NIEUWE LEIOSCHE COURANT Hst dagöoeit van een Leerares van WOENSDAG 18 APRIL1928 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE DOORTOCHT DOOR DE ROODE ZEE. Het groote feit uit Israëls historie, dat ten grondslag ligt aan zijn onaf hankelijk volksbestaan, is de exodus of uittocht uit Egypte. Zoo heet het in den aanhef van de Tien Geboden: „Ik, Jahweh, ben uw God, die u uit Egypte- land, uit het slavenhuis, heb uitge leid". (Ex. 20 vs. 2). de uitocht uit Egypte aldus Rab bijn Pr M. de Hond in zijn voor en kele weken gehouden radio-rede over „Seideravond'' is hét begin der Joods« he geschiedenis. Door den uit tocht uit Egypte (Jetsias Mitsrajim) werden wij een volk, kregen wij een wet, kregen en gaven wij aan de we reld den kalender, kregen wij een hei ligdom, kregen wij al onze feesten, ri tus en ceremoniën, kregen wij het juiste begnp in het geloof aan God, Zijn schepping en Zijn wonderen, kre gen wi; c.en ongeëvenaarden zin voor organisatie, discipline, maar bovenal de heilige opvatting van het gezins- ei familieleven. De uittocht uit Egyp te is het tweede wonder van God, na de soheppirg van de wereld. En bij dezen uittocht sluit zich voor het bewustzijn van Israël onmiddellijk aan dat andere groote wonderfeit van den doortocht door de „Jam soeph" de Roode of Schelfzee. De dichters worden niet moede, den Naam des Heeren te verheerlijken door deze red dende daden Gods in de geboorte-ure Zijns volks te bezingen. Eén voorbeeld uit vele: Psalm 136 vs. 3, 10—16. „Looit oen Heer der heeren, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; Die Egypte sloeg in zijn eerstgebore nen, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; en Israël uit hun midden «uitvoerde, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; met sterke hand en uiteestrekten arm, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; Die de Schelfzee in stukken sneed,, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; en Israël er middendoor deed gaan, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid; en den farao met zijn heir in de Schelfzee stortte, want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid: Die Zijn volk door de woestijn geleidde want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. Op de vraag, langs welken weg Isra el het slavenhuis verlaten heeft, is bij den huidigen stand der wetenschap nog steeds geen volkomen bevredigend antwoord te geven. Vooreerst had de .an-lengtc van Suez destijds een ande ren vorm dan tegenwoordig en boven dien zijn de in het geschiedverhaal van Exodus genoemde plaatsen niet alle met zekerheid terug te vinden. Wel weten .wij dat Mozes het volk niet langs den kortsten weg naar Ka- naan voerde. De gewone weg, dien ook de karavanen volgden, liep over Gaza. alzoo door het land van de Filistijnen. Waren de Israëlieten dezen weg ge gaan, dan was het volk zeer waar schijnlijk reeds na enkele dagen in hotsing gekomen met de Filistijnen, e »n zeer ooi logszuchtigen en dapperen stam; wellicht had het volk dan spijt gekregen, dat het uit Egypte was weg getrokken en had weer daarheen wil len terug keeren. Daarom liet God het volk een ande- ran weg inslaan en wel den woestijn weg langs de Schelfzee. Daarna moes tor. zij .wederkeeren" (Ex. 14 2) en zich legeren voor Pi-Hahiroth, tus- FEUILLETON. 