JIEUWE LEIDSCHE COURANT
He! dagboek van een Leerares
van
ZATERDAG 24 MAART '28
TWEEDE BLAD.
UIT DE SCHRIFTEN
WAT JEZUS EISCHT.
Indien wij Hem alzoo laten (ge
worden), zij zullen allen in Hem
gelooven, en de Romeinen zullen
komen, en wegnemen beide onze
plaats en ons volk.
Johannes 1148.
Zietdaar, de overweging van den
Joodschen Raad.
Zoo deze mannen Jezus niet tegen-
treden en uitwerpen dan zal dit
hun de plaats kosten, welke zij inne
men onder het volk. hun hoogheid en
machtspositie; dan is het uit met hun
invloeden en rechten. Zóó heeft de
toestand zich nu verscherpt; in dit
stadium is nu het conflict tusschen
Jezus en de Joodsche machthebbers
gekomen. Jezus of zijl Jezus* plaats of
de hunne!
„Indien wij Hem alzoo laten gewor
den, dan zullen de Romeinen komen
en wegnemen onze plaats".
En voor hun plaats, hun hoogheid,
moet Jezus worden opgeofferd. Als
het gaat tusschen hen of Jezus, tus
schen hun positie of Jezus' Koning
schap dan moet Jezus sterven.
Hier spreekt de Joodsche raad zelf
uit, wat de lijdende Jezus van ons
eischt. Hij eischt, dat men zijn plaats,
dat men tenslotte daarin zichzelven
voor Hem opgeve. Dat men zichzelven
loslate en het met Jezus wage. Dat is
een gedachte, die over heel den lijdens
weg uitkomt. Overal, waar de Man
van Smarten verschijnt krijgt men
diezelfde keuze.
Zullen de jongeren in Gethsémané
zichzelven handhaven of den Chris
tus? Toen gaf hij Hem over, opdat Hij
gekruisigd zou worden.
Overal hetzelfde geval als hier de
Joodsche raad uitspreekt: Onze plaats
of Jezus. En dan moet Jezus in den
dood.
Zoo gaat de Heiland op Zijn kruis
weg en overal vraagt Hij: Gij of Ik?!
Wien zult gij loslaten? Eén van twee-
en moet overblijven.
Is het niet nog altijd zoo? Niet
slechts éénmaal in ons leven, maar
duizend maal? Eigenlijk eiken dag
weer?
Onszelven handhaven, dat is de leu
ze van het vleesch. Was het niet een
maal oiize val in het Paradijs, toen
wij onszelven vasthielden tegenover
God? en den Heere loslieten? En is
de vraag, waarmede Jezus tot ons
komt, niet nog altijd dezelfde, n.l., dat
wij ons opgeven voor Hem? „Zoo wie
zijn leven zal verliezen-"
Ziet, de Heiland gaat in deze lijders-
weken opnieuw met Zijn kruis langs
ons heen. En wij zijn allen als die
Joodsche raad. Wij houden raad met
onszelven. Soms lang, soms een enkel
oogenblik. En wij overwegen: „Wat
zullen wij opgeven?"
En nooit, nooit kan het vleesch zich
zelven verloochenen. Dat is als de
Joodsche raad. Jezus aan 't kruis en
wij op den troon, dat is de slotsom on
zer oude natuur. Wie heeft ooit zijn
eigen kracht, zijn wil, zijn keuze, zijn
hoogheid, zijn gerechtigheid, zijn
plaats, zichzelven opgegeven? Wie
heeft uit eigen kracht ooit al zijn pa
relen verkocht om die ééne parel te
gewinnen? „Het vleesch onderwerpt
zich der wet Gods niet, want het kan
het ook niet".
Alleen de genade Gods, die de oude
natuur doet sterven, alleen de weder-
barende ontferming, die den wil nieu
we hoedanigheden instort, geeft ons
kracht om ons leven te verliezen.
En welk een strijd blijft het ook dan
nog, om zich geheel aan Christus
kwijt te raken en Hem in alles te kie
zen tegen onszelven. Wij zullen dien
strijd moeten kennen! Wij worden
FEUILLETON.
