NIEUWE LEIOSCHE COM
>1
van
VRIJDAG 22 JUNI 1928
TWEEDE BLAD.
DE OLYMPISCHE SPELEN.
VIII.
Door toevallige omstandigheden kwam
ik in het bezit van de eenige krant op
Zondag „Cetem". Het was het nummer
van 28 Mei j.l. waarin o.a. in alle bij
zonderheden stond beschreven „De veld
slag in de Vijzelstraat" te Amsterdam ter
gelegenheid van de kaartenverkoop voor
den Olympischen voetbalwedstrijd Uru
guay—Holland.
In dit zelfde nummer vond ik een arti
kel, getiteld „Waarom™, dat ik gaarne,
om een beeld te geven hoe onze tegen
standers zich onze mentaliteit indenken,
in zijn geheel hieronder, laat volgen:
It is generally felt that Queen
Wilhelmina has yielded to the
pressure of narrow-minded advi
sers, who consider sport as immo
ral.
Dutch religious circles are boy
cotting the Games completely, de
claring that are: „heatherisme,
immorality and a violation of the
Lord's Day."
Exchange.
Een krachtig waarom? dringt zich bij
ons op. Een, waarom dat alles, en waar
toe; wat bereikt men er mede?
Immers, wij zijn allen vrije menschen,
levende in Gods vrije natuur, ademende
onder Gods vrijen hemel. Wij leven allen
volgens dezelfde natuurwetten. Wij heb
ben ailen goede en kwade eigenschappen.
Want waar toch is het wezen, dat zou
durven beweren, slechts goede kwalitei
ten te bezitten? Wij allen hebben sociale
wetten noodig om ons binnen de perken
te houden van den, voor den goeden gang
van zaken zoo noodigen zachten levens
dwang, waarmede wij dagelijks op meer
of minder merkbare wijze in aanraking
komen.
En weer verrijst het „waarom" voor
onzen geest, het, waarom zijn er onder
ons dezulken, die hun gewetensrust niet
verzekerd achten, slechts door achterwege-
lating van het booze en goddelooze, maar
zich tevens geroepen denken, anderen
hun keuze van goed of kwaad te moe
ten opleggen, het doen en laten van die
anderen trachtende te leiden in de banen
van hun levensopvattingen, geensdeels
in acht nemende de relativitoit tusschen
de begrippen goed en kwaad.
Wij zijn geneigd medelijden te gevoe
len voor dezulken, die niet vroom ge
noeg zijn om anderen in hun doen vrij te
laten, en niet vrijdenkend genoeg om an
deren toe te staan, op eigen wijze naar in
nerlijke tevredenheid te streven.
Waarom is het achter een bal aanloo-
pen, 't trachten door hard loopen als eer
ste de eindpaal te bereiken, de bal door
middel van een stok in het net drijven,
het lichaam vrijelijk door het water voort
te bewegen, en zooveel andere oefeningen,
bedoeld om het ons door God gegeven lijf
te ontwikkelen en te stijven volgens re
gels, uitgedacht door hersenen ons door
dienzelfden God bedeeld, in het openbaar
dit alles, waarbij niets voor het critisee-
rend oog blijft verborgen, waarbij Gods-
vereering gerechtigheid, offervaardigheid
en alle andere, diep menschelijke eigen
schappen niet uitgesloten zijn, zelfs al
geschieden zij op een Rustdag des Hee-
ren, zondig?
Waarom zouden wij den natuurmensch,
die de hem door God gegeven lichaams
krachten ontplooit en hardt, om daar
naast een leven te leiden van toewijding
voor God en evenmensch, niet evenzeer
eeren als hem, die God eert sléchts met
kerkgang en gebed. Laat ons niet afdwa
len tot ontleding van kwaad of goed. Maar
laat ons een „bravo" wijden aan den ech
ten vrijen geest, dien geest die durft vrij
te laten: zichzelf en ook anderen.
En daaiom treft het ons des te meer,
dat een tal van de zulken, die deze ont
wikkeling van den natuurmensch op Zon
dag, als strijdig tegen Gods woord en be
doeling, stempelen, invloed kunnen uit
oefenen op Haar, die ook al door Gods-
gehade aangewezen is, ons volk in alles
voor te gaan; niet alleen in rechtvaar-
FEUILLETON.