40) o-^ H verzocht me, een oogenblik te w achten, kwam echter zeer spoedig terug en zeide: „Juffrouw, wees sterk; daar juist werdt me gemeld, dat aan de Rijnka de het lijk van een vrouwelijk persoon is aangespoeld. Ik gaf order, het zoo lang aan den oever te bewaren; ik zou terstond met iemand verschijnen, die de identiteit der verdronkene mis schien zal kunnen vaststellen. Als 't u goed is, stap dan met me in een rij tuig. we rijden er terstond heen". Mijn hoofd duizelde me; ik zonk op een stoel, herstelde me echter terstond weer en zeide: „Goed! Ik dank u, laten we wegrij den!" Na ongeveer een kwartier bereikten we de aangewezen plaats. Men had het lijk aan den oever op het zand ge legd en met en stuk zeildoek bedekt. De plaats was geheel eenzaam; slechts oen paar nieuwsgierigen stonden er om heen. De commissaris liet het dek kleed verwijderen het was Elsje Met een luiden kreet zonk ik bewus teloos naast haar neder. Toen ik wederom bijkwam, lag ik in een klein kamertje in bed. Een vriendelijke, jonge vrouw stond naast mij en nam me bij do hand. Toen ik de ochen Migdol en de zee, voor Baal-sefon, daar werden zij door de Egyptenaren, die hen najoegen, ingehaald. Op 's Heeren he vel strekte Mozes zijn hand uit, en de Reere deed door een hevigen oosten wind den geheelen nacht de zee weg vloeien, zoodat de Israëlieten er mid den door konden trekken. De Egypte naren evenwel vonden den dood in de wateren. Zooals wij reeds zeiden, is net niet niet volkomen zekerheid te zeggen, waar deze doortocht der Israëlieten heeft plaats gehad. Toch is liet zeer waarschijnlijk, dat we die plaats niet moeten zoeken in de tegenwoordige Roode Zee, m.a.w., dat zij niet ten Zuiden van Suez ligt, doch meer Noor delijk De landengte van Suez, die thans ongeveer 100 K.M. breed is, heeft in den loop der eeuwen groote verande ringen ondergaan, welke samenhan gen met het steeds meer zuidwaarts wijken >an de Roode Zee. De geologie heeft ons geleerd, dat, wat nu landengte is, oorspronkelijk zoo was, en de Egyptoloog Navil'.e stel de vast. dat omstreeks dei tijd van d-ui exodus de Roode Zee nier alleen tot de Bittere Meren maar zelfs tot het rr eer Timsah reikte. De aldus aanwezige zee woei geregeld droos, zoo zelfs, dat de farao's bij dien arm een vesting hadden laten bouwen, op dat de woestijnbewoners van zulk een droogwaaien geen gebruik zouden ma ken om het land binnen te vallen. Zulk een vesting heette „miktol". en men heeft er een terug gevonden, 23 K.M. ten Noorden van Suez en op een afstand van 8 K.M. ten westen van het tegenwoordige Suezkanaal. De Israëlieten waren volgens Exo dus 14 vs. 2 gelegerd tusschen Migdol en de zee. Aangezien de bovenbedoel de versterking of „miktol" 8 K.M. van het Suezkanaal ligt, blijft er, wanneer wij de vermoedelijke breedte van den toenmaligen zeearm op 2 a 3 K.M. stellen, nog een legerplaats van 5 a 6 K.M. over tusschen Migdol en de zee. Hier zal dan ook zeer waarschijnlijk Israël wel door de Roode Zee getrok ken zijn. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Amsterdam, J. C. Ko ningsberger, te Amsterdam over IJ; en A. J. Wormpoor, te Bussum. Te Stedum, D. Siemeling. te Roswinkel. Aangenomen: Naar Roermond, J. B. Netelenbos, uit Heinkenszand. Naar Oostzaan, W. van Dooren, te Nieuwveen. Bedankt: Voor Emmen, J. van Dorp, te Enschedé. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Warffum, W. de Graaf cand. te Puttershoek. Te IJlst, R. J. v. d. Weerd, cand. te Kaïnpen. Bedankt: Voor Beilen, J. Attema, te Stadskanaal—Pekelderweg. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. Zondag nam Ds. C. J. Hakman afscheid van de Geref. Kerk te Drachten met een predikatie over Filip. 1 27. In den avond dienst had evenwel het eigenlijke afscheid plaats. Ds. Hakman koos tot, tekst Openb. 