NIEUWE LEIOSCHE COURANT Het dagboek van een Leerares van VRIJDAG 13 APRIL 1928 TWEEDE BLAD. Ir. JOH. KRAP. Een zeer verdienstelijk ingenieur, die met volle toewijding de Anti- Rev. Partij diende als Tweede Ka merlid, Cedeputeerde en lid van den Gemeenteraad van 's-Graven- hage, wordt morgen 70 jaar. Morgen viert de heer Joh. Krap te 's- Gravenhage, lid van de Algemeene Reken kamer. oud-lid van de Tweede Kamer, van Ged. Staten van Zuid-Holland en van den gemeenteraad van 's-Gravenhage, zijn zeventig9ten verjaardag. Johannes Krap werd 14 April 1858 te Werkendam als jongste uit een gezin van 10 kinderen geboren. Hij ontving in zijn geboorteplaats openbaar zoowel als bij zonder lager onderwijs en bezocht de H. B. S. te Gorinchem, waar hij practisch ge sproken, direct in de 3e klas terecht kwam In 1877 kwam de heer Krap aan de Po lytechnische school te Delft om te worden opgeleid tot civiel ingenieur waarvoor hij in 1882 dan ook examen deed. In 1883 volgde zijn benoeming bij den algemeenen dienst van den Rijkswaterstaat met stand plaats 's-Gravenhage. Op dit bureau werd hij belast met de vervaardiging van de waterstaatskaart van Nederland. Hiervoor was noodig, dat hij ongeveer 9 maanden op het terrein in verschillende deelen van ons land werkzaam was en slechts gedu rende de 3 wintermaanden de terreinop namen in kaart bracht en voor den druk gereed maakte. Deze kaarten werden ge drukt aan de Topografische Inrichting te 's-Gravenhage en het randschrift om de kaart beschreven met alle mogelijke ge gevens omtrent den waterstaatskundigen toestand en de reglementen van heem raadschappen en polders, welk randschrift aan de Landsdrukkerij werd gereed ge maakt. Door deze terreinwerkzaamheden werd de heer Krap plaatselijk bekend in de provincies Overijsel. Drente, Groningen, Noord-Brabant, Limburg en Zeeuwsch- Vlaanderen. Toen hij in 1888 meer permanent in Den Haag was, werd den heer Krap ook op gedragen de zorg en verzameling van alle waterhoogten aan de rijkspeilschalen in Nederland. Na de storm van omstreeks 1894, toen de Scheveningers met hun bjrnu'n van het strand verdreven werden en hun lig plaats vrijwel was verloren gegaan, kwa men onze visschers tot den heer Krap om hulp in den nood. Met wijlen ingenieur van Heurn heeft toen onze 70-jarige een ontwerp gemaakt van een kanaal van Scheveningen naar Hoek van Holland. Deze richting werd gekozen omdat volgens de toenmalige be grippen geen haven naar Je kust mocht worden aangelegd zonder den bouw van een fort. Over dit ontwerp heeft de heer Krap toen op verzoek van het bestuur van het Kon. Instituut van Ingenieurs een voor dracht gehouden. Het onderwerp was zoo actueel in die dagen, dat de heer Krap een beschrijvende studie in het licht gaf ter verduidelijking van het onderwerp, getiteld: „Een haven te Scheveningen 80 jaar gewenscht, is nu noodzakelijk", welk geschrift een tweede druk belecfde. Door deze werkzaamheden werd de heer Krap in Den Haag en speciaal in Scheveningen meer bekend, temeer waar hij aan het pu blieke leven een warm aandeel nam en o.m. bestuurslid was van de A.R. Kies- vereeniging „Nederland en Oranje", zoo dat hij al spoedig aangezocht werd voor een candidatuur voor den gemeenteraad. Eerst na herhaalde aandrang gaf de heer Krap toe en ;n 1894 werd hij candidaat voor den Haagschen aad. Hoewel een li beraal ingenieur en een conservatief man van adel zijn, vooral toen niet te onder schatten tegencandidaten waren, haalde