EINDELIJK VREDE.
4) o
Frank voelde, dat er een macht was,
sterker dan de machtigste kunst,
sterker dan zijn krachtige wil. Eene
macht, die spotte met jeugd en met
schoonheid, met zoete hoop en liefe
lijke verwachtingen. Maar of die
macht zich God noemde, of Dood,
het was hem om het even, hij haatte
haar! Zij had hem zijne kostbare parel
ontroofd; zij had gespot met al zijne
inspanning; zij lachte in zijne ver
pletterende smart; zij had hem neer
geworpen, verbrijzeld!
O was er maar een God! Hij zou
Hern ter verantwoording dagen, Hem
rekenschap vragen van Zijne wreed
heid jegens haar, die hem nooit een
stroobreed in den weg had gelegd.
Welk recht had Hij, hem zijn schat,
•zijn alles, te ontnemen? Waarom niet
hem ook met denzelfden slag gedood?
Was er maar een God, hij zou Hem
in Zijne woonplaats bestormen, en als
hij Ilem niet bereiken kon, hij zou
Zijné werken verwoesten, alles mee
sleurende in zijn heftigen, woesten
haat!
Maar neen, er was geen God!
Frank streek zich met de hand over
het kloppende voorhoofd, afgemat
door het lange waken, als waanzinnig
digheid en vroomheid, maar ook waar 't
geldt onze vrijheid van geest.
Millioenen oogen zijn op ons volk ge
richt. Heel de wereld ziet hunkerend uit
naar wat kracht en lichaamsontwikke
ling der natiën zal .bieden; haar den
strijd, onderling aangebonden door dezul
ken, met vrijen gee^t onder de volkeren;'
een strijd zonder bloedvergieten en men-
schenoffers, mhar gestredén op het veld
van eer, gestreden onder de banieren der
vrije volkeren van dé wtfreld!
Dat zij thuis blijven, dezulken die zich
tegen het Olympisch wereldgebeuren lcee-
ren, de o n v r ij e v r ij en, kan ons niet
deren, maar dat Zij,'die, ons ook in onze
vrijheid van geest behoorde voor te gaan,
dat Zij daar niet zijn zal, is een beleedi-
ging niet alleen voor den vrijen geest van
ons Hollandsche volk, maar tevens voor
de banieren van alle natiën der wereld,
waarvan ons land thans de %er geniet de
gastheer te zijn.
Tot zoover de „Cetem",
De schrijver begint met op te merken,
dat wij allen „vrije menschen" zijn, leven
de in Gods vrije natuur. Onmiddellijk
laat hij hierop volgen, dat wij allen vol
gens dezelfde natuurwetten leven.
Dat voor ons, belijdende Christenen,
nog een hoogere Wet zpu kunnen gelden;
waaraan zelfs al de natuurwetten onder
worpen zijn, wordt verzwegen. Hiermede
rekening houdende en daar eens in ko
mende zal hem een duidelijk en onom
wonden antwoord op het„waarom" ge
ven, dat door hem gesteld is.
Dat vrijheid hierdoor een ander karak
ter krijgt dan door hem wordt gepropa
geerd, zou hem dan misschien duidelijk
kunnen worden.
De ware vrijheid, het zich gebonden
weten door Gods geopehbaarden wil, hoe
weinig begrijpen onze tegenstanders, en
het 'zij tot hun schande gezegd, vele der
onzen, van de groote kracht, die hierin
gelegen is.
Verder wordt ons in de schoenen ge
schoven dat wij God alleen willen eerën
met kerkgang en gebed.
De schrijver van dit stukje, is klaar
blijkelijk al heel slecht thuis op het ter
rein onzer Christelijke actie, waar het op
alle, laat hij en de zijnen dat goed ver
staan, op alle gebied gaat om de eere
Gods; juist in het, op welk terrein ook,
erkennen van Zijn souvereiniteit.
Ook op het gebied van de Lichaamsoefe
ningen.
De man heeft zeker nooit gehoord van
het Ned. Chr. Gymn. Verbond en den Chr.
Korfbalbond.
Ook zal hij niet een te oplettend luiste
raar geweest zijn op Woensdag 23 Mei j.l.,
toen de Predikanten Ds. Thomas en Gijs
man, ten aanzien van deze zaak toch on
getwijfeld zuivere koffie hebben geschon
ken.