1 17 en 18. Na deze prediking sprak hij achtereen volgens toe zijn ambtsbroeder Ds. J. H. Kuiper, Kerkeraad, de heer Bruins Slot als burgemeester en als vriend, Ds. Dui ven als vertegenwoordiger der classis Drachten, en catechisanten en gemeente. Namens kerkeraad en gemeente sprak Ds. Kuiper. Ds. Duiven sprak namens de classis Nog werd het woord gevoerd door den burgemeester, ouderling YV. de Boer na mens de kerk van Dragster Compagnie en ten slotte door Ds. Prins van Donkerbroek. Nadat Ds. Hakman de sprekers had be dankt, richtte een blinde broeder in dicht vorm nog een woord van afscheid en ze genbede tot den gaanden Herder en gezin, waarna geëindigd werd met het zingen van Ps. 72 11. Ds. B. N. D. Bouthoorn nam Zondag avond afscheid van de Ned. Herv. Kerk te Zeist met een predikatie over Filipp. 4 19. Na de predikatie richtte spr. zich in het bijzonder tot den Burgemeester en in hem tot Gemeentebestuur; tot Kerkvoog den en Notabelen: tot zijn ambtsbroeders tot de vele oud-collega's die in de dagen van hun emeritaat Zeist tot hun woon plaats kozen; tot K rkeraad en Kiescol lege en tot allen die eenige bediening in de Kerk hebben en ten slotte tot heel de Gemeente. Ds. Bouthoorn werd hartelijk toegesproken door Ds. R. Bartlema, waar na de Gemeente haar scheidenden leeraar Psalm 134 3 toezong. Ds. H. Lanning nam j.l. Zondagmid dag van de Geref. Kerk te Siddeburen af scheid met een predikatie over 1 Petrus 5 10, 11. Na de prediking volgden de gewone toe spraken. Daarna werd de vertrekkende predikant toegesproken namens kerke raad en gemeente door oud. E. de Boer, namens de classis Anningedam door Ds. A. Dondorp. van Wagenborgen en na mens de gemeente van Schildwolde door oud. J. Ridder Toegezongen werd ten slot te door de gemeente de zegenbede uit Psalm 121. Zondagmiddag nam Ds. W. J. Ros- camAbbing in het Wijkgebouw afscheid van de Nëd. Herv. gemeente te Eindho ven wegens vertrek naar Amstelveen. Als tekstwoord had de scheidende leeraar ge kozen Nüm. 6 2 en 3. Na de bediening des Woords werd een persoonlijk woord tot den kring gespro ken en Ds. R A. 'oegesproken door een zijner ouderlingen, zijn colPsa Ds. D. v. Peursum en den ringpredikant Ds. Schultz. Toegezongen werd Ps. 121 4. H. J. EMOUS 1848—1928. Den lOden Mei a.s. zal de heer II. J. Emous D.V. 80 jaar worden. Veel van hem te schrijven zal. toch wel niet noodig zijn, vooral niet voor allen, die medeleven met en arbeiden in het Christelijk onderwijs. Hoewel op hoogen leeftijd staat hij mid den in het school- en maatschappelijk le ven en neemt daadwerkelijk deel aan veel werk op allerlei terrein. Wij noemen slechts in het kort zijn functie als voor zitter. directeur en onderwijzer aan de Christelijke Normaallessen te Amsterdam; zijn arbeid als bestuurslid der Nederl. Z.- Afrikaansche vereeniging en het fonds tot bevordering van het Hollandsche onder wijs in Zuid-Afrika; lid van het Bestuur van het Schoolmuseum; voorzitter der Vereeniging Barnabas; bestuurslid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap en der jeugdcommissie, hiervan uitgaande; voorzitter Van een commissie tot wering van schoolverzuim en adviseerend lid van het bestuur van de vereeniging tot bevordering van Christelijk Schoolonder wijs voor de stad Amsterdam, opgericht 17 November 1845. Bereids heeft zich-een comité gevormd om leiding te geven aan de herdenking van dien jubeldag en heeft de heer Jhr. Mr. L. H. J. F. van Overvoorden tot 01- demeule, voorzitter van het Bestuur der Vereen, tot Bevordering van Christelijk Schoolonderwijs voor de Stad Amsterdam zich bereid verklaard, het voorzitterschap van het comité op zich te