22.) o—
Ik weet, hier loopen onze gevoelens
uiteen. Als ik je alles vertellen kon,
wat ik sedert ons vertrek van de
kweekschool beleefd heb, zoudt ge mij
begrijpen en anders beoordeelen. Maar
daartoe ben ik thans werkelijk niet
gestemd. In mij warrelt alles door
een* ik kan nauwelijks een kalme ge-
da» ..te opvatten. De voorvallen der
laatste dagen woelen om in mijn hart,
zoodat ik niet weet, wat ik doen moet
en zal. Wees niet kwaad op mij en
laat ons over deze aangelegenheid,
zoolang ik hier ben, niet verder spre
ken. Voorloopig is er aan besliste af
doening toch niet te denken".
Zij zag me bij die woorden onuit
sprekelijk aan en antwoordde:
„Goed, het zal geschieden. Vader
zal natuurlijk naar de herkomst van
het bloemkorfje vragen; ik zal hem
zeggen, dat een oude bekende het je
gezonden heeft. Ik gevoel 't ook, dat
je rust moet hebben, om te overleggen.
Kom, laten we ons klaar maken voor
het avondeten; men zal terstond roe-
Ten".
Ik had een zeer onrustigen nacht
en sliep weinig. Bertha's bedenkingen
gingen me door het hoofd en ik moest
haar gelijk geven. De geheele toe-
niet van ons vleesch losgeweekt; wij
moet er door Gods genade van los-
worstelen. En wie dien strijd niet kent
wie altijd maar zichzelven, zijn lust,
zijn weg, zijn hart. zijn zonde, zijn
plaats tegen Christus blijft handhaven
wie altijd maar Christus afwijst en
opgeeft, gelijk de Joodsche raad, om
eigen plaats en troon te kunnen blij
ven behouden, het_zal hem gaan als
die oversten Israels! Straks is juist
door de verwerping van Christus hun'
plaats weggenomen, hun troon omge-
stooten, hun hoogheid vergaan. O,
moge hij nog, in onmacht om zichzel
ven te helpen, tot dien Christus de
toevlucht nemen, met de bede: „Gij
eischt, dat ik mijzei ven voor U loslate;
geef Gij zelf uit ontferming mij de
kracht om uw eisch te volbrengen!"
I
Welk een levensbeschouwing, welk
een levenswerk ligt hier voor de ge
meente des Heeren!
Jezus eischt al den dag, dat, wan
neer het gaat tusschen onze plaats
en Christus, wij dan zeggen: daar
gaat mijn plaats, daar gaat mijn eer,
mijn grootheid, mijn lust. daar gaat
de appel mijner oogen. daar gaat mijn
gekoesterd plan, mijn vrouw, mijn
man, mijn kind; als Christus' weg an
ders is, dan wil ik niets handhaven
tegen Hem, dan moet Hij Koning zijn,
dan moet Hij niet sterven, maar leven,
en ik zal Hem geven het goud van
Scheba, en ik zal geduriglijk Hem
aanbidden.
Ziet, dat is wel een weg van ziele-
strijd, vaak ten bloede toe.
Maar uw Jezus is het waard; Hij is
waard, dat gij Hem dat doet. Hij mag
het van u vragen. Want het is de lij
dende en stervende Heiland, die dit
eischt. Hij, die juist als Man van
Smarten, u predikt, dat Hij Zijnen
troon voor u verlaten heeft, en Zijne
plaats opgegeven, opdat gij eeuwig
uwe plaats zoudt hebben in het Vader
huis.
OP JEZUS' LIJDEN.
'T en syn de Joden niet. Heer Jesu,
die U cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort
gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int
gesicht.
Noch die U knevelden, en stieten U vol
puysten.
T en syn de crijchs-luy niet. die met
haar felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer
opgelicht
Of het vervloekte hóut op Golgotha
gesticht,
Of over Uwen rock tsaam dobbelden
en tuyschten.
Ick bent, o Heer. ick bent, die U dit
heb gedaan,
Ick ben den swaren boom, die U had
overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee Ghij
ginct gebonden.
