(BEEKMAN! NIEUWE LEIDSCHE COURANT KOREVAARSTRAAT JONGENS-KLEEDING SPORTMODELLEN OOK MET PLUSFOUR MATROZENPAKJES van DINSDAG 12 JUNI 1928 TWEEDE BLAD. BINNENLAND. DE INDISCHE TENTOONSTELLING TE ARNHEM. Gistermiddag is, zooals wij reeds kort mededeelden, onder enorm groo- te belangstelling in het park Zypen daal (grenzende aan Sonsbeek) te Arnhem, de Indische tentoonstelling geopend. Omtrent deze schitterende tentoon stelling kunnen wij het volgende me- dedeelen: De voorbereiding der Indische ten toonstelling heeft ruim 2 jaar ge duurd. Het initiatief werd genomen door de afdeeling Arnhem van de ver eeniging Oost en West, die van de veronderstelling uitging, dat men met een Indische tentoonstelling het volk meer dan tot nog toe het geval is_, ken nis kon bijbrengen omtrent Indië en zijn bewoners. Het plan. eenmaal gerijpt, kwam betrekkelijk snel tot uitvoering. Dr. J. C. Hartogs, de Directeur der Nederlandsche Kunstzijdefabrieken, stelde voor het doel welwillend het kasteel Zypen daal met naaste omge ving ter beschikking. De Kon. Vereeniging Koloniaal In stituut beloofde krachtige medewer king. Van meerdere zijden in den lan de kwamen onder aanvoering van het hoofdbestuur van Oost en West, steun en svmpathiebetuigingen binnen. Het stadsbestuur van Arnhem garan deerde van de benoodigde 100.000 de eerste 15.000. eenige inwoners van Velp en Oosterbeek teekenden te za- men voor 10.000, terwijl de rest van 75 000 2de risico door de inge zetenen van Arnhem werd gagaran- deerd! Toen nu deze 75.000 eerst niet zoo spoedig volteekend waren, liet men de plannen vallen, doch naderhand, in begin 1927. nam men de plannen op nieuw ter hand. Onmiddellijk werd naar Oost- en West Indië aan de voornaamste In dische vereenigingen, musea, institu ten, enz. om steun verzocht, en ver kregen, terwijl men op Zypendaal al reeds begon met het bouwen van het tentoonstellingscomplex. Thans is het werk gereed en Arn hem, in het bijzonder de voorzitter van de afd. Arnhem van Oost en West, Mr. Huges. kan met recht trotsch zijn op hetgeen daar in het mooie park is bij eengebracht. De verschillende vertrekken, de ter rassen, en het terrein zijn met gebou wen, beelden en cultuur-voortbreng selen gevuld. Bij de opening werd vooreerst het woord gevoerd door den heer Huges, voorzitter van de afdeeling Arnhem der vereeniging Oost en West. Vervolgens hield de Minister van Koloniën, Dr. Koningsberger, daarop een rede, waaraan het volgende is ontleend: Er zijn, zoo ving spr. aan, vele jaren verloopen, sedert in ons vaderland 'n Indische tentoonstelling van aanzien lijken omvang is te aanschouwen ge weest. Wij moeten zelfs terug gaan tot 1883 dus volle 45 jaar, om iets te vinden, dat op één lijn kan worden gesteld met hetgeen ons dit jaar op deze In dische tentoonstelling te Arnhem zal worden geboden. Was h%t gebrek aan belangstelling, in hetgeen tot voor kort als onze „Ko loniën" werd aangeduid, die de organi satoren der overigens zoo talrijke ten toonstellingen hier te lande er van terug hield, onze overzeeschegewes ten met hun rijk geschakeerde be volking, hun belangwekkend leven, hun overvloedige producten tot aan schouwing van hun landgenooten te brengen? Of de vrees, dat juist bij die landgenooten de noodige belangstel ling zou ontbreken om een streven in deze richting te doen welslagen? Spr. meent, het feit, dat