de heer Krap tot een ieders verbazing bij eerste stemming reeds de eindstreep. Zijn verkiezing was voor de kleL.e A.R. fractie een aanwinst en al spoed werd de heer Krap in den Raad een op den voorgrond tredend figuur. Men benoemde hem in de commissie van fabrigage, in de gascom- missie, in de tramcommissie en in de ha vencommissie. In 1897 kwam „Nederland en Oranje" te 's-Gravenhage met den heer Krap als Kamercandidaat uit en ook nu won zij tegen aller verwachting in met hem het pleit, in 1901 zag de heer Krap zijn man daat vernieuwd en dat nog wel in Den Haag I, het z.g. arbeidersdistrict. Doordat in 1905 de Liberalen bij her stemming op de sociaal-democraten over gingen, sloeg de heer K. ter Laan den heer Krap. zoodat deze als Kamerlid viel. De heer Krap was gedurende de 8 jaar van zijn Kamerlidmaatschap de toegewij de en nauwgezette secretaris van de A.R. Kamerfractie, als hoedanig hij eerst naast Dr. A. Kuyper en later naast Mr. Th. Heemskerk, die resp. voorzitter der frac tie waren, arbeidde. De heer Krap sprak weinig in ons Par lement, maar behoorde tot degenen, die altoos de zittingen bijwoonden en van alle onderwerpen stuiie maakte, waarom hij voor de A.R. fractie een waardevolle kracht was. De heer Krap was gedurende zijn Kamerlidmaatschap altijd rapporteur over het hoofdstuk van Waterstaat. In die jaren werd onze 70-jarige ook gekozen tot lid van het Prov. Comité van A.R. Kiesvereenigingen in Zuid-IIollanJ. In 1901 kwam de heer Krap ook in Je Prov. Staten van Zuid-Holland, waar hij in het hem totaal onbekende district Zoe- termeer den aftredenden liberaal slojg. Bij zijn intrede in dit college volgde di rect zijn verkiezing tot lid van Ge 1. Sta- ien. Het aannemen van deze verkiezing deed vanzelf zijn Raadslidmaatschap ver vallen. De heer Krap nam toen ook ont slag uit 's Rijks dienst. In het college van Ged. Staten was de heer Krap begrijpelijkerwijs belas' met waterstaatszaken. Als zoodanig hseft hij met kracht geijverd voor de voortzetting van de verbetering der waterwegen waar van speciaal genoemd kan worden da ver betering van het. Aarkanaal. Op het gebied van waterstaatsreplemen- ten heeft de heer Krap tot stanj weten te brengen de dijkring Flakkee, wat men voor 200 ji ar en voor 100 jaar al eens ?onder resultaat had gepoogd. Dit was van niet geringe beteekenis voor heel het eiland en de heer Krap heeft hiermede de bevolking van Flakkee in niet geringe mate aan zich verplicht. In 1911 volgde zijn benoeming tot lid van de Algemeene Rekenkamer, wat oor zaak was dat hij als Statenlid moest af treden. Voor de A.R. partij heeft de 70-jarige zich met groote trouw gegeven. Nam hij aan de uiterlijke propaganda nooit veel deel, temeer gaf hij zijn kracht aan de innerlijke versterking der partij. Van het college van gemachtigden van onze par tij maakt de heer Krap nog deel uit. Maar ook op het gebied van Kerk en School gaf de jarige zich. De ongedeelde Geref. Kerk van 's-Gravenhage diende de heer Krap eerst als lid van het bestuur der kerkelijke kas. later als lid van de commissie van beheer, terwijl hij o.m. deel uitmaakte van de bouwcommissie der Noorderkerk. Het Chr. onderwijs heeft in den heer Krap een vriend in al zijn vertakkingen Van 1907—1912: van 1913—1918; van 1918 1924 en van 1925 tot heden diende de heer Krap de Vrije Universiteit als directeur. Van 1888—1927 was hij penningmeester van het Locaal Comité-'s-Gravenhage der Vrije Universiteit. Op de jaarv