NIEUWE LEIOSCHE COURANT
Het dagboek van een Leerares
van
VRIJDAG 13 APRIL 1928
TWEEDE BLAD.
Ir. JOH. KRAP.
Een zeer verdienstelijk ingenieur,
die met volle toewijding de Anti-
Rev. Partij diende als Tweede Ka
merlid, Cedeputeerde en lid van
den Gemeenteraad van 's-Graven-
hage, wordt morgen 70 jaar.
Morgen viert de heer Joh. Krap te 's-
Gravenhage, lid van de Algemeene Reken
kamer. oud-lid van de Tweede Kamer,
van Ged. Staten van Zuid-Holland en van
den gemeenteraad van 's-Gravenhage, zijn
zeventig9ten verjaardag.
Johannes Krap werd 14 April 1858 te
Werkendam als jongste uit een gezin van
10 kinderen geboren. Hij ontving in zijn
geboorteplaats openbaar zoowel als bij
zonder lager onderwijs en bezocht de H.
B. S. te Gorinchem, waar hij practisch ge
sproken, direct in de 3e klas terecht
kwam
In 1877 kwam de heer Krap aan de Po
lytechnische school te Delft om te worden
opgeleid tot civiel ingenieur waarvoor hij
in 1882 dan ook examen deed. In 1883
volgde zijn benoeming bij den algemeenen
dienst van den Rijkswaterstaat met stand
plaats 's-Gravenhage. Op dit bureau werd
hij belast met de vervaardiging van de
waterstaatskaart van Nederland. Hiervoor
was noodig, dat hij ongeveer 9 maanden
op het terrein in verschillende deelen van
ons land werkzaam was en slechts gedu
rende de 3 wintermaanden de terreinop
namen in kaart bracht en voor den druk
gereed maakte. Deze kaarten werden ge
drukt aan de Topografische Inrichting te
's-Gravenhage en het randschrift om de
kaart beschreven met alle mogelijke ge
gevens omtrent den waterstaatskundigen
toestand en de reglementen van heem
raadschappen en polders, welk randschrift
aan de Landsdrukkerij werd gereed ge
maakt.
Door deze terreinwerkzaamheden werd
de heer Krap plaatselijk bekend in de
provincies Overijsel. Drente, Groningen,
Noord-Brabant, Limburg en Zeeuwsch-
Vlaanderen.
Toen hij in 1888 meer permanent in Den
Haag was, werd den heer Krap ook op
gedragen de zorg en verzameling van alle
waterhoogten aan de rijkspeilschalen in
Nederland.
Na de storm van omstreeks 1894, toen
de Scheveningers met hun bjrnu'n van
het strand verdreven werden en hun lig
plaats vrijwel was verloren gegaan, kwa
men onze visschers tot den heer Krap om
hulp in den nood.
Met wijlen ingenieur van Heurn heeft
toen onze 70-jarige een ontwerp gemaakt
van een kanaal van Scheveningen naar
Hoek van Holland. Deze richting werd
gekozen omdat volgens de toenmalige be
grippen geen haven naar Je kust mocht
worden aangelegd zonder den bouw van
een fort.
Over dit ontwerp heeft de heer Krap
toen op verzoek van het bestuur van het
Kon. Instituut van Ingenieurs een voor
dracht gehouden. Het onderwerp was zoo
actueel in die dagen, dat de heer Krap
een beschrijvende studie in het licht gaf
ter verduidelijking van het onderwerp,
getiteld: „Een haven te Scheveningen 80
jaar gewenscht, is nu noodzakelijk", welk
geschrift een tweede druk belecfde. Door
deze werkzaamheden werd de heer Krap
in Den Haag en speciaal in Scheveningen
meer bekend, temeer waar hij aan het pu
blieke leven een warm aandeel nam en
o.m. bestuurslid was van de A.R. Kies-
vereeniging „Nederland en Oranje", zoo
dat hij al spoedig aangezocht werd voor
een candidatuur voor den gemeenteraad.