De nagel en de speer, de geesel die U
sloch,
De bloet-bedropen croon die Uwen
schedel droegh,
Want dit is al geschiet, eylaes, om
myne sonden!
REVIUS.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Tubbergen, H. Janzen
te Öosterend (Texel). Te Hoogeveen, B.
Batelaan, te Utrecht.
Aangenomen: Naar Krimpen a. d.
IJssel, Dr. D. Jacobs, te Hoogmade. Naar
Dinteloord, J. H. Th. Rappard, te Barne-
veld.
Bedankt: Voor Lage Zwaluwe, R.
Steenbeek, te Wapenveld.
GEREF. KERKEN.
Beroepen: Te Amsterdam-Zuid, C.
J. Sikkel, te Oosthem. Te Voorthuizen, L.
Hoorweg, te Purmerend.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Alphen aan den Rijn,
J._A. Riekel, te Sliedrecht.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor Meliskerke, M. Hof
man, te Krabbendijke.
komst kwam me zoo donker en ern
stig voor en die godsdienstkwestie
begon me voor de eerste maal ter ne
der te drukken. Zulk een geloofsver
andering is toch geen kinderspel, als
ze ook in het uiterlijk aan het licht
moet treden. Welk een opzien zou het
baren, als ik niet meer naar de kerk
ging. Voor mijn arme tante zou 't een
rioodelijk verdriet zijn, en ik ben haar
toch den grootsten dank schuldig; zij
heeft me laten studeeren en me als
haar eigen kind behandeld. Was het
niet reeds erg genoeg, dat ik in gods
dienstig opzicht zoo lichtzinnig was
geworden, hare goede lessen en ver
maningen steeds in den wind had ge
slagen en mij door die paar „spot
vogels" in onze klas zoo had laten be
ïnvloeden? En nu ook nog openlijk
afvallen! Welk een slag voor die goe
de tante; hoe zou men h. Koblenz over
mij spreken; zij zou zich nauwelijks
meer in de kerk en op straat durven-
vertoonen. Waarom moest dat alles
zoo komen! Ware het niet heter ge
weest, Herbold nooit gezien te heb
ben?
Donderdagmorgen werd ik met zwa
re hoofdpijn wakker. Ik kwam me
zelf geheel vreemd voor; het scheen
me bijna, alsof ik alles slechts ge
droomd had. Alleen het bloemkorfje
op tafel bewees mij, dat het werkelijk
zoo was. Bertha bleef goed als altijd;
maar ik merkte toch, dat haar iets
drukte, wat op heden nog niet van
7 VAN DE 13 VACANT.
In den ring Sliedrecht der Ned. Ilerv.
Kerk zullen, nu Ds. van de Pol het beroep
naar Oene o. d. Veluwe heeft aangeno
men, van de 13 predikantsplaatsen eerst
daags 7 vacant zijn. Naar wij vernemen,
zal dan door den ring Dordrecht hulp
worden verleend bij het vervullen van de
kerkdiensten.
JUBILEUM Ds. RULLMANN.
Ds. Rullmann die het beroep naar Was
senaar aannam zal te Utrecht eerst nog
zijn zilveren ambtsjubileum vieren. Op 29
Maart heeft dit plaats. Door een commis
sie uit de gemeenteleden is een herden
king daarvan voorbereid. Op den jubile
umavond wordt in de Oosterkerk een sa
menkomst belegd, waarvan de leiding zal
berusten bij den heer H. Botterweg. Deze
Izal ook de feestrede houden. Voorts zul
len vertegenwoordigers van den Kerke-
raad en van verschillende takken van ar
beid, waarin Ds. Rullmann werkzaam
was, het woord voeren, terwijl muziek en
zang (van het Evangelisatiekoor in Wijk
II) voor afwisseling zorgen.
DRINKT ALLEN DAARUIT.
Iemand, die onbekend wenscht te blij
ven, heeft aan d: Ned. Herv. gemeente te
Borger een volledig avondmaalsstel met
200 bekertjes en een doopvont geschon
ken. Op deze wijze wordt het „drinkt al
len daaruit" op zij gezet voor gezondheids
overwegingen of misschien nog minder
klemmende argumenten.
