CHRISTELIJK DACBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
EERSTE BLAD.
STADSNIEUWS.
Belangrijkste nieuws in dit Hummer.
9<*« JAARGANG
WOENSDAG 13 JUNI 1928
NUMMER 2459
ABONNEMENTSPRIJS
Ld Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal. i 2.50
Per week f 0.19
Franco per post per kwartaal2.90
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden gbTelefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone Advertentiën per regel 22'/s cent
Ingezonden Mededeelingen dubbel tarief
Bij contract belangrijke reductie
Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling -
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
V Vervoer-op-de-wegen-raad.
Naar onze meening niet geheel ten
onrechte trekt de Nederlander te vel
de tegen het tweetal nieuwe instellin
gen de „Wegénraad" en de „Vervoer-
raad". De Wegenraad zal den Minis
ter moeten voorlichten hoe de wegen
het best zijn in te richten en over het
land te verdeelen. De Vervoerraad zal
moeten adviseeren hoe deze wegen
het nuttigst gebruikt kunnen worden.
„Maar bovendien zoo zegt de Ne
derlander tegen al deze raden rijgt
principieel bezwaar.
Voor den gemakzuchtigen minister,
gesteld dezulken bestonden, kan zulk
een raad een verlokking worden tot
volgen, waar leiden roeping is.
De verantwoordelijkheid wordt dan
verlegd, of liever, zij raakt zoek; want,
terwijl zij in naam blijft bij den mi
nister, ligt zij weggekropen achter de
piooien van het tafelkleed in de ka
mer, waar de raad vergaderde. En
voor den minister, die werkelijk be
windsman wil zijn, en die eigen taak
en verantwoordelijkheid ernstig op
vat, kan de raad een bron worden van
nieuwe verdeeldheid en belemmerend
oponthoud.
Met aandrang meenen wij te moeten
pleiten voor de uiterste voorzichtig
heid in het scheppen van nieuwe li
chamen, aan welke een plaats wordt
gegeven tusschen den verantwoorde
lijken bewindsman met zijn ambtena
ren en de grondwettelijk bestaande
colleges, die in ruimeren of kleinen
kring de toestanden kennen en aan
gewezen zijn tot het verstrekken van
adviezen, die rekening houden met
de plaatselijke behoeften en lokale
mogelijkheden.
In het bijzonder zouden wij thans
den Minister van Waterstaat in over
weging willen geven zich er op te be
raden of het mogelijk en profijtelijk
ware althans de twee nieuwe raden
(Wegenraad en Vervoerraad) te ver
eenigen tot één lichaam: de VTervoer-
op-de-wegen-raad".
Inderdaad bestaat het gevaar, dat
door den overvloed van raadgevende
Colleges de verantwoordelijkheid zal
verlegd worden.
Ook wij meenen, dat de Minister
veel meer gebruik moest maken van
de inlichtingen die hij van de gemeen
tebesturen kan bekomen. Instede van
deze te gebruiken als knechten voor
de uitvoering van allerlei wetten en
besluiten kan men veel meer nut trek
ken van de plaatselijke deskundig
heid.
Wij kunnen ons dan ook zeer wel
bij het advies van de Nederlander
aansluiten en meenen dat ook nog
daarvoor pleit de kostenvraag, die on
getwijfeld een woordje mee spreekt.
Het advies van de gemeenten kost
niets en Raden zijn nu eenmaal duur.
MAATSCHAPPIJ DER NEDER
LANDSCHE LETTERKUNDE.
Op den avond, voorafgaande aan de
jaarvergadering van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde, wel
ke vergadering vanmorgen in het
Nutsgebouw alhier begon, heeft Jhr.
Mr. Dr. E. A. van Beresteyn uit Den
Haag, in een voor alle leden der Maat
schappij toegankelijke bijeenkomst
der commissie voor geschied- en oud
heidkunde gesproken, over: de por
tretten naar Hugo dé Groot.
De jaarvergadering.
Heden is in het Nutsgebouw de jaar
vergadering gehouden.
De voorzitter, Prof. Mi', D. van
Blom, heeft de vergadering met een
rede geopend.
Rede Prof. Blom.
