NIEUWE LEIOSCHE COURANT
Hst dagöoeit van een Leerares
van
WOENSDAG 18 APRIL1928
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE DOORTOCHT DOOR DE
ROODE ZEE.
Het groote feit uit Israëls historie,
dat ten grondslag ligt aan zijn onaf
hankelijk volksbestaan, is de exodus
of uittocht uit Egypte. Zoo heet het in
den aanhef van de Tien Geboden: „Ik,
Jahweh, ben uw God, die u uit Egypte-
land, uit het slavenhuis, heb uitge
leid". (Ex. 20 vs. 2).
de uitocht uit Egypte aldus Rab
bijn Pr M. de Hond in zijn voor en
kele weken gehouden radio-rede over
„Seideravond'' is hét begin der
Joods« he geschiedenis. Door den uit
tocht uit Egypte (Jetsias Mitsrajim)
werden wij een volk, kregen wij een
wet, kregen en gaven wij aan de we
reld den kalender, kregen wij een hei
ligdom, kregen wij al onze feesten, ri
tus en ceremoniën, kregen wij het
juiste begnp in het geloof aan God,
Zijn schepping en Zijn wonderen, kre
gen wi; c.en ongeëvenaarden zin voor
organisatie, discipline, maar bovenal
de heilige opvatting van het gezins-
ei familieleven. De uittocht uit Egyp
te is het tweede wonder van God, na
de soheppirg van de wereld.
En bij dezen uittocht sluit zich voor
het bewustzijn van Israël onmiddellijk
aan dat andere groote wonderfeit van
den doortocht door de „Jam soeph"
de Roode of Schelfzee. De dichters
worden niet moede, den Naam des
Heeren te verheerlijken door deze red
dende daden Gods in de geboorte-ure
Zijns volks te bezingen.
Eén voorbeeld uit vele: Psalm 136
vs. 3, 10—16.
„Looit oen Heer der heeren,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
Die Egypte sloeg in zijn eerstgebore
nen,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
en Israël uit hun midden «uitvoerde,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
met sterke hand en uiteestrekten arm,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
Die de Schelfzee in stukken sneed,,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
en Israël er middendoor deed gaan,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid;
en den farao met zijn heir in de
Schelfzee stortte,
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid:
Die Zijn volk door de woestijn geleidde
want Zijne goedertierenheid is in
der eeuwigheid.
Op de vraag, langs welken weg Isra
el het slavenhuis verlaten heeft, is bij
den huidigen stand der wetenschap
nog steeds geen volkomen bevredigend
antwoord te geven. Vooreerst had de
.an-lengtc van Suez destijds een ande
ren vorm dan tegenwoordig en boven
dien zijn de in het geschiedverhaal
van Exodus genoemde plaatsen niet
alle met zekerheid terug te vinden.
Wel weten .wij dat Mozes het volk
niet langs den kortsten weg naar Ka-
naan voerde. De gewone weg, dien ook
de karavanen volgden, liep over Gaza.
alzoo door het land van de Filistijnen.
Waren de Israëlieten dezen weg ge
gaan, dan was het volk zeer waar
schijnlijk reeds na enkele dagen in
hotsing gekomen met de Filistijnen,
e »n zeer ooi logszuchtigen en dapperen
stam; wellicht had het volk dan spijt
gekregen, dat het uit Egypte was weg
getrokken en had weer daarheen wil
len terug keeren.
Daarom liet God het volk een ande-
ran weg inslaan en wel den woestijn
weg langs de Schelfzee. Daarna moes
tor. zij .wederkeeren" (Ex. 14 2) en
zich legeren voor Pi-Hahiroth, tus-
FEUILLETON.
40) o-^
H verzocht me, een oogenblik te
w achten, kwam echter zeer spoedig
terug en zeide:
„Juffrouw, wees sterk; daar juist
werdt me gemeld, dat aan de Rijnka
de het lijk van een vrouwelijk persoon
is aangespoeld. Ik gaf order, het zoo
lang aan den oever te bewaren; ik
zou terstond met iemand verschijnen,
die de identiteit der verdronkene mis
schien zal kunnen vaststellen. Als 't
u goed is, stap dan met me in een rij
tuig. we rijden er terstond heen".
Mijn hoofd duizelde me; ik zonk op
een stoel, herstelde me echter terstond
weer en zeide:
„Goed! Ik dank u, laten we wegrij
den!"