in zoo vele jaren geen universeele Indische tentoonstelling werd gehouden, in hoofdzaak te moeten toeschrijven aan het toevallig afwezig zijn, in dien tijd van eenig krachtig initiatief bij een bepaald lichaam, bij een bepaald per soon, dat voor het tot stand komen van dergelijke zaken önontbeerijk is. En ik mag zeide spr. met vol doening vaststellen: het is dit initia tief, dat een paar jaar geleden op ver blijdende wijze werd geboren in de Geldersche hoofdstad en bij diengene harer burgers, die van het oogenblik de stuwende kracht van het plan en van zijn uitvoering is geweest, b.v. Mr. Huges, de man, die van den aan vang de ziel dezer onderneming is geweest, de vader van het plan en de onvermoeide- strijder, voor de volle dige uitvoering er van. Hem komt 'n woord van warme hulde toe. Onze overzeesche gebieden mogen hem dankbaar zijn, en het Moederland niet minder, voor hetgeen hij met onver- flauwden ijver en met meer dan al- ledaagsche energie tot stand bracht om langs dezen aantrekk el ijken weg den band tusschen de verschillende deelen van het Nederlandsche ge bied nauwer toe te halen. Spr. herinnert vervolgens aan de Amsterdamsche Tentoonstelling van 1883, die op voorbeeldige wijze een overzicht gaf van 'tgeen onze overzee sche bezittingen destijds aan merk waardigs en belangwekkends hadden aan te bieden. De indruk kan uit den aard der zaak niet blijvend zijn en daarom is het te betreuren, dat zoovele jaren moesten verloopen, voordat ander maal aan het Nederlandsche volk op eigen bodem werd getoond, hoe groo- te rol het speelt buiten de grenzen van het kleine gebied aan de Noord zee. Vandaar, dat spr. deze tentoon stelling met dubbele vreugde be groet. Te eerder, omdat in die 45 jaren de beteekenis van Nederland op Ko loniaal en internationaal gebied met groote schreden is vooruitgegaan, om dat in meer dan één opzicht een voor spoedige groei en een krachtige ont wikkeling mogen worden vastgesteld. Groei en ontwikkeling van het Neder landsche imperium, in zijn geheel, als staatkundige eenheid; groei en ont wikkeling ook van de afzonderlijke deelen, en met name van de overzee sche gewesten.. Het mag namelijk met dankbaar heid worden geconstateerd, dat in de laatste decennia de Nederlandsche naam in 's werelds bedrijf in steeds ruimer mate en met toenemende eere wordt genoemd. Langs alle groote handelswegen wordt onze vlag, veel- vuldiger dan ooit te voren, gezien en geeerbiedigd; in alle landen der aar de zijn Nederlanders als gewaardeer de werkkrachten bezig en niet zelden zelfs als leiders bij de uitvoering van groote werken en als voormannen op velerlei gebied. Klein als het Moederland moge zijn heeft het toch in den loop der eeuwen groote dingen verricht. Spr. geeft dan een uitvoerig his torisch overzicht van leven en wer ken van Nederland met betrekking tot de koloniën. Eindelijk was de phase bereikt der „historische contemporaine", de pha se, waarin wij ons thans bevinden en waarin, behoedzaam maar doelbewust voorzichtig maar met kracht, wordt gearbeid aan de bevordering onzer voormalige koloniën tot steeds meer gelijkgerechtigde deelen van het groo te rijk. Zal dien arbeid naar wensch slagen, dan is naast het genoemde, nog één ding vooral noodig, en dat is belang stelling, Het is niet voldoende, dat deze bestaat bij regeerders en bij de rechtstreeks belanghebbenden, zij