NIEUWE LEIOSCHE COURANT WOENSDAG 6 JUNI 1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. MARA. Na het verhaal van den uittocht uit Egypte en den doortocht door de Roode Zee, volgt in het boek Exodus dat van den tocht door de Woestijn. Mozes liet de Israëlieten van de Schelfzee opbreken aldus Ex. 15 vs. 22 en zij trokken in de richting van de woestijn Sür (of Sjoer), drie dagreizen ver in de steppe, zonder water te kunnen vinden. Het Hebreeuwsche woord „sjoer" beteekent „muur". Om tweeërlei re den kan deze woestijn zoo genoemd zijn. Het is de streek, die gelegen is in het Westen van het Sinaï-schier- eiland, nabij den muur, die de Oost grens van Egypte beveiligt tegen de Aziaten, die vanuit dit schiereiland het land zouden willen binnendringen Tegen deze opvatting bestaat even wel het bezwaar, dat blijkens den straks geciteerden tekst de woestijn van Sür meer in Zuidelijke richting, ten Oosten van de Roode Zee, moet ge zocht worden (de Israëlieten, die in Zuid-Oostelijke richting gingen, trok ken in de richting van de woes tijn Sür), terwijl de grensmuur meer naar het Noorden stond, immers daar waar Egypte geen natuurlijke grenzen had, alzoo tusschen de Noordelijke punt van de Schelfzee en de MJddel- landsche Zee. Er bestaat dan ook nog een andere verklaring van dezen naam, die ons waarschijnlijker lijkt. Prof. E. II. Palmer, een van de leden van de wetenschappelijke expeditie, die in den herfst van 1868 naar het Sinaï-schiereiland vertrok, om daar gedurende ongeveer een half jaar on derzoekingen op allerlei gebied te ver richten, zegt: „Wanneer men vanuit deze woestijn de bergen er-Rahah en er-Tih ziet, die haar begrenzen, merkt men dadelijk op, dat het voornaamste zooal niet het eenigste kenmerk is van dit deel der woestijn, de lange bergketen in den vorm van een muur, en men verwondert er zich niet meer over. dat de Israëlieten deze gedenk waardige plaats de woestijn van Sür of van den Muur noemden". Volgens de traditie zouden de Isra ëlieten, nadat zij door de Roode Zee getrokken waren, zich gelegerd heb ben aan de plaats, die tegenwoordig „Mozesbronnen" heet. Dit is een klei ne oase, die meerdere bronnen bevat en waar dadelpalmen en tamarisken groeien. De volgende oase was volgens Ex. 15 vs. 23 Mara, waar het water bitter was, zoodat de Israëlieten het niet konden drinken, reden waarom men die plaats Mara noemde, naar het Hebreeuwsche woord „marV, dat „bit ter" beteekent. Het i9 niet gemakkelijk, de verschil lende legerplaatsen der Israëlieten te identificeeren; dikwijls is het meer gissen dan dat men met zekerheid kan spreken. Zoo wordt Mara alge meen met den Wadi Hawara geïdenti ficeerd, zulks in navolging van Burck- hardt, die in 1810 het Sinaï-schierei land bereisde: ook Prof. G. Ebers en Prof. E. H. Palmer deden dit. Prof. F. M. Th. Böhl, hoogleeraar te Leiden, daarentegen, die in Juli 1926 deze streken bereisde, stelt an dere identificaties voor en zoekt Mara evenals Elim, niet aan de Westkust van het Sinaï-schiereiland, doch meer het binnenland in. Wij gelooven echter vooralsnog, dat de oudere identificaties de voorkeur verdienen boven die van Prof. Böhl, o.m. om de vrijheid, waarmede deze laatste soms met de gegevens der Heilige Schrift omspringt op grond van zijn critisch standpunt. Onder een „wadi" verstaan de Ara bieren een dal af laagte, die tot bed ding dient voor het in den regentijd vallend water. Er is in