CHRISTELIJK DACBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN Dit nummer bestaat uit ÏWEE Bladen. Belangrijkste nieuws in dit Nummer. JAARGANG MAANDAG 25 JUNI 1928 NUMMER 2469 ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal. I 2.50 Per weekf 0.19 Franco per post per kwartaal I 2.90 Bureau: Hooigracht 35 - Leiden -Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 ffiHggijly Aangesloten op het Streeknet Lisse ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Advertentiën per regel 22V» cent Ingezonden Mededeelingen dubbel tarief Bij contract belangrijke reductie Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents EERSTE BLAD. Y Export op Indië. Dinsdag 19 Juni bevatte De Stan daard een hoofdartikel:: „De heen- vaart in verval", waarin werd aange toond dat de export op Indië in 12 jaar tijds van 33 tot 18 percent is achteruitgegaan. Terecht werd er in dat artikel op gewezen, dat onze va deren niet alleen een levendige han del dreven met de Indische vruchten cp de Europeesche markten, maar ook met de producten van de Neder- landsche cultuur in Indië. Ons vermoeden ligt eenigszins voor de hand, dat als geestelijke vader van dit artikel moet worden aange merkt Prof. P. A. Diepenhorst, om dat deze in „De Bedrijfseconoom" van 30 April j.l. over hetzelfde onder werp een artikel schreef. Is deze on derstelling juist dan kan het artikel daardoor niet anders dan aan belang rijkheid winnen, omdat Prof. Diepen horst op dit terrein een vaak geci teerd publicist is. Het onderwerp zelf is thans ook el ders actueel. Immers ook de heer Augt. Deknatel schreef daarover in het jubileumsnummer van de „Indi sche Mercuur", de heer Dr. I. H. J. Vos, Wethouder van Amsterdam heeft er van gesproken in de vergadering van den Vrijheidsbond, maar ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 4 Juni (avondblad) had een belang stellende beschouwing.' Dat déze beschouwingen de alge- meene aandacht trekker is dan ook geen wonder. Evenmin bevreemdend is dat de Koloniale Exporteurs Vereeni- ging^ daartegen in het geweer komt. Of eigenlijk is het minder juist om te zeggen, dat zij deze klachten bestrijdt, beter is te spreken van het gedeelte lijk erkennen, gedeeltelijk ontkennen van de feiten en het aangeven van een weg tot herstel. In de Nieuwe Rotterdamsche Cou rant van Zondag 24 dezer is een lang stuk van deze organisatie opgenomen. „Bij eene beschouwing van het aan deel van Nederland in den handel van Ned.-Indië zoo zegt het artikel dient men de positie van Japan geheel afzonderlijk te bezien. Duidelijk is van meer dan eene zij- do betoogd, dat de veldwinnende posi tie van dit land is toe te schrijven aan de al te ongelijke middelen, waarme de Japan den strijd kan voeren; wij behoeven daarop hier niet verder in te gaan. Dat voorts een land als Australië in Indië veld wint, valt evenmir te ont- kennnen, doch zulks is een gevolg van zijne natuurlijke ligging en van de verbeterde verbindingen met Ned.- Indië; toch heeft in de ontwikkeling van het handelsverkeer de Nederl.- Indische handel een overwegend aan deel, terwijl in de uitgebreide verbin dingen de Nederlandsche scheepvaart haar volle aandeel heeft. Men meene intusschen niet, dat wij bedoelen te zeggen, dat de Nederland sche nijverheid in het algemeen een slecht figuur maakt bij den invoer in Ned.