MUWE LEIDSCHE C0MH1 He. dagUoek van een Leerares van WOENSDAG 21 MAART' 28 TWEEDE BLAD. Gewijde en Ongewijde Historie. DE EERSTE PLAAG. Een typisch voorbeeld van de wijze, waarop tegenwoordig door sommige ongeloovige geleerden getracht wordt, de wonderen uit de geschiodenis van het volk Israël te elimnieeren en alles wat ons in de historische boeken des Ouden Testaments daaromtrent ver haald wordt tot natuurlijke feiten te rug te brengen, is de rationalistische verklaringswijze van de eerste der tien plagen. Tevens valt hier op te merken het verband, dat er bestaat tusschen do plagen en de in Egypte geregeld elk jaar terugkeerende natuurverschijnse len. die betrekking hebben op de over strooming van den Nijl. Men heeft in de verandering van water in bloed meenen te zien het ver schijnsel van den „rooden Nijl In Juni is de Nijl op zijn laagst. Te gen het einde dezer maand doen zich in Beneden-Egypte de eerste voortee kenen van het wassen der rivier ge voelen: het water wordt kleverig en groenachtig Dit is het verschijnsel van den „groenen Nijl waarschijnlijk veroorzaakt door de resten van plan ten. die uit Soedan en Nubië zijn mee gevoerd. Eenige dagen later begint het water met groote snelheid te stijgen, en neemt een modderige, rossige kleur aan, die het gedurende de geheele over stroomingsperiode behoudt. In Sep tember heelt het verschijnsel van den „rooden Nijl zijn hoogtepunt bereikt en in December, als de Nijl weer bin nen zijn oevers is teruggekeerd, is het ten einde. Deze roode kleur van het Nijl water is vermoedelijk een gevolg van mee gevoerde roodachtige verweeringsstof- fen van krijtrotsen. De Egyptenaren hadden er een meer dichterlijke verklaring voor; zij ge loofden, dat de tranen van de godin Isis, die treurt over den dood van haar broeder en echtgenoot Osiris, de rivier deden zwellen- en haar water rood kleurden. Is dit verschijnsel van den „rooden Nijl" nu gelijk te stellen met de eer ste plaag? Vooreerst is de „roode Nijl geen plaag, doch een zecen voor Egyp te. dat immers zijn vruchtbaarheid aan de jaarlijks terug keerende over stroomingen dezer rivier heeft te dan ken. En in de tweede plaats kan zulk een normaal verschijnsel toch wel moeilijk beschouwd worden als een bovennatuurlijk ingrijpen van Jahweh om daarmede de Goddelijke zending van Mozes te bewijzen, opdat de farao naar zijn stem zal luisteren en het volk Israël toestemming geven weg te trekken uit Egypte. Ten slotte en dit is het doorslag gevende er staat duidelijk in het verhaal van Exodus, dat het water niet slechts rood werd doch wel dege lijk in bloed veranderde. De Heere zeide tot Mozes: aldus Ex. 7 vs. 19 zeg aan Aaron: „Neem uw staf en strek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren. hun stroo men. kanalen, en poelen en al hun verzamelplaatsen van water, en het zal bloed worden; er zal bloed in ge heel Egyptefand zijn, ook in houten en steenen vaten". En toen Mozes het bevel des Heeren uitgevoerd had. had dit tot gevolg vs. 21 dat de visschen in den Nijl stierven, de Nijl stonk en de Egypte naren het Nijl water niet konden drin ken. Het bederf van het beste was ook hier weer gebleken het slechtste te zijn: wat te voren leven met zich bracht, bracht thans den dood teweeg. Het water van den Nijl, ook wan neer het „rood" was, diende .den Egyp tenaren tot drinkwater, want zoo heel FEUILLETON. 