Dat men in deze richting een andere
opvatting van de viering van den Dag
des Heeren heeft, kan ons niet verwon
deren, hoewel die natuurwetten op alle
bladzijden één groote propaganda zijn
voor de Rustdaggedachte, waar arbeid en
rust, in harmonische afwisseling, voor
mensch en dier als d e eisch wordt ge
steld om gezond en tot nieuwe krachtsin
spanning bekwaam te zijn.
De aanval echter gericht op Haar, die
zich in het openbaar niet kan verdedigen,
is mij het minst sympathiek.
Dat kan men nu verwachten van de z.g.
vrijheidsapostelen: men moet hen vrij la
ten in hun doen en laten, men mag zelfs
geen waarschuwend woord laten hooren
wanneer men de overtuiging heeft, dat
hun streven zedelijke, maatschappelijke
en lichamelijke gevaren oplevert, maar
anderen' wil men dwingen, in naam der
vrijheid, naar hun pijpen te dansen.
Ja, wij kennen die richting; men schijnt
zich nog maar steeds niet te kunnen in
leven in de gedachte .dat die z.g. vrijheid
van voor 50 jaar geleden, die de grootste
tirannie was, die er kon bestaan, 'in 1928
gelukkig voor het grootste gedeelte heeft
afgédaan.
Is het niet het grootste bewijs van in
de hoogste vrijheid te staan, als men in
het midden van een stad, waar daarmede
allerminst rekening wordt gehouden, als
„gekroond hoofd" den Ynoed heeft om te
getuigen van Hem, die daar als de ver
achte isgebrandmerkt, én het „Christ
avant tout" fier en vrij mag uitspreken?
Laat „heel de wereld zitten hunkeren
haar wat "kracht en lichaamsontwikkeling
der natiën zal bieden", wij zullen onze
stem tegen dit feest der krachtsproleten
laten hooren, zoolang wij nog wonen in
door dezen verpletterenden slag.
Wat was het dan, dat dat jonge, fris-
sche leven op eenmaal had afgesne
den? Hij zag haar nog vóór zich, met
haar innemenden glimlach; hij hoor
dé nog haar zoet gefluister in zijn oor:
„Frank, mijn eigen, eenige'lieveling!"
Hoe kan het vroolijkste pa9 ontlui
kende leven op eenmaal overgaan in
den dood? Zeker, hij had genoeg sterf
gevallen gezien, plotselinge ook
jonge levens ook kinderen zelfs,
wier jeugdige krachten de ziekte geen
weerstand konden bieden; maar
zijne Helena, dat was toch geheel iets
anders! Was ze niet een deel van zijn
wezen? Had ze niet voor het eerst lief
de gevonden in het trouwe hart, dat
zich als haar beschermer op haar le
vensweg had geplaatst? Was ze niet
toen pas begonnen te leven? Gingen
ze niet geheel op in elkaar, als twee
rivieren, die in ééne en dezelfde bed
ding waren samengevloeid? Welke
macht had hen nu kunnen scheiden?
Het noodlot? Wat was dat noodlot?
En als uit een zeer vér verleden klon
ken hem op eenmaal de woorden in
het oor: „De liefde is sterk als de
dood!"
„Sterk als de dood?" herhaalde hij,
„sterk als de dood? Helena, mijn
kostbaar kleinnood, is er eene liefde
sterker dan de mijne? En toch heb ik
u niet kunnen behouden! Toch was de
dood sterker dan mijne liefde! De
dood, wat is de dood? Wat is het nood-
een land, geregeerd door de vrijheids-dy
nastie bij uitnemendheid, door een Vor
stin uit het doorluchte Huis van Oranje;
zoolang wij nog vrijheid van het woord
en de drukpers hebbén.
C. A. DE BRUYN.
BINNENLAND.
DE DOODEUJKE DRAAD.
De e 1 ectrotechnisch adviseur bij de
arbeidsinspectie meldt het volgende:
In vollen Vredestijd, nu niemand
meer denkt aan den dreigenden elec-
trischen draad langs de grens, klinkt
zoö'n bericht wat ongewoon. Helaas
echter is het. volkomen juist n bewijst
het, dat in vredestijd de electrische
stroom even vijandig kan optreden als
wanneer de mensch hem met moord
dadige plannen gebruikt. De drie eer
ste gevallen zijn door de electro-tech-
nische ambtenaren der Arbeidsinspec
tie onderzocht.