den Wadi Ilavara n bron, die 'n omtrek heeft van 1.80 M. en een diepte van slechts 60 c.M. Het water uit deze bron is thans nog zoutachtig bitter, zoodat het voor menschcn niet drinkbaar is. Ivameelen gebruiken 't slechts in geval van nood. De afstand van de Mozesbronnen naar den Wadi Hawara is ingeveer 80 K.M. De weg daarheen voert door een 18 M. breede vlakte, die zich uit strekt tusschen in het Westen de Roode. Zee en in het Oosten de ge bergten. Het is een doodsche, en on vruchtbare streek, waar geen planten groei is dan hier en daar een gras sprietje en een paar armoedige strui ken. De bodem is steenachtig en wa ter is in deze streek niet te vinden. Vandaar de vreugde der Israëlieten, toen zij de bron te Mara bereikten, 'n vreugde, die echter in droefheid en opstandigheid verkeerde, toen het wa ter niet drinkbaar bleek. Het volk kwam in opstand tegen Mozes en vroeg: „Wat moeten wij drinken?" Hij riep tot den Heere; en de Heere wees hem een bepaald soort hout aan: toen hij dat in het water wierp, werd het water zoet (Ex. 15 vs. 24, 25). Sommige uitleggers hebben gemeend dat dit hout slechts symbool is ge weest en geen middel, waarvan God Zich bediende 9m het bittere wa ter zoet te maken. Anderen, en onder hen Calvijn, ne men aan, dat in dit hout 'n natuur lijke, verborgen kracht aanwezig ge weest is, en dit is in overeenstemming met den tekst, die spreekt van een bepaald soort hout, of zooals het ook kan vertaald worden een be paald houtgewas. Men heeft zich dan ook afgevraagd, of er een boom of struik in deze stre ken groeit, waarvan het hout, of an ders misschien de bladeren, bloesems of vruchten de kracht bezitten om bitter water zoet te maken. Zoo heeft men gedacht aan het sap der op onze berberis veel gelijkende bes van de Gharkad-struik. Daarte gen bestaat echter het bezwaar, dat de Joden in 't voorjaar te Mara wa ren, en de Gharkadbes eerst in den nazomer rijp wordt. Ferdinand de Lesseps, de Fransche staatsman, die het kanaal over Suez liet graven, deelt mede, van Arabische hoofden te hebben vernomen, dat zij, om bitter water drinkbaar te maken, een soort van épine-vinettee (zuur doorn) er in deden, die in de woestijn groeit. Dit alles zijn evenwel slechts gis singen, die hoogstens de beteekenis hebben, dat zij ons een aanwijzing ge ven, in welke richting wij hebben te zoeken. BINNENLAND. GEDENKBOEK TER EERE VAN H. M. DE KONINGIN-MOEDER. Er heeft zich, gelijk in het algemeen reeds bekend mag worden veronder steld, een Commissie gevormd, be staande uit Dr. J. Th. de Visser, oud- Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, voorzitter; Prof. Dr. P J. Blok, oud-hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden; H. Colijn, lid van de Eerste Kamer en voorzitter van het Anti-Revolutionair Partijbe stuur; mr. D. Fock, oud-Gouverneur- Generaal van Ned.-Indië en voorzit ter van den Vrijheidsbond; Dr. C. Lely, oud-Minister van Waterstaat; mr. F. A C. Graaf van Lynden van Sanden- burg, vice-voorzitter van den Raad van Staten, opperkamerheer van H. M. de Koningin; Mr. H. P. Marchant, voorzitter van de Vrijz. Democratische fractie in de Tweede Kamer; mgr. H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht en H. Ch. G .J. van der Mande- re, algemeen-secretaris van de „Ver- eeniging voor Volkenbond en Vrede"; de laatste optredend als secretaris, v/elke Commissie uitvoering gegeven beeft aan haar voornemen om in ver