20o— Dat de school geen invloed meer heeft op de opvoeding, heb ik zelf on dervonden. Men verliest bij dat drij ven allen lust en liefde voor het schooldoen. Inderdaad, als ik eerlijk zijn wil, moet ik me zelf 'n groot deel der schuld toeschrijven. Want de school was me ten laatste schier als bijzaak geworden. Mijnheer Kortli gaat echter te ver. Zoo mag men dan toch de moderne school niet veroor- tleelen en zoo radicaal vergeten de kinderen ook niet, wat zij geleerd hebben. Bertha nam geen deel aan het on derhoud; haar geest was blijkbaar met iets anders bezig. Ik wachtte me natuurlijk, haar vader aldoor tegen te spreken; dat verbood me reeds de welvoegelijkheid, afgezien daarvan, dat ik hem in meer dan één punt ge lijk moest geven. Na de koffie nam mijn vriendin me mee naar nare kamer en vroeg me met een schalksch glimlachje: „Roosje, heb je bekenden in Wies- baden?" „Niet, dat ik weet. Hoe kom je aan die vraag?" Toen gaf ze mij een mooi couvert, welks adres aan mij gericht was. Het kieskeurig waren deze in dit opzicht niet Toch wisten zij wel een middel om het water te filtreeren; en wel door 10 a 15 M. diepe puften te graven, waarin het door den zandgrond vol doende gefiltreerd was, zoodra het veel helderder geworden was. Dit deden de Egyptenaren ook thans met dit water, dat zij niet drinken konden: zij groeven putten rondom den Nijl, om water te drinken (vs. 24), echter zonder resultaat; alle water, waar het zich ook bevond, was in bloed veranderd. Zeven dagen duurde deze plaag; toen nam zij even plotseling een einde als zij gekomen was. Ook dit was weer een groot verschil met het natuurver schijnsel van den rooden Nijl, dat ge leidelijk opkwam, van veel langer duur was en dan ook geleidelijk weer verdween. Ondanks dit teeken van Gods won dermacht, weigerde de farao het volk te laten trekken. Om dit, althans tot op zekere hoog te te verklaren, moet men twee din gen in het oog houden. Vooreerst, dat de verandering van het water in bloed op den Egyptenaar minder indruk maakte, dan het op ons gemaakt zou hebben, omdat het voor ons een gansch ongewone zaak zou zijn, waarvoor wij geen parallellen zouden kennen, terwijl de Egyptenaar met het verschijnsel van den „rooden Nijl" bekend was, dat althans over eenkomst met dit wonder vertoont, zoodat er tusschen deze beide slechts is een gradueel verschil: 't is slechts een kwestie van meer of minder. En in de tweede plaats is hier het woord van dien Duitschen wijsgeer van toepassing: „was das Herz nicht will, das laszt der Kopf nicht ein" (wat het hart niet wil, laat het hoofd niet binnen). De Satan had, onder de toelating Gods, het hart van den farao verhard, zoodat deze weigerde aan de roepstem des Heeren, die door Mozes tot hem kwam, gehoor te geveft. Hij zette zich schrap: een titanische strijd werd daar gestreden in het veld van Tanis; een strijd tusschen Mozes en farao, dat is in laatste instantie tusschen God en Satan. En de inzet van dien strijd was; het uitverkoren volk des Heeren. dat uit het slaven huis moest uitgeleid worden, opdat het afgezonderd wonen zou (Num. 23 vs. 9). KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Parrega, J. F. van Berkel te Schoonebeek. Aangenomen: Naar Katwijk aan Zee, P. Bras, te Klundert. Bedankt: Voor Hemelum (toez.), P. Bras. te Klundert. Voor Opperdoes. J. F. Ossewaarde, te Grijpskerke (Zeeland). GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Schoonebeelj,, G. Mul der, cand. te Groningen; en E. Na wijn, cand. te Kampen. Te IJlst, H. R Pel te Suawoude; en W. Tom, te Warns. Te Hil versum (3e pred. pi.) Dr. E. D. Kraan, te Vlaardingen; en C. J. Sikkel, te Oosthem T«% Breda, (vac. J. H. Donner), H. W. H. van Andel, te St. Pancras c.aen Th. Delleman, te Giessen Oud- en N^euwkerk. Beroepen: Te Eindhoven (vac. J. W Esselink), J. van Herksen, te Hillegom Te IJlst. H. R. Pel, te Suawouae. Te O. Nijkerk (Fr.), E. Nawijn, cand. te Kam pen. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. Ds. Binsbergen, overgekomen uit Mas tenbroek, werd Zondagmorgen in de Ned Herv. Kerk te Muiden bevestigd door Ds. Kijftenbelt. Zondagmiddag deed bij zijn intrede met een predikatie over 2 Cor 4:7. Ds. H. Lanning boopt 15 April af scbeid te nemen van de Gerat Kerk te Siddeburen om 22 April intrede ie doen te Fijnaart. Bevestiger is Ds. J. W. Eggink te Willemstad. Cand. G. D. Kuiper hoopt 3 April a s. intrede te doen in de Geref. Kerk te Aal meer, na bevestigd te zijn door Ds. L. Kuiper, van Kampen. Zondagmiddag nam Ü9. J. W. Esse link, Geref. predikant te Eindhoven, af- couvert droeg den poststempel Wies- baden. „Dit briefje", zeide zij, „is juist vóór de koffie voor je aangekomen". Aan het adres heritende ik de hand van Herbold. Daar begon de geschie denis. Hoe nu Bertha van de zaak in kennis te stellen, zonder verdenking bij haar op te wekken? 