Ie. Een metselaar werkzaam in de
vuurgangen van een stoomketel, ge
bruikt bij ;zijn werk een electrische
handlamp, voorzien van een schroef-
fitting implaats van een bajonetfitting
en waarbij het koper van de lampluis
heel weinig, maar toch nog voldoende
buiten den porseleinen ring uitsteekt
om een vinger van den man in con
tact te brengen met de onder'spanning
staande deelen van de lamp.
2e. Een dienstbode, die waschgoed
op.eeii bleek legt, vindt daar een ge
bróken ijzerdraad op den grond, welke
gespannen was geweest boven een
scheidingsmuurtje tusschen twee hui
zen. Zij slingert dien over den muur,
waarbij de ijzerdraad zich kronkelt
over de 4 M. boven den grond ge
spannen blanke electrische leiding.
Piet andere einde van den ijzerdraad
heeft zij nog onder hen blooten arm.
Zij valt op den; grond, luidkeels om
hulp roepend; een buurvrouw kijkt
over den muur, roept een man aan;
zij overleggen samen wat te doen en
waarschuwen ten slotte den huisbe
woner, welke verderop in het land
werkt. Deze gaat dan den stroom bin-
enshuis afschakelen; in tusschen is
het meisje bewusteloos en kort daar
na komt de geneesheer, die den dood
constateert.
3e. Bij een grondwerk wordt door 4
arbeiders een betonmolen verplaatst.
Hierbij raakt deze een blanke boven
leiding aan, welke gespannen was op
3 80 M. boven den grond. De betonmo
len komt onder spanning; drie arbei
ders weten zich nog los te rukken,
waarvan echter een met brandwon
den, de vierde wordt in bewusteloozen
toestand door den opzichter met be
hulp van gummieregenjas losgerukt.
Onmiddellijk toegepaste kunstmatige
ademhaling, had geen resultaat.
4e. Volgens een courantenbericht
werd op een kermis een paard gedood
door te trappen op een electrische lei
ding, die voor aansluiting van het
licht in een draaimolen, onvoldoende
diep onder den grond gelegd was; de
gjond werd docr de hcoven van het
paard omgewoeld, waarbij de. isolatie
van de leiding beschadigd werd.
Bij alle vier ongevallen had men te
doeri met een spanning van 220 volt
tegen de aarde.
BOOTTREIN STOOMVAART MIJ.
„NEDERLAND".
Het agentschap van de Stoomvaart
Mij. „Nederland", de firma Crans en
Co., te 's-Gravenhage; meldt dat de
boottrein van het motorschip P. C.
Hooft, dat Zaterdag 23 Juni a.s. te
Genua verwacht wordt, Zondagmor
gen 24 Juni a.s. om 11 uur v.m. aan
het Staatsspoor Den Haag zal aanko
men.
DEPARTEMENT VAN- MARINE.
Naar wij vernemen heeft thans de
secretaris-generaal van het Departe
ment van Marine, vice-admiraal C. C.
Zegers Ryser, aan H. M. de Koningin
tegen 1 Sept. e.k. ontheffing uit zijn
functie verzocht.
Met gelijken datum heeft, wegens
langdurigen dienst, de hoofdintendant
der zeemacht, de hoofdofficier van
administratie der le kl. E. G. de Wijs,
chef der af deeling Intendance van het
Departement van Marine, zijn ontslag
aanvrage ingediend.
lot? Waar is dat jonge, liefelijke le
ven heengegaan? Helena, mijne Hele
na! Alles, alles weg! O laat mij ster
ven met u!"
Vermoeid sloot hij voor een oogen-
blik de oogen, en langzamerhand rijp
te daar een plan in zijn hart. Ja, dat
zou hij doen, dat was de eenige uit
weg. Zoodra hij er eene goede gelegen
heid toe zag. En weder staarde hij op
die onbeweegelijke gedaante. „Nog
slechts .weinige uren, mijne Helena
dan zal ik rust hebben, zonder u
kan ik niet leven. Neen, dit is geen
leven. Dit is erger dan de dood. Wel-
kem, welkom, dood! Welkom, vernie
tigende macht!"