Na ongeveer een kwartier bereikten
we de aangewezen plaats. Men had
het lijk aan den oever op het zand ge
legd en met en stuk zeildoek bedekt.
De plaats was geheel eenzaam; slechts
oen paar nieuwsgierigen stonden er
om heen. De commissaris liet het dek
kleed verwijderen het was Elsje
Met een luiden kreet zonk ik bewus
teloos naast haar neder.
Toen ik wederom bijkwam, lag ik
in een klein kamertje in bed. Een
vriendelijke, jonge vrouw stond naast
mij en nam me bij do hand. Toen ik de
ochen Migdol en de zee, voor
Baal-sefon, daar werden zij
door de Egyptenaren, die hen
najoegen, ingehaald. Op 's Heeren he
vel strekte Mozes zijn hand uit, en de
Reere deed door een hevigen oosten
wind den geheelen nacht de zee weg
vloeien, zoodat de Israëlieten er mid
den door konden trekken. De Egypte
naren evenwel vonden den dood in de
wateren.
Zooals wij reeds zeiden, is net niet
niet volkomen zekerheid te zeggen,
waar deze doortocht der Israëlieten
heeft plaats gehad. Toch is liet zeer
waarschijnlijk, dat we die plaats niet
moeten zoeken in de tegenwoordige
Roode Zee, m.a.w., dat zij niet ten
Zuiden van Suez ligt, doch meer Noor
delijk
De landengte van Suez, die thans
ongeveer 100 K.M. breed is, heeft in
den loop der eeuwen groote verande
ringen ondergaan, welke samenhan
gen met het steeds meer zuidwaarts
wijken >an de Roode Zee.
De geologie heeft ons geleerd, dat,
wat nu landengte is, oorspronkelijk
zoo was, en de Egyptoloog Navil'.e stel
de vast. dat omstreeks dei tijd van
d-ui exodus de Roode Zee nier alleen
tot de Bittere Meren maar zelfs tot
het rr eer Timsah reikte. De aldus
aanwezige zee woei geregeld droos,
zoo zelfs, dat de farao's bij dien arm
een vesting hadden laten bouwen, op
dat de woestijnbewoners van zulk een
droogwaaien geen gebruik zouden ma
ken om het land binnen te vallen.
Zulk een vesting heette „miktol". en
men heeft er een terug gevonden, 23
K.M. ten Noorden van Suez en op een
afstand van 8 K.M. ten westen van
het tegenwoordige Suezkanaal.
De Israëlieten waren volgens Exo
dus 14 vs. 2 gelegerd tusschen Migdol
en de zee. Aangezien de bovenbedoel
de versterking of „miktol" 8 K.M. van
het Suezkanaal ligt, blijft er, wanneer
wij de vermoedelijke breedte van den
toenmaligen zeearm op 2 a 3 K.M.
stellen, nog een legerplaats van 5 a 6
K.M. over tusschen Migdol en de zee.
Hier zal dan ook zeer waarschijnlijk
Israël wel door de Roode Zee getrok
ken zijn.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Amsterdam, J. C. Ko
ningsberger, te Amsterdam over IJ; en A.
J. Wormpoor, te Bussum. Te Stedum, D.
Siemeling. te Roswinkel.
Aangenomen: Naar Roermond, J.
B. Netelenbos, uit Heinkenszand. Naar
Oostzaan, W. van Dooren, te Nieuwveen.
Bedankt: Voor Emmen, J. van Dorp,
te Enschedé.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Warffum, W. de Graaf
cand. te Puttershoek. Te IJlst, R. J. v. d.
Weerd, cand. te Kaïnpen.
Bedankt: Voor Beilen, J. Attema, te
Stadskanaal—Pekelderweg.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
Zondag nam Ds. C. J. Hakman afscheid
van de Geref. Kerk te Drachten met een
predikatie over Filip. 1 27. In den avond
dienst had evenwel het eigenlijke afscheid
plaats. Ds. Hakman koos tot, tekst Openb.
1 17 en 18.
Na deze prediking sprak hij achtereen
volgens toe zijn ambtsbroeder Ds. J. H.
Kuiper, Kerkeraad, de heer Bruins Slot
als burgemeester en als vriend, Ds. Dui
ven als vertegenwoordiger der classis
Drachten, en catechisanten en gemeente.