01 Ik verliefd ben? Ik scheurde het couvert open. Her bold schreef, dat hij sedert twee da gen in Wiesbaden was en er tegen op zag, mij in het vreemde huis te be zoeken. Ik zou hem tot groote dank baarheid verplichten, als Ik me tegen 5 uur in de nabijheid der muziektent bij de Kurzaal wilde bevinden; hij zou me daar opwachten. Na kort beraad besloot ik. Bertha eerlijk te zeggen, wat de zaak was. „Daar, lees zelf", zeide ik en reikte haar den brief toe. Zij wierp er een blik in en riep verwonderd: „Ei, Roosje, wat is dat nu?" „Dat is gauw verklaard. De schrij ver van dit briefje is een toekomstig geneesheer, die blijkbaar meer be lang in mij stelt dan ik in hem". Dan vertelde ik haar het gansche verloop onzer betrekkingen. Bertha iuisterde oplettend toe en merkte, toen ik geëindigd had, droogjes op: „Dat schijnt me min of meer het eerste hoofdstuk van een beginnen- den roman. Wat wil je nu wel doen? Er heen gaan?" scbeid van zijn gemeente met een predi katie over 1 Johannes 2:28. De heer W. Nienhuis vertolkte de ge voelens van dank namens kerkraad en gemeente en bad den zoo beminden pre dikant om zijn persoon en werke wille ie zegenbede uit Ps. 134 toe. Ds. de Wit dankte namens de classis voor wat Ds. E. deed, voornamelijk voor de kleine Ker ken; de heer Joosten dankte namens Hel mond voor den velen arbeid in getrouw heid verricht. Ds. W.. E. van Duin, te Amsterdam :s voornemens a.s. Zondagavond zijn in trede te doen bij d* Geref. Kerk in Her steld Verband te Amsterdam-West. na vooraf te zijn bevpstigd door Dr. J. G. Geelkerken van Amsterdam-Zuid. Zondag j.l. nam Ds. G J. Goede af scheid van de Geref. Kerk van Yoorrhui- zen oin te verwrikken naar Apeldoorn. 1 .^t tekst bad hij genomen 2 Petr. 1 19. Na ar!oop der predinatie richtte de heer J. H Dekker namens den Kerkeraad een woerd van afscheid tot den vertrek ken den leeraar, ge vagende van den arbeid, gedurende 3Ja jaer in 't midden der ge- rriun.'te verricht, r.em tuewenschend j Jen zegen des Heerer in zijn nieuws gemeen te. Vervolgens weid het woord gevoerd door den heer C Blanken, hoof.i der Chr. schrei, waarna d n vertrekkenden leeraar w«td toegezong-n Ps. 121:4. GIFTEN EN LEGATEN. Vijlen Mej. E M J. IJpey te 's-Gra- v,.»ihage heeft axn de Ned. Herv. Gein. te Heeienveen ƒ2001 gelegateerd. De Heldring-gestichten te Zetten ont vingen van N. N een gift van 1000. Ds. S. VAN LEEUWEN Ds. S. van Leeuwen, die a.s. Zondag Dr. van Katwijk bij de Kerk van Velsen zou bevestigen, is plotseling ernstig ongesteld geworden. Hij is Maandagmorgen ter ob servatie naar 't Diaconessenhuis te Haar lem vervoerd. De patiënt is 9 Maart j.l. ongesteld geworden en thans acht men het niet onmogelijk dat de doktoren ope ratief zullen ingrijpen. Ds. K. J. CREMER. In aansluiting aan vroegere berichten, omtrent den minder gunstigen gezond heidstoestand van Ds. K. J. Cremer, Ge ref. predikant te Haarlem, or tleenen wij thans aan het „Haarlems Dagbladdat Ds. Cremer om gezondheidsredenen eme ritaat heeft aangevr; agd. Ds. Cremer ré nog slechts 34 jaar oud en staat eerst sedert Juni van het vorige jaar te Haarlem; sinds medio October ge noot hij ziekteverlof. Met groot leedwezen heeft de kerkeraad van Haarlem in het verzoek van Ds. Cre mer bewilligd. Het „Haarl. Dagbl." verneemt nog, dat hoewel het nog geruimen tijd kan duren, de medici volledig heTstel van Ü9. Cre mer verwachten. ZENDING. Met de Prins der Nederlanden, die 22 Mei naar Indië vertrekt, zal naar zijn ar beidsveld