nemen. Oud-leerlingen en oud-onderwijzers van den heer H. J. Emous, zoowel als oud- leerlingen der Christelijke Normaallessen te Amsterdam en anderen, die van hun belangstelling willen doen blijken, gelie ven hun naamkaartjes en adres te zenden aan den heer C. G. Wiegand, Nassaukade 141 Amsterdam, waarna gaarne een cir culaire toegezonden zal worden. De Penningmeester van het Comité, de heer C. van Eek, Keizersgracht 683 Am sterdam ontvangt gaarne bijdragen voor de aanlleding van een blijvende herinne ring rnet herdenkingsalbum. Desgewenscht op Postgiro No.- 4400 van de Nederland- sche Bank, met vermelding aan de keer zijde: „Rekening de Wed. Tjeenk en Co. ten behoeve C. van Eek voor huldeblijk Emous". ALLE 'AA AL GEREFORMEERD..1 Wat 'n verdeeldheid! In Baineveld zoo lezen wij in de Rot terdammer zal het komen tot de insti- tueering eener Chr. Geref. Gemeente. Van dit feit zelf zeggen we geen kwaad. Als het voor God e wetensplicht is tot de institue ing eener kerk over te gaan, mag men dit niet nalaten. Maar wel geeft 't ons aanleiding nog eens te wijzen op de droeve verdeeldheid van het Christendom, zelfs van de Gere formeerden onderling. Reeds in Barneveld zelf is die verdeeld heid schrikbarend greot. Er is een Ned. Hervormde Gemeente met tw6f predikanLn van Gereformeerde richting. Er is een Gereformeerde kerk. Er is eer Gereformeerde Gemeente, wier voorganger Ds. Fraanje is. Er is een oud-Gereformeerde Gemeente, waarvoor D^. L. Boone optreedt. En nu komt een Chr. Ceref. Gemeente. Allemaal Gtreformeerd Allemaal aanvaardend de Nedrrland- sche Gereformeerde Geloofsbelijdenis En toch: in plaats van „één zijn" eei ge scheiden leven en rntrekken. 't Is indroevig. FXAMENS WIS- EN NATUURK. M. O., WISK. L. O. De examens m.o. wis- en natuurk. ak ten KI, KII. KIII, KV en KVI, en l.o. wiskunde, zullen dit jaar worden afgeno men te 's-Gravenhage, Fluweelen Burg wal 22; de examens akte KV (aarddelf- stof-, plant- en dierkunde) zullen worden afgenomen aan de universiteiten te Am sterdam, Utrecht, Groningen en Leiden. De examens zullen aanvangen in Septem ber, zoo noodig reeds in het laatst van Augustus. Zij, die zich aan deze examens wenschen te onderwerpen, moeten zich vóór 15 Mei aanmelden bij den heer J. Schermer Jr., Rozenstraat 35, 's-Gravenhage. BINNENLAND. GEZONDHEIDS- EN WONING TOESTAND. Uit de statistische mededeeling in het verslag der Gezondheidscommissie over 1927 blijkt, dat de Rotterdamsche bevolking op 31 December j.l. 571.871 personen omvattende, in dat jaar is toegenomen met 1.58 pCt., tegen een vermeerdering voor Amsterdam met 1.15 en voor Den Haag met 1.85 pCt. Het geboortecijfer bedroeg 20.03, het sterftecijfer 8.54 per 1000. De overeen komstige cijfers van Amsterdam en Den Haag zijn 18.72 en 9.14 en 17.19 en 9.72, zoodat Rotterdam ook over 1927 weer het hoogste geboorte- en het laagste sterftecijfer had van de groote steden. In 1927 werden in totaal 11.364 kin deren geboren. In het eerste levens jaar stierven 463 kinderen. Per 100 ge borenen overleden in het eerste le vensjaar 4.1. In 1927 werden 3777 woningen ge bouwd en 1770 gesloopt, zoodat de ver meerdering 5607 bedroeg (vorig jaar 6009). Het aantal woningen bedroeg op 31 December 1927 139.333. De ge sloopte woningen zijn voor 't grootste deel onbewoonbaar verklaarde huizen in de binnenstad. Het^ aantil woonschepen bedroeg nog 251 ondanks den aandrang der commissie tot vermindering. Het verslag klaagt er over, dat de woon schepen in de Rotte kade-ruimte en mitsdien los- en laadgelegenheid in beslag nemen. HET VERWIJDEREN VAN KETEL STEEN UIT