Namens kerkeraad en gemeente sprak
Ds. Kuiper. Ds. Duiven sprak namens de
classis
Nog werd het woord gevoerd door den
burgemeester, ouderling YV. de Boer na
mens de kerk van Dragster Compagnie en
ten slotte door Ds. Prins van Donkerbroek.
Nadat Ds. Hakman de sprekers had be
dankt, richtte een blinde broeder in dicht
vorm nog een woord van afscheid en ze
genbede tot den gaanden Herder en gezin,
waarna geëindigd werd met het zingen
van Ps. 72 11.
Ds. B. N. D. Bouthoorn nam Zondag
avond afscheid van de Ned. Herv. Kerk te
Zeist met een predikatie over Filipp. 4
19. Na de predikatie richtte spr. zich in
het bijzonder tot den Burgemeester en in
hem tot Gemeentebestuur; tot Kerkvoog
den en Notabelen: tot zijn ambtsbroeders
tot de vele oud-collega's die in de dagen
van hun emeritaat Zeist tot hun woon
plaats kozen; tot K rkeraad en Kiescol
lege en tot allen die eenige bediening in
de Kerk hebben en ten slotte tot heel de
Gemeente. Ds. Bouthoorn werd hartelijk
toegesproken door Ds. R. Bartlema, waar
na de Gemeente haar scheidenden leeraar
Psalm 134 3 toezong.
Ds. H. Lanning nam j.l. Zondagmid
dag van de Geref. Kerk te Siddeburen af
scheid met een predikatie over 1 Petrus
5 10, 11.
Na de prediking volgden de gewone toe
spraken. Daarna werd de vertrekkende
predikant toegesproken namens kerke
raad en gemeente door oud. E. de Boer,
namens de classis Anningedam door Ds.
A. Dondorp. van Wagenborgen en na
mens de gemeente van Schildwolde door
oud. J. Ridder Toegezongen werd ten slot
te door de gemeente de zegenbede uit
Psalm 121.
Zondagmiddag nam Ds. W. J. Ros-
camAbbing in het Wijkgebouw afscheid
van de Nëd. Herv. gemeente te Eindho
ven wegens vertrek naar Amstelveen. Als
tekstwoord had de scheidende leeraar ge
kozen Nüm. 6 2 en 3.
Na de bediening des Woords werd een
persoonlijk woord tot den kring gespro
ken en Ds. R A. 'oegesproken door een
zijner ouderlingen, zijn colPsa Ds. D. v.
Peursum en den ringpredikant Ds. Schultz.
Toegezongen werd Ps. 121 4.
H. J. EMOUS 1848—1928.
Den lOden Mei a.s. zal de heer II. J.
Emous D.V. 80 jaar worden. Veel van hem
te schrijven zal. toch wel niet noodig zijn,
vooral niet voor allen, die medeleven met
en arbeiden in het Christelijk onderwijs.
Hoewel op hoogen leeftijd staat hij mid
den in het school- en maatschappelijk le
ven en neemt daadwerkelijk deel aan veel
werk op allerlei terrein. Wij noemen
slechts in het kort zijn functie als voor
zitter. directeur en onderwijzer aan de
Christelijke Normaallessen te Amsterdam;
zijn arbeid als bestuurslid der Nederl. Z.-
Afrikaansche vereeniging en het fonds tot
bevordering van het Hollandsche onder
wijs in Zuid-Afrika; lid van het Bestuur
van het Schoolmuseum; voorzitter der
Vereeniging Barnabas; bestuurslid van
het Nederlandsch Bijbelgenootschap en
der jeugdcommissie, hiervan uitgaande;
voorzitter Van een commissie tot wering
van schoolverzuim en adviseerend lid
van het bestuur van de vereeniging tot
bevordering van Christelijk Schoolonder
wijs voor de stad Amsterdam, opgericht 17
November 1845.
Bereids heeft zich-een comité gevormd
om leiding te geven aan de herdenking
van dien jubeldag en heeft de heer Jhr.
Mr. L. H. J. F. van Overvoorden tot 01-
demeule, voorzitter van het Bestuur der
Vereen, tot Bevordering van Christelijk
Schoolonderwijs voor de Stad Amsterdam
zich bereid verklaard, het voorzitterschap
van het comité op zich te nemen.
