CHRISTELIJK DAC BLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
Belanorijkste nieuws in dit Nummer.
JAARGANG DONDERDAG 5 APRIL 1928 NUMMER 2404
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Streeknet Lisse
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaalf 2.50
Per week f 0.19
Franco per post per kwartaal 1 2.90
EERSTE BLAD.
MORGEN, GOEDEN VRIJDAG, ZAL DE
N. L. CRT. TIET VERSCHIJNEN. ONZE
BUREAUX ZULLEN ECHTER DEN GE*
HEEL2N DAG GEOPEND ZIJN.
V Goede Vrijdag.
Het Paaschfeest is een bewegelijk
feest. Nu eenfj is het vroeg, dan weer
laat.
Hadden wij verleden jaar 17 en 18
April Paschen, thans valt het 9 dagen
vroeger.
Paschen is een bewegelijk feest en
zijn positie heeft de typische ver
schuiving van het grootste deel van
het kerkelijk jaar ten gevolge. Jezus
was gestorven op den Pascha-dag der
Joden, den 14en Nisan den dag van
de volle maan na 't begin van de len
te (21 Maart).
Nu kon men op verschillende ma
nieren den herinneringsdag dateeren.
Men kon b.v. den kalenderdag van het
sterfjaar als datum voor het Paasch
feest vastleggen. Zoo hebben vele
bisschoppen in Gallië nog omstreeks
het jaar 570 gedaan en op den 25en
Maart, als vasten datum, het Paasch
feest, als onbewegelijk feest, gevierd.
Men kon echter ook den 14en Nisan
elk jaar feestelijk herdenken, onver
schillig op welken dag deze viel. Dit
was de practijk van de secte der
Quartodecimanen in den vóór-Niceen-
schen tijd. Uit de twisten omtrent den
datum der Paaschviering is ten slotte
de regel geboren, dat als dag der op
standing de Zondag na de eerste volle
maan na de lente-middernachtevening
gevierd wordt, terwijl de daaraan
voorafgaande Vrijdag als sterfdag
van Jezus wordt herdacht.
Deze sterfdag van onzen Heiland
gaat slechts aan weinig Christenen
ongemerkt voorbij.
Hoeveel verschil onder de Christus-
belijders echter over de heteekenis
van dezen dag! De een viert hem als
een grooten gedenkdag, de ander
komt alleen tot het huis des gebeds
cp het stille avonduur om dan in den
geest zijn Heiland in het graf te
volgen.
Maar hoe ook de dag gewijd wordt,
steeds wordt onze aandacht bepaald
bij den somberen heuvel Golgotha,
tusschen den Olijfberg en Jeruzalem,
en bij de grafspelonk waarin vrien
denhanden het lijk van den geliefden
Meester begraven.
Is elk ziekbed en sterfbed en elke
begrafenis ons een prediking van de
zonde en de straf Gods daarop, in het
bijzonder het sterven van onzen .Hei
land.
Hij leed en stierf voor de zijnen.
Zijn dood en begrafenis is een straf op
onze zonden.
Hij riep nog voor Hij den geest gaf:
„Het is volbracht". Zijn dood is clan
ook slechts een overgang tot het leven.
Een leven in eeuwige heerlijkheid.
Zoo is ons ook elke Goede Vrijdag
een voorbereiding voor den Paasch-
morgen. Het heil door Christus in Zijn
dood verworven zal weldra heerlijk
schijnen.
Dan dus geen sombere stemming
alleen maar een jubel tevens, omdat
de dood is overwonnen.
Mogen al Gods kinderen ook mor
gen door Gods geest ervaren, dat ook
dat heil aan hun bezegeld wordt. Dan
komt over alle verschil heen do een
heid, waarom de Heiland bad, toch
vit.
V Opvoeding oudertaak.
In de schriftelijke voorbereiding van
de regeling van het Zwijndrechtsche
fröbelonderwijs treft allereerst een
iiota van Burgemeester Doorn van 30
April 192G.
Het betrof toen het plan tot stich
ting van een tweede openbare bewaar
school. Aldus, een gelijk voorstel als
in Leiden nog op afdoening wacht. De
heer Doorn meende zich toenmaals
reeds tegen deze oprichting te moeten
verzetten.
