NIEUWE LEIOSCHE COM >1 van VRIJDAG 22 JUNI 1928 TWEEDE BLAD. DE OLYMPISCHE SPELEN. VIII. Door toevallige omstandigheden kwam ik in het bezit van de eenige krant op Zondag „Cetem". Het was het nummer van 28 Mei j.l. waarin o.a. in alle bij zonderheden stond beschreven „De veld slag in de Vijzelstraat" te Amsterdam ter gelegenheid van de kaartenverkoop voor den Olympischen voetbalwedstrijd Uru guay—Holland. In dit zelfde nummer vond ik een arti kel, getiteld „Waarom™, dat ik gaarne, om een beeld te geven hoe onze tegen standers zich onze mentaliteit indenken, in zijn geheel hieronder, laat volgen: It is generally felt that Queen Wilhelmina has yielded to the pressure of narrow-minded advi sers, who consider sport as immo ral. Dutch religious circles are boy cotting the Games completely, de claring that are: „heatherisme, immorality and a violation of the Lord's Day." Exchange. Een krachtig waarom? dringt zich bij ons op. Een, waarom dat alles, en waar toe; wat bereikt men er mede? Immers, wij zijn allen vrije menschen, levende in Gods vrije natuur, ademende onder Gods vrijen hemel. Wij leven allen volgens dezelfde natuurwetten. Wij heb ben ailen goede en kwade eigenschappen. Want waar toch is het wezen, dat zou durven beweren, slechts goede kwalitei ten te bezitten? Wij allen hebben sociale wetten noodig om ons binnen de perken te houden van den, voor den goeden gang van zaken zoo noodigen zachten levens dwang, waarmede wij dagelijks op meer of minder merkbare wijze in aanraking komen. En weer verrijst het „waarom" voor onzen geest, het, waarom zijn er onder ons dezulken, die hun gewetensrust niet verzekerd achten, slechts door achterwege- lating van het booze en goddelooze, maar zich tevens geroepen denken, anderen hun keuze van goed of kwaad te moe ten opleggen, het doen en laten van die anderen trachtende te leiden in de banen van hun levensopvattingen, geensdeels in acht nemende de relativitoit tusschen de begrippen goed en kwaad. Wij zijn geneigd medelijden te gevoe len voor dezulken, die niet vroom ge noeg zijn om anderen in hun doen vrij te laten, en niet vrijdenkend genoeg om an deren toe te staan, op eigen wijze naar in nerlijke tevredenheid te streven. Waarom is het achter een bal aanloo- pen, 't trachten door hard loopen als eer ste de eindpaal te bereiken, de bal door middel van een stok in het net drijven, het lichaam vrijelijk door het water voort te bewegen, en zooveel andere oefeningen, bedoeld om het ons door God gegeven lijf te ontwikkelen en te stijven volgens re gels, uitgedacht door hersenen ons door dienzelfden God bedeeld, in het openbaar dit alles, waarbij niets voor het critisee- rend oog blijft verborgen, waarbij Gods- vereering gerechtigheid, offervaardigheid en alle andere, diep menschelijke eigen schappen niet uitgesloten zijn, zelfs al geschieden zij op een Rustdag des Hee- ren, zondig? Waarom zouden wij den natuurmensch, die de hem door God gegeven lichaams krachten ontplooit en hardt, om daar naast een leven te leiden van toewijding voor God en evenmensch, niet evenzeer eeren als hem, die God eert sléchts met kerkgang en gebed. Laat ons niet afdwa len tot ontleding van kwaad of goed. Maar laat ons een „bravo" wijden aan den ech ten vrijen geest, dien geest die durft vrij te laten: zichzelf en ook anderen. En daaiom treft het ons des te meer, dat een tal van de zulken, die deze ont wikkeling van den natuurmensch op Zon dag, als strijdig tegen Gods woord en be doeling, stempelen, invloed kunnen uit oefenen op Haar, die ook al door Gods- gehade aangewezen is, ons volk in alles voor te gaan; niet alleen in rechtvaar- FEUILLETON. EINDELIJK VREDE. 