Eerst na herhaalde aandrang gaf de heer
Krap toe en ;n 1894 werd hij candidaat
voor den Haagschen aad. Hoewel een li
beraal ingenieur en een conservatief man
van adel zijn, vooral toen niet te onder
schatten tegencandidaten waren, haalde
de heer Krap tot een ieders verbazing bij
eerste stemming reeds de eindstreep. Zijn
verkiezing was voor de kleL.e A.R. fractie
een aanwinst en al spoed werd de heer
Krap in den Raad een op den voorgrond
tredend figuur. Men benoemde hem in de
commissie van fabrigage, in de gascom-
missie, in de tramcommissie en in de ha
vencommissie.
In 1897 kwam „Nederland en Oranje"
te 's-Gravenhage met den heer Krap als
Kamercandidaat uit en ook nu won zij
tegen aller verwachting in met hem het
pleit, in 1901 zag de heer Krap zijn man
daat vernieuwd en dat nog wel in Den
Haag I, het z.g. arbeidersdistrict.
Doordat in 1905 de Liberalen bij her
stemming op de sociaal-democraten over
gingen, sloeg de heer K. ter Laan den
heer Krap. zoodat deze als Kamerlid viel.
De heer Krap was gedurende de 8 jaar
van zijn Kamerlidmaatschap de toegewij
de en nauwgezette secretaris van de A.R.
Kamerfractie, als hoedanig hij eerst naast
Dr. A. Kuyper en later naast Mr. Th.
Heemskerk, die resp. voorzitter der frac
tie waren, arbeidde.
De heer Krap sprak weinig in ons Par
lement, maar behoorde tot degenen, die
altoos de zittingen bijwoonden en van alle
onderwerpen stuiie maakte, waarom hij
voor de A.R. fractie een waardevolle
kracht was. De heer Krap was gedurende
zijn Kamerlidmaatschap altijd rapporteur
over het hoofdstuk van Waterstaat.
In die jaren werd onze 70-jarige ook
gekozen tot lid van het Prov. Comité van
A.R. Kiesvereenigingen in Zuid-IIollanJ.
In 1901 kwam de heer Krap ook in Je
Prov. Staten van Zuid-Holland, waar hij
in het hem totaal onbekende district Zoe-
termeer den aftredenden liberaal slojg.
Bij zijn intrede in dit college volgde di
rect zijn verkiezing tot lid van Ge 1. Sta-
ien. Het aannemen van deze verkiezing
deed vanzelf zijn Raadslidmaatschap ver
vallen. De heer Krap nam toen ook ont
slag uit 's Rijks dienst.
In het college van Ged. Staten was de
heer Krap begrijpelijkerwijs belas' met
waterstaatszaken. Als zoodanig hseft hij
met kracht geijverd voor de voortzetting
van de verbetering der waterwegen waar
van speciaal genoemd kan worden da ver
betering van het. Aarkanaal.
Op het gebied van waterstaatsreplemen-
ten heeft de heer Krap tot stanj weten
te brengen de dijkring Flakkee, wat men
voor 200 ji ar en voor 100 jaar al eens
?onder resultaat had gepoogd. Dit was
van niet geringe beteekenis voor heel het
eiland en de heer Krap heeft hiermede de
bevolking van Flakkee in niet geringe
mate aan zich verplicht.
In 1911 volgde zijn benoeming tot lid
van de Algemeene Rekenkamer, wat oor
zaak was dat hij als Statenlid moest af
treden.
Voor de A.R. partij heeft de 70-jarige
zich met groote trouw gegeven. Nam hij
aan de uiterlijke propaganda nooit veel
deel, temeer gaf hij zijn kracht aan de
innerlijke versterking der partij. Van het
college van gemachtigden van onze par
tij maakt de heer Krap nog deel uit.
Maar ook op het gebied van Kerk en
School gaf de jarige zich. De ongedeelde
Geref. Kerk van 's-Gravenhage diende de
heer Krap eerst als lid van het bestuur
der kerkelijke kas. later als lid van de
commissie van beheer, terwijl hij o.m. deel
uitmaakte van de bouwcommissie der
Noorderkerk.
Het Chr. onderwijs heeft in den heer
Krap een vriend in al zijn vertakkingen
Van 1907—1912: van 1913—1918; van 1918
1924 en van 1925 tot heden diende de heer
Krap de Vrije Universiteit als directeur.