Oud-leerlingen en oud-onderwijzers van
den heer H. J. Emous, zoowel als oud-
leerlingen der Christelijke Normaallessen
te Amsterdam en anderen, die van hun
belangstelling willen doen blijken, gelie
ven hun naamkaartjes en adres te zenden
aan den heer C. G. Wiegand, Nassaukade
141 Amsterdam, waarna gaarne een cir
culaire toegezonden zal worden.
De Penningmeester van het Comité, de
heer C. van Eek, Keizersgracht 683 Am
sterdam ontvangt gaarne bijdragen voor
de aanlleding van een blijvende herinne
ring rnet herdenkingsalbum. Desgewenscht
op Postgiro No.- 4400 van de Nederland-
sche Bank, met vermelding aan de keer
zijde: „Rekening de Wed. Tjeenk en Co.
ten behoeve C. van Eek voor huldeblijk
Emous".
ALLE 'AA AL GEREFORMEERD..1
Wat 'n verdeeldheid!
In Baineveld zoo lezen wij in de Rot
terdammer zal het komen tot de insti-
tueering eener Chr. Geref. Gemeente.
Van dit feit zelf zeggen we geen kwaad.
Als het voor God e wetensplicht is tot de
institue ing eener kerk over te gaan, mag
men dit niet nalaten.
Maar wel geeft 't ons aanleiding nog
eens te wijzen op de droeve verdeeldheid
van het Christendom, zelfs van de Gere
formeerden onderling.
Reeds in Barneveld zelf is die verdeeld
heid schrikbarend greot.
Er is een Ned. Hervormde Gemeente
met tw6f predikanLn van Gereformeerde
richting.
Er is een Gereformeerde kerk.
Er is eer Gereformeerde Gemeente,
wier voorganger Ds. Fraanje is.
Er is een oud-Gereformeerde Gemeente,
waarvoor D^. L. Boone optreedt.
En nu komt een Chr. Ceref. Gemeente.
Allemaal Gtreformeerd
Allemaal aanvaardend de Nedrrland-
sche Gereformeerde Geloofsbelijdenis
En toch: in plaats van „één zijn" eei ge
scheiden leven en rntrekken.
't Is indroevig.
FXAMENS WIS- EN NATUURK. M. O.,
WISK. L. O.
De examens m.o. wis- en natuurk. ak
ten KI, KII. KIII, KV en KVI, en l.o.
wiskunde, zullen dit jaar worden afgeno
men te 's-Gravenhage, Fluweelen Burg
wal 22; de examens akte KV (aarddelf-
stof-, plant- en dierkunde) zullen worden
afgenomen aan de universiteiten te Am
sterdam, Utrecht, Groningen en Leiden.
De examens zullen aanvangen in Septem
ber, zoo noodig reeds in het laatst van
Augustus.
Zij, die zich aan deze examens wenschen
te onderwerpen, moeten zich vóór 15 Mei
aanmelden bij den heer J. Schermer Jr.,
Rozenstraat 35, 's-Gravenhage.
BINNENLAND.
GEZONDHEIDS- EN WONING
TOESTAND.
Uit de statistische mededeeling in
het verslag der Gezondheidscommissie
over 1927 blijkt, dat de Rotterdamsche
bevolking op 31 December j.l. 571.871
personen omvattende, in dat jaar is
toegenomen met 1.58 pCt., tegen een
vermeerdering voor Amsterdam met
1.15 en voor Den Haag met 1.85 pCt.
Het geboortecijfer bedroeg 20.03, het
sterftecijfer 8.54 per 1000. De overeen
komstige cijfers van Amsterdam en
Den Haag zijn 18.72 en 9.14 en 17.19 en
9.72, zoodat Rotterdam ook over 1927
weer het hoogste geboorte- en het
laagste sterftecijfer had van de groote
steden.
In 1927 werden in totaal 11.364 kin
deren geboren. In het eerste levens
jaar stierven 463 kinderen. Per 100 ge
borenen overleden in het eerste le
vensjaar 4.1.
In 1927 werden 3777 woningen ge
bouwd en 1770 gesloopt, zoodat de ver
meerdering 5607 bedroeg (vorig jaar
6009). Het aantal woningen bedroeg
op 31 December 1927 139.333. De ge
sloopte woningen zijn voor 't grootste
deel onbewoonbaar verklaarde huizen
in de binnenstad.
Het^ aantil woonschepen bedroeg
nog 251 ondanks den aandrang der
commissie tot vermindering. Het
verslag klaagt er over, dat de woon
schepen in de Rotte kade-ruimte en
mitsdien los- en laadgelegenheid in
beslag nemen.