Ruth had met. langzame schreden
de kamer verlaten. Wat zou ze tot den
dominee zeggen? En welk eene vree-
sclijke begrafenis zou het zijn zonder
eene enkele uiting' van de hoop op een
eeuwig leven! De dominee had geen
uitlegging noodig, toen hij een blik
sloeg op het bleeke gelaat en de be
traande oogen.
„We kunnen toch nog voor uw broer
bidden, juffrouw Van Ende. Geef de
lu op'niet op. En u bent overtuigd,
dat zij hare toevlucht tot den Heiland
beeft genomen? Wel, dan is het alles
in orde. Het kan haar geluk daar ginds
niet schaden, dat haar lichaam in het
graf wordt gelegd, zonder dat de hei
lige woorden daarbij gehoord worden,
ai zouden we het liever anders hebben
BLOEMEN PER VLIEGTUIG.
Met het Zweedsche toestel, dat eer
gisteren bij wijze van proef een nacht
vlucht uitvoerde van Londen naar
Stockholm, heeft op verzoek der K.
L. M. de firma Arnoldus Eveleens te
Aalsmeer 2 prachtige bouquetten ro
zen meegegeven, het eene bestemd
voor H. M. de Koningin der Nederlan
den, het andere voor Z. K. H. den
Kroonprins van Zweden.
De bloerpen vertrokken om 1.20 gis
ternacht van Schiphol en waren gis
termorgen te 6.25 in Stockholm.
De Zwèedsche Maatschappij Aero-
transport zoo voor onmiddellijke be
stelling zorg dragen.
WEGENBELASTING.
Bij beschikking van den Minister
van Financiën zijn de werkzaamhe
den, waarmede bij de belastingwet de
ontvangers der directe belastingen
zjjn belast, voor de gemeenten Benne-
broek, Bloemendaal, Haarlem, Haar-
lemmerliede en Spaarnwoude, Heem
stede en Zandvoorx, met ingang vah 1
Juli opgedragen aan den ontvanger
der invoerrechten en accijnzen te
Paarlem, en voor het gedeelte van de
gemeente Amsterdam, gelegen ten
Zuiden van het IJ, met ingang van 1
November 1928, aan den ontvanger
der accijnzen te Amsterdam.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drietal te Nijverdal: H. Mondt te
Leiderdorp, F. G. H. Nicolai te Voor
hout en Dr. J. J. Woldendorp te War
mond.
Beroepen te Scheveningen: A. Of-
fringa te Huizinge (G.) (verbeterd be
richt); te Mastenbroek, B. G. C. Steen
beek te Wierden; te Kockengen, G.
Alers te Nieuw-Lekkerland; te Rhoon,
O. W. C. van der Veen te Stadskanaal.
Aangenomen: Naar Helenaveen, W.
A. van Bruggen te Goingarijp en
Broek.
Bedankt: voor Nisse, J. H. Buinink
te Rheden.
GEREF. KERKEN.
Zestal: Te 's Gravenhage-Oost (vac.
'G. R. Kuijper), R. E. van Arkel te
Utrecht, Dr. C. Bouma te Zwolle, P. C.
de Bruijn te Apeldoorn, P. N. Kruijs-
wijk te Vlissingen, H. A.. Wiersinga,
laatstelijk predikant te Medan, en A.
G. Wolf te 's Graveland.
Aangenomen: Naar Brielle en Tinte,
W. A. Zwaan, cand. te Helder.
BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID.
Na des morgens te zijn bevestigd
door Ds. W. A. H. Nelck van Nes en
Wierum met een predikatie over Ez.
3 vs. 17, aan het einde waarvan hem
toegezongen werd Ps. 121 vs. 4, deed
Ds. J. J. v. d. Berg,gekomen van
Eethen en Drongelen, Zondag zijn in
trede bij de Ned. Herv. Gem. van
Paesens, sprekende over Hand. 8 vs.
5 (sjot).
De nieuwe leeraar werd toegespro
ken door Ds. G. v. Dijk van Anjum als
consulent, die hem deed toezingen Ps.
72 vs. 11.