ZENDINGSDAG OP RAAPHORST.
Ook dit jaar zal de jaarlijksche Zen
dingsdag van de classis 's-Gravenhage der
Chr. Geref. Kerk weer op het Koninklijk
landgoed „Raaphorst" onder Wassenaar,
gehouden worden.
BURGERLIJKE EN KERKELIJKE
GEMEENTE.
Te Leeuwarden is een kwestie ontstaan
tusschen de burgerlijke gemeente en de
Ned. Herv. Kerk. Donderdag is voor de
rechtbank aanhangig gemaakt een eisch
door de kerkelijke autoriteiten der Ned.
Herv. Gemeente te Leeuwarden tegen de
burgerlijke gemeente. De strekking van
den eisch is het verkrijgen van rekening
en verantwoording van het beheer door
de gemeente gevoerd over het onroerende
en roerende goed toekomende aan de pas
torie te Leeuwarden. Vóór de reformatie
bestonden in Leeuwarden drie pastorieën:
Oldehorne, Nyehorne en Hoek. Na de refor
matie in 1580 werden deze tezamen ge
voegd en de bezittingen bestemd tot on
derhoud van de gereformeerde predikan
ten. Het beheer werd zeer spoedig daar
na gelegd in handen van het zoogenaamd
geestelijk kantoor, dat tot 1800 deze func
tie waarnam. Dit geestelijk kantoor was
een stadsinstelling, welke verscheidene
vermogens beheerde, zoo van de stadsar
men als andere. Omstreeks 1800 trok de
stad het beheer aan zich zonder bemidde
lend orgaan en zij heeft nimmer rekening
en verantwoording afgelegd. Thans wordt
deze in rechten gevorderd. De stadsgoe-
deren, waarvoor bedoeld beheer is ge
voerd, bestaan uit onroerend goed, meest
in den omtrek der stad gelegen, o.m. aan
het Vliet en het Kalverdijkje, een aantal
grondrechten en een geldsom. Voor de
eischers treedt op mr. A. B. Stoop, voor
de gemeente Leeuwarden mr. J. M. vau
Hettinga Tromp.
Ds. P. GROOTF.
Ds. P. Groote, onlang9 gekozen tot lid
van de Ev. Luth. Synode, heeft naar „De
Wartburg" meldt, voor deze benoeming
bedankt.
Ds. Groote is voorts door de Fransche
regeering benoemd tot „off'cier de l'in-
struction publique". Deze onderscheiding
is hem verleend als voorzitter van het
comité tot herstel der Protestant-xhe Ker-
k enin Frankrijk, waarvoor hij zich zeer
verdienstelijk heeft gemaakt.
ANGLICAANSCHE TERK IN AUSTRALIë.
Na een discussie van vier dagen heeft
de Anglicaansche Synode in Australië
met algemeene stemmen de voorgenomen
onafhankelijkheidsverklaring van de kerk
van Engeland goedgekeurd. Een der voor
naamste sprekers zeide, dat door deze ge
beurtenis de bandpn met de Moederkerk,
in plaats van geslaakt te worden, juist
nauwer aangehaald konden worden.
haar gew eken is. Wat zal ik nu van de
laatste drie dagen zeggen? We gin
gen veel wandelen, bezochten het mu
seum, de schilderijen-galerij, de kunst
tentoonstelling, het Nero-dal, de Kur-
plantsoenen, het concert, in één
woord, zoo wat van alles; maar het
was niet meer als tevoren. Van Her
bold spraken we niet meer, hoe dik
wijls de verzoeking daartoe ook bij me
opkwam. En eerlijk gezegd, ik ben
blij, dat ik morgen vertrek, hoewel ik
me zelve moet bekennen, dat 't in
Koblenz niet beter zal gaan. Het Iveul-
scbe kleed en het dagboek, het laatste
afzonderlijk ingepakt en verzegeld,
gaan vooruit naar Remdorf, naar
mijn kosthuis bij do weduwe Hütt-
mann, die mij aanbevolen is. En nu
genoeg. Ik ga mijn boeltje inpakken.