Spr. ving aan met een beschouwing
over den naam, dien de buitenwereld
en ook wel de leden zelf aan de Maat
schappij plegen te geven, kortweg:
„Letterkunde" ofwel „de Leidsche
Maatschappij".
Van den eersten, den verkorten doop
naam, weet ieder, dat hij zich leent
tot historisch-taalkundige, zoowel als
tot mode-spotzieke bespiegelingen.
De tweede naam is verklaarbaar uit
twee feiten.
Het eerste is, dat de Mij. in Leiden
geboren, gebakerd en gegroeid is en
dat de stad nog altijd dagelijksche ge
tuige is van haar rijpen wasdom.
Het tweede feit is, dat hier de maand
vergaderingen steeds plaats hebben,
in hoofdzaak bezocht door leden uit
de stad en de omgeving, wat het niet
geheel denkbeeldig gevaar meebrengt,
dat deze ergaderingen in den roep
komen van „onder-onsjes" te zijn.
Spr, zou deze maandvergaderingen
willen noemen de geregeld herhaalde
aanloop tot het jaarlijks wederkeerend
hoogtepunt van het bestaan der Mij.
het festijn der jaarvergadering op den
tweeden Woensdag van Zomermaand,
voorafgegaan door het nakomen van
een plicht, die voor een oogenblik de
vreugde bant; een korte herdenking
van hen, die in het afgeloopen jaar
de Mij. door den dood zijn ontvallen.
Van de binnenlandsche leden wa
ren het F. A. Liefrinck, de groote fi-
güur uit ons koloniaal ambtenaars
corps, Dr A. Rutgers v. d. Loeff Azn
voorman in de vrijz. godsd. beweging
in ons land, de inspecteur van het
L.O., G. G. van As, dagbladschrijver
van naam in Chr. Historischen Kring,
Ed. Cuypers, de bouwmeester, die Ne
derland en Nederlandsch Indië beide
gekend heeft en verrijkt, Mej. N. M.
C. Sloot, (schuilnamen Melati van Ja
va en Mathilde) die mede Indië over
de brug van letterkundig werk nader
tot Nederland heeft gebracht, F. B.
Löhnis, oud inspecteur van den land
bouw. erkend schrijver over agrari
sche onderwerpen, W. P. van Stockum
Jr., bekende telg uit het bekende ge
slacht van boekhandelaren-uitgevers.
Prof. Dr. H. Oort, patriarch van het
modernisme, een stoere man van
haast onvergankelijke levenskracht en
levensmoed, streng wetenschappelijk
en heilzaam populair tevens, Ir. Dr.
J. J. de Jong, sedert tientallen jaren
redacteur van „Kunst en Letteren",
maar vóór alles muziekrecensent van
„Het Vaderland", Mr. J. B. Breukel-
man. oud-referendaris bij den Raad
van State, kenner van eigen publiek
internationaal-privaatrecht en politie
ke geschiedenis. Mevr. T. K. E. de
Haas-Okken, erkend verdienstelijk op
bet veld der Ned. dialect-litteratuur.
W. J. Lugard, gangmaker in sport en
toerisme, Mej. M. W. Maclaine Pont,
die, voor zij haar levenstaak vond in
philantropisch werk. door literairen
arbeid de deur van de Mij. geopend
vond en Prof. Dr. A. J. Th. Jonker, be
kend vertegenwoordiger der ethische
richting, op den kansel zoowel als in
geschriften.
Buitenlandsche leden verloor dc Mij.
twee uit de oude garde: den Engelsch-
man geworden Nederlander J. H. Hes
sels, te Cambridge bekend als verde
diger van Haarlem's en Coster's aan
spraken op de eer der ontdekking van
de boekdrukkunst en den N. Ameri-
kaanschen predikant Dr. W. Elliot
Griffie te Ithaca in den Staat New
York, wiens geschriften over den in
vloed van Nederland op Engeland en
Amerika hem in 1896 het lidmaat
schap bezorgden.
Deze korte rij der dooden bewijst
volgens spr., dat de Mij. niet eenken
nig in de keus van haar leden is en
de levende rij klemt dat bewijs nog
meer aan, zooals Prof. van B. nader
uiteenzette bij de bespreking der ge
bieden van werkzaamheid, van de
stille organen der Mij., van welken ar
beid niet veel naar buiten blijkt, maar
waar toch heel wat werk wordt ver
zet.