rgaderin- gen van de Vereeniging voor Hooger On derwijs op Ger. grondslag, waarvan de V. U. uitgaat, heeft de heer Krap sedert 1883 nimmer ontbroken. Wat het lager onderwijs betreft, de heer Krap diende zoowel de Geref. School bond; de vereeniging „de Elout van Soe- terwoude-school", als de 'Bewaar- en Handwerkschool „Samuël" in zijn woon plaats als bestuurslid. Belangrijk en veelomvattend is ook de arbeid dien de heer Krap heeft gedaan als bestuurslid van de vereeniging' tot Chr. verzorging van Krankzinnigen in Neder land. Voor 1912 was hi; enkele jaren lid van het bestuur van de stichting „Bloemen- daal" te Loosdu nen, die o.m. vai deze vereeniging uitgaat. Sindsdien is de heer Krap lid en penningmeester van hot Cen traal bestuur van bovengenoemde vereeni ging. Ook van de kliniekcommissie dezer vereeniging, waarvan de Valeriuskliniek te Amsterdam uitgt-at, is de 70-jarige voorzitter. Al9 lid van dén gemeenteraad bepleitte hij reeds de wenschelijkheid, om ook aan de armlastige patiënten vrijheid te schen ken een keus te doen tot verpleging in een hun sympathieke omgeving en daar om een contract te sluiten met de Ver eeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen in Nederland voor plaat sing van Haagsche patiënten in Bloemen- daal. Als lid van Ged. Staten was hij in de zelfde richting werkzaam en werden de grondslagen gelegd en contracten geslo ten, die nog bestaan en steeds werden uit gebreid tot verpleging der patiënten in particuliere gestichten, waardoor met vol le medewerking van den Commissaris der Koningin, Mr. Patijn en het lid van Ged. Staten, Mr. Goekoop, voorkomen werd de oprichting van een Provinciaal gesticht" in Zuid-Holland. Nog steeds is zijn leus: sluit contracten met de provinciën voor opname van arm lastige patiënten, opdat zij die geen hel per hebben ook de vrije keuze van ver pleging deelachtig kunnen worden. Op dit oogenblik zijn reeds contracten gesloten met Friesland, Groningen, Dren te, Gelderland, Utrecht, Noord-IIolland en Zuid-Holland. Van de Vereeniging van Krankzinnigen gestichten in Nederland is hij mede op richter en thans voorzitter van het Be stuur. Van het bestuur van het sanatorium „Sonnevanck" te Harderwijk maakt hij eveneens deel uit. In het bestuur van het Geref. Militair Tehuis- te 's-Gravenhage heeft de heer Krap vanaf de oprichting zitting. In zijn kwaliteit van lid van de commissie van advies van de Haag9che afda van „Patri monium" heeft hij bij de woningbouw de zer vereeniging herhaaldelijk waardevol le adviezen mogen geven. Vele jaren \vas de heer Krap lid van de Rijkscommissie bedoeld in art. 35 der Wo ningwet. Van het college „Weldadig en Zorgvuldig" te 's-Gravenhage maakt de heer Krap eveneens nog deel uit. De Regeering erkende zijn verdiensten door hern te benoemen tot ridder in de órde van den Ned. Leeuw. Naar wii vernemen heeft zich een comi té gevórmd om den heer Krap op zijn feestdag te tporiën, hoezeer zijn toegewij de arbeid voor het geineenebest, gedu rende zoovele jaren in breeden kring ge waardeerd wordt. Maandagmiddag zal de heer Krap van 45 Vi uur in „De Twee Steden" te 's-Gra venhage recipieeren, terwijl hem 's avonds een feestmaaltijd zal worden aangeboden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Beesd, A. J. van Wijn gaarden, te Westmaas. Aangenomen: Naar Oostzaan, W. van Dooren, te Nieuwveen. GEREF. KERKEN. Aangenomen: Naar Amsterdam-Z., (2de predikantsplaats), C. J. Sikkel, te Oosthem. Bedankt: Voor Hilversum, (3de pre dikantsplaats), C. J. Sikkel, te Oosthem. Voor Warffum, J. AttGma, te Stadskanaal Pekeldervveg. Voor Eindhoven( vac. J. W. -Esselink), J. van Herksen, te Hille- gom. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Charlois, J. D. Barth, te Bodegraven. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. De bevestiging en intrede van cand. G. J. Streeder van 's-Gravenhage in de Ned. Herv. Kerk te Heinenoord, zal Zondag 17 Juni a.s. plaats hebben. Als bevestiger zal optreden Dr. H. Schokking, te 's-Graven hage. Ds. J. R. van Óordt hoopt 22 April afscheid te nemen van de Geref. gemeen te te Opheusden, óm 29 April te Zeist in trede te doen. Bevestiger is Ds. H. Roelof- sen, emeritus-predikant te Zeist. Ds. M. v. d. MAST. Ds. M. v. d. Mast, em. predikant van de Oer. Kerk van -Edam, thans wonende in Den Haag. herdenkt heden den dag, waarop hij voor 55 jaar het predikambt aanvaardde. De 84-jarige grijsaard mag zich nog in goeden welstand verheugen. Ds. v. d. Mast werd 24 Dec. 1843 gebo ren. Ilij ontving zijn opleiding aan de Theol. school te Kampen en werd in 1872 candidaat, om 13 April 1873 te Zutphen bij de Chr. Geref. Kerk het predikambt te aanvaarden. Na 10 jaar vertrok hij naar Nieuwendam, welke standplaats in 1888 met Edam werd verwisseld, waar hij 24 Mei 1914 na ruim 40-jarigen dienst eervol emeritaat ontving. Ds. v. d. Mast vestig de zich toen metterwoon te 's-Gravenhage. BOND VAN NEDERL. PREDIKANTEN. Uit het jaarverslag van het hoofdbe stuur van den Bond van Ned. predikan ten, die a.s. Maandag te Utrecht in alge meene vergadering bijeenkomt, blijkt, dat de tegenstelling tusschen predikanten en kerkvoogden haar invloed doet gelden op den bond en den raad van beheer, wel ke laatste naar sommiger meening niet principieel genoeg stand houdt bij de uit voering van het reglement op de predi kantstraktementen, doch zich laat vin den voor compromissen die bij de predi kanten „een groeiende ongerustheid" hee- ten te hebben teweeg gebracht. Wat hiervan aan is, zal ter aanstaande jaarlijksche bondsvergadering wel blij ken. Daar komt een voorstel van den ring Eist. aan de orde, waarin deze de leden vergadering verzoekt het hoofdbestuur op te dragen, leiding te geven aan een ver zoek vanwege de ringen aan de synode, „om wegens de door dè uitgesproken cri- tiek en de loopende geruchten gewekte ongerustheid te onderzoeken, wat er door het beleid van den raad van beheer is terecht gekomen van de grondbeginselen van het reglement Qp de predikants-trac- tementen, dat de gemeenten behoudens de gestelde minima vrij zijn in het bepalen van het traktement; dat de verhoogingen en kindergelden door de kerk worden ge dragen; dat arme gemeenten voor het bij eenbrengen van het minimum-traktement worden geholpen; dat de centrale kas worde gevormd door naar draagkracht be paalde bijdragen der gemeenten." De gespannen toestand tusschen de beide vertegenwoordigende lichamen blijkt ten overvloede nog uit een mededeeling in het verslag, dat het bondsbestuur de correspondentie met den raad van be heer heeft afgebroken en besloten heeft zich voortaan inzake dezen raad „slechts te richten tot de Synode, waaraan de raad verantwoordelijk is en die dus zelf tegen over de kerk de verantwoordelijkheid draagt voor de handelingen van dien raad". In een brief aan de Synode heeft het hoofdbestuur onomwonden uitgespro ken, „dat het tijd wordt, dat er vanwege de Synode iets gebeurt