Wiesbaden, vaarwel!
DERDE HOOFDSTUK.
Remdorf, 5 Augustus.
Remdorf.
Als keizers en koningen en andere
potentaten somwijlen incognito rei
zen, waarom zou een onderwijzeres 't
dan ook niet eens 'n keer mogen doen,
daar zij toch ook tot de potentaten
behoort. Als zij in de school op den
katheder troont, dan heeft zij alleen
liet woord, en elk levend wezen bin-
ï.en die vier muren heeft voor haar te
buigen en eerbiedig te zwijgen. Van
daar kwam 't ook. zoo heeft, onze
godsdienstlecraar ons eens gezegd,
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Regeling der werkzaamheden.
De VOORZITTER stelt voor Dins
dagavond te vergaderen ter behande
ling van de interpellatie-Albarda inza
ke het beleid der regeering ten aan
zien van de kweekscholen. Aldus be
sloten.
Voorts stelt de VOORZITTER voor,
thans eerst voort te gaan met de be
handeling van het ontwem. houden
de bepalingen betreffende de belasting
van de nalatenschappen en sshenkin-
gen van Nederlanders die niet zijn in
gezetenen des rijks.
Dit voorstel wordt eveneens aange
nomen met aanteekening. dat de heer
Bijleveld (A. R.) daar tegen is.
Belasting erflatingen en schenkingen
van Nederlanders in den vreemde.
De heer van VUUREN (R. K.) juicht
de voortvarendheid van den Minister
toe. Hij kan zich nu vereenigen met
het nieuwe artikel 2. dat beter is dan
het oude, hij blijft het echter een
vreemde figuur vinden, want een alge
meene maatregel van bestuur dient
om een wet uit te voeren, niet om
haar te wijzigen.
De minister van financien, de heer
DE GEER wijst er op, dat in het nieu
we artikel de sancties gevolgd worden
van de Successiewet. In de wet van
4 April 1878 komt een artikel voor be
treffende een bestuursmaatregel, ge
heel analoog aan de thans voorgestel
de. Art. 2 wordt z.h.st. vastgesteld.
Na de aanneming der andere artike
len legt de heer BRAAT (P. B.) een
korte verklaring af. Hij is tegenstan
der, omdat het de dure belastingen
nog duurder maakt.
Het ontwerp wordt hierna aange
nomen met 49 tegen 12 stemmen.
Tegen de heeren Lingbeek (H. G. S.
P.), Kortenhorst (R. K.), Droogleevcr
Fortuyn (V. B.), Braat (P. B.). Beumer
(A. R.), Bijleveld (A. R.)t Heemskerk
(A. R.), Visscher (A. R.), Knottenbelt
(V. B.), Van Voorst tot Voorst (R. K.),
Boon (V. B.), en van Rappard (V. B.).
De motie-Joekes.
Aan de orde is de motie-Joekes c.s.,
betreffende doorvoering van de be-
stuurshervorming in Ned. Indië krach
tens de bepalingen der wet van 6 Febr.
1927.
De heer JOEKES (V. D.) vraagt zich
af, of wij met de uitvoering der be-
stuurshervorming in Ned. Indië op
den goeden weg zijn en vreest te kun
nen aantoonen, dat het tegendeel het
geval is. Aanvankelijk was de amb
telijke reorganisatie hoofdzaak van de
hervorming. Thans, eenige jaren na de
instelling van de provincie West-Java,
kan gevraagd worden, wat de resul
taten van die hervorming zijn geweest
Een groot aantal bezwaren heeft men
ontmoet. De administratie is omslach
tig geworden en kostbaar. De ambte
naren waren voor hun nieuwe taak
niet voldoende toegerust.
De regeering wil nu doorgaan met
de wet uit te voeren, maar spr. acht
de bezwaren, aangevoerd in den Volks
raad en in het Bantamrapport zeer
groot.
Het betreft hier geen zuiver tech
nische kwestie, maar de bestuursher-
vorming is één der belangrijkste
staatkundige vraagstukken, die om
oplossing vragen. Een onderzoek naar
de resultaten in West Java acht 9pr.
noodzakelijk.