moet ook bestaan in al die kringen, die slechts indirect, doch daarom niet minder groot belang hebhen bij de juiste en harmonische ontwikkeling van Oost- en van West Indië; zij moet bestaan bij het geheele Nederland sche volk. Want het is voor iederen Nederlander van de grootste beteeke nis, dat het zijn imperium, dat het zijn Groot Nederland wel ga. Komende tot het einde zijner rede, zeide spr.: Er is geen beter middel om die be langstelling op te wekken en te ver- grooten, dan onzen landgenooten het vele goede en schoone van Oost- en West Indië door eigen aanschouwing te doen kennén. In die richting betee- kent deze tentoonstelling een belang rijke schrede op den góeden weg. En zij moge den band versterken, die de verschillende deelen van het Neder landsche gebied bijeenhoudt en op den duur zal móeten maken tot een overbreekbaar, krachtig, zich één gevoelend geheel. Het is vooral met dezen laatsten wensch, dat ik deze „Indische Ten toonstelling" vóór geopend verklaar. Daarna sprak de burgemeester van Arnhem, de heer de Monchy. Deze sprak er zijn voldoening over uit, dat de Indische Tentoonstelling waarnaar Arnhem sinds ongeveer 2 jaar met ongeduld heeft uitgezien, thans geopend kon worden. aijac Spr. wilde, na hetgeen de Minister van Koloniën over de beteekenis van onze overzeesche gewesten voor het moederland in het algemeen, gezegd werd, daarop niet terug komen, maar slechts met 'n kort woord vermelden, wat Arnhem aan Indië te zeggen heeft en op wat de gèbiedsdeelen in Azie en Amerika te zeggen hebben aan Arn hem of beter nog, aan heel het Oos ten van ons land. Spr. sprak de hoop uit, dat weder om als weleer een stroom van oud- gasten zich zal richten naar Arnhem of naar de streek. Spr. herinnerde nog aan de groote voorbereiding van de I. T. A., en hul digde den man, die de plannen ont wierp en ze tot in alle details uit werkte. Mr. Huges heeft voor Arnhem dat werk gedaan! Wat Indië op dit oogenblik aan Arn hem zegt, is het moet rechtuit er kend weinig, zoo vervolgde spr. Hier in het Oosten des lands kent men onze koloniën haast niet. Daar ginds over zee ligt een deel van Ne derland, waar voor ieder, die wat kent en werken wil 'n arbeidsveld is, waar niet wat gij bézit of wat uwe voorouders waren, uw positie bepalen maar wat gij zelf aan de maatschap pij te bieden hebt aan kennis, inzicht en doorzettingsvermogen. De burgemeester besloot zijn rede met den wensch uit te spreken, dat de tentoonstelling tot ons land, maar bo venal tot de Oostelijke provinciën in duidelijke taal mocht vertellen, van de eenheid van ons over drie wereld- deelen verdeelde Nederland. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. A a n g e n o m e nNaar Dordrecht, J. J. van Oosterzee, te Bergentheim. Naar Bor- culo, A. Noorman, cand. te Utrecht. Bedankt: Voor Oude Tonge, J. Kraay te Staphorst. Voor Rottevalle en Schier monnikoog, A. Noorman, cand. te Utrecht. Voor Saaksum, J. G. H. Vermaat, te Om- melanderwijk. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Warffum, A. H. Piers- ma, te Sleen. Te Baarland, W. v. d. Heide, cand. te Ferwerd. Te Hasselt (O.), B. Bou- ma, te Dirkshorn. Te Hazerswoude, H. W. H. van Andel, te St. Pancras. GEREF. KERKEN IN E V. Beroepen: Te Oosterend (T.), J. J. Buskes. te Amsterdam-Zuid. Bedankt: Voor Middelburg, S. P. Ver meer, te Nijemirdum. CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor HaarlemNoord, H. Biesma, te Groningen. VRIJE EVANG. GEM. Aangenomen: Naar Apeldoorn, W. D. Linthout, te Dordrecht. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. In de Nieuwe kerk der Ned. Herv. Ge meente van Amsterdam heeft Zondag avond de bevestiging plaats gehad van Ds. J. C. Koningsberger, de zoon van den minister van Koloniën. Als bevestiger trad op Ds. W. A. Hoek. Nadat de dienst op de gebruikelijke wij ze geopend was, koos de bevestiger tot tekst zijner predikatie Ex. 3 5, het laatste gedeelte. Spr. wijdde vervolgens uit over de moei te en de heerlijkheid van het predikambt, waarna hij toesprak Ds. Dönszelmann, wien hij dankte voor het afstaan van de zen dienst; Minister Koningsberger, bur gemeester de Vlugt, de gemeente van den overkant van het IJ en tenslotte Ds. Ko ningsberger. Na de bevestig'ng werd toegezongen Ps. 146 3. Ds. J. de Koning, Gerei. pred. te Vries, die een beroep aannam naar Schip luiden, heeft Zondag afscheid genomen met een predikatie over 1 Thes. 5 23 en 24. Den 17en dezer hoopt hij intrede, te doen in Schipluiden, na aldaar te zijn be vestigd door Ds. J. Hettinga, van Wijchel en Balk. Ds. J. T. Th. Rappard, Ned. Herv. predikant te Barneveld, hoopt 1 Juli te Dinteloord en Prinseland intrede te doen. Ds. Zoete hoopt 24 Juni a.s. afscheid te nemen van de Ned. He"v. Kerk te Lem mer wegens bekomen emeritaat. Ds. P. J. F. van Voorst Vader hoopt 8 Juli afscheid te nemen van do Ned. Herv. Kerk te Lochem om 15 Juli te Mid delburg intrede te doen. Bevestiger is Ds. P. G. de Vey Mestdagh van Rotterdam. Ds. G. Sevenster te Hoorn op Ter schelling heeft Zondag intrede gedaan in de Ned. Herv. gem. te Purmerend. Hij werd in de morgengodsdienstoefening be vestigd door Ds. J. Sevenster van Donker broek. Ds. E. A. Lazonder te Warns, die 3 Juni j.l. afscheid nam van zijn gemeente aldaar, heeft Zondag, intrede gedaan te Spannum en Edens. Hij werd des mor gens bevestigd door zijn broer Ds. D. J. Lazonder van Oppenhuizen. De heer P. M. Veldhuizen, cand. te Rhoon, die een beroep aannam naar de Geref. Kerk te Paesens c.a., is Zondag in die gemeente bevestigd door prof. dr. S. Greydanus te Kampen, die voor hij het hoogleeraarsambt bekleedde ook de kerk te Paesens als predikant diende. Des mid dags heeft Ds. Veldhuizen zijn intrede ge daan. Ds. A. W. M. Odé die het beroep naar Koudekerk a. d. Rijn heeft aangenomen, heeft Zondag van de Ned. Herv. gemeente te Hoogvliet afscheid genomen. Dr. J. Jacobs heeft Zondag wegens zijn vertrek naar Krimpen aan den IJsel van de Ned. Herv. gemeente te Hoogmade afscheid genomen. Zondag heeft Ds. U. Ubbens, die naar Zetten gaat, van de Geref. Kerk te Roode- school afscheid genomen. Ds. A. Dijkstra te Saaksum heeft afscheid genomen van de Ned. Herv. gem. aldaar, wegens vertrek naar Losdorp, al waar hij a.s. Zondag 17 Juni zijn intrede zal doen. Ds. J. J. van den Berg, Ned. Herv. predikant te Eethen en Drongelen (N.B.) heeft Zondag afscheid genomen van zijn gemeente aldaar. Hij hoopt den 17en Juni e.k. intrede te doen te Paesens (Fr.) Ds. C. FERGUSON. Ds. C. Ferguson, predikant der Ned. Herv. Gem. te Den Haag, is Zaterdag vrij plotseling ongesteld geworden. De Haag- sche jeugdpredikant heeft dien dag we derom een hevige niersteen-aanval gekre gen. De zieke wordt thuis verpleegd. Zondag