4) o Frank voelde, dat er een macht was, sterker dan de machtigste kunst, sterker dan zijn krachtige wil. Eene macht, die spotte met jeugd en met schoonheid, met zoete hoop en liefe lijke verwachtingen. Maar of die macht zich God noemde, of Dood, het was hem om het even, hij haatte haar! Zij had hem zijne kostbare parel ontroofd; zij had gespot met al zijne inspanning; zij lachte in zijne ver pletterende smart; zij had hem neer geworpen, verbrijzeld! O was er maar een God! Hij zou Hern ter verantwoording dagen, Hem rekenschap vragen van Zijne wreed heid jegens haar, die hem nooit een stroobreed in den weg had gelegd. Welk recht had Hij, hem zijn schat, •zijn alles, te ontnemen? Waarom niet hem ook met denzelfden slag gedood? Was er maar een God, hij zou Hem in Zijne woonplaats bestormen, en als hij Ilem niet bereiken kon, hij zou Zijné werken verwoesten, alles mee sleurende in zijn heftigen, woesten haat! Maar neen, er was geen God! Frank streek zich met de hand over het kloppende voorhoofd, afgemat door het lange waken, als waanzinnig digheid en vroomheid, maar ook waar 't geldt onze vrijheid van geest. Millioenen oogen zijn op ons volk ge richt. Heel de wereld ziet hunkerend uit naar wat kracht en lichaamsontwikke ling der natiën zal .bieden; haar den strijd, onderling aangebonden door dezul ken, met vrijen gee^t onder de volkeren;' een strijd zonder bloedvergieten en men- schenoffers, mhar gestredén op het veld van eer, gestreden onder de banieren der vrije volkeren van dé wtfreld! Dat zij thuis blijven, dezulken die zich tegen het Olympisch wereldgebeuren lcee- ren, de o n v r ij e v r ij en, kan ons niet deren, maar dat Zij,'die, ons ook in onze vrijheid van geest behoorde voor te gaan, dat Zij daar niet zijn zal, is een beleedi- ging niet alleen voor den vrijen geest van ons Hollandsche volk, maar tevens voor de banieren van alle natiën der wereld, waarvan ons land thans de %er geniet de gastheer te zijn. Tot zoover de „Cetem", De schrijver begint met op te merken, dat wij allen „vrije menschen" zijn, leven de in Gods vrije natuur. Onmiddellijk laat hij hierop volgen, dat wij allen vol gens dezelfde natuurwetten leven. Dat voor ons, belijdende Christenen, nog een hoogere Wet zpu kunnen gelden; waaraan zelfs al de natuurwetten onder worpen zijn, wordt verzwegen. Hiermede rekening houdende en daar eens in ko mende zal hem een duidelijk en onom wonden antwoord op het„waarom" ge ven, dat door hem gesteld is. Dat vrijheid hierdoor een ander karak ter krijgt dan door hem wordt gepropa geerd, zou hem dan misschien duidelijk kunnen worden. De ware vrijheid, het zich gebonden weten door Gods geopehbaarden wil, hoe weinig begrijpen onze tegenstanders, en het 'zij tot hun schande gezegd, vele der onzen, van de groote kracht, die hierin gelegen is. Verder wordt ons in de schoenen ge schoven dat wij God alleen willen eerën met kerkgang en gebed. De schrijver van dit stukje, is klaar blijkelijk al heel slecht thuis op het ter rein onzer Christelijke actie, waar het op alle, laat hij en de zijnen dat goed ver staan, op alle gebied gaat om de eere Gods; juist in het, op welk terrein ook, erkennen van Zijn souvereiniteit. Ook op het gebied van de Lichaamsoefe ningen. De man heeft zeker nooit gehoord van het Ned. Chr. Gymn. Verbond en den Chr. Korfbalbond. Ook