Behalve taal- en letterkundigen, ge
schied- en oudheidkundigen en beoe
fenaren der „schoone letteren" zijn er
leden, die noch 't een, noch 't ander
zijn en als het dan een enkelen keer
wil gebeuren zooals thans dat
een uit de groep der zelfkanters, voor
zitter is, dan moet hij een voordracht
houden niet naar zijn keus, maar naar
den smaak der leden.
En zoo komt spr. er toe, zijn gehoor
de vraag voor te leggen, hoe het komt
dat in vele landen de literatuur bruik
baar wordt geacht ter verklaring van
agrarisch-economische vraagstukken,
terwijl dit hier slechts zelden het ge
val is. Alleen de Friesehe literatuur
maakt daarop een uitzondering. Een
breede rij van werken uit het buiten
land, waarin bij wijze van roman
agrarische vraagstukken worden be
handeld, liet spr. de revue passeeren.
en knoopte er zijn vergelijkende op
merkingen aan vast.
Zelfs de jongste geschiedenis van
Rusland, die van na 1917 het jaar van
de eindelijk geslaagde boerenrevolu-
ties, die spannende geschiedenis van
een ook tegen de nieuwe machtheb
bers rebelsch gebleven platteland,
vindt daar in romans en novellen
haar neerslag.
Het is duidelijk, dat en waarom de
Nederlandsche letteren hiermee over
eenkomstigs niet kan aanwijzen: in
Nederland ontbreekt dat gegeven, of
het is zwak. Maar onverklaard blijft,
volgens spr. toch, hoe een boek als dat
van Herman de Man, een boek, dat
veel goed maakt, maar toch niet alles,
zoo een eenzame uitzondering is in
onze letteren.
Ons platteland heeft letterkundig
altoos zoo goed als braak gelegen en
toch heeft waarlijk niet enkel dat stuk
Nederland, waar boven alles, de nooit
versagende strijd tegen het wassende
water der groote rivieren het bestaan
der boeren beheerscht, recht op zijn
De Man.
Dat de kunstenaar zich zijn stof niet
laat opdringen is spr. bekend. De grief
tegen hem ontwikkeld is ook niet per
soonlijk, maar zakelijk. Het is de grief
tegen het feit, dat de Nederlandsche
letterkunde, den Nederlandschen boer
niet kent, dat zij in dit opzicht zoo
eenzijdig steedsch is. Want zuiver
steedsch is dit verschijnsel wèl; de ge
middelde Nederlandsche stedeling, hij
drage hoed of pet, kent den boer even
min. Hij ziet neer op die lieden van
buiten, wien inderdaad ontbreekt het
vernis van de stad, dat veel holheid
bedekken kan, maar dat de boer kan
missen, omdat hij inhoud heeft.
Deze steedsche manieren der Ne
derlandsche letterkunde heb ik u
voorgelegd als een probleem, en ik
heb gemeend, aan het opzetten van
dit vraagstuk enkele opmerkingen te
moeten verbinden, die het tevens doen
zien als een organisch tekort, als een
ziekte-verschijnsel. Dubbele reden, al
dus besloot spr. om te pogen het in
deze beicte opzichten meester te wor
den.
Nadat de verschillende jaarversla
gen waren uitgebracht, werd mededee
ling gedaan van den uitslag der stem
ming over de nieuwbenoemde binnen-
en buitenlandsche leden.
Benoeming nieuwe leden.
Benoemd zijn tot binnenlandsche
leden: Mej. Dr. E. M. A. Timmer te
's Gravenhage, en de heeren: Dr. J. N.
Bakhuizen van den Brink, Winters
wijk; A. Bonger, Amsterdam; Dr. S.
van Brakel, Utrecht; Dr. L. van Brum
mei, Den Haag; M. van Empel, Middel
burg; Dr. P. Endt, Leiden; Dr. G. J.
Geers, Enschedé; E. E. Gewin, Biltho-
ven; Mr. E. J. H. Jaspar, Maastricht;
Prof. G. L. Gonggrijp, Den Haag; S.