tot bezwering van de toenemende ongerustheid en het was sende wantrouwen tegenover betgeen in Amersfoort allengs wordt gemaakt van het bij zijn invoering zoo toegejuichte reglement op de predikant9traktementen". Het bondsbestuur vestigt er in zijn jaar verslag den nadruk op, dat het voortdu rend moeite kost, er voor te waken dat we niet terug zakken tot den overwonnen toestand". „Wel menigmaal", zoo heet het, „heeft het hoofdbestuur zich in het afge- loopen jaar gesteld gezien voor de nood zakelijkheid om het verworvene te ver dedigen, om te waarschuwen of zich te verzetten tegen elke tot zijn kennis ko mende poging om tot de oude paden terug te keeren". „Verliest de Bond het vertrouwen, om dat hij niet opgewassen schijnt tegen de macht der Kerkvoogden, de inertie der Synode en de willekeur van den Raad van Beheer?" vraagt het hoofdbestuur zich af naar aanleiding van het stationnair blijven van het ledental, dat van 1053 op 1023 is gedaald. Van de 1023 leden zijn 861 dienst-doend predikant, 143 emeritus, of eervol ont slagen, 19 student. Van de dienstdoenden zijn er 765 Hervormd, 2 Waalsch, 48 Doopsgezind, 14 Remonstrantsch, 24 Evangelisch Luthersch, 2 Hersteld Evan gelisch Luthersch en 3 Indisch. Van de emeriti zijn er 95 Hervormd, 10 Doopsge zind, 2 Remonstrantsch, 5 Evangelisch Luthersch, 2 Hersteld Evangelisch Lu thersch, 2 in het buitenland, 27 buiten kerkverband werkzaam en 7 hoogleeraren. In het geheel telt de Bond 11 vrouwelijke leden. DE WERELD-ZENDINGSCONFERENTIE TL JERUZALEM. Men zendt ons het volgende verslag van Ds. Joh. Rauws: Enkele weken geleden kon men in de bladen lezen, dat de Zendingsconferentie te Jeruzalem veel ergernis gewekt had in de Mohammedaansche wereld. Het is mo gelijk, dat dit bericht niet geheel van grond ontbloot is, maar hier in Jeruzalem zelf wordt er niets van bemerkt. De con ferentie gaat rustig haar gang; zij houdt geen openbare vergaderingen en organi seert geen feesten. Overal waar de leden der conferentie komen, worden ze met welwilendheid ontvangen. Een feit van bijzondere beteekenis is, dat de Mufti, het hoogste gezag in -de Mohammedaansche gemeenschap te Jeruzalem, de conferen tie officieel heeft uitgenoodigd tot een bezoek aan den tempelberg, en dat wel op een uur, waarop deze plaats anders voor niet-Mohammedanen gesloten is. Met blijdschap werd hiervan gebruik gemaakt om de moskee van de rots te be zoeken. De rots is de plaats, waar Abra ham zijn zoon Izaak op den berg Moria ten offer ging brengen; het is het altaar in den voorhof des tempels, waarop de priesters de offerdieren slachtten. De Mo hammedanen zeggen, dat Mohammed hier ten hemel is gevaren en houden de plek daarom voor bijzonder heilig. Op den tem pelberg staat nog een tweede moskee, die heel duidelijk laat zien, dat zij als kerk door de kruisvaarders gebouwd is. Daar onder vindt men de stallen van Salomo. Ook door de niet-Protestantsche kerken te Jeruzalem wordt de conferentie op zeer vriendelijke wijze bejegend. De patriar chen dier kerken zijn op bezoek geweest; alleen de Roomsch Katholieke niet. Men zag er den patriarch Damianos van de Grieksche kerk, den aartsbisschip Anas- tassy der Russische kerk, den patriarch der Koptische kerk. dien der Armenische kerk en den hoogepriester der Samarita nen. De Russische kerkvorst, een eerbied waardige grijsaard, beantwoordde de toe spraak van Dr. Mott en gaf de conferen tie zijn zegen. Dergelijke feestelijkheden zijn echter