STOOMKETELS. Gistermorgen werd in de afdeeling Ketelmakerij van de N.V. Fabriek van stoom- en andere werktuigen v.h. K. Jonker en Zn. te Amsterdam, een de monstratie gegeven door den heer S. Gabrielse uit Rotterdam met twee nieuwe vindingen voor het reinigen der stoomketels van het tot heden toe slecht te verwijderen ketelsteen uit de stoomketels. Het eene apparaat doet dienst om dé 'vuurkisten van Schotsche ketels zoo wel als van staande donkey-ketels ge heel van ketelsteen te ontlasten. Dat dit apparaat goed werkt bewijst, na hetgeen wij zelf konden constateeren, de vele attesten, waarvan wij inzage hebben genomen, o.a. van de Stoom vaart Maatschappij „Zeeland" te Vlis- singen, van de Provinciale Stoomboot- dienst op de Wester-Schelde, eveneens te Vlissingen, de N.V. Scheepswerf en machinefabriek Lith en Madern te Rot terdam, van vijf chef-machinisten van de Vlaardingsche en Maassluische Stoomharingvisscherij-Maatschappijen. Het succes, met dit werktuig bereikt, heeft de firma Gabriëlse en Co. aan gespoord tevens een apparaat te con- strueeren, waarmede de vlampijpen van ketelsteen kunnen worden ont last. Ook dit apparaat werkt buiten gewoon. De deskundigen, vertegen woordigers van stoomvaart maat schappijen e.a., die op uitnoodiging van de firma Jonker en Zoon verte genwoordigd waren, konden vaststel len, dat bet met dit werktuig mogelijk is geworden de vlampijpen van ketel steen te ontlasten en de nieuwe vlam pijpen behoorlijk te onderhouden. Afgezien van de belangrijke dien sten, die beide apparaten vervullen tot het behoud van het inwendige der stoomketels en vooral het voorkomen van het verbranden der vlampijpen, doordat deze geheel geïsoleerd zijn door het aangebakken ketelsteen, dra gen deze apparaten er toe hij, dat een belangrijke bezuiniging wordt verkre gen op het gebruik van brandstoffen, niet alleen, maar ook kostbare repara ties worden voorkomen. Naar men ons verzekerde is door de ze uitvindingen eindelijk afdoende voorzien in het reinigen van stoom ketels. Beide apparaten zijn internationaal gepatenteerd. DE RIJKSMIDDELEN. Ook in Maart zijn de rijksmiddelen eenfgszins bi, verleden jaar ten achter gebleven. In het geheel bedroegen de baten uit de gew. bronnen 39.066.517. De inkomstenbelast, heeft 1.946.100 minder opgebracht dan een jaar gele den. Van de directe belastingen is ook het personeel in Maart ten achter ge bleven en wel met 227.900. Een aanzienlijk nadeelig verschil, n.l. 1.051.300, is er ook bij de succes siebelasting over Maart waar te nemen Na nog vernield te hebben een ver mindering van 26.800 bij het zout (sedert 1 Januari 74.800) en van 17.000 bij den wijn, kunnen wij van de dalingen afstappen en overgaan tot de vermeerderingen ,van welke die bij de registratierechten, ten beloope van 985.000, verreweg de belangrijkste is. Het voordeelig verschil is nog groo- ter dan een maand geleden, toen reeds een vooruitgang van ruim 650.000 kon worden waargenomen. Sedert 1 Januari is er hij dit middel een stij ging van 1.381.500, of nagenoeg 28 Pct. Een accres, n.l. 274.000, vertoonen over Maart ook de zegelrechten, in tegenstelling met de dalingen over de voorafgaande twee maanden, die de oorzaak waren, dat het totaal sedert 1 Januari nog 221.000 onder verleden jaar blijft. De wijziging in Maart moet intusschen voor verreweg het grootste gedeelte 245.700) op rekening wor den gesteld van de beursbelasiing, die, dank zij de inmiddels nog steeds aan houdende groote bedrijvigheid aan de effectenbeurs, met 782.000 een op brengst gaf, welke sedert October niet was voorgekomen. De dividend- en