De heer v. RIJCKEVORSEL (R. K.)
zegt, dat, wil de Kamer behoorlijk
haar controlerecht kunnen uitoefenen
zij goed ingelicht behoort te zijn.
De heer CRAMER (S. D.) gelooft, dat
als de motie-Joekes aanvaardt wordt,
de Kamer geheel handelt in den geest
van den Volksraad. De voortzetting
van .ie bestuurshervorming is in den
Volksraad met weinig enthousiasme
ontvangen. De instelling der regent
schapsraden is echter wel met instem
ming ontvangen en daarom heeft de
Volksraad het voorstel aanvaard.
De heer DROOGLEEVER FORTUYN
(V. B.j acl-t 't niet uilgesloten, dat in
de toekomst de bestuurshervorming
gewijzigd moet worden maar dit brengt
niet inee, dat een onderzoek naar de
resultaten in West Java, waar nog
slechts beginwerk is verricht, eenig
dat aan het onderwijs verbonden
personen geen tegenspraak duldden
en over 't algemeen minder verdraag
zaam waren. Tegen die beschuldiging
heeft echter de geheele klas eenstem
mig geprotesteerd, waarop hij lachend
verzekerde, daarmee niets bedoeld te
hebben, daar immers aanwezigen
steeds uitgezonderd waren. Integen
deel wilde hij zich ernstig moeite ge
ven, te gelooven, dat wij allen engelen
van vredelievendheid en zachmoedig-
heid waren, eene opmerking, welke
natuurlijk wederom algemeen hoofd
schudden veroorzaakte. Doch dit tus
schen haakjes.
Tante vond 't zeer onpractisch en
onvoorzichtig, dat ik me een kwartier
gehuurd had, zonder het tevoren in
oogenschouw genomen te hebben, en
raadde mij daarom aan, eens in alle
stilte hierheen te reizen. Dat heb ik
dan ook gedaan en ben zoo heden
middag incognito hier aangekomen.
Nu benut ik de gelegenheid, om in
inijn dagboek aan te teekenen wat ik
van vrouw Ilüttmann vernomen heb.
Zij is een goedige, ongeveer veertig
jarige vrouw, wier mond zelden rust
heeft.
Remdorf ligt ongeveer een half uur
van het spoorwegstation en van den
Rijn, te midden van mooie, landelijke
tuinen, en heeft omstreeks 1000 inwo
ners, die allen proestant zijn. De grond
is er goed, de huizen zien er lief en
netjes uit. Mijn kostvrouw zeide, dat
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 24 Maart 1928.
Op het agendum voor den te Am
sterdam te houden partijdag van den
Kamerkieskring „Velsen" zag ik o.a.
als punt 4:
„De aanstaande stembusstrijd en
in verband daarmede de samenwer
king met andere partijen". In te lei
den met een rede van den heer Chr.
van den Heuvel, lid der Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Och dacht ik, geen bijzonders, waar
zou een vergadering gehouden wor
den, waar dat punt niet ter sprake
komt? 't Is immers een levenskwestie
voor het terugkrijgen van goede poli
tieke verhoudingen.
Maar, verder lezende, vernam ik,
dat het Centraal Comité veel prijs
stélt op het vernemen van het oordeel
omtrent dit punt. Ei, dacht ik, dat is
wat nieuws. Het C. C. zal wel niet aan
„Velsen" alleen om het oordeel ge
vraagd hebben. Maar waarom weten
wij in den Kamerkieskring Leiden
daar dan nog niets van? 't Is nu einde
Maart. Nu krijgen we de menschen
niet meer op vergaderingen. Doch
waarom dan niet eerder vergaderd?
Ik wandel in raadselen daarhenen.
Tenzij Leiden vergeten mocht zijn,
maar dat kan ik niet gelooven. Of is
„Velsen" dan zoo actief, dat hét met
het C. C. ongevraagd overleg heeft
gepleegd. Dan hulde!
OBSERVATOR.
resultaat voor. de verdere ontwikke
ling der bestuurshervorming zou heb
ben.