zal hij niet een te oplettend luiste raar geweest zijn op Woensdag 23 Mei j.l., toen de Predikanten Ds. Thomas en Gijs man, ten aanzien van deze zaak toch on getwijfeld zuivere koffie hebben geschon ken. Dat men in deze richting een andere opvatting van de viering van den Dag des Heeren heeft, kan ons niet verwon deren, hoewel die natuurwetten op alle bladzijden één groote propaganda zijn voor de Rustdaggedachte, waar arbeid en rust, in harmonische afwisseling, voor mensch en dier als d e eisch wordt ge steld om gezond en tot nieuwe krachtsin spanning bekwaam te zijn. De aanval echter gericht op Haar, die zich in het openbaar niet kan verdedigen, is mij het minst sympathiek. Dat kan men nu verwachten van de z.g. vrijheidsapostelen: men moet hen vrij la ten in hun doen en laten, men mag zelfs geen waarschuwend woord laten hooren wanneer men de overtuiging heeft, dat hun streven zedelijke, maatschappelijke en lichamelijke gevaren oplevert, maar anderen' wil men dwingen, in naam der vrijheid, naar hun pijpen te dansen. Ja, wij kennen die richting; men schijnt zich nog maar steeds niet te kunnen in leven in de gedachte .dat die z.g. vrijheid van voor 50 jaar geleden, die de grootste tirannie was, die er kon bestaan, 'in 1928 gelukkig voor het grootste gedeelte heeft afgédaan. Is het niet het grootste bewijs van in de hoogste vrijheid te staan, als men in het midden van een stad, waar daarmede allerminst rekening wordt gehouden, als „gekroond hoofd" den Ynoed heeft om te getuigen van Hem, die daar als de ver achte isgebrandmerkt, én het „Christ avant tout" fier en vrij mag uitspreken? Laat „heel de wereld zitten hunkeren haar wat "kracht en lichaamsontwikkeling der natiën zal bieden", wij zullen onze stem tegen dit feest der krachtsproleten laten hooren, zoolang wij nog wonen in door dezen verpletterenden slag. Wat was het dan, dat dat jonge, fris- sche leven op eenmaal had afgesne den? Hij zag haar nog vóór zich, met haar innemenden glimlach; hij hoor dé nog haar zoet gefluister in zijn oor: „Frank, mijn eigen, eenige'lieveling!" Hoe kan het vroolijkste pa9 ontlui kende leven op eenmaal overgaan in den dood? Zeker, hij had genoeg sterf gevallen gezien, plotselinge ook jonge levens ook kinderen zelfs, wier jeugdige krachten de ziekte geen weerstand konden bieden; maar zijne Helena, dat was toch geheel iets anders! Was ze niet een deel van zijn wezen? Had ze niet voor het eerst lief de gevonden in het trouwe hart, dat zich als haar beschermer op haar le vensweg had geplaatst? Was ze niet toen pas begonnen te leven? Gingen ze niet geheel op in elkaar, als twee rivieren, die in ééne en dezelfde bed ding waren samengevloeid? Welke macht had hen nu kunnen scheiden? Het noodlot? Wat was dat noodlot? En als uit een zeer vér verleden klon ken hem op eenmaal de woorden in het oor: „De liefde is sterk als de dood!" „Sterk als de dood?" herhaalde hij, „sterk als de dood? Helena, mijn kostbaar kleinnood, is er eene liefde sterker dan de mijne? En toch heb ik u niet kunnen behouden! Toch was de dood sterker dan mijne liefde! De dood, wat is de dood? Wat is het nood- een land, geregeerd door de vrijheids-dy nastie bij uitnemendheid, door een Vor stin uit het doorluchte Huis van Oranje; zoolang wij nog vrijheid van het woord en de drukpers hebbén. C. A. DE BRUYN. BINNENLAND. DE DOODEUJKE DRAAD. De e 1 ectrotechnisch adviseur bij de arbeidsinspectie meldt het volgende: In vollen Vredestijd, nu niemand meer denkt aan den dreigenden