Kalff, Amsterd; Prof. Mr. R. Kranen
burg, Leiden; S. W. F. Margadant,
Den Haag; Prof. Mr. P. Scholten, Am
sterdam; Z. Stokvis, tijdelijk in Zwit
serland; Dr. A. van Veldhuizen, Gro
ningen; Dr. A. de Vletter, Bloemen-
daal; Jhr. Dr. P. J. van Winter, Am
sterdam en Dr. A. Zyderveld, Amster
dam.
Tot buitenlandsche leden zijn be
noemd: Mr. A. H. Cornette, Antwer
pen; Dr. L. J. Reypens S.J., Antwerpen
en Dr. R. Verdeyen, Luik.
Het bekroonde werk.
Hierna volgde de bekendmaking
van het werk, dat het bestuur der
maatschappij voor het vereenigings-
jaar 1927—1928 op advies van de com
missie voor Schoone Letteren met den
jaarlijks uitgeloofden prijs van aan
moediging ad 1000 had bekroond.
Medegedeeld werd, dat de Commis
sie voor Schoone Letteren met alge-
meene stemmen heeft besloten, dit
maal voor toekenning van dezen jaar-
lijkschen prijs van 1000 voor te
dragen den dichtbundel: „Het Aard-
sche Paradijs", door Aart van der
Leeuw te Voorburg (Z.-H.), verschenen
in 1927, en zulks op de volgende over
wegingen
Hoewel Aart van der Leeuw niet
meer behoort tot de jonge letterkun
digen, wordt hij toch, naar het oordeel
der commissie, in verhouding tot de
belangrijkheid van zijn werk nog al
tijd te weinig genoemd en gekend.
De commissie blijft dus door deze
voordracht de eenmaal door haar aan
genomen gedragslijn volgen, om door 't
toekennen van dezen jaarlijkschen
prijs bij voorkeur in het openbaar de
aandacht te vestigen op schrijvers,
wier beteekenis naar haar meening
nog niet voldoende algemeen wordt in
gezien.
In liet gezamenlijk werk van den
dichter Aart van der Leeuw nu neemt
de bundel „Het aardsche Paradijs" 'n
waardige plaats in. Hij bevat een aan
tal gedichten, die in hun klaren ernst,
hun edelen eenvoud, en hun schoone
gebondenheid enkele der voornaam
ste deugden bezitten, die het Neder
landsche vers van oudsher eigen wa
ren, en welker veronachtzaming in 't
algemeen niet heeft geleid tot verhoo
ging van het peil der dichterlijke
scheppingen. Op grond hiervan is het
der commissie dan ook een bijzondero
voldoening, dezen bundel eenstem
mig ter bekroning te kunnen voordra
gen.
Overeenkomstig deze voordracht
werd bij acclamatie besloten.
De voorstellen.
Hierna werden de volgende voor
stellen aangenomen:
a. uit de rente van het Vaste Fonds
gedurende den tijd van vijf jaar
met ingang van 1029 een jaarlijk-
sche bijdrage van 100 beschikbaar tc
stellen voor een bureau, dat de Konink
lijke Academie van Wetenschappen
te Amsterdam voornemens is te stich
ten en welks taak zal zijn het onder
zoek van de Nederlandsche en Frie
sehe dialecten van stad en land;
b. over de jaren 1928 en 1929 te za-
men, een subsidie van 250, uit de
rente van het Vaste Fonds, te verlee-
nen aan den heer D. J. van der Ven,
voor de samenstelling van zijn docu-
mentair-registreerend filmwerk, be
treffende het volksleven der Zuider
zeekust-bevolking;
c. het in de vorige Jaarlijksche ver
gadering aan den heer J. Cornelissen
te Deurne (bij Antwerpen) uit de ren
te van het Vaste Fonds toegekende
bedrag van 250, voor zijn te verschij
nen uitgave Nederlandsche Volkshu
mor op Stad en Dorp, Land en Volk",
met nog 325 te verhoogen;
d. uit de rente van het Vaste Fonds
een som van ten hoogste 250 beschik
baar te stellen als bijdrage aan de
Groep Nederland van het „Internatio
nal Gommittee of historical sciences";
e. de jaarwedde van den Penning
meester te brengen van 200 op 250;
Nadat de leden zich vereenigd had
den aan een gemeenschappelijk noen
maal, heeft Dr. N. Japikse, directeur
van 's Rijks Geschiedkundige Publica-
tiën, een voordracht gehouden over:
„De Stadhouder-Koning en zijn alter
ego (Bentinck).