De heer BIJLEVELD (A. R.) is het
eens met de opvatting, dat de be
stuurshervorming in West Java niet is
een proefneming, maar de eerste stap
op een wel overwogen weg. De Volks
raad voelde zich dan ook aan de uit
voering gebonden en hier dacht men
er net zoo over. Spr. zou den Minister
willen vragen of de doorvoering der
bestuurshervorming op Java en mis
schien buiten Java inhaerent is aan
het plan-De Graaff. Is dan één gou
vernement Java, waarvoor spr. veel
voelt, nog wel mogelijk? Van belang is
het, dat in ieder geval met de instel
ling van regentschapsraden wordt
voortgegaan.
De heer LOVINK (C. H.) is door de
nota van inlichtingen van den Minis
ter niet veel wijzer geworden. Dit is
echter niet sprekers hoofdbezwaar. Al
vorens met de hervorming wordt door
gegaan, moet de financieele verhou
ding tusschen Rijk en provincie gere
geld worden.
De minister van Koloniën, de heer
KONINGSBERGER, wijst er op. dat de
moties, die uitstel of afstel van de
doorvoering van de hervorming be
oogden, in den Volksraad niet meer
dan 12 stemmen konden behalen, uit
sluitend van de Europeanen. Naast de
critiek werd een zeer krachtige ver
dediging gehoord, vooral van Indische
zijde.
Aan den nieuwen toestand zijn be
zwaren verbonden, maar men kan het
slechts toejuichen, dat zii zoo spoedig
tot uiting zijn gekomen, zoodat men
in staat was het correctief daarop ook
zoo spoedig mogelijk toe te passen.
Op de vraag van den heer Bijleveld
antwoordt spr., dat de doorvoering der
reorganisatie in het geheel niet inhae
rent is aan het plan-de Graaff, doch
zich op zelfstandige wijze zal ontwik
kelen. In de toekomst zal het altijd
mogelijk zijn één provincie Java te
scheppen, maar spr. is daar op het
oogenbljh niet voor, hij juicht de vor-
deeling in drieën als een volkomen
natuurlijke ice
De heer JOEKES (V. D.) dient daar
na zijn motie in.
Eenige leden repliceerden en de Mi
nister dupliceert en geeft de Kamer
in overweging de motie niet aan te
nemen, zoodat de voortgezette be
stuurshervorming met 1 Juli kan in
gaan.
De heer JOEKES (V. D.) tripliceert.
De MINISTER quadrupliceert
De stemming over de motie wordt
bepaald op Dinsdag 1 uur.
De vergadering wordt te 5.36 uur
verdaagd tot Dinsdag 1 uur.
de menschen eenvoudig en braaf wa
ren.
Met grooten lof sprak vrouw Hütt-
mann van den dominee. Hij heette
Rodler; was ongeveer 60 jaar oud, erg
grijs en reeds 36 jaren predikant in
dit dorp; een zeer eenvoudig, vroom,
goedaardig, geleerd, lief, beminnelijk
en ik weet niet wat nog meer voor 'n
heer. Hij had veel op met de onderwij
zers en onderwijzeressen en had eens
gezegd, een goed volksschool-onder
wijzer was hem meer waard dan een
dozijn geleerde professoren; en over
de onderwijzeressen oordeelde hij
even zoo, voegde zij er met een blik
van terzijde op mij aan toe. Ik aan
vaardde glimlachend dat compliment,
dacht echter bij me zelve: als hij zijn
nieuw schaapje eenmaal zal hebben
leeren kennen, dan zal hij wel van
een andere meening worden. We wil
len zien.
Hij stond ook bij de regeering goed
aangeschreven en kreeg daarom altijd
brave onderwijzers en onderwijzeres
sen. De tegenwoordige waren reeds
lang daar.
„Welke onderwijskrachten hebt u
dan hier?" vroeg ik, in de meening,
dadelijk hun natuurgeschiedenis te
hooren en me te. oriënteeren.
Prachtig. Ik had met die vraag een
goed "register uitgehaald; de vrouw
kon niet uitgepraat komen.
(Wordt vervolgd).