JIEUWE LEIDSCHE COURANT He! dagboek van een Leerares van ZATERDAG 24 MAART '28 TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN WAT JEZUS EISCHT. Indien wij Hem alzoo laten (ge worden), zij zullen allen in Hem gelooven, en de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en ons volk. Johannes 1148. Zietdaar, de overweging van den Joodschen Raad. Zoo deze mannen Jezus niet tegen- treden en uitwerpen dan zal dit hun de plaats kosten, welke zij inne men onder het volk. hun hoogheid en machtspositie; dan is het uit met hun invloeden en rechten. Zóó heeft de toestand zich nu verscherpt; in dit stadium is nu het conflict tusschen Jezus en de Joodsche machthebbers gekomen. Jezus of zijl Jezus* plaats of de hunne! „Indien wij Hem alzoo laten gewor den, dan zullen de Romeinen komen en wegnemen onze plaats". En voor hun plaats, hun hoogheid, moet Jezus worden opgeofferd. Als het gaat tusschen hen of Jezus, tus schen hun positie of Jezus' Koning schap dan moet Jezus sterven. Hier spreekt de Joodsche raad zelf uit, wat de lijdende Jezus van ons eischt. Hij eischt, dat men zijn plaats, dat men tenslotte daarin zichzelven voor Hem opgeve. Dat men zichzelven loslate en het met Jezus wage. Dat is een gedachte, die over heel den lijdens weg uitkomt. Overal, waar de Man van Smarten verschijnt krijgt men diezelfde keuze. Zullen de jongeren in Gethsémané zichzelven handhaven of den Chris tus? Toen gaf hij Hem over, opdat Hij gekruisigd zou worden. Overal hetzelfde geval als hier de Joodsche raad uitspreekt: Onze plaats of Jezus. En dan moet Jezus in den dood. Zoo gaat de Heiland op Zijn kruis weg en overal vraagt Hij: Gij of Ik?! Wien zult gij loslaten? Eén van twee- en moet overblijven. Is het niet nog altijd zoo? Niet slechts éénmaal in ons leven, maar duizend maal? Eigenlijk eiken dag weer? Onszelven handhaven, dat is de leu ze van het vleesch. Was het niet een maal oiize val in het Paradijs, toen wij onszelven vasthielden tegenover God? en den Heere loslieten? En is de vraag, waarmede Jezus tot ons komt, niet nog altijd dezelfde, n.l., dat wij ons opgeven voor Hem? „Zoo wie zijn leven zal verliezen-" Ziet, de Heiland gaat in deze lijders- weken opnieuw met Zijn kruis langs ons heen. En wij zijn allen als die Joodsche raad. Wij houden raad met onszelven. Soms lang, soms een enkel oogenblik. En wij overwegen: „Wat zullen wij opgeven?" En nooit, nooit kan het vleesch zich zelven verloochenen. Dat is als de Joodsche raad. Jezus aan 't kruis en wij op den troon, dat is de slotsom on zer oude natuur. Wie heeft ooit zijn eigen kracht, zijn wil, zijn keuze, zijn hoogheid, zijn gerechtigheid, zijn plaats, zichzelven opgegeven? Wie heeft uit eigen kracht ooit al zijn pa relen verkocht om die ééne parel te gewinnen? „Het vleesch onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan het ook niet". Alleen de genade Gods, die de oude natuur doet sterven, alleen de weder- barende ontferming, die den wil nieu we hoedanigheden instort, geeft ons kracht om ons leven te verliezen. En welk een strijd blijft het ook dan nog, om zich geheel aan Christus kwijt te raken en Hem in alles te kie zen tegen onszelven. Wij zullen dien strijd moeten kennen! Wij worden FEUILLETON. 22.) o— Ik weet, hier loopen onze gevoelens uiteen. Als ik je alles vertellen kon, wat ik sedert ons vertrek van de kweekschool beleefd heb, zoudt ge mij begrijpen en anders beoordeelen. Maar daartoe ben ik thans werkelijk niet gestemd. In mij warrelt alles door een* ik kan nauwelijks een kalme ge- da» ..te opvatten. De voorvallen der laatste dagen woelen om in mijn hart, zoodat ik niet weet, wat ik doen moet en zal. Wees niet kwaad op mij en laat ons over deze aangelegenheid, zoolang ik hier ben, niet verder spre ken. Voorloopig is er aan besliste af doening toch niet te denken". Zij zag me bij die woorden onuit sprekelijk aan en antwoordde: „Goed, het