-Indië en dat het haar eigen schuld is, indien zij door de nijverheid van andere landen wordt verdrongen; integendeel zijn wij van meening, dat onze industrie ten opzichte van ande re Westersche landen een goed figuur maakt; tal van artikelen van Neder- landsch fabrikaat toonen eene stijging zoowel van de absolute als van de re latieve invoercijfers. Dat de Nederlandsche industrie krachtig aanpakt blijkt trouwens uit de resultaten, die ondernemingen als „Werkspoor", Philips, Gebr. Stork en tal van anderen in Indië hebben he bt reikt". De Vereeniging meent dan ook dat er wel reden voor ongerustheid is, maar dat eendrachtig de handen in eenslaan nog veel onheil voorkomen kan. „Resumeerende zoo zegt zij ondervindt de Nederlandsche indus trie ongetwijfeld in Indië veel concur rentie van het buitenland. Deze con currentie mag verontrustend worden geacht niet alleen voor de Neder landsche, doch ook voor alle ander© Westersche industrieën voorzoover- rc zij komt van de zijde van Japan, daar de strijd door dit land met zijn grooten voorsprong, wat betreft ar beidstijden, loonen, vrachten en krach tige ondersteuning van de zijde van de Overheid met te ongelijke midde len wordt gestreden. Overigens moet men den toestand echter niet al te somber beschouwen en Vooral niet te ■'eel afgaan op de, door prof. Diepen- l crst weergegeven statistische cijfers, waaromtrent de heer Heringa in zijn bovengenoemd artikel terecht „elke conclusie ontraadt". Daarentegen is het noodig, dat. niet hij onze industrieelen de onjuiste in druk wordt gevestigd, dat onze handel slecht georganiseerd en achterlijk is en dat het in Indië aan „stoeren ar- Ltid, stugge volharding" ontbreekt. En dergelijke bewering, nu en dan ver haald, vindt tenslotte maar al te ge makkelijk geloof en dit zou ertoe kunnen leiden, dat zelfs de voor sprong, welke Japan zich heeft ver worven, wordt toegeschreven aan de schuld van den Ned.-Indischen in- voerhandel Ook wij meenen, dat instedc van bij de pakken neer te zitten, het noodig is om de organisatie op te bouwen. Moge het verstaan worden. STADSNIEUWS. BEVESTIGING EN INTREDE VAN Ds. D. KUILMAN. De bevestiging. Gistermorgen had de bevestiging plaats van Ds. D. Kuilman, gekomen van Borne, in de Ned. Herv. Kerk alhier, door Ds. J. P. van Bruggen van Amsterdam. De Pie terskerk was geheel gevuld. Ds. van Bruggen koos tot tekst 1 Cor. 4 1: „Alzoo houde ons een ieder mensch als dienaars van Christus en uitdeelers der verborgenheden Gods", en wees in zijn predikatie op de moeilijke, maar be- geerenswaardige roeping v. den predikant vroeger wel meer geëerd door de men- schen dan nu, maar met gelijke roeping van God. De gemeente moet begrijpen, dat niet een meerderheid van stemmen, maar Gods wil dezen predikant naar Leiden voert. De roeping van Godswege zij zijn steun, zijn voetstuk, niet zijn eigen per soonlijke of zelfs geestelijke gaven. Zoo ook, als van Godswege haar toekomende, hoopt spr. dat de gemeente haar nieuwen leeraar zal ontvangen en dat zijn werk in Leiden rijk gezegend zal worden. Hierna had de formulierlezing en beves tiging plaats, waaraan Ds. van Bruggen nog een bijzonder woord van vriendschap verbond. Beiden hebben van wijlen Prof. Jonker geleerd, dat dominee-zijn niet goedkoop is, maar zeer duur betaald wordt, namelijk met geheele ovérgave van eigen persoon aan dit goddelijk werk. Ds. Kuilman betale hier als vroeger reeds dien prijs en zegene zijn Zender hem dan. Aan het einde van den dienst werd den nieuw-en leeraar toegezongen Gez. 96 (ge wijzigd). De intrede. Gisteravond had in een stampvolle kerk de intrede plaats van Ds. Kuilman. Aan het begin van de godsdienstoefe ning werd gezongen Ps. 68 10 en 16. Na het lezen der geloofsartikelen werd ge zongen Gez. 52 13. Gelezen werd Matth. 7 1329. Nadat Z.Eerw. voorgegaan was in gebed, werd gezongen Ps. 89 1, 7 en 8. Ds. Kuilman koos als zijn tekst Matth. 