elec- trischen draad langs de grens, klinkt zoö'n bericht wat ongewoon. Helaas echter is het. volkomen juist n bewijst het, dat in vredestijd de electrische stroom even vijandig kan optreden als wanneer de mensch hem met moord dadige plannen gebruikt. De drie eer ste gevallen zijn door de electro-tech- nische ambtenaren der Arbeidsinspec tie onderzocht. Ie. Een metselaar werkzaam in de vuurgangen van een stoomketel, ge bruikt bij ;zijn werk een electrische handlamp, voorzien van een schroef- fitting implaats van een bajonetfitting en waarbij het koper van de lampluis heel weinig, maar toch nog voldoende buiten den porseleinen ring uitsteekt om een vinger van den man in con tact te brengen met de onder'spanning staande deelen van de lamp. 2e. Een dienstbode, die waschgoed op.eeii bleek legt, vindt daar een ge bróken ijzerdraad op den grond, welke gespannen was geweest boven een scheidingsmuurtje tusschen twee hui zen. Zij slingert dien over den muur, waarbij de ijzerdraad zich kronkelt over de 4 M. boven den grond ge spannen blanke electrische leiding. Piet andere einde van den ijzerdraad heeft zij nog onder hen blooten arm. Zij valt op den; grond, luidkeels om hulp roepend; een buurvrouw kijkt over den muur, roept een man aan; zij overleggen samen wat te doen en waarschuwen ten slotte den huisbe woner, welke verderop in het land werkt. Deze gaat dan den stroom bin- enshuis afschakelen; in tusschen is het meisje bewusteloos en kort daar na komt de geneesheer, die den dood constateert. 3e. Bij een grondwerk wordt door 4 arbeiders een betonmolen verplaatst. Hierbij raakt deze een blanke boven leiding aan, welke gespannen was op 3 80 M. boven den grond. De betonmo len komt onder spanning; drie arbei ders weten zich nog los te rukken, waarvan echter een met brandwon den, de vierde wordt in bewusteloozen toestand door den opzichter met be hulp van gummieregenjas losgerukt. Onmiddellijk toegepaste kunstmatige ademhaling, had geen resultaat. 4e. Volgens een courantenbericht werd op een kermis een paard gedood door te trappen op een electrische lei ding, die voor aansluiting van het licht in een draaimolen, onvoldoende diep onder den grond gelegd was; de gjond werd docr de hcoven van het paard omgewoeld, waarbij de. isolatie van de leiding beschadigd werd. Bij alle vier ongevallen had men te doeri met een spanning van 220 volt tegen de aarde. BOOTTREIN STOOMVAART MIJ. „NEDERLAND". Het agentschap van de Stoomvaart Mij. „Nederland", de firma Crans en Co., te 's-Gravenhage; meldt dat de boottrein van het motorschip P. C. Hooft, dat Zaterdag 23 Juni a.s. te Genua verwacht wordt, Zondagmor gen 24 Juni a.s. om 11 uur v.m. aan het Staatsspoor Den Haag zal aanko men. DEPARTEMENT VAN- MARINE. Naar wij vernemen heeft thans de secretaris-generaal van het Departe ment van Marine, vice-admiraal C. C. Zegers Ryser, aan H. M. de Koningin tegen 1 Sept. e.k. ontheffing uit zijn functie verzocht. Met gelijken datum heeft, wegens langdurigen dienst, de hoofdintendant der zeemacht, de hoofdofficier van administratie der le kl. E. G. de Wijs, chef der af deeling Intendance van het Departement van Marine, zijn ontslag aanvrage ingediend. lot? Waar is dat jonge, liefelijke le ven heengegaan? Helena, mijne Hele na! Alles, alles weg! O laat mij ster ven met u!" Vermoeid sloot hij voor een oogen- blik de oogen, en langzamerhand rijp te daar een plan in zijn hart. Ja, dat zou hij doen, dat was de eenige uit weg. Zoodra hij er eene goede gelegen