uitzondering. De conferentie moet hard werken om vóór Paschen klaar te ko men. Het werk der commis9ie9 is nu in zoodanig stadium gekomen, dat enkele reeds haar rapport konden indienen. De ze rapporten worden dan in de volle zit ting der conferentie gelezen en besproken, soms gaat het rapport dan naar de com missie terug om het om te werken of aan te vullen. Het mooiste is, als het met al gemeene stemmen wordt aangenomen en daarmee een uitspraak der geheele con ferentie wordt. Het rapport over de Evangelieverkondi ging onder de Joden vond niet veel te genspraak. Het verwees naar de beslui ten der conferenties over het onderwerp, in 1927 te Budapest en Warschau gehou den. Het rapport over de Medische zending passeerde ook zonder discussie. Dat ech ter over industrie en de problemen van het platteland lokte een breede bespreking uit. Het wijst op het nauwe verband tus schen Evangelie-verkondiging en de zorg voor de maatschappelijke verhoudingen. Het stuurt aan op de stichting van een speciaal bureau van onderzoek en voor lichting. in nauw verband met den Inter nationalen Zendingsraad. Hiertegen rezen van verschillende kanten bezwaren. Som migen vreesden voor concurrentie met 't bureau, dat door de conferentie van Stock holm is opgericht; anderen voor een te nauw verband met het bureau van den Volkenbond. Het resultaat was, dat deze aangelegenheid in handen van het Co mité van den Internationalen Zendings raad is gegeven voor verdere bestudeering en uitwerking alvorens het voorstel aan de Zendingscorporaties wordt voorgelegd. Naarmate er meer rapporten van de commissies inkomen, worden de vergade ringen belangrijker. WACHTGELDERS, DIE NIET WILLEN. Men schrijft aan het „Hdbld.": In de een dezer dagen gehouden verga dering van den raad van Lemsterland stelden B. en W. pen spoedvoorstel aan de orde tot benoeming van een onderwij zer-wachtgelder aan de O.L. school te Echten (Middenvaart). De voorzitter deelde mede, dat uit. de lijst van wachtgelders eenige tientallen waren aangeschreven, evenwel zonder re sultaat, zoodat B. en W. op advies van den inspecteur en van het betrokken schoolhoofd een wachtgelder te Zuidwol- de ..tijdelijk aanstelden. De kennisgeving van benoeming is direct verzonden, doch van de betrokkene was noch een bedank brief noch eenig ander bericht op deze aanstelling ontvangen, zoodat de vaca ture onbezet bleef. Thans was weer een brief van den inspecteur ingekomen, waarin deze adviseerde genoemden on derwijzer inplaats van tijdelijk voor vast te benoemen en B. en W. geen kans zien de voor den len Mei deze vacature te be zetten, stelden met het oog op het risico, dat de rijkssubsidie ten aanzien van deze vacature zou kunnen worden ingetrok ken, den raad voor van den gewonen re-' gel af te wijken en het advie9 van den in specteur op te volgen. Na eenige discus sie ging de raad, die geen andere moge lijkheid zag, met het voorstel mee, onder opmerking dat deze wijze van benoe ming verre van sympathiek is. BINNENLAND. HET HULDEBLIJK VOOR DE KONINGIN-MOEDER. Naar het Vaderland verneemt, over weegt het comité voor het Huldeblijk aan H. M. de Koningin-Moeder van de Nederlandsche vrouwen, om een wensch van H. M. te vervullen, door haar een tapijt aan te bieden voor een der groote salons van het Paleis te Soestdijk. Het ligt in het voornemen, het werk stuk in een Nederlandsche fabriek te laten vervaardigen. Inzameling in Duitschland. Te Berlijn is onder voorzitterschap van