Hij begon met de stelling dat de
opvoeding, evengoed als de voe
ding der kinderen, tot de taak der
ouders behoort. Daarbij heeft de Over
heid slechts een aanvullende taak
met de bedoeling de mogelijkheid voor
de ouders te scheppen, hun taak zóó
te vervullen ,dat daarbij tevens vol
daan wordt aan de eischen, die uit de
eigen overheidstaak rechtstreeks
voortvloeien. Het vérleenen van dezen
overheidssteun, zoo wordt verder ge
zegd, wordt tevens gerechtvaardigd
door het groote gemeenschapsbelang
dat bij de schoolopvoeding betrokken
is.
Maar, zoo zegt de steller verder,
hierdoor wijzigt zich niet de stelling
dat de opvoedingsplicht en de opvoe-
Gingsrecliten behooren tot de ouder-
inak. In den breede wordt dan aange
toond, dat dit ook geldt voor het be
waarschool-onderwijs.
Deze principieel© bezwaren tegen
het openbaar onderwijs, voorzoover
het niet een aanvullend karakter
draagt, maar de plaats inneenU die
aan de ouders toekomt, naast bezwa
ren van financieelen aard, deden den
heer Doorn in 1926 waarschuwen te
gen de oprichting van een tweede
openbare bewaarschool.
Blijkbaar heeft deze waarschuwing
toenmaals weerklank gevonden, ten
minste eind 1927, hij de behandeling
van de begrooting voor 1928, was niet
alleen nog geen tweede school gesticht,
maar werd ook door verschillende
raadsleden in de richting van het nu
gevallen besluit het woord gevoerd.
In hun memorie van antwoord op
het afdeelingsonderzoek der begroo
ting, hadden B. en W. den raad nog
eens geplaatst voor de vraag, of het
de roeping der gemeente moet worden
geacht bewaarschool-onderwijs te
geven.
Nadat de raad daarop, zonder meer
aandrang van B. en W., zich had kun
nen uitspreken hoe hij hierover dacht,
zegden B. en W. nader prae-advies toe.
Dat prae-advies verscheen in Jan.
j.l.
In dat prae-advies beantwoorden
nu B. en W. de vraag, of de gemeente
cp dit terrein een taak heeft, toestem
mend. Zonder zelf scholen te exploi-
teeren heeft de gemeente een taak in
het geven van steun en het scheppen
van regelen voor dit onderwijs. De
staat, zoo wordt betoogd, heeft in dit
geval, in zijn formatie de gemeente,
den plicht aanvullend en steunend op
te treden, maar de daad zelf, moet
blijven aan de ouders. Overgenomen
wordt daarbij de conclusie van den
Minister van Onderwijs, in de toelich
ting op het wetsvoorstel van 1920 tot
een afzonderlijke regeling van het be
waarschool-onderwijs, waarin hij zegt:
„dat de wet het stichten van nieuwe
openbare bewaarscholen niet behoeft
aan te moedigen, maar dit wel behoort
te geschieden met de bijzondere".
In dit woord van den Minister, dat
B. en W. van Zwijndrecht tot het hun
ne maken en dat de gemeenteraad
heeft overgeomen ligt de kern der re
geling. Het aanmoedigen van het par
ticulier initiatief en het leiding geven
in het algemeen belang maar zich
onthouden van het zelf schooltje spe
len.
Aan de andere zijde is hierbij ook
ontweken het standpunt door Utrecht
ingenomen, dat de gemeente, die hier
kan, maar niet genoodzaakt
wordt tot optreden, zich gevoeglijk ge
heel kan terug trekken.
Hoe aanlokkelijk het ook moge zijn
uit een bezuinigings-oogpunt om deze
bemoeienis maar geheel achterwege
te laten, daarmede wordt niet het al
gemeen belang gediend. Van gemeen
tewege moet gewaakt worden voor
goede schoolgebouwen en voor doel
matige en hygiënische inrichting.
Maar ook is de gemeentelijke lei
ding en steun gewenscht voor de scho
len zelf. Dan toch alleen is te ver
wachten dat er naar een bepaald sy
steem gewerkt zal worden en dat het
onderwijs ook een voorbereidend vor
mend karakter blijft behouden.