band met het feit, dat binnen zeer kor ten tijd H. M. de Koningin-Moeder den dag zal herdenken, waarop zij 50 jaren tevoren op 7 Januari 1879 Neder- landsche werd door haar huwelijk roet Koning Willem III, een gedenk boek uit te geven, gewijd aan haar per soonlijkheid en haren arbeid en toe- Vv ijding voor ons land. Deze Commissie heeft zich tot uit voering van haar voornemen gewend tot vooraanstaande persoonlijkheden en publicisten, behoorendc tot ver schillende politieke en godsdienstige richting, de zich allen zonder onder scheid bereid hebben verklaard mede werking aan dit Gedenkboek te verlee- nen. A. W. Sijthoff's Üitgevers Maat schappij te Leiden heeft de uitgave van dit Gedenkboek op zich genomen. Na een inleidend woord van Dr. J. Th. de Visser, zal in het Gedenkboek worden opgenomen een persoonlijk woord van Mr. S. van Houten, Mr. P. W. A. Cort van der Linden en Dr. C. Lely, de drie Ministers, die werden be noemd en in functie waren tijdens het Regentschap van H. M. de Koningin- Moeder. Wijlen Prof. dr. F. J. L. Krae- mer, Directeur van het Koninklijk Huisarchief, beschrijft Georg Friedrich Graaf van Waldeck, voorvader van de Koningin-Moeder en Generaal in Ne- delrandschen dienst, terwijl Prof. Dr. P. J. Blok, oud-hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, een artikel Waldeck Oranje Nassau-Nederland schrijft, dat genealogisch en historisch de betrekkingen aantoont tusschen de wederzijdsche vorstenhuizen. Dr. N. Japikse, directeur van het Bureau van 's Rijks geschiedkundige publicaties, behandelt Koningin Em ma als echtgenoote en moeder; de heer II Ch. G. J. van der Mandere, secreta ris van de Commissie van Redactie, spreekt over haar als Groothertogin van Luxemburg en dit Groothertog dom, vroeger zoo na aan Nederland verwant. Prof. Mr. J. Kosters behan delt de Conferenties voor Internatio naal Privaatrecht in 1893 en 1894, in verband met den daaruit voortgevloei- den arbeid op dat gebied; Prof. Mr. R. Kranenburg spreekt over de staats rechtelijke positie der Regentes; Mr. P. H. Ritter Jr. te Utrecht bespreekt Ko ningin Emma als Koningin-Regentes en Koningin-Moeder in het openbaar leven; Mr. A. de Graaf behandelt de Koningin-Moeder en de liefdadigheid; Mevrouw MullerLulofs te Utrecht spreekt over de Koningin-Moeder en de weldadigheid; Mr. G. A. van Haef- ten, voorzitter van het Bestuur van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag, over de Koningin-Moeder en de muziek en andere kunsten en weten schappen. Artikelen worden door Prof. ir. J. A. G. van der Steur gewijd aan de palei zen van de Koningin-Moeder; door jhr. mr. J. W. Rutgers van Rozenburgh aan de Koningin-Moeder als Am bachtsvrouw; door mr. J. H. de Crane, secretaris van den Raad van Commis sarissen van Oranje-Nassau-Oord, aan dit sanatorium, hetwelk de Koningin- Moeder in het leven riep; door Dr. J. B. F. van Gils, secretaris-penning meester van de Nederlandsche Cen trale Vereeniging tot bestrijding van tuberculose aan de Koningin-Moeder en de bestrijding der tuberculose in het algemeen; door den heer M. C. Koning, directeur der Mij. „Neder land", aan het Koninginnedok te Am sterdam en de Scheepvaart, terwijl Mej. H. S. S. Kuyper een slotwoord voor het Gedenkboek schrijft. Uiteraard wordt een groot deel van het Gedenkboek ingenomen door de periode van het Regentschap van H. M. de Koningin-Moeder. De buiten- landsche aangelegenhedeen werden behandeld door Mr. F. A. C. Graaf van Lynden van Sandenburg; de strijd om het kiesrecht door Mr. J. Limburg; de Justitie door Mr. J. R. H. van Schaik; de openbare werken door Mr. G. van der Meulen, secretaris-generaal van Waterstaat; de financiën door Prof. Mr. A. van Gijn; Nederl.