liet de toestand zich niet on gunstig aanzien. Natuurlijk kon Ds. Fer guson den dienst niet waarnemen. Zijn beurt werd vervuld door Ds. D. A. v. d. Bosch, terwijl een der godsdienstonder wijzers in „Spoorwijk", waar Ds. v. d. Bosch zou voorgaan, den dienst leidde. Ds. MERKELIJN. Ds. Merkelijn, Aiss. dienaar des Woords voor de Geref. Kerken in Zeeland, te Ma- gelang, is Woensdag 6 Juni, met zijn ge zin scheep gegaan op de Indrapoera voor de thuisreis. Hij kan Vrijdag 29 Juli in Den Haag aankomen bij zijn familie, waar zijn dochtertje reeds vertoeft. GEREF. KERKEN IN H. V. De Geref. Kerken in Hersteld Verband in Nederland, die met elkander één clas sis vormen, komen heden te Baarn, in classicale vergadering bijeen. Roepende kerk is die van Oudermirdum. De verga dering wordt in het gebouw van „Baarn's Mannenkoor" gehouden, aangezien 't kerk gebouw daarvoor te klein is. RECLAME. HOEK STEENSCHUUR Onze sorteering is buiten gewoon en staat boven het gewone peil. DE VOLKENBOND EN DE KERK. Begin Juli wordt in Den Haag het con- gres gehouden der Internationale Unie voor Volkenbonds-vereenigingen. De Ne derlandsche vereeniging Voor Volkenbond en Vrede treedt als gastvrouwe op en al lerlei feestelijkheden hebben plaats. Naar wij vernempn, heeft het bestuur van het congres tot alle kerken, kerkelijke groepen en vereenigingen in ons land het verzoek gericht, om in de godsdienstoefe ningen van Zondag 1 Juli aan het doel der Internationale Vereeniging het be vorderen van den wereldvrede door mid del van den Volkenbond aandacht te willen wijden. ZENDINGSDAG GEREF. KERKEN. De jaarlijksche zendingsdag der classis Haarlem van de Gereformeerde Kerken, zal dit jaar gehouden worden op Woens dag 11 Juli. Men komt bijeen in het Brongebouw te Haarlem. „IK KON HEM NIETS GEVEN....- Ds. W. A. Hoek, Herv. predikant te Am sterdam (eth.) aan het mediteeren over het modernisme in de kerk naar aan leiding van beschouwingen v. prof. Brou wer te Utrecht meent wel, dat het mo dernisme „niet bepaald zegenend heeft gewerkt öp het kerkbezoek"; ja, hij wil zelfs de waarheid erkennen van de stel ling „het modernisme heeft de gemeenten verwoest", maar met dien verstande, dat ze een eenzijdige waarheid bevat: histo risch is zij, die stelling naar schr.'s smaak te simplistisch, religieus te eigengereid. Het is droevig doch waar: een beer- schende orthodoxie vergiftigt op den duur zichzelve. Na de dagen der eerste liefde, onherroepelijk de epigonentijd, het orthodoxisme, de gifgassen, de dood. De menigte vlucht. En, ook al zou het modernisme een geheel van buiten ons overvallende vijand zijn, men bedenke, dat voor den ondergang van een vesting twee factoren moeten bestaan: de kracht van den externen aanvaller en de zwak heid van de interne verdedigers en hun verdedigingsmiddelen. Een modern col lega klaagde mij eens, dat hij aan een stervend gemeentelid „niets had kunnen geven". Ik opperde, dat dit wel zou ge legen hebben aan de ongeestelijkheid van dezen mensch. Het beschamend we derwoord luidde: „daar heb ik niets mee te maken; ik heb er alleen mee te maken, dat i k hem niets geven kon". Dit moge een sofisme zijn, ik voel mij met mijn orthodox bewustzijn hier in een vrijzinnige omgeving volkomen thuis. DE 8TRIJD IN DE ENGELSCHE STAATSKERK. Verleden week, aldus het „Hbld." heb ben de „World's Evangelical,Alliance" het „Committee for the Maintenance of Truth and Faith" en de „Free Church Council" in de groote Queen's Hall te Londen een betooging gehouden tegen het nieuwe Prayer book, en wel onder leiding van den minister van Bïnnenlandsche Zaken, sir William Joynson Hicks. Ook andere vergaderingen o.a. op 21 Ju ni een van de „Protestant Alliance" staan voor de deur. Een advertentie van de „Protestant Alliance" in de bladen bevat te o.m. de volgende waarschuwing: „Het FEUILLETON. De boer van „De Bork" (Een Drentsch verhaal). 28) —o— "Onze schoolmeester had zijn best aan den jongen gedaan. En droeg deze hem al geen hart vol liefde toe, toch eerbiedigde Leffert hem, en wilde niet vertrekken, alvorens hij afscheid genomen en hem bedankt had voor t ontvangen onderricht. „Hoor!" zei de meester toen Leffert afscheid nam, „pas braaf opl 'k Heb je goed rekenen geleerd, om er te ko men. Pas op je tellen, man! Ik* heb je menigen tik om je ooren gegeven. Maar 't kwam, omdat ik graag zag, dat je vooruit kwaamt in de wereld. Denk nu maar aan De Ruyter en aan al die mannen meer. Wie weet, als ge doet zooals zij, wat je ook nog eens wordt". Marychie was niet op haar gemak. Naarmate de tijd naderde, dat de Rot- terdamsche heer zou kom*»n. werd zij or.rustiger en liep zij onophoudelijk heen en weer. 't Zou haar toch vreemd wezen, merkte zij aan, als de jongen .weg was. Hij had haar wel eens drie e.eren ontnomen, en toen was zij hoos, heel boos ook, dat was alweer vergeten. Maar 't kon niet anders. Leffert had het zelf zoo gewild. Geen mensch joeg hem weg. Als hij nog wou blijven, moest hij 't ïaar zeggen; dan kon Machiel 't met dien heer uit Rot terdam wel afmakenEn dan weer wenschte zij, dat de jongen maar weg was. 't Was een in- en uitloopen van belang. Hij liep ieder in den weg. Men l.on niet voortkomen en zoo al meer. Had zij rechtuit gesproken, dan had zii vurig gewenscht, dat van dat varen niets gekomen was. Zij was er bang voor en, al wilde zij er ook niet voor uit komen, zij hield toch veel van Leffert. „Leffert". zei Machiel, toen de klok twaalf sloeg, de tijd kort op! over een uur of drie., vier, zijt ge al een heel eind op weg. Of wij elkaar weer zien in de wereld, durf ik niet zeggen. Ik ben oud en an alle dagen sterven. En op zee is 't gevaarlijker dan op 't land. Maar dat is niets! Denk gedurig aan, en bid veel tot God! De oude werd aangedaan en de ove rigen wischten hunne tranen af en snikten overluid.- Leffert sprak niets meer, maar ging naar vader Machiel, en wierp :.ich schreiend in zijne ar men. De oude drukte hem aan 't hart en kuste hem, als ware hij zijn eigen k-nd. En zoo deed Marychi ook. Daarop gaf vader Machiel hem een kerkboek en eenige andere werken, om er op schip zijn voordeel mee te doen. Toen hielp hij hen. inpakken En eer nog alles afgeloopen was, stond de Rotterdamsche heer voor hem. Zijn tijtuig wachtte aan de herberg. 't Afscheid was kort maar aandoen lijk. Onder belofte dat goed voor hem gezorgd zou worden, en men zich over niets had te bekommeren, stapten beide reizigers naar de herberg, verge zeld van de zegeningen van oud en jong in de keuterij. Nog een oogenblik of wat en Leffert is vertrokken. „'t Meuit mi toch blester", zei Mary chie. „Hij is nog zoo jongl" „God is overal en zal voor hem zor gen", merkte vader Machiel aan. „De jongen heeft zijn zin, en 'k ben niet bang voor zijn toekomst." Eenige dagen later kwam er bericht van Leffert, dat hij gezond en vroolijk was. 