Mevr. van Limburg Stirum, echt- genoote van onzen gezant aldaar, een comité gevormd, met het doel onder de in Duischland levende Nederland sche vrouwen een collecte te organi- seeren, waarvan de opbrengst als bij drage dezer vrouwen zal strekken voor het huldeblijk, dat aan H. M. de Koningin-Moeder zal worden overhan-. digd. PRINS HENDRIK TE MILAAN. Uit Milaan seint de Ag. Stefani, dat Prins Hendrik de Jaarbeurs bezocht, vergezeld door zijn adjudant, Kap. Lu- cassen, den consul-generaal de Visser, en andere personen. Zij werden rondgeleid door bestuurs leden van de Jaarbeurs. De Prins leg de in het bijzonder groote belangstel ling aan den dag voor het paviljoen van de confederatie der land bouwers en voor de marine-tentoon stelling. KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING. Tet gelegenheid van het eeuwfeest van de Maatschappij voor moederlijke weldadigheid te Den Bosch, heeft H. M. de Koningin de presidente, Mevr. FEUILLETON. 36) o Ik zat star en stom van ontzetting niet in staat, het geringste woord uit te brengen. Het schemerde mij voor de oogen en 't was me onmogelijk, ook slechts één klare gedachte op te vat ten; het was, als drukte de geheele wereld op mij. Ik weet niet, hoe lang we daar zoo zaten; eindelijk herstel de ik me een weinig, maakte me uit hare omhelzing los en stiet de woor den uit: „Maar, Elsje, dat is verschrikkelijk! Hoe kondt ge „Wees barmhartig, Roosje 1" zuchtte zij, terwijl zij hare handen biddend omhoog hief; „maak me geen verwij ten; ik heb imimers niemand meer dan jou En opnieuw begon het hartbreken de weenen. Ook mijne oogen stonden vol trapen; ik was radeloos en geheel ontdaan. Ik greep hare hand en vroeg ten slotte: „Maar waarom wil hij dan niet trouwen?" Qnder een nieuwen tranenvloed ant woordde zij: .Hij zegt, 't is onmogelijk, vóór ein de Januari alles te regelen, maar dan En andermaal vloden hare tranen. Ik was zelf de vertwijfeling nabij Ik dacht aan mij zelfEn het arme wezen, dat daar voor mij in hare smart verteerde! Wat te beginnen?- „Wat heeft dan uw verloofde nog te regelen voor liet huwelijk? Ik begrijp liet niet. Hij heeft toch éen vast inko men en is in alle opzichten zelfstan dig. Ge kunt u overigens, zoo noodig, wel wat bekrimpen". ,,Dat alles heb ik hem gezegd; ik wilde van alle vermaken en genoegens afzien, alle, ook het geringste, huis werk zelf verrichten. Ik heb mé lieden voor hem op de knieën geworpen en hem gesmeekt, met me naar het bu reau van den burgerlijken stand te gaan, om aan te teekenen". Elsje, dat fiere, sclioone, veel-bc- wonderde Elsje op de knieën voor dien man. Die gedachte schokte mij zoo zeer, dat mijn adem bijna stokte. „En wat deed, wat zeide hij toen?" „Hij richtte mij op, omhelsde mij, ieidde me naar de sofa en verzocht me, toch kalmer te worden. Maar voor- ioopig was 't totaal onmogelijk; hij had onvoorwaardelijk te voren nog groote verplichtingen na te komen; in geval hij eerder huwde, kon een onaf zienbare ramp over ons beiden neerko men. Dat wilde en durfde hij niet wa gen. Verdere verklaringen kon hij me niet geven. Ik moest maar zoolang op kamers gaan wonen. Hij zou er wel voor zorgen, dat mijn wegblijven nie mand kon op vallen. Dat was zijn plan, hetwelk ik ongetwijfeld bij kalm overleg moest billijken'. „Roosje, Roosje', aldus eindigde zij onder-een nieuwen tranenvloed, wat ben ik ongelukkig! Ik gruwde van den afgrond van el lende én zielenood, waarin ik daar neerblikte; jk had