-Oost-Indië door Z.Exc. A. W. F. Idenburg; West- In dië door Mr. D. Fock; het leger door luit.-generaal b. d. de Quay; de mari ne door den heer C. C. Zegers Rijser, secretaris-generaal van het Departe ment van Marine en de sociale wetge ving door Prof. Mr. P. J. M. Aalberse. H. M. de Koningin heeft op het tot haar gericht verzoek om de opdracht van dit werk, aan haar moeder gewijd, te willen aanvaarden, de Commissie een gunstig antwoord doen toekomen, terwijl de Koningin-Moeder van haar ingenomenheid met het verschijnen van dit Gedenkboek deed blijken. DE VAART OP NEDERL.-INDIë. In het post-, vracht- en passagiers- verkeer van de HamburgAmerika Lijn (Hapag) naar Nederlandsch-Indië zijn thans groote verbeteringen inge treden. In het vervolg zullen de sche pen dezer maatschappij in twee afzon derlijke routes varen; de eerste route gaat van Hamburg en Bremen over Colombo naar Ned.-Indië, waarbij elk tweede schip ook in Antwerpen laadt eri heeft iedere vier weken een afvaart; de tweede route gaat, eveneens iedere vier weken, van Rotterdam over Ant werpen en Colombo. Daarbij komt nog, dat ook Padang en Palembang in de toekomst aangedaan zullen wor den. DE VEENDAMMER HYPOTHEEK BANK. Men meldt uit Amsterdam: De behandeling van de rechtzaak te gen de Veendammer Hypotheekbank zal zooals men weet Donderdag begin nen. Voorts zijn voor deze zaak gere serveerd Maandag 11, Woensdag 13, Donderdag 14, en Dinsdag 19 Juni. De rechtbank zal zijn samengesteld als volgt: Mr. Z. L. M. Meckman, presi dent; mr. O. Briët en mr. Th. L. van Berckel, terwijl nog toegevoegd is als rechter mr A. M. baron van Tuyll van Serooskerken. Het O. M. zal waarge nomen worden door mt\ D. Reiligh Wz. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal: Te Kralingen, R. Bartlema te Zeist; J. C. van Apeldoorn te Bennekom; en E. Schimmel te Lunteren. Beroepen: Te Oosterend (Fr.) H. P. Fortgens, te Voorschoten. Te Oud Beijer- land (2e pred.pl.) J. D. van Hof, te Wilnis. Te Oosterend (Texel) M. Groenenberg, can- didaat te Rotterdam. Te Ham, J. E. Klomp te Oldebroek. Te Heeg, D. J. Peterse te Hien en Dodewaard. Te Enter, N. War- molts Nzn., te Wezep. Aangenomen: Naar Eindhoven, F. M. Muller, te Gorinchem. Bedankt: Voor Weesp, J. G. L. Brou wer, te De Meern. Voor Suameer (Fr.) G. Gerbrandy, te Nieuw-Weerdinge. Voor Maarn c.a., J. F. Berkel te Schoonebeek. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Midwolda, R. J. v. d. Weerd, cand. te Kampen. Bedankt: Voor Niawier-Metslawfer, J. W. Eggink, te Willemstad. Voor Warf- fum, C. Stam, te Alteveer. Voor Schoonre- woerd, H. Fokkens, te Hollandsche Veld. BAPTISTEN GEMEENTEN. Aangenomen: Naar Workum, G. Visser te Emmer Erfscheidenveen. BEVESTIGING, INTREDE, AFSCHEID. Ds. A. Dijkstra is voornemens, om a.s. Zondag afscheid te nemen van zijn ge meente te Saaksum, om Zondag d.a.v. zijn intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. te Losdorp. Na Zondagmorgen in het ambt te zijn bevestigd door Ds. B. v. d.'Werff van Am sterdam, met een predikatie over Jac. 1 18, deed cand. P. v. d. Werff des namid dags zijn intrede in de Geref. Kerk te Boornbergum met een predikatie over Ezech. 