HET VERWIJDEREN VAN KETEL
STEEN UIT STOOMKETELS.
Gistermorgen werd in de afdeeling
Ketelmakerij van de N.V. Fabriek van
stoom- en andere werktuigen v.h. K.
Jonker en Zn. te Amsterdam, een de
monstratie gegeven door den heer S.
Gabrielse uit Rotterdam met twee
nieuwe vindingen voor het reinigen
der stoomketels van het tot heden toe
slecht te verwijderen ketelsteen uit de
stoomketels.
Het eene apparaat doet dienst om dé
'vuurkisten van Schotsche ketels zoo
wel als van staande donkey-ketels ge
heel van ketelsteen te ontlasten. Dat
dit apparaat goed werkt bewijst, na
hetgeen wij zelf konden constateeren,
de vele attesten, waarvan wij inzage
hebben genomen, o.a. van de Stoom
vaart Maatschappij „Zeeland" te Vlis-
singen, van de Provinciale Stoomboot-
dienst op de Wester-Schelde, eveneens
te Vlissingen, de N.V. Scheepswerf en
machinefabriek Lith en Madern te Rot
terdam, van vijf chef-machinisten van
de Vlaardingsche en Maassluische
Stoomharingvisscherij-Maatschappijen.
Het succes, met dit werktuig bereikt,
heeft de firma Gabriëlse en Co. aan
gespoord tevens een apparaat te con-
strueeren, waarmede de vlampijpen
van ketelsteen kunnen worden ont
last. Ook dit apparaat werkt buiten
gewoon. De deskundigen, vertegen
woordigers van stoomvaart maat
schappijen e.a., die op uitnoodiging
van de firma Jonker en Zoon verte
genwoordigd waren, konden vaststel
len, dat bet met dit werktuig mogelijk
is geworden de vlampijpen van ketel
steen te ontlasten en de nieuwe vlam
pijpen behoorlijk te onderhouden.
Afgezien van de belangrijke dien
sten, die beide apparaten vervullen tot
het behoud van het inwendige der
stoomketels en vooral het voorkomen
van het verbranden der vlampijpen,
doordat deze geheel geïsoleerd zijn
door het aangebakken ketelsteen, dra
gen deze apparaten er toe hij, dat een
belangrijke bezuiniging wordt verkre
gen op het gebruik van brandstoffen,
niet alleen, maar ook kostbare repara
ties worden voorkomen.
Naar men ons verzekerde is door de
ze uitvindingen eindelijk afdoende
voorzien in het reinigen van stoom
ketels.
Beide apparaten zijn internationaal
gepatenteerd.
DE RIJKSMIDDELEN.
Ook in Maart zijn de rijksmiddelen
eenfgszins bi, verleden jaar ten achter
gebleven. In het geheel bedroegen de
baten uit de gew. bronnen 39.066.517.
De inkomstenbelast, heeft 1.946.100
minder opgebracht dan een jaar gele
den.
Van de directe belastingen is ook
het personeel in Maart ten achter ge
bleven en wel met 227.900.
Een aanzienlijk nadeelig verschil,
n.l. 1.051.300, is er ook bij de succes
siebelasting over Maart waar te nemen
Na nog vernield te hebben een ver
mindering van 26.800 bij het zout
(sedert 1 Januari 74.800) en van
17.000 bij den wijn, kunnen wij van
de dalingen afstappen en overgaan tot
de vermeerderingen ,van welke die bij
de registratierechten, ten beloope van
985.000, verreweg de belangrijkste is.
Het voordeelig verschil is nog groo-
ter dan een maand geleden, toen reeds
een vooruitgang van ruim 650.000
kon worden waargenomen. Sedert 1
Januari is er hij dit middel een stij
ging van 1.381.500, of nagenoeg 28
Pct.
Een accres, n.l. 274.000, vertoonen
over Maart ook de zegelrechten, in
tegenstelling met de dalingen over de
voorafgaande twee maanden, die de
oorzaak waren, dat het totaal sedert 1
Januari nog 221.000 onder verleden
jaar blijft. De wijziging in Maart moet
intusschen voor verreweg het grootste
gedeelte 245.700) op rekening wor
den gesteld van de beursbelasiing, die,
dank zij de inmiddels nog steeds aan
houdende groote bedrijvigheid aan de
effectenbeurs, met 782.000 een op
brengst gaf, welke sedert October niet
was voorgekomen.