28 19 en 20: „Gaat dan henen, onderwijst alle volken, dezelve doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, leerende hen onderhou den alles wat ik u geboden heb. En zie, ik ben met ulieden alle de dagen tot de voleinding der wereld". Spr. begint zijn predicatie met te zeggen dat hij niet zonder gevoelens van wee moed en onzekerheid is, nu hij zich ver bindt aan de gemeente van Leiden. Nog even ziet spr. achterwaarts en zendt een groet naar de menschen in zijn vorige ge meente, die hij liefhad. Zullen wij ook hier in Leiden vrienden worden? aldus spr. Zal het rijke Evangeliewerk dat be werkstelligen? Zullen we niet alleen in de kerk, maar ook in het dagelijksch leven sterk aan elkaar verhonden worden? Spr. staat tegenover deze vragen nog onzeker. Hier in het beroemde Leiden is het zoo geheel anders als in zijn vorige eenvou dige gemeente en dat heeft spr. zich klaar voor oogen gesteld. Maar spr. zal trachten de gebade Gods in Jezus Chris tus te brengen en zich daarbij aanpassen bij den nood der tijden. Men komt daar bij in aanraking met vele misstanden en daarop zal spr. de vinger moeten leggen. Binnenkort zult gij, aldus spr. uw ver schillende weegschalen kunnen meenemen naar dit kerkgebouw en mij taxeeren. Of ik dan te zwaar of te licht bevonden zal worden, kan mij weinig schelen, ik zal slechts naar één mogen luisteren-, naar Jezus Christus, aan wien ik geheel ben gebonden. Christus geeft in de tekstwoorden een bevel en eischt daarbij natuurlijk, dat wij Hem zullen gehoorzamen. Meestal worden deze woorden van toepassing gemaakt op het Zendingswerk. Christus bedoelt in deze tekst: Maakt de volken tot uw leer ling, neemt ze op in uw gemeenschap en leert dan hen onderhouden, alles wat Ik geboden heb. Wij hebben allen met deze woorden te waken, wie we ook zijn. Wij allen zijn leerlingen van Christus en wij moetén onderhouden zijn geboden. Misschien' zullen sommige menschen hier over smalen en zeggen: Dat is lichte kost, dat is een ethisch sausje. Maar dan wijst spr. op Paulus, die in zijn heele leven ge- iracht heeft te doen wat de Meester hein geboden had. Wij zijn vaak in ons leven een sta in den weg voor menschen, die ook het Koninkrijk Gods moeten beërven. Wij moeten weer met hét Evangelie van Jezus Christus ernst maken. De vraag van de jongeren is tegenwoordig: Waar is de ernst van uw leven? En ze hebben het recht dat te vragen. Straks gaan de kleurling en de jongere ons voorbij en zoeken op hun eigen manier hun geluk en zaligheid. Is het dus niet gerechtvaardigd, dat spr. als het woord van zijn tekst dit ge bod van Christus heeft gekozen? Er be staat in onzen tijd meer dan ooit geeste lijke comedie-spelerij. Onze tijd is een tijd waarin men voor een ernstige beslissing wordt gesteldof ernstig naar Christus zoe ken en vragen, of vroom of onvroom hem passeeren. Als we het eerste doen, dan zal Christus ons helpen en tot ons zeg gen: Zie ik ben bij ulieden tot aan de voleinding der wereld. Christus, die zoo veel voor ons gedragen heeft, die opge staan is uit de dooden, die gekroond is in den hemel, komt dan voor ons te staan en zegt: Mijn kind, wees maar stil, Ik ben bij u. Die zoo Jezus heeft hooren spreken, beeft ook de chaotische wereld gezien, maar zal desniettemin vrede hebben. De wonderlijke beloften van Jezus grijpt spr. vanavond in alle eenvoudigheid vast. Niet zonder vrees en onzekerheid is spr., maar desondanks weet spr. een ding zeker: Hier in Leiden zijn menschen, en omdat er menschen zijn, wordt hier gezondigd. Omdat hier menschen zijn wordt hier ge vloekt en ook gebeden. Omdat hier men schen zijn wordt hier gejubeld, maar ook gekreund. En omdat er hier geworsteld en gestreden wordt, daarom moet Christus gebracht worden. Nog steeds spreekt Hij hetzelfde woord: Volg gij Mij. Daarom kunnen wij alle programma's wel achter wege laten. Het is waar, dat Christus te genwoordig langs den Indischen heirbaan gaat, maar wij moeten steeds meer lee- ren bidden: Christus, wandel ook langs