Wij bevelen dit Zwijndrechtsche
besluit en deze regeling gaarne ter na
volging aan.
STADSNIEUWS.
GIFT VAN H. K. H. PRINSES
JULIANA.
Het orgelcomité tot aanschaffing
van een nieuw orgel in 't Wijkgebouw
der Ned. Herv. Gem., Stille Rijn 13,
heeft van H. K. H. Prinses Juliana
een gift van 40 ontvangen.
BEDANKT.
Ds. Joh. Jansen, pred. bij de Chr.
Geref. Gem. alhier, heeft bedankt voor
het beroep naar de Chr. Geref. Gem.
te Dordrecht.
EVANGELISCHE MAATSCHAPPIJ.
Ds. G. H. Kersten over Petrus Dathenus
Gisterenavond is in de Stadsgehoor
zaal eeli slecht bezochte samenkomst
van de afdeeling Leiden van de Evan
gelische Maatschappij gehouden, waar
als spreker optrad Ds. G. H. Kersten,
lid van de Tweede Kamer en predi
kant der Gereformeerde Gemeente te
Rotterdam, die tot onderwerp had:
„Petrus Dathenus en zijn heteekenis
voor de hervorming in de Nederlan
den".
Ds. A. G. II. van Hoogenhuyzè, Ned.
Herv. predikant te Amsterdam en lid
van het Hoofdbestuur der Evangeli
sche Maatschappij, opende de vergade
ring als welker doel hij noemde de
verlevendiging van het Protestantsch
bewustzijn, liet zingen Ps. 68 10 en
gaf vervolgens het woord aan Ds.
Kersten, die na te zijn voorgegaan in
gebed, zijn rede aanving.
Spr. gaf eerst een korte schets van
het leven van Petrus Dathenus en
wees er daarna op, dat deze zoowel
door zijn Psalmberijming als vooral
ook door zijn persoonlijk optreden
grooten invloed heeft geoefend op de
reformatie in de Nederlanden. Deze
werkzaamheid valt in hoofdzaak in
een drietal perioden uiteen: de jaren
15G6—'67, '72'79 en '83—'84. Deze pe
rioden kenmerkten 2ich door een tel
kens wisselende verhouding tot den
Prins van Oranje.
Wat de jaren '66 en '67 betreft,
merkte Spr. op, dat Datheen ten on
rechte beticht is van schuld aan den
beeldenstorm; voorts dat in dien tijd
den Prins het opperbevel over bijeen
gebrachte troepen werd aangeboden,
hetgeen deze weigerde omdat daaraan
de voorwaarde van de bescherming
der Gereformeerde religie verbonden
was, terwijl de Prins, die Luthersch
was het Calvinisme tegenstond. Het
is niet juist, aldus Spr., dat Datheen
de kerk wilde doen heerschen over
den Staat, doch hij kwam op voor de
vrijheid en zelfstandigheid der kerk.
In de tweede periode ('72—79) stond
Dal heen bij den Prins in hoog aanzien,
zelfs ontving hij een benoeming als
diens hofprediker, die hij evenwel
afwees. Spr. gaf een uitvoerige uiteen
zetting van de vaderlandsche geschie
denis in dien tijd, waarbij hij de Paci
ficatie van Gent vergeleek bij de coa
litie der drie Christelijke partijen, die
geleid heeft tot de verroomaching van
Nederland.
Die „heillooze en goddelooze" Gods
dienstvrede, die den Roomschen zoo
wel als den Hervormden vrijheid van
uitoefening hunner religie waarborg
de, leidde tot een breuk tusschen Da
theen en den Prins. Een andere oor
zaak was, dat de Prins politieke aan
sluiting zocht bij Frankrijk, waarte
gen Datheen bezwaar had om den
Bartholomeusnacht, die nog slechts
enkele jaren achttr den rug was. Da-
theen's hoop was op koningin Elisa
beth van Engelad gevestigd.
Aan den val vaji Gent enkele jaren
later was Datheen volgens Spr. on
schuldig, gelijk blijkt uit het feit, dat
Hembyse als verrader op het schavot
stierf, terwijl Datheen vrij mocht heen
gaan. Datheen trok ontmoedigd naar
Duitschland, waar hij leeraar aan een
gymnasium werd. Dat hij een ramp
zalig einde zou gehad hebben, is vol
gens Spr. niet juist omdat hij met
groote eer in een kerk daar begraven
is!