't Beviel hem best aan boord. Hij had al boven in de mast gezeten en scheepskleeren aan. De kapitein was een goed, vroolijk man en had hem gezegd, als hij wou oppassen, zou hij nog eens schrijven. Zijn brief was ingesloten in dien van den Rot- Wdamschen heer, die vader Machiel verzekerde, dat Leffc.i hem bijzonder in de smaak viel. De jongen kende g< en vrees en klauterde, of hij al een paar reizen gemaakt had. De kapitein was ook zeer met hem ingenomen. Vooral omdat hij heel opmerkzaam s< heen en naar alles onderzoek deed. ,,"t Kan niet beter!" juichte vader Machiel. „Breekt den hals nog eens", brom de Marychie, „met al dat klimmen! Wat doet die jongen zoo gek te zijn?" En toen vader Machiel haar tracht te te beduiden, dat de zeeman klim men moest, merkte zij wederkeerig aan, dat zij niet begreep, waarom bij ook zeeman wilde worden. Zij konden nergens heen, moesten altijd op zoo'n schip blijven, mooi of slecht weer. Als zij haar zin gehad had, zou hij thuis gebleven zijn. Hij had het hier nog zoo kwaad niet. Zij wist wel, dat Frens zoo gek niet wezen zou en Lammechie ook niet. 't Bleef haar een raadsel, dat Leffert in 't zeeleven zin bad. Van zijn vader had hij 't niet overgekomen. De goede ziel was nooit veel verder geweest dan de heide, waar hij de schapen hoedde, 't Mocht een kermis of markt hier en daar zijn geweest, dat hij eens uitging, maar voor de rest, dat wist zij heel goed. hield hij niet van reizen en trekken. Vooral niet over zee. Hij liep liever naar de stad, als hij er heen moest, placht hij te zeggen, dan dat hij in de schuit zat. Water was altijd water! Die er in viel werd nat; terwijl 't niet eens zeker was, of hij er ooit uit kwam. Lammechie begreep, men moest maar eens koffie drinken. Dat gaf 'n t'kkeltien verandering. Want het was geweldig stil, sedert Leffert's vertrek. Vader moest nog maar wat koeien en schapen koopen. Als de boerderij grooter werd, kwam er meer werk. Dat was goed in de stilte. Acht dagen later, was a..n dat ver langen voldaan, Vader Machiel had drie koeien en twaalf schapen gekocht. Niet lang daarna ontving men een tweeden brief van Leffert, waarin hij berichtte, dat het schip uitzeilde, en hij allen vaarwel zegde. HOOFDSTUK -TEN. Machiel wint een veulen en Henderik verliest de Bork en nog meer. Drie jaren waren bijna weer ten einde. Leffert was een flinke zeeman geworden en had de laatste reis naar Sernarang als, derdo stuurman ge maakt. Men wachtte hem alle dagen, maar 't schip was nog niet leeg. Alles was in rep en roer. Men had lam in al dien tijd niet gezien, en rlangde hartelijk naar zijn komst. Marychie ging gedurig naar buiten om te kijken, of hij haast kwam en eiken avond troostte zij zich en hield er zich zeker van. dat men hem morgen wel zien zou. 't Had haar in 't geheel niet aangestaan, dat hij de vorige reis niet over geweest was. 't Was wel waar, hij had het druk ge had met zijn examen als stuurman, maar zooveel tijd had hij er toch wel af kunn'en nemen dat hij, al was 't maar om te zien hoe zij 't maakte, en samen eens koffie te drinktn, naar huis was gekomen. Langer hoefde het niet. Want hij was altijd levendig ge feest en had altijd zooveel beweging gemaakt (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5