zal geschieden. Vader zal natuurlijk naar de herkomst van het bloemkorfje vragen; ik zal hem zeggen, dat een oude bekende het je gezonden heeft. Ik gevoel 't ook, dat je rust moet hebben, om te overleggen. Kom, laten we ons klaar maken voor het avondeten; men zal terstond roe- Ten". Ik had een zeer onrustigen nacht en sliep weinig. Bertha's bedenkingen gingen me door het hoofd en ik moest haar gelijk geven. De geheele toe- niet van ons vleesch losgeweekt; wij moet er door Gods genade van los- worstelen. En wie dien strijd niet kent wie altijd maar zichzelven, zijn lust, zijn weg, zijn hart. zijn zonde, zijn plaats tegen Christus blijft handhaven wie altijd maar Christus afwijst en opgeeft, gelijk de Joodsche raad, om eigen plaats en troon te kunnen blij ven behouden, het_zal hem gaan als die oversten Israels! Straks is juist door de verwerping van Christus hun' plaats weggenomen, hun troon omge- stooten, hun hoogheid vergaan. O, moge hij nog, in onmacht om zichzel ven te helpen, tot dien Christus de toevlucht nemen, met de bede: „Gij eischt, dat ik mijzei ven voor U loslate; geef Gij zelf uit ontferming mij de kracht om uw eisch te volbrengen!" I Welk een levensbeschouwing, welk een levenswerk ligt hier voor de ge meente des Heeren! Jezus eischt al den dag, dat, wan neer het gaat tusschen onze plaats en Christus, wij dan zeggen: daar gaat mijn plaats, daar gaat mijn eer, mijn grootheid, mijn lust. daar gaat de appel mijner oogen. daar gaat mijn gekoesterd plan, mijn vrouw, mijn man, mijn kind; als Christus' weg an ders is, dan wil ik niets handhaven tegen Hem, dan moet Hij Koning zijn, dan moet Hij niet sterven, maar leven, en ik zal Hem geven het goud van Scheba, en ik zal geduriglijk Hem aanbidden. Ziet, dat is wel een weg van ziele- strijd, vaak ten bloede toe. Maar uw Jezus is het waard; Hij is waard, dat gij Hem dat doet. Hij mag het van u vragen. Want het is de lij dende en stervende Heiland, die dit eischt. Hij, die juist als Man van Smarten, u predikt, dat Hij Zijnen troon voor u verlaten heeft, en Zijne plaats opgegeven, opdat gij eeuwig uwe plaats zoudt hebben in het Vader huis. OP JEZUS' LIJDEN. 'T en syn de Joden niet. Heer Jesu, die U cruysten, Noch die verradelijck u togen voort gericht, Noch die versmadelijck u spogen int gesicht. Noch die U knevelden, en stieten U vol puysten. T en syn de crijchs-luy niet. die met haar felle vuysten Den rietstock hebben of den hamer opgelicht Of het vervloekte hóut op Golgotha gesticht, Of over Uwen rock tsaam dobbelden en tuyschten. Ick bent, o Heer. ick bent, die U dit heb gedaan, Ick ben den swaren boom, die U had overlaen, Ick ben de taeye streng daermee Ghij ginct gebonden. De nagel en de speer, de geesel die U sloch, De bloet-bedropen croon die Uwen schedel droegh, Want dit is al geschiet, eylaes, om myne sonden! REVIUS. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Tubbergen, H. Janzen te Öosterend (Texel). Te Hoogeveen, B. Batelaan, te Utrecht. Aangenomen: Naar Krimpen a. d. IJssel, Dr. D. Jacobs, te Hoogmade. Naar Dinteloord, J. H. Th. Rappard, te Barne- veld. Bedankt: Voor Lage Zwaluwe, R. Steenbeek, te Wapenveld. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Amsterdam-Zuid, C. J. Sikkel, te Oosthem. Te Voorthuizen, L. Hoorweg, te Purmerend. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Alphen aan den Rijn, J._A. Riekel, te Sliedrecht. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt: Voor Meliskerke, M. Hof man, te Krabbendijke. komst kwam me zoo donker en ern stig voor en die godsdienstkwestie begon me voor de eerste maal ter ne der te drukken. Zulk een geloofsver andering is toch geen kinderspel, als ze ook in het uiterlijk aan het licht moet treden. Welk een opzien zou het baren, als ik niet meer naar de kerk ging. Voor mijn arme tante zou 't een rioodelijk verdriet zijn, en ik ben haar toch den grootsten dank schuldig; zij heeft me laten studeeren en me als haar eigen kind behandeld. Was het niet reeds erg genoeg, dat ik in gods dienstig opzicht zoo lichtzinnig was geworden, hare goede lessen en ver maningen steeds in den wind had ge slagen en mij door die paar „spot vogels" in onze klas zoo had laten be ïnvloeden? En nu ook nog openlijk afvallen! Welk een slag voor die goe de tante; hoe zou men h. Koblenz over mij spreken; zij zou zich nauwelijks meer in de kerk en op straat durven- vertoonen. Waarom moest dat alles zoo komen! Ware het niet heter ge weest, Herbold nooit gezien te heb ben? Donderdagmorgen werd ik met zwa re hoofdpijn wakker. Ik kwam me zelf geheel vreemd voor; het scheen me bijna, alsof ik alles slechts ge droomd had. Alleen het bloemkorfje op tafel bewees mij, dat het werkelijk zoo was. Bertha bleef goed als altijd; maar ik merkte toch, dat haar iets drukte, wat op heden nog niet van 7 VAN DE 13 VACANT. In den ring Sliedrecht der Ned. Ilerv. Kerk zullen, nu Ds. van de Pol het beroep naar Oene o. d. Veluwe heeft aangeno men, van de 13 predikantsplaatsen eerst daags 7 vacant zijn. Naar wij vernemen, zal dan door den ring Dordrecht hulp worden verleend bij het vervullen van de kerkdiensten. JUBILEUM Ds. RULLMANN. Ds. Rullmann die het beroep naar Was senaar aannam zal te Utrecht eerst nog zijn zilveren ambtsjubileum vieren. Op 29 Maart heeft dit plaats. Door een commis sie uit de gemeenteleden is een herden king daarvan voorbereid. Op den jubile umavond wordt in de Oosterkerk een sa menkomst belegd, waarvan de leiding zal berusten bij den heer H. Botterweg. Deze Izal ook de feestrede houden. Voorts zul len vertegenwoordigers van den Kerke- raad en van verschillende takken van ar beid, waarin Ds. Rullmann werkzaam was, het woord voeren, terwijl muziek en zang (van het Evangelisatiekoor in Wijk II) voor afwisseling zorgen. DRINKT ALLEN DAARUIT. Iemand, die onbekend wenscht te blij ven, heeft aan d: Ned. Herv. gemeente te Borger een volledig avondmaalsstel met 200 bekertjes en een doopvont geschon ken. Op deze wijze wordt het „drinkt al len daaruit" op zij gezet voor gezondheids overwegingen of misschien nog minder klemmende argumenten. ZENDINGSDAG OP RAAPHORST. Ook dit jaar zal de jaarlijksche Zen dingsdag van de classis 's-Gravenhage der Chr. Geref. Kerk weer op het Koninklijk landgoed „Raaphorst" onder Wassenaar, gehouden worden. BURGERLIJKE EN KERKELIJKE GEMEENTE. Te Leeuwarden is een kwestie ontstaan tusschen de burgerlijke gemeente en de Ned. Herv. Kerk. Donderdag is voor de rechtbank aanhangig gemaakt een eisch door de kerkelijke autoriteiten der Ned. Herv. Gemeente te Leeuwarden tegen de burgerlijke gemeente. De strekking van den eisch is het verkrijgen van rekening en verantwoording van het beheer door de gemeente gevoerd over het onroerende en roerende goed toekomende aan de pas torie te Leeuwarden. Vóór de reformatie bestonden in Leeuwarden drie pastorieën: Oldehorne, Nyehorne en Hoek. Na de refor matie in 1580 werden deze tezamen ge voegd en de bezittingen bestemd tot on derhoud van de gereformeerde predikan ten. Het beheer werd zeer spoedig daar na gelegd in handen van het zoogenaamd geestelijk kantoor, dat tot 1800 deze func tie waarnam. Dit geestelijk kantoor was een stadsinstelling, welke verscheidene vermogens beheerde, zoo van de stadsar men als andere. Omstreeks 1800 trok de stad het beheer aan zich zonder bemidde lend orgaan en zij heeft nimmer rekening en verantwoording afgelegd. Thans wordt deze in rechten gevorderd. De stadsgoe- deren, waarvoor bedoeld beheer is ge voerd, bestaan uit onroerend goed, meest in den omtrek der stad gelegen, o.m. aan het Vliet en het Kalverdijkje, een aantal grondrechten en een geldsom. Voor de eischers treedt op mr. A. B. Stoop, voor de gemeente Leeuwarden mr. J. M. vau Hettinga Tromp. Ds. P. GROOTF. Ds. P. Groote, onlang9 gekozen