de straten van onze stad, woon in ons hart, leer ons leven naar Uw geboden, zoolang Gij ons het leven geeft. Nadat vervolgens gezongen was Gez. 48 vers 5 en 10, sprak Z.Eerw. nog een enkel persoonlijk woord tot onderscheidene per sonen en colleges. Allereerst bracht spr. een woord van dank aan het Stedelijk Bestuur, waarvan verschillende personen tegenwoordig waren. Beste Jan van Bruggen, aldus wendde spr. zich dan tot zijn bevestiger, ik ben u zeer dankbaar dat gij mij vanmorgen door uw ernstige prediking bepaald hebt bij het moeilijke van het predikambt. Dit hebben wij van prof. Jonker geleerd. Wij hebben elkaar noodig om elkaar te steu nen op het smalle pad, waarop wij wan delen en dat wij moeten houden. Spr. dankt hem voor zijn goede woorden en wenschte hem kracht toe voor zijn arbeid in Amsterdam. Zijn collega's dankt spr. voor de welwil lendheid waarmede zij hem zijn tegemoet getreden. Spr. heeft gehoord, dat de ver standhouding tusschen de Leidsche pre dikanten boven alle lof verheven is en daarom hoopt hij dat deze verstandhou ding nog steeds goed zal blijven. Het spijt spr. dat Ds. Goedhart niet tegenwoordig kan zijn. Spr. zal met het werk van zijn voorganger in de kerk, in de wijk, en in de catechisatie rekening houden en hij is blij, dat hem daardoor zulk een hoog ideaal is gesteld. Spr. hoopt, dat de kerkeraad steeds ernstig met hem zal samenwerken en wat het kiescollege betreft, hoopt spr., dat de leden daarvan hem, die niet onbesproken in Leiden is gekomen, over een jaar de hand zullen drukken en zullen zeggen: Wat God doet, is welgedaan. Spr. richt zich dan tot het college van Notabelen en de gemeentecommissie, en de commissie voor den eeredienst, hen sterkte toebiddende voor hun moeilijk werk. Verder richt spr. zich tot de vereenigin- gen van collectanten; tot degenen die de taak der gemeentecommissie verlichten door regeling van de kerkdiensten; tot den organist, tot de kosters en verdere kerke- di en aren. Vervolgens dankt spr. het bestuur van „Staalwijk" voor de hartelijke wijze, waarop het hem is tegemoet getreden. Zeer veel prijs stelt spr. op de aanwe zigheid van Prof. van Nes, den eere-voor- zitter van Staatlwijk, van wiens rijke ga ven en ervaring spr. veel hoopt de profi- teeren, evenals van die van Prof. Plooy, vice-voorzitter van de wijk. Verschillende mede-arbeiders in de wijk waarvan hij reeds veel hartelijkheid heeft mogen ondervinden, spreekt Z.Eerw. per soonlijk en collectief toe, en richt daar na het woord tot enkele Bornesche vrien den, hen dankende voor hun tegenwoor digheid en hun een laatsten. groet bren gend. Tenslotte richt spr. zicht tot de ge meente. Nogmaals vraagt spr.: Zullen wij vrienden worden? Bewaar mij er voor, gemeente, aldus spr., dat ik in deze ge meente geestelijk verongeluk. Sterk en help mij. Spr. zal van zijn kant den kan sel niet betreden zonder God om kracht Le smeeken. tniiioa> >n- i-zamen ze. Na het dankgebed werd vervolgens ge zongen Gez. 147:2. Aan het einde van den dienst zong de gemeente haar nieuwen leeraar toe Gez. 913, waarna Ds. Kuilman met een enkel woord dankte. INSTITUUT VOOR GESCHIEDENIS DER GENEES-, WIS- EN NATUURKUNDE. De ollicleele opening. (Slot). Na de rede van dr. de Lint nam. mr van Beeck Calkoen, chef van de afdeeling Hooger onderwijs van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen, het woord, waarbij hij allereerst een woord van dank uitte namens den minister voor hetgeen het Genootschap, waarvan deze stichting uitgaat, heeft tot stand ge bracht. Vervolgens zich tot dr. de Lint richtende wenschte hij dezen met de opening van dit instituut geluk, waarbij hij levens wees op de groote toewijding en belange loosheid, waarmede hij den voorbereiden den arbeid voor de