In den loop zijner uiteenzettingen
koos Spr. telkens positie tegen het be
kende geschrift van den heer H. de
Wilde: „Om de. Vrijheid", waarin, vol
gens Spr., Datheen als een oproerma
ker geteekend wordt.
Spr. eindigde met een oproep, par
tij te kiezen tegen den „ouden vijand"
Rome en mede- te werken aan de we
deropleving van het aloude Gerefor
meerde beginsel onder de Protestan
ten.
Nadat gepauzeerd was, zette Ds.
Van Hoogenhuyze doel en streven der
Evangelische Maatschappij uiteen, die
in 1853 werd opgericht als een reactie
tegen het herstel der bisschoppelijke
hiërarchie in Nederland. Zij verzet
zich tegen het Ultramontanisme, dat
de nationale eenheid van on9 land be
dreigt en werkt aan de versterking
van Protestantsche instellingen en
van het Protestantsch bewustzijn.
Haar taak is nog niet geëindigd, doch
deze is nooit noodiger geweest dan
thans in de na-oorlogsche jaren, nu
Rome zoo aan macht en invloed ge
wonnen heeft. Rome is bezig ons land
te verroomschen. Spr. begrijpt niet dat
men dit niet inziet. Waarom ontwa
ken de Protestanten niet en staan zij
niet als één man op om de geestelijke
goederen der reformatie te verdedigen?
Het Protestantisme in ons geheele
vaderland wordt bedreigd, daarom
moeten oVeral tot in de kleinste ge
huchten de Protestanten mobiel wor
den gemaakt tegen dit gevaar. Deze
„heilige kruistocht" tegen Rome is
volgens Spr. een bij uitstek nationa-
le(!) beweging.
Het is ook een interkerkelijke en
interconfessioneel beweging, die zich
niet beperkt tot de Ned. Herv. Kerk,
al erkent de vang. Maatschappij de
geheel eenige plaats die deze kerk in
on. volksleven inneemt. Al zijn de ver
schillende kerkgemeenschappen van
verschillende belijdenis, ze zijn toch
alle volgens Spr. anti-RoomSch; zelfs
geldt dit van de oud-Roomschen.
Op theologisch gebied moge er gToot
verschil zijn tusschen orthodoxen en
modernen, doch tegenover Rome
zijn ze één (wonderlijke „eenheid"!).
De vergadering werd besloten mët
dankgebed door Ds. van Hoogenhuy
ze, waarna bij den uitgang voor de
Evangelische Maatschappij gecollec
teerd werd.
SCHOOLKINDERVOEDING.
Ingekomen bij de Vereen. „School
kindervoeding en -kleeding":
Opbrengst Collecte jaarfeest van de
9meden en kopërslagersvereen. „Nut
door Vriendschap" 14.25; bijdrage
kleermakersvereen. „Eendracht door
Vriendschap" 10.
LEIDSCHE VER. TOT BEV. VAN DE
KENNIS DER GRAFISCHE VAKKEN
Op uitnoodiging van bovengenoem
de vereeniging hield gisteravond in de
groote Nutszaal, voor een vrij talrijke
schare belangstellei-den, de heer S.
Levisson, directeur der Ned. Rotogra
vure-maatschappij alhier, een lezing
melt lichtbeelden over „Moderne re
productie-methoden".
De voorzitter, de heer A. P. J. Aarse
Sr., heette in zijn openingswoord al
len hartelijk welkom en zette vervol
gens kortelijk het doel der vereeni
ging, uitgedrukt in haar naam, uit
een.
Na den wensch uitgesproken te heb
ben, dat patroons zoowel als werkne
mers, niet langer zouden dralen als
lid tot de vereeniging toe te treden,
opdat in de naaste toekomst het be
stuur zijn arbeidsterrein zou kunnen
Uitbreiden, gaf spr. bet woord aan den
heer Levisson, die aanving met op te
merken, dat reeds in de grijze oudheid
bij den mensch een innerlijke drang
tot reproduceeren viel waar te nemen.