tot lid van de Ev. Luth. Synode, heeft naar „De Wartburg" meldt, voor deze benoeming bedankt. Ds. Groote is voorts door de Fransche regeering benoemd tot „off'cier de l'in- struction publique". Deze onderscheiding is hem verleend als voorzitter van het comité tot herstel der Protestant-xhe Ker- k enin Frankrijk, waarvoor hij zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt. ANGLICAANSCHE TERK IN AUSTRALIë. Na een discussie van vier dagen heeft de Anglicaansche Synode in Australië met algemeene stemmen de voorgenomen onafhankelijkheidsverklaring van de kerk van Engeland goedgekeurd. Een der voor naamste sprekers zeide, dat door deze ge beurtenis de bandpn met de Moederkerk, in plaats van geslaakt te worden, juist nauwer aangehaald konden worden. haar gew eken is. Wat zal ik nu van de laatste drie dagen zeggen? We gin gen veel wandelen, bezochten het mu seum, de schilderijen-galerij, de kunst tentoonstelling, het Nero-dal, de Kur- plantsoenen, het concert, in één woord, zoo wat van alles; maar het was niet meer als tevoren. Van Her bold spraken we niet meer, hoe dik wijls de verzoeking daartoe ook bij me opkwam. En eerlijk gezegd, ik ben blij, dat ik morgen vertrek, hoewel ik me zelve moet bekennen, dat 't in Koblenz niet beter zal gaan. Het Iveul- scbe kleed en het dagboek, het laatste afzonderlijk ingepakt en verzegeld, gaan vooruit naar Remdorf, naar mijn kosthuis bij do weduwe Hütt- mann, die mij aanbevolen is. En nu genoeg. Ik ga mijn boeltje inpakken. Wiesbaden, vaarwel! DERDE HOOFDSTUK. Remdorf, 5 Augustus. Remdorf. Als keizers en koningen en andere potentaten somwijlen incognito rei zen, waarom zou een onderwijzeres 't dan ook niet eens 'n keer mogen doen, daar zij toch ook tot de potentaten behoort. Als zij in de school op den katheder troont, dan heeft zij alleen liet woord, en elk levend wezen bin- ï.en die vier muren heeft voor haar te buigen en eerbiedig te zwijgen. Van daar kwam 't ook. zoo heeft, onze godsdienstlecraar ons eens gezegd, STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. Regeling der werkzaamheden. De VOORZITTER stelt voor Dins dagavond te vergaderen ter behande ling van de interpellatie-Albarda inza ke het beleid der regeering ten aan zien van de kweekscholen. Aldus be sloten. Voorts stelt de VOORZITTER voor, thans eerst voort te gaan met de be handeling van het ontwem. houden de bepalingen betreffende de belasting van de nalatenschappen en sshenkin- gen van Nederlanders die niet zijn in gezetenen des rijks. Dit voorstel wordt eveneens aange nomen met aanteekening. dat de heer Bijleveld (A. R.) daar tegen is. Belasting erflatingen en schenkingen van Nederlanders in den vreemde. De heer van VUUREN (R. K.) juicht de voortvarendheid van den Minister toe. Hij kan zich nu vereenigen met het nieuwe artikel 2. dat beter is dan het oude, hij blijft het echter een vreemde figuur vinden, want een alge meene maatregel van bestuur dient om een wet uit te voeren, niet om haar te wijzigen. De minister van financien, de heer DE GEER wijst er op, dat in het nieu we artikel de sancties gevolgd worden van de Successiewet. In de wet van 4 April 1878 komt een artikel voor be treffende een bestuursmaatregel, ge heel analoog aan de thans voorgestel de. Art. 2 wordt z.h.st. vastgesteld. Na de aanneming der andere artike len legt de heer BRAAT (P. B.) een korte verklaring af. Hij is tegenstan der, omdat het de dure belastingen nog duurder maakt. Het ontwerp wordt hierna aange nomen met 49 tegen 12 stemmen. Tegen de heeren Lingbeek (H. G. S. P.), Kortenhorst (R. K.), Droogleevcr Fortuyn (V. B.), Braat (P. B.). Beumer (A. R.), Bijleveld (A. R.)t Heemskerk (A. R.), Visscher (A. R.), Knottenbelt (V. B.), Van Voorst tot Voorst (R. K.), Boon (V. B.), en van Rappard (V. B.). De motie-Joekes. Aan de orde is de motie-Joekes c.s., betreffende doorvoering van de be- stuurshervorming in