Van 1888—1927 was hij penningmeester
van het Locaal Comité-'s-Gravenhage der
Vrije Universiteit. Op de jaarv rgaderin-
gen van de Vereeniging voor Hooger On
derwijs op Ger. grondslag, waarvan de V.
U. uitgaat, heeft de heer Krap sedert 1883
nimmer ontbroken.
Wat het lager onderwijs betreft, de
heer Krap diende zoowel de Geref. School
bond; de vereeniging „de Elout van Soe-
terwoude-school", als de 'Bewaar- en
Handwerkschool „Samuël" in zijn woon
plaats als bestuurslid.
Belangrijk en veelomvattend is ook de
arbeid dien de heer Krap heeft gedaan als
bestuurslid van de vereeniging' tot Chr.
verzorging van Krankzinnigen in Neder
land.
Voor 1912 was hi; enkele jaren lid van
het bestuur van de stichting „Bloemen-
daal" te Loosdu nen, die o.m. vai deze
vereeniging uitgaat. Sindsdien is de heer
Krap lid en penningmeester van hot Cen
traal bestuur van bovengenoemde vereeni
ging. Ook van de kliniekcommissie dezer
vereeniging, waarvan de Valeriuskliniek
te Amsterdam uitgt-at, is de 70-jarige
voorzitter.
Al9 lid van dén gemeenteraad bepleitte
hij reeds de wenschelijkheid, om ook aan
de armlastige patiënten vrijheid te schen
ken een keus te doen tot verpleging in
een hun sympathieke omgeving en daar
om een contract te sluiten met de Ver
eeniging tot Christelijke Verzorging van
Krankzinnigen in Nederland voor plaat
sing van Haagsche patiënten in Bloemen-
daal.
Als lid van Ged. Staten was hij in de
zelfde richting werkzaam en werden de
grondslagen gelegd en contracten geslo
ten, die nog bestaan en steeds werden uit
gebreid tot verpleging der patiënten in
particuliere gestichten, waardoor met vol
le medewerking van den Commissaris
der Koningin, Mr. Patijn en het lid van
Ged. Staten, Mr. Goekoop, voorkomen
werd de oprichting van een Provinciaal
gesticht" in Zuid-Holland.
Nog steeds is zijn leus: sluit contracten
met de provinciën voor opname van arm
lastige patiënten, opdat zij die geen hel
per hebben ook de vrije keuze van ver
pleging deelachtig kunnen worden.
Op dit oogenblik zijn reeds contracten
gesloten met Friesland, Groningen, Dren
te, Gelderland, Utrecht, Noord-IIolland en
Zuid-Holland.
Van de Vereeniging van Krankzinnigen
gestichten in Nederland is hij mede op
richter en thans voorzitter van het Be
stuur.
Van het bestuur van het sanatorium
„Sonnevanck" te Harderwijk maakt hij
eveneens deel uit.
In het bestuur van het Geref. Militair
Tehuis- te 's-Gravenhage heeft de heer
Krap vanaf de oprichting zitting. In zijn
kwaliteit van lid van de commissie van
advies van de Haag9che afda van „Patri
monium" heeft hij bij de woningbouw de
zer vereeniging herhaaldelijk waardevol
le adviezen mogen geven.
Vele jaren \vas de heer Krap lid van de
Rijkscommissie bedoeld in art. 35 der Wo
ningwet. Van het college „Weldadig en
Zorgvuldig" te 's-Gravenhage maakt de
heer Krap eveneens nog deel uit.
De Regeering erkende zijn verdiensten
door hern te benoemen tot ridder in de
órde van den Ned. Leeuw.
Naar wii vernemen heeft zich een comi
té gevórmd om den heer Krap op zijn
feestdag te tporiën, hoezeer zijn toegewij
de arbeid voor het geineenebest, gedu
rende zoovele jaren in breeden kring ge
waardeerd wordt.
Maandagmiddag zal de heer Krap van
45 Vi uur in „De Twee Steden" te 's-Gra
venhage recipieeren, terwijl hem 's avonds
een feestmaaltijd zal worden aangeboden.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Beesd, A. J. van Wijn
gaarden, te Westmaas.
Aangenomen: Naar Oostzaan, W.
van Dooren, te Nieuwveen.
GEREF. KERKEN.