DS. G. J. VAN DER FLIER f
Ds. G. J. van der Flier, predikant
hij de Ned. Herv. Gem. te Leimuiden
is aldaar in den ouderdom van 50 jaar
overleden.
Hij was een zoon van wijlen den
Hofprediker Dr. G. J. van der Flier,
werd in 1878 geboren, candidaat in
Zeeland in 1905 en predikant te Oot-
marsum in 1907, van waar hij in 1922
naar Leimuiden werd beroepen.
DE THEOLOGISCHE SCHOOLDAG.
De morgenvergadering.
Gistermorgen kwart Voor 10 nam in de
Burgwalkerk te Kampen de eerste samen
komst een aanvang.
Nadat de vergadering op de gebruikelij
ke wijze geopend was, hield de Rector
der School, Prof. Dr. H. Bouwman, de
openingsrede.
Openingsrede Prof. Bouwman.
De Rector h.t. der Theol. School begint
zijn welkomstwoord met een danktoon.
De Theol. School heeft in het voorbij-
gehad. Kom, laat ons bidden!"
Het deed Ruth goed, dat ze haar ver
moeid hoofd en stukgescheurd hart
kon laten rusten aan de voeten van
Hem, voor Wien ze beiden neerkniel
den, terwijl de dominee met bewogen
stem den Man van smarten smeekte
om den zwaarbeproefden jongen man
te troosten, en zich in Zijne ontfermen
de genade aan hem te openbaron, ter
wijl hij de bedroefde zuster aan de zor
gen van den goeden Herder aanbeval,
wetende, dat Hij haar zou ondersteu
nen en haar tot een zegen zou stellen
voor den lijdenden broeder.
HOOFDSTUK III.
Het was een sombere namiddag. De
regen viel in fijne stralen neer, toen
de kleine stoet zich gereedmaakte om
het lijk naar zijne laatste rustplaats
te brengen.
De dominee had het niet gewaagd,
zich bij de bekenden te voegen, daar
bij bang was, dat hét zien van een
geestelijke den jongen dokter zonder
eenige vrucht zou opwinden.
Dokter Steenbergen was er met zijn
gewone spraakzame hartelijkheid:
„Verduiveld treurig! ja, allerdroe
vigst geval! Ruth houdt zich kor
daat. Kranig meisje, juweel van eene
ziekenverpleegster! Niet velen zóó te
vinden. De arme jongen is heele-
maal kapot. Best te begrijpen. Zoo'n
pracht van een meisje beiden zoo
jong, zoo gelukkig met elkaar, 'k Was
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 22 Juni 1928.
De „Evangelische Maatschappij" is
een wonderlijke organisatie. Zij heet
„evangelisch", maar de meeste lecjen
gelooven niet aan het evangelie. En
de „maatschap" heeft alleen maar een
negatief doel: „tegen Rome".
Nu was de samenwerking tusschen
de verschillende „proteistanitsche"
richtingen altijd een moeilijk punt.
Ds. Kersten b.v. is geen lid, doch
treedt wel voor de maatschappij op.
Doch thans is er een vernuftige op
lossing gevonden! Op advies van Ds.
Beerens van Utrecht zal de „Evangeli
sche Maatschappij" voortaan twee
voorzitters .bezitten, elk een richting
vertegen woordigen d
Aan den éénen kant zetelt Ds. H. G.
van Wijngaarden, de voorganger der
Vrije Gemeente te Amsterdam, die
met alle traditioneel Christendom ge
broken heeft en geen enkel Christelijk
leerstuk meer aanvaardt.
Aan diens zijde treedt dan Ds. A.
G. H. van Hoogenhuyze, een orthodox
predikant der Ned. Herv. Gem. te Am
sterdam op.
Zoo kunnen dan „vrijzinnigen" en
„orthodoxen" gezamenlijk te velde
trekken tegen den gemeenschappelij
ken vijand: het Katholicisme. Men
sprak vroeger nog al eens van een
„monsterverbond", maar hier hebt ge
er een in optima forma.
OBSERVATOR.
gegane jaar rijkelijk genoten van de
goedheid Gods. Twee hoogleeraren jubi
leerden. De kerken hebben medegeleefd
in de dankbare vreugde. Wie had 25 jaren
geleden kunnen denken, dat de Theol.