totstandkoming van deze instelling heeft verricht. Uw arbeid, aldus spr., wordt door het departement hoogelijk gewaardeerd. Ongetwijfeld zal de geschiedenis uw naam, voor wat u voor haar deedt, dankbaar vermelden. Dat deze instelling door particuliere krachten tot stand kwam, eert hen, die het werk deden en is een bewijs van goeden vader- landschen zin. Spr. ging vervolgens de redenen na, waarom de geschiedenis der geneeskunde bij de beoefening van de overige takken der medische wetenschap een weinig op den achtergrond is komen te staan, wat hij eensdeels verklaarbaar achtte, anders- deels betreurde. In dit verband wees spr. er op, dat het juist de geschiedenis der medische wetenschap is, die ons leert, wat de wondere gave der intuïtieve ken nis is, die ook bij het ontbreken van ken nis van het menschelijk lichaam toch in zicht geeft en daarom datgene is, wat den medicus niet mag ontbreken. Een gave, ,die vooral daarom tot ontwikkeling moet worden gebracht, omdat, waar zij wordt gemist, de medicus ook met de rijkste kennis toch verlegen blijft staan tegen over de taak, om aan het ziekbed hulp te verschaffen. De mensch, geschapen niet alleen als stoffelijk, doch ook als geestelijk wezen, ontving van zijn Maker het vermogen al lengs dieper door te dringen in ie gehei men der natuur, in de werkingen der krachten en tenslotten in den samen hang aller dingen. Dit vermogen maakte het de wetenschap mogelijk de wondere overwinningen te behalen, die de intuïtie ve kennis steunen, aanvullen en verheffen boven de facultatieve en incidenteele. Door dien vooruitgang kwam de medicus als mensch in een voortdurend betere toerusting te staan tegenover den kranke. En hierom gaat het. Immers het doel van alle onderzoek en onderwijs op medisch gebied ligt in de verhouding van den mensch-medicus tot den mensch-lijder. De historia medica .is tenslotte ook de geschiedenis van die verhouding. Hare beoefening moet doen uitkomen, hoe de medische wetenschap de lijdende mensch- heid moet dienen en den medicus leeren, dat ook alleen aan hooger doel dienstbaar gemaakt, de kennis de kunde verheft. Daartoe, aldus besloot spr., moge ook het Instituut een plaats der eere innemen onder de instellingen, die de Leidsche me dische faculteit sieren. (Applaus). Rede van Jlir. de Gijselaar. Hierna nam jïir. mr. dr. N. C. de Gijse laar, president-curator der Universiteit het woord, om zoowel namens curatoren als uit naam van den Leidschen academi- schen senaat zijn vreugde erover uit te spreken dat het aan het Genootschap voor Geschiedenis der Genees-, Wis - en Natuurkunde gelukt is, dit instituut in het leven te roepen. Als spreker zich niet bedriegt, is de studie van de geschiedenis der geneeskunde voor de Leidsche uni versiteit reeds van vroegeren datum, n.l. toen minister Kuyper hiervoor, gecombi neerd met enkele andere vakken, een af zonderlijken leerstoel had ingericht, doch waarbij de geschiedenis der geneeskunde eenigszins op den achtergrond en zelfs later zoek is peraakt. Doch behalve colleges is er ook nog iets anders noodig en dit is juist, waartoe het genootschap heeft willen meehelpen door de stichting van dit instituut. Reeds zijn er meer van dergelijke instellingen, die nauw aansluiten bij de Leidsche Univer siteit, o.a. het Instituut voor Tropische Geneeskunde, het Instituut „Kern" enz., die op deze wijze met de Leidsche univer siteit samenwerken en waardoor particu lieren aanvullen, wat van regeeringswege niet gedaan wordt. Wanneer men weet, hoe sympathiek curatoren tegenover de reeds bestaande particuliere instellingen staan, zullen zij heseffen, hoezeer zij op prijs stellen, dat dit instituut is tot stand gekomen en daarom hoopt hij, dat he in- situut gestadig in bloei mocht toenemen. Spr. voegde hieraan een woord van per soonlijken gelukwensch toe aan het adres van dr. de Lint, dien hij reeds in Gorkum htsr.