heid toe zag. En weder staarde hij op die onbeweegelijke gedaante. „Nog slechts .weinige uren, mijne Helena dan zal ik rust hebben, zonder u kan ik niet leven. Neen, dit is geen leven. Dit is erger dan de dood. Wel- kem, welkom, dood! Welkom, vernie tigende macht!" Ruth had met. langzame schreden de kamer verlaten. Wat zou ze tot den dominee zeggen? En welk eene vree- sclijke begrafenis zou het zijn zonder eene enkele uiting' van de hoop op een eeuwig leven! De dominee had geen uitlegging noodig, toen hij een blik sloeg op het bleeke gelaat en de be traande oogen. „We kunnen toch nog voor uw broer bidden, juffrouw Van Ende. Geef de lu op'niet op. En u bent overtuigd, dat zij hare toevlucht tot den Heiland beeft genomen? Wel, dan is het alles in orde. Het kan haar geluk daar ginds niet schaden, dat haar lichaam in het graf wordt gelegd, zonder dat de hei lige woorden daarbij gehoord worden, ai zouden we het liever anders hebben BLOEMEN PER VLIEGTUIG. Met het Zweedsche toestel, dat eer gisteren bij wijze van proef een nacht vlucht uitvoerde van Londen naar Stockholm, heeft op verzoek der K. L. M. de firma Arnoldus Eveleens te Aalsmeer 2 prachtige bouquetten ro zen meegegeven, het eene bestemd voor H. M. de Koningin der Nederlan den, het andere voor Z. K. H. den Kroonprins van Zweden. De bloerpen vertrokken om 1.20 gis ternacht van Schiphol en waren gis termorgen te 6.25 in Stockholm. De Zwèedsche Maatschappij Aero- transport zoo voor onmiddellijke be stelling zorg dragen. WEGENBELASTING. Bij beschikking van den Minister van Financiën zijn de werkzaamhe den, waarmede bij de belastingwet de ontvangers der directe belastingen zjjn belast, voor de gemeenten Benne- broek, Bloemendaal, Haarlem, Haar- lemmerliede en Spaarnwoude, Heem stede en Zandvoorx, met ingang vah 1 Juli opgedragen aan den ontvanger der invoerrechten en accijnzen te Paarlem, en voor het gedeelte van de gemeente Amsterdam, gelegen ten Zuiden van het IJ, met ingang van 1 November 1928, aan den ontvanger der accijnzen te Amsterdam. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal te Nijverdal: H. Mondt te Leiderdorp, F. G. H. Nicolai te Voor hout en Dr. J. J. Woldendorp te War mond. Beroepen te Scheveningen: A. Of- fringa te Huizinge (G.) (verbeterd be richt); te Mastenbroek, B. G. C. Steen beek te Wierden; te Kockengen, G. Alers te Nieuw-Lekkerland; te Rhoon, O. W. C. van der Veen te Stadskanaal. Aangenomen: Naar Helenaveen, W. A. van Bruggen te Goingarijp en Broek. Bedankt: voor Nisse, J. H. Buinink te Rheden. GEREF. KERKEN. Zestal: Te 's Gravenhage-Oost (vac. 'G. R. Kuijper), R. E. van Arkel te Utrecht, Dr. C. Bouma te Zwolle, P. C. de Bruijn te Apeldoorn, P. N. Kruijs- wijk te Vlissingen, H. A.. Wiersinga, laatstelijk predikant te Medan, en A. G. Wolf te 's Graveland. Aangenomen: Naar Brielle en Tinte, W. A. Zwaan, cand. te Helder. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. Na des morgens te zijn bevestigd door Ds. W. A. H. Nelck van Nes en Wierum met een predikatie over Ez. 3 vs. 17, aan het einde waarvan hem toegezongen werd Ps. 121 vs. 4, deed Ds. J. J. v. d. Berg,gekomen van Eethen en Drongelen, Zondag zijn in trede bij de Ned. Herv. Gem. van Paesens, sprekende over Hand. 8 vs. 5 (sjot). De nieuwe leeraar werd toegespro ken door Ds. G. v. Dijk van Anjum als consulent, die hem deed toezingen Ps. 72 vs. 11. DS. G. J. VAN DER FLIER f Ds. G. J. van der Flier, predikant hij de Ned. Herv. Gem. te Leimuiden is aldaar in den ouderdom