook
het Instituut een plaats der eere innemen
onder de instellingen, die de Leidsche me
dische faculteit sieren. (Applaus).
Rede van Jlir. de Gijselaar.
Hierna nam jïir. mr. dr. N. C. de Gijse
laar, president-curator der Universiteit
het woord, om zoowel namens curatoren
als uit naam van den Leidschen academi-
schen senaat zijn vreugde erover uit te
spreken dat het aan het Genootschap
voor Geschiedenis der Genees-, Wis - en
Natuurkunde gelukt is, dit instituut in
het leven te roepen. Als spreker zich niet
bedriegt, is de studie van de geschiedenis
der geneeskunde voor de Leidsche uni
versiteit reeds van vroegeren datum, n.l.
toen minister Kuyper hiervoor, gecombi
neerd met enkele andere vakken, een af
zonderlijken leerstoel had ingericht, doch
waarbij de geschiedenis der geneeskunde
eenigszins op den achtergrond en zelfs
later zoek is peraakt.
Doch behalve colleges is er ook nog iets
anders noodig en dit is juist, waartoe het
genootschap heeft willen meehelpen door
de stichting van dit instituut. Reeds zijn
er meer van dergelijke instellingen, die
nauw aansluiten bij de Leidsche Univer
siteit, o.a. het Instituut voor Tropische
Geneeskunde, het Instituut „Kern" enz.,
die op deze wijze met de Leidsche univer
siteit samenwerken en waardoor particu
lieren aanvullen, wat van regeeringswege
niet gedaan wordt. Wanneer men weet,
hoe sympathiek curatoren tegenover de
reeds bestaande particuliere instellingen
staan, zullen zij heseffen, hoezeer zij op
prijs stellen, dat dit instituut is tot stand
gekomen en daarom hoopt hij, dat he in-
situut gestadig in bloei mocht toenemen.
Spr. voegde hieraan een woord van per
soonlijken gelukwensch toe aan het adres
van dr. de Lint, dien hij reeds in Gorkum
htsr.-ft leuren kennen en waardeeren als
Binnenland.
Intrede van Ds. D. Kuilman te Lei
den.
Begrafenis van Dr. J. 6. Schenrer.
Buitenland.
Nobile is gered, maar hij is ernstig
gewond.
Nog steeds geen berichten over de
„Latham".
Het wetsontwerp tot stabilisatie van
den Fransdchen franc door de Kamer
aangenomen.
Waarschijnlijk zal morgen het werk
in de Antwerpsche haven worden
hervat.
Heden worden de onderhandelingen
inzake de Duitsche regeeringsvor-
ming voortgezet
De begrafenis der slachtoffers van
den moord in de Skoepsjtina.
pen stoeren werker, die geen tijd en moei
te ontziet om te bereiken, wat hij zich tot
taak heeft gesteld.
Di stempelt hem volkomen. Moge hij,
aldus besloo spr., nog vele jaren de vruch
ten van zijn voortreffelijken arbeid pluk
ken. (Applaus).
Daarna voerden nog eenige buitenland-
9che geleerden het woord.
ÏNVALIDITEITSRENTE.
De Raad van Arbeid alhier schrijft ons:
De aandacht van belanghebbenden
ook van diaconieën, armbesturen, enz.
wordt er nogmaals op gevestigd, dat ver
zekerden die meenen invalide te zijn en
ten minste 150 rentezegels op hun rente-
kaarten hebben, bij aanvraag van hun
rente vóór 1- Juli 1928 nog vallen onder
een gunstige overgangsbepaling.
Aanvragen na 1 Juli a.s. gedaan, kun
nen van die gunstige bepaling niet pro
fiteered
Aanvragen om invaliditeitsrente kun
nen gedaan worden behalve door den ver
zekerde zelf, namens hem door zijn vrouw
of een door hem aan te wijzen gemach
tigde.
Nadere inlichtingen bij den Raad van
Arbeid.
LUSTRUM-KAMP 1928 L.C.J.O.P.
In aansluiting op ons bericht van
Vrijdag j.l. omtrent het door de kamp
commissie der L.C.J.O.P.-Kampen uit
gegeven boekje „Kampjool", zij alsnog
medegedeeld, dat dit hoekje voor jon
gens van 1216 jaar, die lust hebben
deel te nemen aan het lustrum-kamp,
dat van 411 Augustus a.s. in Over-
veen zal worden gehouden, gratis ver
krijgbaar is bij het bureau van de
L.C.J.O.P.-Jongenskampen, Bilderdijk-
straat 18a. De deelnemingsprijs be
draagt slechts f 9.
KORFBAL.
J.l. Zaterdagmiddag bad op bet
Sportterrein aan de Nieuwe Vaart de
ontmoeting plaats tusschen het 2e
twaalftal van de vereeniging „Pernix"
alhier en het eerste twaalftal van de
vereeniging D.E.S. uit Delft. De belang
stelling, die meer en meer uitgaat
naar de Chr. Sportbeoefening hier ter
stede, was bij dezen wedstrijd ook
thans weer merkbaar. Evenals verle
den week hadden enkelen zich de klei
ne moeite getroost de wandeling naar
den Hoogen Rijndijk te ondernemen
er voor die moeite werden zij beloond
ten eerste door een heerlijken middag
in het open veld en ten tweede door.
het zien van een pittigen wedstrijd.
De reserves van Pernix hebben de
zen middag bewezen over voldoende
capaciteiten te beschikken en bij meer
dere oefening zal dit twaalftal binnen
korten tijd een harmonisch geheel
vormen, waarin het samenspel op
vlotte wijze kan worden toegepast.
Reeds dadelijk bij den aanvang was
een overwicht der Leidenaars merk
baar en hun enthousiasme en meerde
re bedrevenheid stichtten dan ook
eenige verwarring in de Delftsche ver
dediging. Het slechte schot van den
Leidschen aanval was oorzaak, .dat
doelpunten voorloopig achterwege
bleven.
In alle vakken was Pernix in de
meerderheid en het vlugge opbrengen
van het middenvak bezorgde den aan
val veel werk.
Na ongeveer 20 minuten spelen
wist èen Pernix-heer uit één dier vele
aanvallen op mooie wijze het eerste
doelpunt te maken. En wanneer er één
schaap over den dam is volgen er
meer. Zoo ook hier. Spoedig daarop
vefchoogde dezelfde speler den stand
tot 20.
De vakverwisseling bracht een