33 79. Hierna werd de nieuwe leeraar toegesproken namens den kerke- raad, door den consulent en de afgevaar digden van de kerken van Drachten, Beet- sterzwaag en Nw. Beets. MET EMERITAAT. Dr. W. van der Beke Callenfels, predi kant der Ned. Herv. Gem. te Warnsveld, is voornemens tegen September e.k. eme ritaat aan te vragen, meldt De Standaard. Ds. van der Beke Callenfels werd in 1859 geboren èn 11 Oct. 1885 bevestigd bij de Ned. Herv. Gemeente te Biezelinge. Van 1889 tot 1897 stond hij te Delden om op 7 Nov. van laatstgenoemd jaar zijn in trede te doen te Warnsveld. Ds. van der Beke Callenfels is praetor van den ring Zutphen. Ds. H. G. DE JONGE. Uit Heerde wordt aan De Standaard be richt, dat de ziekte van Ds. II. G. de Jonge een gunstige wending neemt. De patiënt gevoelt zich nog wel zwak, maar de krachten komen langzamerhand terug. AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 6 Juni 192S. De bekende Engelsche socialist Al- bert Thomas heeft dezer dagen een bezoek gebracht aan Italië om daar de fascistische vakbeweging te be- studeeren, hetgeen ongetwijfeld geen overdaad is voor iemand, die in de in ternationale vakbeweging zulk een vooraanstaande plaats inneemt. Hij heeft ook zijn oordeel gezegd over hetgeen hij gezien heeft, een oor deel dat niet zoo ongunstig was als zijn partijgenooten wel gewenscht hadden. Deze reis en dit optreden van Albert Thomas hebben in den kring der so cialisten ernstige ontstemming ge wekt. Het bureau der Socialistische Arbeiders Internationale heeft, na oen „grondige" bespreking de volgen de motie aangenomen. „Hot bureau stelt met leedwezen vast, dat de socialist Albert Thomas door zijn reis naar Italië en door het aannemen van de uitnoodigin- gen om het kongres der fascistische vakvereenigingen bij te wonen en er liet woord te voeren, aanleiding heeft gegeven tot tendentieuse be richten, die hij kon en moest voor zien en dat zijn aanwezigheid diepe én gerechtvaardigde ontstemming heeft veroorzaakt, niet alleen bij de Italiaansche socialisten, de slachtof fers van de fascistische diktatuur, maar ook bij de internationale ar beidersklasse". Deze motie werpt wel een scherp licht op de mentaliteit der heeren so cialisten. Weg met Mussolini, die de persvrij heid onderdrukt! Leve het socialisme, dat de vrije meeningsuiting eveneens onderdrukt! Weg met Mussolini en de fascisti sche dictatuur! Leve het socialisme, dat een niet minder drukkende dictatuur uitoefent! OBSERVATOR. KERKBOUW. Onder groote belangstelling is Zaterdag middag door Ds. Steenbeek de eerste steen gelegd voor de in aanbouw zijnde kerk der Ned. Herv. Gemeente te Wier den. MIDDELBARE KOLONIALE LANDBOUW SCHOOL TE DEVENTER. De wnd. directeur-generaal van den landbouw brengt ter kennis van belang hebbenden, dat de aanmelding voor den cursus 1928—1929 van de Middelbare Ko loniale Landbouwschool te Deventer moet geschieden bij den directeur der school vóór 1 Juli a.s., en dat de toelatingsexa mens aldaar zullen worden afgenomen op 16 Juli, des morgens 8.30 uur, en vol gende dagen. HET DRIEHONDERD-JARIG BESTAAN VAN DE REFORMED CHURCH IN AMERIKA. Men seinde gisteren uit Washington: De Nederlandsche gedelegeerden bij het derde eeuwfeest van de Amerikaansche Reformed Church, prof Aalders, prof. en mevr. Eekhof, dr. en mevr. Kromsigt, prof. Plooy en dr. Schokking zijn door presi dent Coolidge in audiëntie ontvangen. Daarna