Ned. Indië krach tens de bepalingen der wet van 6 Febr. 1927. De heer JOEKES (V. D.) vraagt zich af, of wij met de uitvoering der be- stuurshervorming in Ned. Indië op den goeden weg zijn en vreest te kun nen aantoonen, dat het tegendeel het geval is. Aanvankelijk was de amb telijke reorganisatie hoofdzaak van de hervorming. Thans, eenige jaren na de instelling van de provincie West-Java, kan gevraagd worden, wat de resul taten van die hervorming zijn geweest Een groot aantal bezwaren heeft men ontmoet. De administratie is omslach tig geworden en kostbaar. De ambte naren waren voor hun nieuwe taak niet voldoende toegerust. De regeering wil nu doorgaan met de wet uit te voeren, maar spr. acht de bezwaren, aangevoerd in den Volks raad en in het Bantamrapport zeer groot. Het betreft hier geen zuiver tech nische kwestie, maar de bestuursher- vorming is één der belangrijkste staatkundige vraagstukken, die om oplossing vragen. Een onderzoek naar de resultaten in West Java acht 9pr. noodzakelijk. De heer v. RIJCKEVORSEL (R. K.) zegt, dat, wil de Kamer behoorlijk haar controlerecht kunnen uitoefenen zij goed ingelicht behoort te zijn. De heer CRAMER (S. D.) gelooft, dat als de motie-Joekes aanvaardt wordt, de Kamer geheel handelt in den geest van den Volksraad. De voortzetting van .ie bestuurshervorming is in den Volksraad met weinig enthousiasme ontvangen. De instelling der regent schapsraden is echter wel met instem ming ontvangen en daarom heeft de Volksraad het voorstel aanvaard. De heer DROOGLEEVER FORTUYN (V. B.j acl-t 't niet uilgesloten, dat in de toekomst de bestuurshervorming gewijzigd moet worden maar dit brengt niet inee, dat een onderzoek naar de resultaten in West Java, waar nog slechts beginwerk is verricht, eenig dat aan het onderwijs verbonden personen geen tegenspraak duldden en over 't algemeen minder verdraag zaam waren. Tegen die beschuldiging heeft echter de geheele klas eenstem mig geprotesteerd, waarop hij lachend verzekerde, daarmee niets bedoeld te hebben, daar immers aanwezigen steeds uitgezonderd waren. Integen deel wilde hij zich ernstig moeite ge ven, te gelooven, dat wij allen engelen van vredelievendheid en zachmoedig- heid waren, eene opmerking, welke natuurlijk wederom algemeen hoofd schudden veroorzaakte. Doch dit tus schen haakjes. Tante vond 't zeer onpractisch en onvoorzichtig, dat ik me een kwartier gehuurd had, zonder het tevoren in oogenschouw genomen te hebben, en raadde mij daarom aan, eens in alle stilte hierheen te reizen. Dat heb ik dan ook gedaan en ben zoo heden middag incognito hier aangekomen. Nu benut ik de gelegenheid, om in inijn dagboek aan te teekenen wat ik van vrouw Ilüttmann vernomen heb. Zij is een goedige, ongeveer veertig jarige vrouw, wier mond zelden rust heeft. Remdorf ligt ongeveer een half uur van het spoorwegstation en van den Rijn, te midden van mooie, landelijke tuinen, en heeft omstreeks 1000 inwo ners, die allen proestant zijn. De grond is er goed, de huizen zien er lief en netjes uit. Mijn kostvrouw zeide, dat AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 24 Maart 1928. Op het agendum voor den te Am sterdam te houden partijdag van den Kamerkieskring „Velsen" zag ik o.a. als punt 4: „De aanstaande stembusstrijd en in verband daarmede de samenwer king met andere partijen". In te lei den met een rede van den heer Chr. van den Heuvel, lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal. Och dacht ik, geen bijzonders, waar zou een vergadering gehouden wor den, waar dat punt niet ter sprake komt? 't Is immers een levenskwestie voor het terugkrijgen van goede poli tieke verhoudingen. Maar, verder lezende, vernam ik, dat het Centraal Comité veel prijs stélt op het vernemen van het oordeel omtrent dit punt. Ei, dacht ik, dat is wat nieuws. Het C. C. zal wel niet aan „Velsen" alleen om het oordeel ge vraagd hebben. Maar waarom weten wij in den Kamerkieskring Leiden daar dan nog niets van? 