-ft leuren kennen en waardeeren als Binnenland. Intrede van Ds. D. Kuilman te Lei den. Begrafenis van Dr. J. 6. Schenrer. Buitenland. Nobile is gered, maar hij is ernstig gewond. Nog steeds geen berichten over de „Latham". Het wetsontwerp tot stabilisatie van den Fransdchen franc door de Kamer aangenomen. Waarschijnlijk zal morgen het werk in de Antwerpsche haven worden hervat. Heden worden de onderhandelingen inzake de Duitsche regeeringsvor- ming voortgezet De begrafenis der slachtoffers van den moord in de Skoepsjtina. pen stoeren werker, die geen tijd en moei te ontziet om te bereiken, wat hij zich tot taak heeft gesteld. Di stempelt hem volkomen. Moge hij, aldus besloo spr., nog vele jaren de vruch ten van zijn voortreffelijken arbeid pluk ken. (Applaus). Daarna voerden nog eenige buitenland- 9che geleerden het woord. ÏNVALIDITEITSRENTE. De Raad van Arbeid alhier schrijft ons: De aandacht van belanghebbenden ook van diaconieën, armbesturen, enz. wordt er nogmaals op gevestigd, dat ver zekerden die meenen invalide te zijn en ten minste 150 rentezegels op hun rente- kaarten hebben, bij aanvraag van hun rente vóór 1- Juli 1928 nog vallen onder een gunstige overgangsbepaling. Aanvragen na 1 Juli a.s. gedaan, kun nen van die gunstige bepaling niet pro fiteered Aanvragen om invaliditeitsrente kun nen gedaan worden behalve door den ver zekerde zelf, namens hem door zijn vrouw of een door hem aan te wijzen gemach tigde. Nadere inlichtingen bij den Raad van Arbeid. LUSTRUM-KAMP 1928 L.C.J.O.P. In aansluiting op ons bericht van Vrijdag j.l. omtrent het door de kamp commissie der L.C.J.O.P.-Kampen uit gegeven boekje „Kampjool", zij alsnog medegedeeld, dat dit hoekje voor jon gens van 1216 jaar, die lust hebben deel te nemen aan het lustrum-kamp, dat van 411 Augustus a.s. in Over- veen zal worden gehouden, gratis ver krijgbaar is bij het bureau van de L.C.J.O.P.-Jongenskampen, Bilderdijk- straat 18a. De deelnemingsprijs be draagt slechts f 9. KORFBAL. J.l. Zaterdagmiddag bad op bet Sportterrein aan de Nieuwe Vaart de ontmoeting plaats tusschen het 2e twaalftal van de vereeniging „Pernix" alhier en het eerste twaalftal van de vereeniging D.E.S. uit Delft. De belang stelling, die meer en meer uitgaat naar de Chr. Sportbeoefening hier ter stede, was bij dezen wedstrijd ook thans weer merkbaar. Evenals verle den week hadden enkelen zich de klei ne moeite getroost de wandeling naar den Hoogen Rijndijk te ondernemen er voor die moeite werden zij beloond ten eerste door een heerlijken middag in het open veld en ten tweede door. het zien van een pittigen wedstrijd. De reserves van Pernix hebben de zen middag bewezen over voldoende capaciteiten te beschikken en bij meer dere oefening zal dit twaalftal binnen korten tijd een harmonisch geheel vormen, waarin het samenspel op vlotte wijze kan worden toegepast. Reeds dadelijk bij den aanvang was een overwicht der Leidenaars merk baar en hun enthousiasme en meerde re bedrevenheid stichtten dan ook eenige verwarring in de Delftsche ver dediging. Het slechte schot van den Leidschen aanval was oorzaak, .dat doelpunten voorloopig achterwege bleven. In alle vakken was Pernix in de meerderheid en het vlugge opbrengen van het middenvak bezorgde den aan val veel werk. Na ongeveer 20 minuten spelen wist èen Pernix-heer uit één dier vele aanvallen op mooie wijze het eerste doelpunt te maken. En wanneer er één schaap over den dam is volgen er meer. Zoo ook hier. Spoedig daarop vefchoogde dezelfde speler den stand tot 20. De vakverwisseling bracht een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 1