zaten zij aan bij den lunch ten huize van gezant van Royen. GIFTEN EN LEGATEN. Ds. C. D. van Noppen, Ned. Herv. pre dikant te Zwolle, ontving voor de tiende maal op den jaardag van het overlijden van freule Sandberg, een in baar leven algemeen geachte persoonlijkheid in Over ijssel, vier couverten, houdende elk 100 voor onderscheiden doeleinden. Wijlen Mevr. Ds. G. Vlug heeft aan de diaconie der Geref. Kerk van Elburg, waar eenmaal haar man predikant was, 1000 gelegateerd. Het Diaconessenhuis te Haarlem heeft van wijlen T. P. Taconis een legaat vam 1000 ontvangen. VARIA. Tot godsdienstonderwijzer te Abbenes (Haarlemmermeer) is benoemd de heer W. G. de Jonge, godsdienstonderwijzer te Bos koop. FEUILLETON. De boer van „De Bork" (Een Drenisch verhaal). 23) o— Intusschen hoe het dan ook gaan mocht, 't was tijd om ci* eens bedaard over te denken en #te sprei: m. Van avond moet het wezen dacht hij, er meet een einde aan komen. Zijn schooltijd is om. En toen 't avond was en de vraag werd gedaan: „Leffert wat zult bij nu worden?" zweeg de knaap een oogen- bïik stil, lei de hand hand op Machiel's schouder en zei, terwijl hij hem zoo aardig in de oogen keek: „Vader laat me naar zee gaan, 'k wil graag zee man worden". „Ga mijn jongen! God zegene U", hervatte de oude en wischte een traan uit het oog en vervolgde: „eens men- sohen zin is zijn leven. Maar Leffert!. pas op en wees braaf!" Eer men naar bed ging, had Machiel hem reeds beloofd, dat hij er morgen over zou schrijven aan een heer te Rotterdam, met wien hij op een goe den voet stond, en vroeger dikwijls op jacht ging. Marychie begon wel te brommen en te praten van verdrinken en allerlei gevaren. Zij had den jongen liever bij zich gehouden, en hij was nog maar een kind; boer was beter en zoo al voortMaar aangezien haar Ma chiel van al die dingen meer verstand had dan zij, wilde zij er niets tegen inbrengen. Zij had het wel nimmer kunnen dertken, dat Leffert zoo ge makkelijk van buis kon, en er zoo wei- Dig van wist, dat bij baar verlaten moest, maar dat ging zoo. Men moest maar kinderen van een ander groot brengen! Op dankbaarheid kon men niet rekenen. Dat was nu voor al haar moeiten. Men kon wel zien dat hij liaar kind niet was. Haar Roelof was een andere jon gen! Die zou zoo iets nooit gedaan heb ben. Als hij verdronk, kreeg hij loon naar werk. Niet dat zij 't hem gunde, maar onze lieve Heer laat het kwaad niet ongestraft. Intusschen als 't niet anders kon, moest het maar wezen, dan moest Leffert zijn gang maar gaan. „Hij zou toch wel eens aan haar denken", vervolgde zij terwijl zij hare oogen afwischte. „Zij had hem ten minste altijd als een moeder behan deld en lief gehad als haar eigen kind. Vader Machiel hield zijn woord, schreef den volgenden dag en eer de week ten einde was kreeg hij bericht clat Leffert als kapteins-jongen naar Eatavia kon gaan. De Rotterdamsche heer moest naar Groningen, en zou op zijn reis daar heen een uitstapje maken, om den vriend zijns vaders te bezoeken. Als de jongen was zooals Machiel hem had geschreven, zou hij hem in het tcrugkeeren naar Rotterdam, met zich nemen. Niemand blijder dan Leffert. Eer er een uur was verloopen wist iedereen ir. 