van 50 jaar overleden. Hij was een zoon van wijlen den Hofprediker Dr. G. J. van der Flier, werd in 1878 geboren, candidaat in Zeeland in 1905 en predikant te Oot- marsum in 1907, van waar hij in 1922 naar Leimuiden werd beroepen. DE THEOLOGISCHE SCHOOLDAG. De morgenvergadering. Gistermorgen kwart Voor 10 nam in de Burgwalkerk te Kampen de eerste samen komst een aanvang. Nadat de vergadering op de gebruikelij ke wijze geopend was, hield de Rector der School, Prof. Dr. H. Bouwman, de openingsrede. Openingsrede Prof. Bouwman. De Rector h.t. der Theol. School begint zijn welkomstwoord met een danktoon. De Theol. School heeft in het voorbij- gehad. Kom, laat ons bidden!" Het deed Ruth goed, dat ze haar ver moeid hoofd en stukgescheurd hart kon laten rusten aan de voeten van Hem, voor Wien ze beiden neerkniel den, terwijl de dominee met bewogen stem den Man van smarten smeekte om den zwaarbeproefden jongen man te troosten, en zich in Zijne ontfermen de genade aan hem te openbaron, ter wijl hij de bedroefde zuster aan de zor gen van den goeden Herder aanbeval, wetende, dat Hij haar zou ondersteu nen en haar tot een zegen zou stellen voor den lijdenden broeder. HOOFDSTUK III. Het was een sombere namiddag. De regen viel in fijne stralen neer, toen de kleine stoet zich gereedmaakte om het lijk naar zijne laatste rustplaats te brengen. De dominee had het niet gewaagd, zich bij de bekenden te voegen, daar bij bang was, dat hét zien van een geestelijke den jongen dokter zonder eenige vrucht zou opwinden. Dokter Steenbergen was er met zijn gewone spraakzame hartelijkheid: „Verduiveld treurig! ja, allerdroe vigst geval! Ruth houdt zich kor daat. Kranig meisje, juweel van eene ziekenverpleegster! Niet velen zóó te vinden. De arme jongen is heele- maal kapot. Best te begrijpen. Zoo'n pracht van een meisje beiden zoo jong, zoo gelukkig met elkaar, 'k Was AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 22 Juni 1928. De „Evangelische Maatschappij" is een wonderlijke organisatie. Zij heet „evangelisch", maar de meeste lecjen gelooven niet aan het evangelie. En de „maatschap" heeft alleen maar een negatief doel: „tegen Rome". Nu was de samenwerking tusschen de verschillende „proteistanitsche" richtingen altijd een moeilijk punt. Ds. Kersten b.v. is geen lid, doch treedt wel voor de maatschappij op. Doch thans is er een vernuftige op lossing gevonden! Op advies van Ds. Beerens van Utrecht zal de „Evangeli sche Maatschappij" voortaan twee voorzitters .bezitten, elk een richting vertegen woordigen d Aan den éénen kant zetelt Ds. H. G. van Wijngaarden, de voorganger der Vrije Gemeente te Amsterdam, die met alle traditioneel Christendom ge broken heeft en geen enkel Christelijk leerstuk meer aanvaardt. Aan diens zijde treedt dan Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze, een orthodox predikant der Ned. Herv. Gem. te Am sterdam op. Zoo kunnen dan „vrijzinnigen" en „orthodoxen" gezamenlijk te velde trekken tegen den gemeenschappelij ken vijand: het Katholicisme. Men sprak vroeger nog al eens van een „monsterverbond", maar hier hebt ge er een in optima forma. OBSERVATOR. gegane jaar rijkelijk genoten van de goedheid Gods. Twee hoogleeraren jubi leerden. De kerken hebben medegeleefd in de dankbare vreugde. Wie had 25 jaren geleden kunnen denken, dat de Theol. School, die na het besluit der Synode van Arnhem, in 1902, den ondergang nabij scheen, zoo kostelijk mocht herleven en tot zoo ongekenden bloei mocht komen? Het