Uit den aard van de hem ten dien
ste staande hulpmiddelen waren de-
Ze reproducties zeer primitief, terwijl
2ij zich bovendien beperkten tot één
exemplaar (rotsteelceningen). Toch
valt ook in dezen reproductievorm een
zekere ontwikkelingsgang niet te mis
kennen, zooal9 uit de teekeningen der
oude Egyptenaren en later der Grie
ken duidelijk is te constateeren.
Geleidelijk breidde zich de lust tot
reproduceeren bij den mensch uit,
maar toch heeft het heel lang ge
duurd, eer hij erin slaagde meerdere
copieën te vervaardigen van hetgeen
hij aanvankelijk in originali had we
ten Uit te beelden. Spr. wilde dezen
ontwikkelingsgang door de eeuwen
heen niet volgen, doch bepaalde zich
ertoe op te merken, dat in de laatste
tientallen jaren het begrip van repro
ductie-methoden tot een veel grooter
contingent menschen is doorgedron
gen dan voorheen.
Komende tot zijn eigenlijk onder
werp, de grafische reproductie, maak
te spr. onderscheid tusschen hoog
druk (boekdruk), vlakdruk (steen
druk) en diepdruk (metaaldruk).
Deze drie methoden werden door
spr. uitvoerig geschetst, waarbij hij er
nadrukkelijk de aandacht op vestigde,
dat bij de beide eerste systemen de
druk uitsluitend afhankelijk is van de
oppervlakten in den drukvorm, doch
bij het laatste ook van de hoeveelheid
verfstof of inkt, welke in den druk
vorm wordt aangebracht.
Uitvoerig wijdde spr. vervolgens
uit over de moeilijkheden, welke te
overwinnen waren alvorens we erin
slaagden de 2.g.n. halve tinten te re
produceeren; over de voor- en nadee-
len der verschillende methoden om
tenslotte ook den meerkleurendruk en
den offsetdruk in het kort te behande
len.
Na een korte pauze, waarin de aan
wezigen in de gelegenheid gesteld
werden de talrijke affiches welke langs
de wanden waren opgehangen, te be
zichtigen toonde de heer Levisson een
aantal lantaarnplaatjes, welke het
gesprokene nog verduidelijkten en die
in niet geringe mate een juist begrip
van het onderwerp ten goede kwamen.
De heer Aarse was stellig de tolk
der aanwezigen, toén hij aan het eind
van den avond den heer Levisson
dank bracht voor zijn leerzaam be
toog en den wensch uitsprak, dat een
volgende keer het bestuur niet tever
geefs op hem een beroep zal doen.
GOEDE VRIJDAG.
Wegens den Goeden Vrijdag zullen
de bureaux van de Gemeente-secreta
rie en den Gemeente-ontvanger mor
gen den geheelen dag gesloten zijn.
NAAR ROME.
Prof. Keesom, Prof. de Haas en Dr.
Crommelin vertrekken morgen naar
Rome teneinde het Internationaal
Koudecongres bij te wonen, dat daar
van 9 tot 22 dezer wordt gehouden
en waarbij zij de Nederlandsche re
geering zullen vertegenwoordigen.
DS. BOUWMAN OVER
„BIOSCOOPBEZOEK*.
Gisteravond werd vanwege de Geref.
Jeugdraad in een dercatechisatielo
kalen van de Geref. Kerk aan de
Hooigracht een cursusavond gehou
den, waar als spreker optrad Ds. W.
Bouwman met het onderwerp: „Bios
coopbezoek".
De vergadering stond onder leiding
van den waarnemen den voorzitter,
den heer A. van Weercn, die de bij
eenkomst opende met te laten zingen
Ps. 119 1 en gebed, waarna gelezen
werd Rom. 14. In een kort openings
woord wees spr. er daarna op, dat dit
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone Advertentiën per regel 221/« cent
Ingezonden Mededeelingen dubbel tariei
Bij contract belangrijke reductie
Kleine Advertentiën - bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
Binnenland.
Het heffingspercentage der gem.-in-
komstenbelasting te Koudekerk van 4
cp 5 gebracht.
De Minister kan nog geen medewer
king toezeggen aan de instelling van
een leerstoel voor homoeopathie.
Buitenland.
Het conflict in de Saksische me
taalindustrie.
Het antwoord der Britsche regee
ring aan Egypte.