heen willen vluch ten, om den hartverscheurenden aan blik van het arme schepsel niet meer voor oogen te hebben. Doch ik zeide tot me zelve, dat mijn plaats thans aan Eisje's zijde was. Ik mocht haar niet verlaten, al wist ik ook niet, hoe ik haar helpen kon. Ook niij wilde ten slotte niets beters invallen dan wat BertblJi voorgeslagen had, hoewel mij zijn geheele gedrag zoo verdacht voor kwam dat ik, ook bij 'tingaan op zijn voorstel, voor Elsje vreesde Wat t.ad hij nog te regelen? Waar om kon een spoedig huwelijk een ramp over beiden neertrekken? Daar /at iets in, wat het licht schuwde. Eensklaps viel mij wederom in, wat mevrouw Regen mij van hare ont moeting op hare reis met dien heer c.i die tv. te dames medegedeeld had. Ik had de mogelijkheid, dat het Els jes verloofde had kunnen zijn. toen met geweld van me af geworpen en verder de geheele zaak door mijn per- iike ellende vergeten. Thans ech ter wilde het me als vast en zeker voor komen, dat die man en Bertoldi één en dezelfde persoon was; en dan? Ar me, allerarmste Elsjel Ik duizelde; een vloed van mogelijkheden gonsde mij door het hoofd; ik onderdrukte ze met ge wel.I, om me met het troos- telooze wezen vóór mij te kunnen be moeien. „Een geluk nog Elsje", zeide ik, dat ge thans uit Wiesenau weg komt". Doch zij begon weer hartverscheurend te schreien. Wat moest ik doen? Ik trok haar aan mijne borst, omstrengelde haar met mijne armen en zocht baar moed en troost in te spreken; alles zou nog wel terecht komen; ik zou haar niet verlaten en zoo meer; ik weet zelf niet meer, wat ik haar allemaal voor gepraat heb, hoewel mij een inwendi ge stem zeide, dat het slechts zeer le dige woorden waren en dat een droe vige ontknooping aanstaande was. Zoo werd het langzamerhand tijd, dat zij naar het station ging. Ik vergezel de haar natuurlijk. Het afscheid was smartelijk boven alle mate; ik vrees het ergste; doch ik mag me het hoofd afmartelen zooveel ik wil, ik vind geen uitweg. Ware slechts de nacht reeds voorbij. 27 October. Ik heb een verschrikkelijke nacht doorgebracht. Ik zag Elsje dood. hoor de haar tevoren naar mij om hulp roe pen; ik wilde tot haar snellen, kon me echter niet van de piaats bewegen. Dan sprong ik weer op, bleef uren lang wakker en droomde daarna nog ontzettende dingen. Hedenmorgen was ik zoo moede en naar, dat ik me eerst ziek wilde laten melden. Ten laatste echter herstelde ik me en ging naar school. Mijn uiterlijk moet wel opvallend bleek geweest zijn, want een mijner kleine schoolkinderen vroeg me medelijdend: „Juffrouw, i9 u ziek?" Die onschuldige vraag bracht me schier de tranen in de oogen. Ook mijn mede-onderwijzeres vroeg me deelnemend naar mijn gezond heid. Ik zeide haar, dat ik zeer slecht geslapen had; zij wilde me iets te eten halen er sprak zoo goedig en lief met me als eene moeder. En ik verdien dat toch eigenlijk volstrekt niet. Eén oogenblik gevoelde ik me met kracht aangegrepen en aangezet, haar tenminste een gedeelte van mijn gren- zenloos harteleed toe te vertrouwen. Maar ik kan en mag immers niet. Hoe verschrikkelijk is bet, volstrekt nie mand op de gansche, wijde wereld te hebben, wien men zich toevertrouwen kan. Allen, die mij liefhadden, heb ik van me gestooten; ik ben geheel een zaam, geheel alleen. De eenige, die mij nog liefheeft, is radeloos en hul peloos ongelukkig en op mij aangewe zen. op mij, die me zelve niet vermo te helpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5