De dividend- en tantième-belasting
heeft in Maart een opbrengst gegevèn
van 841.300, of 435,300 meer dan ver
leden jaar.
De invoerechten leverden 370,600
meer op en hebben nu voor het eerste
kwartaal al een accres van 1.780.900
aan te wijzen. De loodsgelden gaven
14.000 meer en het statistiekrecht
15.500 meer. In drie maanden was er
bij laatstgenoemd middel zelfs een
stijging van 107.800. Van de accijn
zen gaf die op tabak met 269.500 het
grootste accres; volgen bier m. 77.280
gedistilleerd (bij een gelijk aantal be
taaldagen als v. j.) met 54.800, sui
ker met 30.000 en geslacht met 6650.
Bij de suiker steekt de opbrengst ad
3.256.000 overigens wel mager af bij
Februari en Januari, toen resp.
4.197.800 en 4.614.700 was binnen
gekomen. De domeinen leverden
93.500 meer op en de waarborg
7220 meer.
Voor het eerste kwartaal is er in het
totaalcijfer een nadeelig verschil van
1.327.400, dat echter vanwege de mis
leidende vergelijking bij de Rijwielbe
lasting (10 pCt., tegen 40 pCt.) geen
zuiver beeld geeft. Feitelijk ontloopen
de totaalcijfers voor beide jaren, on
danks de daling van 4.226.500 bij de
successierechten en 1.836,000 bij de
inkomstenbelasting, elkaar niet veel,
dank zij de stijgingen bij de meeste
andere middelen.
Een belangrijk nadeelig verschil is
er in de opbrengst der middelen ten
bate van het Leeningsfonds, die
5.637.200 bij verleden jaar ten ach
ter bleven.
STATEN-GENERAAL,
EERSTE KAMER.
Vergadering van gistermiddag.
Staatsbegrooting voor 1928.
Voortgezet worden de algemeene be
schouwingen over de Staatsbegrooting
voor 1928.
De heer REYMER (R.K.) bestrijdt de
grieven tegen het ministerie aangevoerd,
als zou het onvoldoende rekening houden
met de stroomingen onder het volk. Men
heeft der Regeering verweten, dat zij geen
gevolg heeft gegeven aan de moties-Bul
ten, -Suring en -ter Laan, maar ten on
rechte. Het wordt meer en meer gewoon
te discussies met moties te besluiten, doch
de Regeering is niet gehouden ze uit te
voeren; een aangenomen motie is geen
wet. Met moties alleen kan toch moeilijk
oogen opsloeg, sprak zij halfluid in
zich zelve:
„Gelukkig. Zij komt weer tot zich
zelve".
Ik wierp een verbaasden blik rondom
me; toen ontwaakte in me wederom
de herinnering van het voorgevallene
en ik begon bitter te weenen. De
vrouw streelde me zachtjes het voor
hoofd en zeide geruststelend:
,,'t Gaat reeds beter; de aanblik was
u te verschrikkelijk, juffrouw; u hebt
zeker ook nog nooit het lijk van een
drenkeling gezien, nietwaar? Het ar
me meisje is zeker door het gedrang
op de brug verongelukt. Zij werd blijk
baar, zooals men uit hare verscheur
de kleederen zou besluiten, door een
wagen tot aan den rand der brug te
ruggedrongen, klom, om niet verplet
terd te worden, op de leuning en stortte
toen omlaag. Gelukkig, juffrouw, dat
u weder tot u zelve gekomen zijt; het
heeft lang geduurd".
.Waar ben ik hier toch?" vroeg ik
onder tranen.
„We wonen hier aan den oever van
den Rijn. Mijn man is conducteur op
de paardentram en heeft thans dienst.
Van tien uur af is hij vrij: dan gaat hij
nog naar de kerk en tegen den mid
dag zal hij hier zijn".
,Hoe ben ik dan hier gekomen?"
„Een paar schippers brachten u op
eon draagbaar; u waart toer. geheel
buiten kennis".
„En waarheen heeft men dan Elsje
gebracht?"
„Elsje? O, u meent het arme ver
dronken meisje; zij is door de politie
naar het lijkenhuisje vervoerd. Ach ja,
ik moest u verzoeken, zoodra u tot u
zelve gekomen waart, op het politie
bureau te komen, opdat men aan de
verwanten bericht zou kunnen zen
den. U behoeft geen angst te hebben,
lieve juffrouw, ik ga met u mede;
mijnheer de commissaris is een heel
vriendelijk man. Maar het is nood
zakelijk; hier toch kent; niemand het
verdronken meisje".