Dijkdoorbraak in Noord-Italië.
Lenin's broer in de oppositie.
Het onderhond tusschen Mussolini
en den Turkschen minister van bui-
tenlandsche zaken.
de laatste cursus-vergadering van het
seizoen was.
Ds. Bouwman ving zijn rede aan
met de vraag te stellen: Mag een
Christen, of liever mag men de bios
coop bezoeken? Dadelijk echter komt
dan een andere vraag naar voren:
Wat bedoelt men toch met de bios
coop? met d e Bioscoop. In verband
hiermede wijst spr. op twee plaatsen.
De eene heet Nusquam, een soort Chr.
kolonie, volkrijk, met een maatschap
pelijke weivaart, échter volkomen ge
ïsoleerd. Daar heeft men o.a. ook een
bioscoop. Hetzelfde wat de Holfu be
oogt, wordt ook in Nusquam toege
past, maar veel rijker en schooner.
Al het mooie en belangrijke dat de
Christen gaarne aan zijn kinderen
laat zien wordt daar vertoond. Wan
neer spr. in Nusquam ging wonen zou
het vanzelf spreken om naar de Bios
coop te gaan. D e bioscoop zou dan
zijn de bioscoop van Nusquam.
Waar ligt deze plaats?
Alvorens dat te zeggen brengt spr.
de aanwezigen eerst naar een andere
plaats, die een schrille tegenstelling
vormt met Nusquam. Die plaats is
puur mondain, bidders zijn er niet,
vloekers des te meer. Daar is ook de
bioscoop. Maar elke film is anti-gods
dienstig, anti-christelijk, immoreel.
Daar mag men de bioscoop niet be
zoeken. De naam van deze tweede
plaats is Usquam.
Waar zij liggen?
Nusquam beteekent nergens.
Usquam beteekent ergens.
De eerste is geïdealiseerd, de twee
de is wel ergens te vinden al is ze
misschien wat eenzijdig geteekend.
Spr. heeft met deze voorbeelden
slechts willen zeggen dat het milieu
waarin men bij het bioscoopbezoek'
plaats neemt zoo ganschelijk onder
scheiden is.
Spr. betoogt verder, dat er in de
bioscoop op zichzelf niets kwaads
schuilt, maar hoe staat het met de
werkelijkheid, met de bioscoop in
eigen land?
Spr .wijst er op hoe de films, die
in de bioscopen worden vertoond scha
delijke invloed oefenen op de zenu
wen ,de zinnen prikkelen, booze harts
tochten wekken, de onzedelijkheid in
de hand werken en de misdaad in
sterke mate bevorderen. En 't wordt
steeds erger, steeds meer sensationeel,
immer meer gedurfd. Door de keu
ringscommissie worden de ergste uit
wassen afgesneden, maar overigens
kunnen ze weinig doen.
Het publiek dat in de bioscoop
komt kan afgemeten worden naar de
films en daarmede is ook gezegd, dat
het milieu waarin men komt geheel
verkeerd is.
Soms worden er wel eens goede-
films vertoond, het is waar. Meest zijn
het lokvogëltjes om het Christelijk
publiek te trekken. Zoo b.v. de film
Ben-Hur. Spr. wijst op het stuitende,
het krenkende, kwetsende, als de
heiligste godsdienstige verrichtingen,
de arbeid, de strijd en het lijden van
den Heere Jezus op het doek worden
gebracht. Heiligschennis is het ge
weest toen deze film vervaardigd
werd en iemand de rol van den
Heere Jezus heeft gespeeld.
Echter ook films waartegen op
zichzelf geen bezwaar zou kunnen
worden ingebracht mag men niet in
de bioscoop gaan zien want een ding
staat nooit op zichzelf en kan eigen
lijk nooit op zichzelf bezien worden.
Het woord van Judas geldt hier: Haat
ook den rok die van het vleesch be
vlekt is. De gemeenschap der zonda
ren moet gemeden worden, maar ook
wat met hun zondig bedrijf in verband
staat. Bovendien staat niet alleen de
bioscoop niet op zichzelf, maar de
mensch, de Christen evenmin. Wan
neer de Christen naar de bioscoop
gaat oefent dit invloed uit op zijn om
geving. Men heeft niet met de bios-