Aangenomen: Naar Amsterdam-Z.,
(2de predikantsplaats), C. J. Sikkel, te
Oosthem.
Bedankt: Voor Hilversum, (3de pre
dikantsplaats), C. J. Sikkel, te Oosthem.
Voor Warffum, J. AttGma, te Stadskanaal
Pekeldervveg. Voor Eindhoven( vac. J.
W. -Esselink), J. van Herksen, te Hille-
gom.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Charlois, J. D. Barth,
te Bodegraven.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
De bevestiging en intrede van cand. G.
J. Streeder van 's-Gravenhage in de Ned.
Herv. Kerk te Heinenoord, zal Zondag 17
Juni a.s. plaats hebben. Als bevestiger zal
optreden Dr. H. Schokking, te 's-Graven
hage.
Ds. J. R. van Óordt hoopt 22 April
afscheid te nemen van de Geref. gemeen
te te Opheusden, óm 29 April te Zeist in
trede te doen. Bevestiger is Ds. H. Roelof-
sen, emeritus-predikant te Zeist.
Ds. M. v. d. MAST.
Ds. M. v. d. Mast, em. predikant van
de Oer. Kerk van -Edam, thans wonende
in Den Haag. herdenkt heden den dag,
waarop hij voor 55 jaar het predikambt
aanvaardde.
De 84-jarige grijsaard mag zich nog in
goeden welstand verheugen.
Ds. v. d. Mast werd 24 Dec. 1843 gebo
ren. Ilij ontving zijn opleiding aan de
Theol. school te Kampen en werd in 1872
candidaat, om 13 April 1873 te Zutphen
bij de Chr. Geref. Kerk het predikambt
te aanvaarden. Na 10 jaar vertrok hij naar
Nieuwendam, welke standplaats in 1888
met Edam werd verwisseld, waar hij 24
Mei 1914 na ruim 40-jarigen dienst eervol
emeritaat ontving. Ds. v. d. Mast vestig
de zich toen metterwoon te 's-Gravenhage.
BOND VAN NEDERL. PREDIKANTEN.
Uit het jaarverslag van het hoofdbe
stuur van den Bond van Ned. predikan
ten, die a.s. Maandag te Utrecht in alge
meene vergadering bijeenkomt, blijkt, dat
de tegenstelling tusschen predikanten en
kerkvoogden haar invloed doet gelden op
den bond en den raad van beheer, wel
ke laatste naar sommiger meening niet
principieel genoeg stand houdt bij de uit
voering van het reglement op de predi
kantstraktementen, doch zich laat vin
den voor compromissen die bij de predi
kanten „een groeiende ongerustheid" hee-
ten te hebben teweeg gebracht.
Wat hiervan aan is, zal ter aanstaande
jaarlijksche bondsvergadering wel blij
ken. Daar komt een voorstel van den ring
Eist. aan de orde, waarin deze de leden
vergadering verzoekt het hoofdbestuur op
te dragen, leiding te geven aan een ver
zoek vanwege de ringen aan de synode,
„om wegens de door dè uitgesproken cri-
tiek en de loopende geruchten gewekte
ongerustheid te onderzoeken, wat er door
het beleid van den raad van beheer is
terecht gekomen van de grondbeginselen
van het reglement Qp de predikants-trac-
tementen, dat de gemeenten behoudens de
gestelde minima vrij zijn in het bepalen
van het traktement; dat de verhoogingen
en kindergelden door de kerk worden ge
dragen; dat arme gemeenten voor het bij
eenbrengen van het minimum-traktement
worden geholpen; dat de centrale kas
worde gevormd door naar draagkracht be
paalde bijdragen der gemeenten."
De gespannen toestand tusschen de
beide vertegenwoordigende lichamen blijkt
ten overvloede nog uit een mededeeling
in het verslag, dat het bondsbestuur de
correspondentie met den raad van be
heer heeft afgebroken en besloten heeft
zich voortaan inzake dezen raad „slechts
te richten tot de Synode, waaraan de raad
verantwoordelijk is en die dus zelf tegen
over de kerk de verantwoordelijkheid
draagt voor de handelingen van dien
raad". In een brief aan de Synode heeft
het hoofdbestuur onomwonden uitgespro
ken, „dat het tijd wordt, dat er vanwege
de Synode iets gebeurt tot bezwering van
de toenemende ongerustheid en het was
sende wantrouwen tegenover betgeen in
Amersfoort allengs wordt gemaakt van
het bij zijn invoering zoo toegejuichte
reglement op de predikant9traktementen".