't Is nu einde Maart. Nu krijgen we de menschen niet meer op vergaderingen. Doch waarom dan niet eerder vergaderd? Ik wandel in raadselen daarhenen. Tenzij Leiden vergeten mocht zijn, maar dat kan ik niet gelooven. Of is „Velsen" dan zoo actief, dat hét met het C. C. ongevraagd overleg heeft gepleegd. Dan hulde! OBSERVATOR. resultaat voor. de verdere ontwikke ling der bestuurshervorming zou heb ben. De heer BIJLEVELD (A. R.) is het eens met de opvatting, dat de be stuurshervorming in West Java niet is een proefneming, maar de eerste stap op een wel overwogen weg. De Volks raad voelde zich dan ook aan de uit voering gebonden en hier dacht men er net zoo over. Spr. zou den Minister willen vragen of de doorvoering der bestuurshervorming op Java en mis schien buiten Java inhaerent is aan het plan-De Graaff. Is dan één gou vernement Java, waarvoor spr. veel voelt, nog wel mogelijk? Van belang is het, dat in ieder geval met de instel ling van regentschapsraden wordt voortgegaan. De heer LOVINK (C. H.) is door de nota van inlichtingen van den Minis ter niet veel wijzer geworden. Dit is echter niet sprekers hoofdbezwaar. Al vorens met de hervorming wordt door gegaan, moet de financieele verhou ding tusschen Rijk en provincie gere geld worden. De minister van Koloniën, de heer KONINGSBERGER, wijst er op. dat de moties, die uitstel of afstel van de doorvoering van de hervorming be oogden, in den Volksraad niet meer dan 12 stemmen konden behalen, uit sluitend van de Europeanen. Naast de critiek werd een zeer krachtige ver dediging gehoord, vooral van Indische zijde. Aan den nieuwen toestand zijn be zwaren verbonden, maar men kan het slechts toejuichen, dat zii zoo spoedig tot uiting zijn gekomen, zoodat men in staat was het correctief daarop ook zoo spoedig mogelijk toe te passen. Op de vraag van den heer Bijleveld antwoordt spr., dat de doorvoering der reorganisatie in het geheel niet inhae rent is aan het plan-de Graaff, doch zich op zelfstandige wijze zal ontwik kelen. In de toekomst zal het altijd mogelijk zijn één provincie Java te scheppen, maar spr. is daar op het oogenbljh niet voor, hij juicht de vor- deeling in drieën als een volkomen natuurlijke ice De heer JOEKES (V. D.) dient daar na zijn motie in. Eenige leden repliceerden en de Mi nister dupliceert en geeft de Kamer in overweging de motie niet aan te nemen, zoodat de voortgezette be stuurshervorming met 1 Juli kan in gaan. De heer JOEKES (V. D.) tripliceert. De MINISTER quadrupliceert De stemming over de motie wordt bepaald op Dinsdag 1 uur. De vergadering wordt te 5.36 uur verdaagd tot Dinsdag 1 uur. de menschen eenvoudig en braaf wa ren. Met grooten lof sprak vrouw Hütt- mann van den dominee. Hij heette Rodler; was ongeveer 60 jaar oud, erg grijs en reeds 36 jaren predikant in dit dorp; een zeer eenvoudig, vroom, goedaardig, geleerd, lief, beminnelijk en ik weet niet wat nog meer voor 'n heer. Hij had veel op met de onderwij zers en onderwijzeressen en had eens gezegd, een goed volksschool-onder wijzer was hem meer waard dan een dozijn geleerde professoren; en over de onderwijzeressen oordeelde hij even zoo, voegde zij er met een blik van terzijde op mij aan toe. Ik aan vaardde glimlachend dat compliment, dacht echter bij me zelve: als hij zijn nieuw schaapje eenmaal zal hebben leeren kennen, dan zal hij wel van een andere meening worden. We wil len zien. Hij stond ook bij de regeering goed aangeschreven en kreeg daarom altijd brave onderwijzers en onderwijzeres sen. De tegenwoordige waren reeds lang daar. „Welke onderwijskrachten hebt u dan hier?" vroeg ik, in de meening, dadelijk hun natuurgeschiedenis te hooren en me te. oriënteeren. Prachtig. Ik had met die vraag een goed "register uitgehaald; de vrouw kon niet uitgepraat komen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5