tantième-belasting heeft in Maart een opbrengst gegevèn van 841.300, of 435,300 meer dan ver leden jaar. De invoerechten leverden 370,600 meer op en hebben nu voor het eerste kwartaal al een accres van 1.780.900 aan te wijzen. De loodsgelden gaven 14.000 meer en het statistiekrecht 15.500 meer. In drie maanden was er bij laatstgenoemd middel zelfs een stijging van 107.800. Van de accijn zen gaf die op tabak met 269.500 het grootste accres; volgen bier m. 77.280 gedistilleerd (bij een gelijk aantal be taaldagen als v. j.) met 54.800, sui ker met 30.000 en geslacht met 6650. Bij de suiker steekt de opbrengst ad 3.256.000 overigens wel mager af bij Februari en Januari, toen resp. 4.197.800 en 4.614.700 was binnen gekomen. De domeinen leverden 93.500 meer op en de waarborg 7220 meer. Voor het eerste kwartaal is er in het totaalcijfer een nadeelig verschil van 1.327.400, dat echter vanwege de mis leidende vergelijking bij de Rijwielbe lasting (10 pCt., tegen 40 pCt.) geen zuiver beeld geeft. Feitelijk ontloopen de totaalcijfers voor beide jaren, on danks de daling van 4.226.500 bij de successierechten en 1.836,000 bij de inkomstenbelasting, elkaar niet veel, dank zij de stijgingen bij de meeste andere middelen. Een belangrijk nadeelig verschil is er in de opbrengst der middelen ten bate van het Leeningsfonds, die 5.637.200 bij verleden jaar ten ach ter bleven. STATEN-GENERAAL, EERSTE KAMER. Vergadering van gistermiddag. Staatsbegrooting voor 1928. Voortgezet worden de algemeene be schouwingen over de Staatsbegrooting voor 1928. De heer REYMER (R.K.) bestrijdt de grieven tegen het ministerie aangevoerd, als zou het onvoldoende rekening houden met de stroomingen onder het volk. Men heeft der Regeering verweten, dat zij geen gevolg heeft gegeven aan de moties-Bul ten, -Suring en -ter Laan, maar ten on rechte. Het wordt meer en meer gewoon te discussies met moties te besluiten, doch de Regeering is niet gehouden ze uit te voeren; een aangenomen motie is geen wet. Met moties alleen kan toch moeilijk oogen opsloeg, sprak zij halfluid in zich zelve: „Gelukkig. Zij komt weer tot zich zelve". Ik wierp een verbaasden blik rondom me; toen ontwaakte in me wederom de herinnering van het voorgevallene en ik begon bitter te weenen. De vrouw streelde me zachtjes het voor hoofd en zeide geruststelend: ,,'t Gaat reeds beter; de aanblik was u te verschrikkelijk, juffrouw; u hebt zeker ook nog nooit het lijk van een drenkeling gezien, nietwaar? Het ar me meisje is zeker door het gedrang op de brug verongelukt. Zij werd blijk baar, zooals men uit hare verscheur de kleederen zou besluiten, door een wagen tot aan den rand der brug te ruggedrongen, klom, om niet verplet terd te worden, op de leuning en stortte toen omlaag. Gelukkig, juffrouw, dat u weder tot u zelve gekomen zijt; het heeft lang geduurd". .Waar ben ik hier toch?" vroeg ik onder tranen. „We wonen hier aan den oever van den Rijn. Mijn man is conducteur op de paardentram en heeft thans dienst. Van tien uur af is hij vrij: dan gaat hij nog naar de kerk en tegen den mid dag zal hij hier zijn". ,Hoe ben ik dan hier gekomen?" „Een paar schippers brachten u op eon draagbaar; u waart toer. geheel buiten kennis". „En waarheen heeft men dan Elsje gebracht?" „Elsje? O, u meent het arme ver dronken meisje; zij is door de politie naar het lijkenhuisje vervoerd. Ach ja, ik moest u verzoeken, zoodra u tot u zelve gekomen waart, op het politie bureau te komen, opdat men aan de verwanten bericht zou kunnen zen den. U behoeft geen angst te hebben, lieve juffrouw, ik ga met u