Het bondsbestuur vestigt er in zijn jaar
verslag den nadruk op, dat het voortdu
rend moeite kost, er voor te waken dat
we niet terug zakken tot den overwonnen
toestand". „Wel menigmaal", zoo heet het,
„heeft het hoofdbestuur zich in het afge-
loopen jaar gesteld gezien voor de nood
zakelijkheid om het verworvene te ver
dedigen, om te waarschuwen of zich te
verzetten tegen elke tot zijn kennis ko
mende poging om tot de oude paden
terug te keeren".
„Verliest de Bond het vertrouwen, om
dat hij niet opgewassen schijnt tegen de
macht der Kerkvoogden, de inertie der
Synode en de willekeur van den Raad van
Beheer?" vraagt het hoofdbestuur zich
af naar aanleiding van het stationnair
blijven van het ledental, dat van 1053 op
1023 is gedaald.
Van de 1023 leden zijn 861 dienst-doend
predikant, 143 emeritus, of eervol ont
slagen, 19 student. Van de dienstdoenden
zijn er 765 Hervormd, 2 Waalsch, 48
Doopsgezind, 14 Remonstrantsch, 24
Evangelisch Luthersch, 2 Hersteld Evan
gelisch Luthersch en 3 Indisch. Van de
emeriti zijn er 95 Hervormd, 10 Doopsge
zind, 2 Remonstrantsch, 5 Evangelisch
Luthersch, 2 Hersteld Evangelisch Lu
thersch, 2 in het buitenland, 27 buiten
kerkverband werkzaam en 7 hoogleeraren.
In het geheel telt de Bond 11 vrouwelijke
leden.
DE WERELD-ZENDINGSCONFERENTIE
TL JERUZALEM.
Men zendt ons het volgende verslag
van Ds. Joh. Rauws:
Enkele weken geleden kon men in de
bladen lezen, dat de Zendingsconferentie
te Jeruzalem veel ergernis gewekt had in
de Mohammedaansche wereld. Het is mo
gelijk, dat dit bericht niet geheel van
grond ontbloot is, maar hier in Jeruzalem
zelf wordt er niets van bemerkt. De con
ferentie gaat rustig haar gang; zij houdt
geen openbare vergaderingen en organi
seert geen feesten. Overal waar de leden
der conferentie komen, worden ze met
welwilendheid ontvangen. Een feit van
bijzondere beteekenis is, dat de Mufti, het
hoogste gezag in -de Mohammedaansche
gemeenschap te Jeruzalem, de conferen
tie officieel heeft uitgenoodigd tot een
bezoek aan den tempelberg, en dat wel
op een uur, waarop deze plaats anders
voor niet-Mohammedanen gesloten is.
Met blijdschap werd hiervan gebruik
gemaakt om de moskee van de rots te be
zoeken. De rots is de plaats, waar Abra
ham zijn zoon Izaak op den berg Moria
ten offer ging brengen; het is het altaar
in den voorhof des tempels, waarop de
priesters de offerdieren slachtten. De Mo
hammedanen zeggen, dat Mohammed hier
ten hemel is gevaren en houden de plek
daarom voor bijzonder heilig. Op den tem
pelberg staat nog een tweede moskee, die
heel duidelijk laat zien, dat zij als kerk
door de kruisvaarders gebouwd is. Daar
onder vindt men de stallen van Salomo.
Ook door de niet-Protestantsche kerken
te Jeruzalem wordt de conferentie op zeer
vriendelijke wijze bejegend. De patriar
chen dier kerken zijn op bezoek geweest;
alleen de Roomsch Katholieke niet. Men
zag er den patriarch Damianos van de
Grieksche kerk, den aartsbisschip Anas-
tassy der Russische kerk, den patriarch
der Koptische kerk. dien der Armenische
kerk en den hoogepriester der Samarita
nen. De Russische kerkvorst, een eerbied
waardige grijsaard, beantwoordde de toe
spraak van Dr. Mott en gaf de conferen
tie zijn zegen.