Onder applaus der vergadering
bracht de voorzitter den spreker dank
voor zijn interessante voordracht.
Hierna hadden verschillende ver
kiezingen plaats.
In de vacature van Mej. Dr. Serru-
rier, die zich niet herkiesbaar stelde,
werd tot secretaris gekozen de heer
H. T. Damsté.
Tot penningmeester werd herbe
noemd Dr. J. Heinsius; tot bibliothe
caris gekozen Dr. A. A. van Rynbach.
In de plaats van de heeren B. A. P.
van Dam en F. Hopman (beiden niet
herkiesbaar) werden gekozen Prof. Dr.
L. Knappert Jzn. en Mej. F. de Meyier
De aftredende leden van de com
missie voor taal- en letterkunde, Dr.
R. van der Meulen Rzn. en Dr. J. A. N.
Knuttel, werden herkozen.
Als leden der Commissie voor Ge
schied- en Oudheidkunde werden her
kozen Prof. Dr. L. Knappert Jzn. en
Prof. Mr. E. M. Meyers.
In de plaats van den heer C. L.
Schepp, die was afgetreden, werd tot
lid van de Commissie voor Schoone
Letteren gekozen de heer H. van Boo-
ven.
Hierna sloot de voorzitter de ver
gadering en vereenigden de leden zich
aan een gemeenschappelijken maal
tijd in „Den Burght".
PROF. J. W. MULLER 70 JAAR.
Morgen hoopt Prof. Dr. J. W. Mul
ler, oud-hoogleeraar in de Nederland
sche taal- en letterkunde aan de Uni
versiteit alhier, en oud-leermeester
van Prinses Juliana, thans privaat
docent aan de Universiteit alhier, zijn
70sten verjaardag te vieren.
Prof. Muller werd 14 Juni 1858 te
Amsterdam geboren en is de zoon
van wijlen Frederik Muller, weten
schappelijk antiquair en kunsthande
laar, de grondlegger van de bekende
firma Frederik Muller en Co., te Am
sterdam.
Aanvankelijk bestemd voor den
boekhandel, genoot hij zijn opleiding
bij Harrassowitz te Leipzig. Zijn voor
liefde voor de studie in de letteren
deed hem spoedig een andere richting
uitgaan.
In 1875 werd hij aan de Leidsche
universiteit als Student ingeschreven.
In 1880 vertrok hij naar Bonn, om
aan de Universiteit aldaar onder lei
ding van Prof. Frank zijn studie voort
te zetten. Daarna keerde hij naar ons
land terug, waar hij in 1883 aan de
Leidsche Universiteit promoveerde
tot doctor in de letteren, op een dis
sertatie over den Reinaert, het Middel-
eeuwsche Dierenepos.
Na zijn promotie werd hij benoemd
tot leeraar aan het gymnasium te
Haarlem, waaraan hij tot 1888 ver
bonden bleef.
In dat jaar werd hij benoemd tot
redacteur voor de samenstelling van
het Nederlandsch Woordenboek té
Leiden, welke functie hij waarnam
tot 1902, toen hij werd benoemd tot
hoogleeraar in de Nederlandsche taai
en letterkunde aan de Universiteit te
Utrecht.
In 1915 volgde hij wijlen Prof. Ver
dam op als hoogleeraar aan de Uni
versiteit te Leiden, doch trad in 1924
op 66-jarigen leeftijd af, om zich rus
tiger aan zijn studiën te kunnen wij
den. Deze studiën bewogen zich op 't
gebied van het Middel-Nederlandsch
en Nieuw-Nederlandsch. Vaak ston
den zij in verband met het oude Die
renepos den Reinaert, waarvan hij
verschillende uitgaven bezorgde.