't dorp, dat hij zeema/ werd en een Rotterdamsch heer hem zou komen halen, om mee naar Batavia te gaan. Intusschen had er iets plaats, dat vader Machiel zeer ter harte ging, en zijn nachtrust stoorde. De oude burgemeester was plotseling ongesteld geworden en 't liet zich voorzien, dat zijn einde nabij was. Dat trof Machiel onbedenkelijk. Nauwelijks had hij 't bericht ont vangen, of in een oogenblik was hij op weg, om den eenigen makker en vriend uit de jaren zijner jeugd, die hem was overgebleven, te bezoeken. Rustig en bedaard lag de oude op z'n legerstede. Een vriendelijke glimlach en een hartelijke handdruk getuigden Machiel hoe welkom hij was. ,,'k Ga naar huis buurman, mijn reis is ten einde", merkte hij aan. ,,'t Reiskleed is versleten en wil niet lan ger mee. Nog een oogenblik of wat, en ik heb het beter dan hier!" Machiel was innig aangedaan en 't kostte hem moeite om van den ster venden vriend te scheiden. „Tot wederziens", waren zijn laatste woorden, groet Marychie en de kinde ren! Nog een vriendelijke oogopslag en een handdruk en.... Machiel had zijn vriend voor 't laatst op aarde ontmoet. Drie dagen later volgde hij het stof- fi lijk overschot naar zijn laatste rust- Die slag trof hem zwaar. „Nu hebben wij niemand meer!" zuchtte Marychie, toen hij haar het sterfgeval meedeelde. „God is er nog!" liet Machiel er plectig op volgen. „Zoolang die er is, hebben wij geen nood!" „En 't bouwen en 't inhalen van 't koren dan?" vroeg Marychie. De mest op 't land. De rogge, de boekweit, de aardappels, alles moet er in". „Toch niet alles te gelijk", hernam Machiel. ,,'t Zal wel in orde komen." „Henderik zal u wel bedanken" ver volgde Marychie. „Dat zou hem niet baten", zei de oude. ,,'t Kontrakt, moedertje! 't kon- trakt verplicht er hem toe. Maar ik vrees! ik zie er tegen op om hem aan zijne verplichting te herinneren. En toch, 't moet wezen, of alles loopt ver keerd, Maar ik zal naar de bork gaan en er hem over spreken. De ontvangst was koel. Femmechie bood hem een stoel en wilde koffie zetten, maar Machiel lei dadelijk de redenen van zijn komst aan Henderik bioot, die wel wetende, waartoe hij verplicht was, den tijd bepaalde, wan neer hij 't werk zou beginnen. Eerst had hij vrij wat bezwaren, 't Kwam hem tamelijk ongelegen; had hij 't vroeger geweten, dan zou er alles naar ingericht kunnen zijn. Te meer, hij had het ook zoo volhandig. De mest lag op zijn land en moest er onder, en zoo al meer. Maar wat wezen moest, moest wezen. Intusschen, dat kon Machiel wel begrijpen, zijn eigen werk ging voor. Den volgenden Maandag zou -hij voor hem aanvangen. Die gang naar de bork had Ma.chiel vrij wat gekóst, 't Was 't ouderlijke huis, voorheen zijn eigendom, ./aar hij zcj vele genoege- lijke uren gesleten had, en nu 't eigen dom van een ander. Men had hem wel gezegd: men moet zich niet ont- kleeden eer men naar bed gaat; maar wie had ook gedacht, en kunnen voor zien dat alles zoo zou loopenl 't Was onvoorzichtig van hem geweest, maar 't lag er nu toe. Gedane dingen nemen geen keer. En och! tegenwoordig ging 't hem in de keuterij ook goed. God had hem grootelijks gezegend. Niette min, pinkte hij een traan weg, toen hij 't erf afging en huiswaarts keerde. En de Maandag kwam, en 't weer was uitmuntend, maar Henderik of z'n knecht was niet op Machiel's ldnd te vinden. En op de boodschap, die de oude hem daarover zond, was 't ant woord, Machiel kon wel begrijpen, daar zijn eigen werk niet afgedaan was, aan dat van anderen niet gedaan werd. Als hij 't kon schikken, zou hij morgen of overmorgen beginnen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5