Dergelijke feestelijkheden zijn echter
uitzondering. De conferentie moet hard
werken om vóór Paschen klaar te ko
men. Het werk der commis9ie9 is nu in
zoodanig stadium gekomen, dat enkele
reeds haar rapport konden indienen. De
ze rapporten worden dan in de volle zit
ting der conferentie gelezen en besproken,
soms gaat het rapport dan naar de com
missie terug om het om te werken of aan
te vullen. Het mooiste is, als het met al
gemeene stemmen wordt aangenomen en
daarmee een uitspraak der geheele con
ferentie wordt.
Het rapport over de Evangelieverkondi
ging onder de Joden vond niet veel te
genspraak. Het verwees naar de beslui
ten der conferenties over het onderwerp,
in 1927 te Budapest en Warschau gehou
den.
Het rapport over de Medische zending
passeerde ook zonder discussie. Dat ech
ter over industrie en de problemen van
het platteland lokte een breede bespreking
uit. Het wijst op het nauwe verband tus
schen Evangelie-verkondiging en de zorg
voor de maatschappelijke verhoudingen.
Het stuurt aan op de stichting van een
speciaal bureau van onderzoek en voor
lichting. in nauw verband met den Inter
nationalen Zendingsraad. Hiertegen rezen
van verschillende kanten bezwaren. Som
migen vreesden voor concurrentie met 't
bureau, dat door de conferentie van Stock
holm is opgericht; anderen voor een te
nauw verband met het bureau van den
Volkenbond. Het resultaat was, dat deze
aangelegenheid in handen van het Co
mité van den Internationalen Zendings
raad is gegeven voor verdere bestudeering
en uitwerking alvorens het voorstel aan
de Zendingscorporaties wordt voorgelegd.
Naarmate er meer rapporten van de
commissies inkomen, worden de vergade
ringen belangrijker.
WACHTGELDERS, DIE NIET WILLEN.
Men schrijft aan het „Hdbld.":
In de een dezer dagen gehouden verga
dering van den raad van Lemsterland
stelden B. en W. pen spoedvoorstel aan
de orde tot benoeming van een onderwij
zer-wachtgelder aan de O.L. school te
Echten (Middenvaart).
De voorzitter deelde mede, dat uit. de
lijst van wachtgelders eenige tientallen
waren aangeschreven, evenwel zonder re
sultaat, zoodat B. en W. op advies van
den inspecteur en van het betrokken
schoolhoofd een wachtgelder te Zuidwol-
de ..tijdelijk aanstelden. De kennisgeving
van benoeming is direct verzonden, doch
van de betrokkene was noch een bedank
brief noch eenig ander bericht op deze
aanstelling ontvangen, zoodat de vaca
ture onbezet bleef. Thans was weer een
brief van den inspecteur ingekomen,
waarin deze adviseerde genoemden on
derwijzer inplaats van tijdelijk voor vast
te benoemen en B. en W. geen kans zien
de voor den len Mei deze vacature te be
zetten, stelden met het oog op het risico,
dat de rijkssubsidie ten aanzien van deze
vacature zou kunnen worden ingetrok
ken, den raad voor van den gewonen re-'
gel af te wijken en het advie9 van den in
specteur op te volgen. Na eenige discus
sie ging de raad, die geen andere moge
lijkheid zag, met het voorstel mee, onder
opmerking dat deze wijze van benoe
ming verre van sympathiek is.
BINNENLAND.
HET HULDEBLIJK VOOR DE
KONINGIN-MOEDER.
Naar het Vaderland verneemt, over
weegt het comité voor het Huldeblijk
aan H. M. de Koningin-Moeder van de
Nederlandsche vrouwen, om een
wensch van H. M. te vervullen, door
haar een tapijt aan te bieden voor een
der groote salons van het Paleis te
Soestdijk.
Het ligt in het voornemen, het werk
stuk in een Nederlandsche fabriek te
laten vervaardigen.
Inzameling in Duitschland.