Binnenland.
Een adres omtrent den onhoudba-
ren toestand van het Levendaal.
Genoodigden op de thee bij H. M. do
Koningin.
De Eei-'.e Kamerleden G_lderman
en Pollema geïnstalleerd.
Het Klompenwetje in de Tweedo
Kamer.
Buitenland.
De onderhandelingen inzake de
Doitsche regeeringsvorming hebben
een gunstig verloop.
Fransche ministerraad over de sta
bilisatie van den franc.
Strafinstructie geopend naar aan
leiding van het spoorwegongeluk bij
Neurenberg.
Hoover republikelnsch candidaat
voor bet presidentschap der Vzx. Staten
Tientsin is in banden der Chinee-
sche nationalisten.
De positie van de bemannng der
„Italiawordt ongustiger geacht.
Vooral bekend zijn verder zijn lexi
cografische arbeid en zijn studiën over
spreek- en schrijftaal, over uitbrei
ding van de Nederlandsche cultuur in
vroegeren en lateren tijd en over ge
ografische namen.
In 1924 werd bij door H. M. de Ko
ningin belast met bet geven van les
sen in het Nederlandsch aan Prinses
Juliana.
Nadat hij in 1927 deze taak had vol
bracht, werd hij benoemd tot comman
deur in de Huisorde van Oranje Nas
sau.
Sinds 1927 is Prof. Muller aan de
Leidsche Universiteit als privaat-do
cent verbonden.
Naar wij vernemen zal de hooglee
raar morgen uitstedig zijn.
DEMPING VAN HET LEVEND AAL*
Namens de gezamenlijke Levendaal
bewoners is door de heeren Th. Har-
teveld en L. Menken, het volgende
adres aan den Gemeenteraad gericht:
Edelachtbare Heeren,
Geruimen tijd geleden is door de be
woners van bet Levendaal een schrij
ven aan den Raad gericht geworden,
waarin gewezen werd op een onhoud-
baren toestand te Leiden, welke ver
oorzaakt wordt door den modderpoel,
genaamd „het Levendaal".
Nogmaals nemen wij de vrijmoedig
heid Uwe aandacht voor dit onder
werp te vragen.
Daar de vervuiling hand over hand
toeneemt, en genoemde gracht een
stank verspreidt, welke voor de om
wonenden ondragelijk wordt, ligt het
toch zeker op den weg van de verte
genwoordigers van Leiden's bevolking
daar zoo spoedig mogelijk meer aan
dacht aan te schenken, om dit euvel
uit den weg te ruimen.
Allerwege wordt door de Gezond
heidscommissie gewaakt en gewerkt
om hygiëne en volksgezondheid te be
vorderen.
Waarom echter niet meer gestreefd
om Leiden te verlossen van een plaag,
tevens broedplaats van ziektekiemen,
is ons nog steeds een raadsel.
Want dat een zulk met stank be
zwangerde atmosfeer toch allerminst
de gezondheid zal bevorderen, behoeft
geen nadere verklaring.
De bewoners zijn dan ook steeds ge
noodzaakt ramen en deuren gesloten
te houden, zoodat van luchtverver-
sching in de woningen geen sprake
kan zijn.
Beleefd nemen ondergeteekenden
dan ook de vrijheid, een beroep te
doen op onze volksvertegenwoordigers
om aan een kwaad, dat dagelijks
meer en meer de levensvreugde ver
galt van tal van nijvere inwoners der
stad Leiden, aan een kwaad, dat lang
zaam maar zeker de gezondheid on
dermijnt, van vele Uwer medemen
sehen, radicaal een einde te maken.
GROOTE PLANNEN.
De N. V. „Leidsche Exploitatie-
Maatschappij van Onroerende Goede
ren" heeft groote plannen in de maak.
Zij deelt ons mede, dat zij er in is
geslaagd den eigendom te verkrijgen
van 't geheele Emmapark, grenzende
aan den Warmonderweg te Oegstgeest
Deze maatschappij, die binnen de
gemeente Leiden reeds diverse be-
hmgriikc bouwwerken heeft tot stand
gebracht, heeft in de laatste jaren
ook haai- werkzaamheden uitgestrekt