Hoe verschrikkelijk me die gang
naar het politiebureau ook was, ik zag
toch in, dat zulks niet vermeden kon
worden. De arme ouders van Elsje
moesten immers in kennis gesteld
worden. O, dat was een Zondag!
Hoe laat is 't dan eigenlijk?" vroeg
ik.
Bijna elf uur", antwoordde de
goede vrouw „maar eerst moet u
een kopje koffie drinken en iets eten,
lieve juffrouw; zoo kunt u niet naar
het politiebureau gaan".
Ik stond op en bracht,^ door haar
geholpen, mijne kleederen in orde.
Dan nam ik een weinig koffie en
brood en ging met de vrouw naar het
politiebureau. De commissaris ont
ving me zeer voorkomend en stelde
zijne vragen met de grootste correct
heid Van wat ik zeide, werd proces
verbaal opgemaakt. Ik bepaalde me
er toe, Elsje's naam en beroep op te
geven en daaraan toe te voegen, dat ik
den avond tevoren in haar gezel
schap over de schipbrug gegaan en
in het door 't schïfchtig worden der
paarden van een wagen veroorzaak
te tumult haar kwijt geraakt was.
Verder wist ik over het gebeurde
ongeluk niets mee te deelen. De be
ambte noteerde als waarschijnlijke
doodsoorzaak: „Verdrinking door een
val van de brug, tengevolge van het
schichtig worden van voermanspaar-
den". Daarmee was mijn verhoor ge
ëindigd.
De goede vrouvV wilde me met alle
gewald wederom mee naar hare wo
ning nemen, om bij haar het middag
eten te gebruiken. Doch ik wees hare
uitnoodiging in dank af; ik gevoelde
me sterk genoeg, terstond naar Rem-
dorf te reizen. Met den eersten trein
keerde ik naar hier terug. Met moei
te sleepte ik me van het station
naar mijne kamer; cloch hier aange
komen, beigaven me mijne laatste
krachten. Vrouw Hüttmailn was ge
schrokken van mijn bleek gelaat en'
bracht me tersond naar bed; hare
huismiddeltjes mochten niet haten.
Ik viel in een brandende koorts. De
dokter werd gehaald en mijne tante
telegrafisch verwittigd; zij kwam nog
denzelfden dag en zij en een liefde
zuster belastten zich met mijne ver
pleging.
3 December.
Gisteren ben ik met mijn aanteeke-
ijingen eerst tot mijn terugkeer
naar hier en het begin mijner zware
ziekte klaar gekomen. Van deze kan
ik niet veel zeggen. Wekenlang was
mijn leven in gevaar. De koorts wilde
niet wijken. Eindelijk hield ze op en
van toen af ging 't langzaam aan be
ter. Zuster Hildegardus was onver
moeibaar.Tante stond haar trouw
terzijde; ook juffrouw Rotfeld kwam
dikwijls.
Tante was zeer ontstemd over mijn
hardnekkigheid, zooals ze mijn gedrag
noemde. Eenmaal ware het bijna tot
een scène gekomen. Van Wiesenau
was het gerucht over Elsje's toestand
hij haar vertrek naar hier doorgedron
gen. De vlucht van haar verloofde had
toen het vermoeden gewekt, dat zij
door zelfmoord een. einde aan haar le
ven gemaakt had. Tante beweerde nu.
het voorbeeld van Elsje toonde, waar
toe ongeloof voerde. De ongeloovige
had in zware beproevingen geen steun
en kon zich dus in het lijden niet
staande houden. Ik antwoordde, Elsje
was zoo ongelukkig geworden, wijl ze
al te goedmoedig gèwéest was, en tot
zelfmoord gekomen —r zoo zij werke
lijk opzettelijk den dood., gezocht had
omdat de catastrophe haar van het
verstand had beroofd. Dat laatste was
niet hare schuld en het eerste was wel
is waar een verkeerd toegepaste goed
moedigheid geweest, meji moest die
maar naar hare toenmalige verstand
houdingen beoordeelen. Tante be
streed die hehig, maar Zuster Hilde-
gardis kwam tusschen beide en bracht
haar tot bedaren.
Wordt vervolgd).