Te Berlijn is onder voorzitterschap
van Mevr. van Limburg Stirum, echt-
genoote van onzen gezant aldaar, een
comité gevormd, met het doel onder
de in Duischland levende Nederland
sche vrouwen een collecte te organi-
seeren, waarvan de opbrengst als bij
drage dezer vrouwen zal strekken
voor het huldeblijk, dat aan H. M. de
Koningin-Moeder zal worden overhan-.
digd.
PRINS HENDRIK TE MILAAN.
Uit Milaan seint de Ag. Stefani, dat
Prins Hendrik de Jaarbeurs bezocht,
vergezeld door zijn adjudant, Kap. Lu-
cassen, den consul-generaal de Visser,
en andere personen.
Zij werden rondgeleid door bestuurs
leden van de Jaarbeurs. De Prins leg
de in het bijzonder groote belangstel
ling aan den dag voor het paviljoen
van de confederatie der land
bouwers en voor de marine-tentoon
stelling.
KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING.
Tet gelegenheid van het eeuwfeest
van de Maatschappij voor moederlijke
weldadigheid te Den Bosch, heeft H.
M. de Koningin de presidente, Mevr.
FEUILLETON.
36) o
Ik zat star en stom van ontzetting
niet in staat, het geringste woord uit
te brengen. Het schemerde mij voor
de oogen en 't was me onmogelijk, ook
slechts één klare gedachte op te vat
ten; het was, als drukte de geheele
wereld op mij. Ik weet niet, hoe lang
we daar zoo zaten; eindelijk herstel
de ik me een weinig, maakte me uit
hare omhelzing los en stiet de woor
den uit:
„Maar, Elsje, dat is verschrikkelijk!
Hoe kondt ge
„Wees barmhartig, Roosje 1" zuchtte
zij, terwijl zij hare handen biddend
omhoog hief; „maak me geen verwij
ten; ik heb imimers niemand meer
dan jou
En opnieuw begon het hartbreken
de weenen. Ook mijne oogen stonden
vol trapen; ik was radeloos en geheel
ontdaan. Ik greep hare hand en vroeg
ten slotte:
„Maar waarom wil hij dan niet
trouwen?"
Qnder een nieuwen tranenvloed ant
woordde zij:
.Hij zegt, 't is onmogelijk, vóór ein
de Januari alles te regelen, maar
dan
En andermaal vloden hare tranen.
Ik was zelf de vertwijfeling nabij
Ik dacht aan mij zelfEn het arme
wezen, dat daar voor mij in hare
smart verteerde! Wat te beginnen?-
„Wat heeft dan uw verloofde nog te
regelen voor liet huwelijk? Ik begrijp
liet niet. Hij heeft toch éen vast inko
men en is in alle opzichten zelfstan
dig. Ge kunt u overigens, zoo noodig,
wel wat bekrimpen".
,,Dat alles heb ik hem gezegd; ik
wilde van alle vermaken en genoegens
afzien, alle, ook het geringste, huis
werk zelf verrichten. Ik heb mé lieden
voor hem op de knieën geworpen en
hem gesmeekt, met me naar het bu
reau van den burgerlijken stand te
gaan, om aan te teekenen".
Elsje, dat fiere, sclioone, veel-bc-
wonderde Elsje op de knieën voor
dien man. Die gedachte schokte mij
zoo zeer, dat mijn adem bijna stokte.
„En wat deed, wat zeide hij toen?"
„Hij richtte mij op, omhelsde mij,
ieidde me naar de sofa en verzocht
me, toch kalmer te worden. Maar voor-
ioopig was 't totaal onmogelijk; hij
had onvoorwaardelijk te voren nog
groote verplichtingen na te komen; in
geval hij eerder huwde, kon een onaf
zienbare ramp over ons beiden neerko
men. Dat wilde en durfde hij niet wa
gen. Verdere verklaringen kon hij me
niet geven. Ik moest maar zoolang op
kamers gaan wonen. Hij zou er wel
voor zorgen, dat mijn wegblijven nie
mand kon op vallen. Dat was zijn
plan, hetwelk ik ongetwijfeld bij kalm
overleg moest billijken'.
„Roosje, Roosje', aldus eindigde zij
onder-een nieuwen tranenvloed, wat
ben ik ongelukkig!