School, die na het besluit der Synode van
Arnhem, in 1902, den ondergang nabij
scheen, zoo kostelijk mocht herleven en
tot zoo ongekenden bloei mocht komen?
Het aantal studenten beweegt zich
nog steeds in stijgende lijn. Toen ik vijf
jaren geleden als Rector hier het woord
voerde waren er 91 studenten ingeschre
ven, en toen in 1923 de nieuwe cursus ge
opend werd, kon ik optreden als hoofd
man over honderd. Bij de opening van
den cursus 1927—1928 werden er 161 stu
denten ingeschreven, waarvan 33 voor 't
eerst.
Ik acht deze aanwas van het getal stu
denten een rijke zegen, ook voor de ker
ken. Er zijn echter andere stemmen ge
hoord, die in mineur gezet vertolkten de
gedachte, dat wij spoedig te veel van het
goede zouden krijgen. Het komt mij voor
dat deze stemmen niet getuigen van ge
loof en van liefde.
Maar zal onze arbeid gezegend worden,
dan mag de liefde niet verkouden. Als de
band aan Jezus niet werkt, dan gaat het
leven versterven. De Heere heeft onze
kerken rijk gezegend, maar wij mogen
nimmer rusten op het verkregene. Altoos
weer moet de kerk zich reformeeren naar
Góds Woord.
Daarom werpen wij eiken vorm van
menschenheerschappij in de kerk af, en
willen wij Gods Woord onverminkt en on
verkort handhaven. Dat is de bedoeling
der Synode van Assen geweest, en die
koers wenschen wij te houden. Zij heeft
zich gesteld tegen een rationalistische of
mystische verklaring van Gods Woord.
Het rationalisme wil door de rede laten
uitmaken wat waarheid is. Het mysticis
me verlegt het zwaartepunt van het uit
wendige naar het inwendige, en meent de
autoriteit, die te volgen is te vinden in
de stem van het menschelijk hart. Hierbij
komt nog als derde vijand, zeer gevaarlijk
in onzen tijd, het relativisme, dat zich
aangetrokken gevoelt tot allerlei richting,
in alle stroomingen iets van de waarheid
meent te vinden en dus de waarheid rela
tief stelt. Wij hebben met een open oog
trouw- op de wacht te staan tegen al deze
richtingen, die de majesteit van Gods
Woord aantasten, ons den Bijbel ontroo-
ven en de gemeente des Heeren verwoes
ten.
Een heerlijk levensteeken is de groote
belangstelling, die wij op dezen School
dag mogen waarnemen.
De Heere sterke ons op dezen blijden
dag in de gemeenschap der heiligen, in
de liefde tot Hem en Zijn Kerk. Hij be-
vestige ons in het heerlijk vertrouwen,
dat wij niet tevergeefs hopen op Hem.
Daarna refereerde Ds. F. C. Meyster van
Rotterdam over:
zoo blij voor Frank. Hij verdiende dat
geluk dubbel en dwars. Maar het
noodlot, het noodlot! 'k Hoop, dat
hij zich schikken zal in het onvermij
delijke. 'k Had mijn heele fortuin
eraan gegeven, als ik haar voor
hem had kunnen sparen. Kom, ouwe
jongen! kom, houd je goed!"
En de oude dokter snoot herhaalde
lijk zijn neus. „Kom, je hebt je zoo
uitstekend gehouden. En de jeugd
komt alles te boven".
Frank scheen niets te hooren. Eene
dcffe gevoelloosheid had zich van
hem meester gemaakt. Zwijgend stond
hij daar als een standbeeld naast de
geopende lijkkist.
Nénék hurkte er naast, terwijl hef
tig snikken haar ilchaam krampach
tig schokte; maar Frank zag War niet.
Ruth boog zich voor t laatst over
het bleeke, glimlachende gelaat, en
kuste het marmeren voorhoofd,
maar hij zag het niet.
De kleine voorgalerij was langza
merhand gevuld met deelnemenden,
die de doode de laatste eer wilden be
wijzen, en menige blik was meewarig
op den jongen man gericht maar hij
zag ze niet Vragend zag Ruth ein
delijk naar hem op. maar hij merk
te het niet. Slechts één© gedachte
hield hem bezig', zijne zon was onder
gegaan, en hij zou haar volgen; nu
reeds scheen hij levend dood.
(Wordt vervolgd).