mede; mijnheer de commissaris is een heel vriendelijk man. Maar het is nood zakelijk; hier toch kent; niemand het verdronken meisje". Hoe verschrikkelijk me die gang naar het politiebureau ook was, ik zag toch in, dat zulks niet vermeden kon worden. De arme ouders van Elsje moesten immers in kennis gesteld worden. O, dat was een Zondag! Hoe laat is 't dan eigenlijk?" vroeg ik. Bijna elf uur", antwoordde de goede vrouw „maar eerst moet u een kopje koffie drinken en iets eten, lieve juffrouw; zoo kunt u niet naar het politiebureau gaan". Ik stond op en bracht,^ door haar geholpen, mijne kleederen in orde. Dan nam ik een weinig koffie en brood en ging met de vrouw naar het politiebureau. De commissaris ont ving me zeer voorkomend en stelde zijne vragen met de grootste correct heid Van wat ik zeide, werd proces verbaal opgemaakt. Ik bepaalde me er toe, Elsje's naam en beroep op te geven en daaraan toe te voegen, dat ik den avond tevoren in haar gezel schap over de schipbrug gegaan en in het door 't schïfchtig worden der paarden van een wagen veroorzaak te tumult haar kwijt geraakt was. Verder wist ik over het gebeurde ongeluk niets mee te deelen. De be ambte noteerde als waarschijnlijke doodsoorzaak: „Verdrinking door een val van de brug, tengevolge van het schichtig worden van voermanspaar- den". Daarmee was mijn verhoor ge ëindigd. De goede vrouvV wilde me met alle gewald wederom mee naar hare wo ning nemen, om bij haar het middag eten te gebruiken. Doch ik wees hare uitnoodiging in dank af; ik gevoelde me sterk genoeg, terstond naar Rem- dorf te reizen. Met den eersten trein keerde ik naar hier terug. Met moei te sleepte ik me van het station naar mijne kamer; cloch hier aange komen, beigaven me mijne laatste krachten. Vrouw Hüttmailn was ge schrokken van mijn bleek gelaat en' bracht me tersond naar bed; hare huismiddeltjes mochten niet haten. Ik viel in een brandende koorts. De dokter werd gehaald en mijne tante telegrafisch verwittigd; zij kwam nog denzelfden dag en zij en een liefde zuster belastten zich met mijne ver pleging. 3 December. Gisteren ben ik met mijn aanteeke- ijingen eerst tot mijn terugkeer naar hier en het begin mijner zware ziekte klaar gekomen. Van deze kan ik niet veel zeggen. Wekenlang was mijn leven in gevaar. De koorts wilde niet wijken. Eindelijk hield ze op en van toen af ging 't langzaam aan be ter. Zuster Hildegardus was onver moeibaar.Tante stond haar trouw terzijde; ook juffrouw Rotfeld kwam dikwijls. Tante was zeer ontstemd over mijn hardnekkigheid, zooals ze mijn gedrag noemde. Eenmaal ware het bijna tot een scène gekomen. Van Wiesenau was het gerucht over Elsje's toestand hij haar vertrek naar hier doorgedron gen. De vlucht van haar verloofde had toen het vermoeden gewekt, dat zij door zelfmoord een. einde aan haar le ven gemaakt had. Tante beweerde nu. het voorbeeld van Elsje toonde, waar toe ongeloof voerde. De ongeloovige had in zware beproevingen geen steun en kon zich dus in het lijden niet staande houden. Ik antwoordde, Elsje was zoo ongelukkig geworden, wijl ze al te goedmoedig gèwéest was, en tot zelfmoord gekomen —r zoo zij werke lijk opzettelijk den dood., gezocht had omdat de catastrophe haar van het verstand had beroofd. Dat laatste was niet hare schuld en het eerste was wel is waar een verkeerd toegepaste goed moedigheid geweest, meji moest die maar naar hare toenmalige verstand houdingen beoordeelen. Tante be streed die hehig, maar Zuster Hilde- gardis kwam tusschen beide en bracht haar tot bedaren. Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5