Ik gruwde van den afgrond van el
lende én zielenood, waarin ik daar
neerblikte; jk had heen willen vluch
ten, om den hartverscheurenden aan
blik van het arme schepsel niet meer
voor oogen te hebben. Doch ik zeide
tot me zelve, dat mijn plaats thans
aan Eisje's zijde was. Ik mocht haar
niet verlaten, al wist ik ook niet, hoe
ik haar helpen kon. Ook niij wilde ten
slotte niets beters invallen dan wat
BertblJi voorgeslagen had, hoewel mij
zijn geheele gedrag zoo verdacht voor
kwam dat ik, ook bij 'tingaan op
zijn voorstel, voor Elsje vreesde
Wat t.ad hij nog te regelen? Waar
om kon een spoedig huwelijk een
ramp over beiden neertrekken? Daar
/at iets in, wat het licht schuwde.
Eensklaps viel mij wederom in, wat
mevrouw Regen mij van hare ont
moeting op hare reis met dien heer
c.i die tv. te dames medegedeeld had.
Ik had de mogelijkheid, dat het Els
jes verloofde had kunnen zijn. toen
met geweld van me af geworpen en
verder de geheele zaak door mijn per-
iike ellende vergeten. Thans ech
ter wilde het me als vast en zeker voor
komen, dat die man en Bertoldi één
en dezelfde persoon was; en dan? Ar
me, allerarmste Elsjel Ik duizelde;
een vloed van mogelijkheden gonsde
mij door het hoofd; ik onderdrukte
ze met ge wel.I, om me met het troos-
telooze wezen vóór mij te kunnen be
moeien.
„Een geluk nog Elsje", zeide ik,
dat ge thans uit Wiesenau weg komt".
Doch zij begon weer hartverscheurend
te schreien.
Wat moest ik doen? Ik trok haar
aan mijne borst, omstrengelde haar
met mijne armen en zocht baar moed
en troost in te spreken; alles zou nog
wel terecht komen; ik zou haar niet
verlaten en zoo meer; ik weet zelf
niet meer, wat ik haar allemaal voor
gepraat heb, hoewel mij een inwendi
ge stem zeide, dat het slechts zeer le
dige woorden waren en dat een droe
vige ontknooping aanstaande was.
Zoo werd het langzamerhand tijd, dat
zij naar het station ging. Ik vergezel
de haar natuurlijk. Het afscheid was
smartelijk boven alle mate; ik vrees
het ergste; doch ik mag me het hoofd
afmartelen zooveel ik wil, ik vind
geen uitweg. Ware slechts de nacht
reeds voorbij.
27 October.
Ik heb een verschrikkelijke nacht
doorgebracht. Ik zag Elsje dood. hoor
de haar tevoren naar mij om hulp roe
pen; ik wilde tot haar snellen, kon
me echter niet van de piaats bewegen.
Dan sprong ik weer op, bleef uren
lang wakker en droomde daarna nog
ontzettende dingen. Hedenmorgen
was ik zoo moede en naar, dat ik me
eerst ziek wilde laten melden. Ten
laatste echter herstelde ik me en ging
naar school. Mijn uiterlijk moet wel
opvallend bleek geweest zijn, want
een mijner kleine schoolkinderen
vroeg me medelijdend: „Juffrouw, i9
u ziek?" Die onschuldige vraag
bracht me schier de tranen in de
oogen.
Ook mijn mede-onderwijzeres vroeg
me deelnemend naar mijn gezond
heid. Ik zeide haar, dat ik zeer slecht
geslapen had; zij wilde me iets te eten
halen er sprak zoo goedig en lief met
me als eene moeder. En ik verdien dat
toch eigenlijk volstrekt niet.
Eén oogenblik gevoelde ik me met
kracht aangegrepen en aangezet, haar
tenminste een gedeelte van mijn gren-
zenloos harteleed toe te vertrouwen.
Maar ik kan en mag immers niet. Hoe
verschrikkelijk is bet, volstrekt nie
mand op de gansche, wijde wereld te
hebben, wien men zich toevertrouwen
kan. Allen, die mij liefhadden, heb ik
van me gestooten; ik ben geheel een
zaam, geheel alleen. De eenige, die
mij nog liefheeft, is radeloos en hul
peloos ongelukkig en op mij aangewe
zen. op mij, die me zelve niet vermo
te helpen.