aantal studenten beweegt zich nog steeds in stijgende lijn. Toen ik vijf jaren geleden als Rector hier het woord voerde waren er 91 studenten ingeschre ven, en toen in 1923 de nieuwe cursus ge opend werd, kon ik optreden als hoofd man over honderd. Bij de opening van den cursus 1927—1928 werden er 161 stu denten ingeschreven, waarvan 33 voor 't eerst. Ik acht deze aanwas van het getal stu denten een rijke zegen, ook voor de ker ken. Er zijn echter andere stemmen ge hoord, die in mineur gezet vertolkten de gedachte, dat wij spoedig te veel van het goede zouden krijgen. Het komt mij voor dat deze stemmen niet getuigen van ge loof en van liefde. Maar zal onze arbeid gezegend worden, dan mag de liefde niet verkouden. Als de band aan Jezus niet werkt, dan gaat het leven versterven. De Heere heeft onze kerken rijk gezegend, maar wij mogen nimmer rusten op het verkregene. Altoos weer moet de kerk zich reformeeren naar Góds Woord. Daarom werpen wij eiken vorm van menschenheerschappij in de kerk af, en willen wij Gods Woord onverminkt en on verkort handhaven. Dat is de bedoeling der Synode van Assen geweest, en die koers wenschen wij te houden. Zij heeft zich gesteld tegen een rationalistische of mystische verklaring van Gods Woord. Het rationalisme wil door de rede laten uitmaken wat waarheid is. Het mysticis me verlegt het zwaartepunt van het uit wendige naar het inwendige, en meent de autoriteit, die te volgen is te vinden in de stem van het menschelijk hart. Hierbij komt nog als derde vijand, zeer gevaarlijk in onzen tijd, het relativisme, dat zich aangetrokken gevoelt tot allerlei richting, in alle stroomingen iets van de waarheid meent te vinden en dus de waarheid rela tief stelt. Wij hebben met een open oog trouw- op de wacht te staan tegen al deze richtingen, die de majesteit van Gods Woord aantasten, ons den Bijbel ontroo- ven en de gemeente des Heeren verwoes ten. Een heerlijk levensteeken is de groote belangstelling, die wij op dezen School dag mogen waarnemen. De Heere sterke ons op dezen blijden dag in de gemeenschap der heiligen, in de liefde tot Hem en Zijn Kerk. Hij be- vestige ons in het heerlijk vertrouwen, dat wij niet tevergeefs hopen op Hem. Daarna refereerde Ds. F. C. Meyster van Rotterdam over: zoo blij voor Frank. Hij verdiende dat geluk dubbel en dwars. Maar het noodlot, het noodlot! 'k Hoop, dat hij zich schikken zal in het onvermij delijke. 'k Had mijn heele fortuin eraan gegeven, als ik haar voor hem had kunnen sparen. Kom, ouwe jongen! kom, houd je goed!" En de oude dokter snoot herhaalde lijk zijn neus. „Kom, je hebt je zoo uitstekend gehouden. En de jeugd komt alles te boven". Frank scheen niets te hooren. Eene dcffe gevoelloosheid had zich van hem meester gemaakt. Zwijgend stond hij daar als een standbeeld naast de geopende lijkkist. Nénék hurkte er naast, terwijl hef tig snikken haar ilchaam krampach tig schokte; maar Frank zag War niet. Ruth boog zich voor t laatst over het bleeke, glimlachende gelaat, en kuste het marmeren voorhoofd, maar hij zag het niet. De kleine voorgalerij was langza merhand gevuld met deelnemenden, die de doode de laatste eer wilden be wijzen, en menige blik was meewarig op den jongen man gericht maar hij zag ze niet Vragend zag Ruth ein delijk naar hem op. maar hij merk te het niet. Slechts één© gedachte hield hem bezig', zijne zon was onder gegaan, en hij zou haar volgen; nu reeds scheen hij levend dood. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5