op Java, het zendingsonderwijs te Djocja, terugkeeren de heer J. God schalk. De heer G. woont thans te Utrecht, Merwedestraat 189. GRAFSTEEN GESCHONKEN. Als een dankbare hulde is door leerlin gen en oud-leerlingen van wijlen Doc. A. v. d. Heyden, in leven hoogleeraar aan de Theol. school der Chr. Geref. Kerken te Apeldoorn, een grafsteen geschonken voor diens graf. De overdracht daarvan heeft heden plaats. FEDERATIE VAN HERV. DIACONIEëN. De Algemeene D'aconale Conferentie der Herv. Kerk zal, naar gemeld wordt, gehouden worden op Maandag 16 April, des morgens kwart voor elf in het Jaar beursgebouw te Utrecht. Het openings woord spreekt Prof. Dr. Th. L. Haitjema uit Groningen, over „Opstanding en Geld- uitdeeling". Vervolgens zal Mr. F. C. M. Boenders uit Utrecht behandelen: „Het werk te Gheel". Des namiddags precies half twee zal de heer J. R. Snoeck Henke- mans uit 's-Gravenhage spreken over: „De toekomst der Armenzorg". SATANISCHE INVLOEDEN. Dr. Shadwell schreef in „The Times" een artikel over het feit, dat de mensch het eenige schepsel is, dat er behagen in „Ik zal zijn verzoek wel moeten inwilligen, daar ik hem het bezoek toegestaan heb, hoewel hij me daar mee in verlegenheid bracht. Wat denkt gij ervan, Bertha?" „Hm!" zeide zij, „ik vind di© heele geschiedenis wat zonderling. Zooals de zaken nu staan, geloof ik ook, dat ge er niet goed aan ontkomen kunt. Luister eens, Roosje! Jelui hebt me altijd den Duitschen Michel genoemd, omdat ik steeds eerlijk en ronduit zeide wat ik dacht. Wil je met dien mijnheer trouwen? Ben je op hem verliefd?" Die vraag kwam me zoo onver wacht en viel me zoo koud op 't lijf, dat ik eenige oogenblikken voor me uit staarde. Het was me, of er op een maal een verblindend helder licht in mijn binnenste ontstokei was. „Ver liefd?" „Trouwen?" Ik had me over die vragen nog nooit opheldering kunnen geven. Dat ging immers niet. Herbold is toch katholiek, al doet hij er niets aan. Ik wil toch met geen an dersdenkende huwen. En daarenbo ven, trouwen als onderwijzeres, eerst 20 jaren oud? En verliefd op Herbold? Ik ken hem immers heele- maal niet nader. Die heele geschiede nis had ik eigenlijk slechts als een enderhoudend tusschenspel beschouwd een meisjesavontuur. „Nu", voer Bertha voort, toen ik al tijd nog zweeg. „Wat zeg je, Roosje?" „Ja, wat zou ik zeggen. Bertha; zoo \er heb ik eigenlijk nog heelemaal heeft andere schepselen leed aan te doen of gruwzaam te behandelen. Hij wenschte ingelicht te worden omtrent de oorzaak van dit verschijnsel. Er kwamen ver schillende antwoorden; er volgde een discussie, maar tot eenig bepaald resul taat kwam men niet. Is het niet opmerkelijk, dat ontwikkel de menschen als Ds. Shadwell geen ver klaring geven kunnen van een verschijn sel, waarover de H. Schrift zoo helder licht verspreidt? Wij moeten daarom on derstellen, dat zij, die bovengenoemde vraag niet konden beantwoorden, of niet weten wat de Heilige Schrift daarom trent zegt, of geen rekening willen hou den met de openbaring Gods. Satan, wer kende in en door menschen, brengt men schen er toe, zonden te bedrijven, die zelfs bij lagere dieren weerzinwekkend zou den zijn. De uitwerking van satanische invloeden is in deze dagen overal te zien, evenals zij opgemerkt werden in vervlo gen eeuwen. Maar er zijn goede gronden om aan te nemen, dat Satan in de laat ste tien jaar zijn macht over de beschaaf de wereld heeft uitgebreid. Het Spiritis me, dat in toenemende mate aanhangers vindt, het opnieuw ontwaken van zieke lijke belangstelling in tooverij, zwarte kunst, hekserij, en andere praktijken van het occultisme; het beschrijven van gru welijke wreedheden in de prikkel-litera tuur na den wereldoorlog, dit alles kan niet anders beschouwd, dan als een gevolg van omgang met satanische machten. De bovengenoemde symptomen zijn een zeer verontrustend verèchijnsel van onzen tijd en daarom komt het ons voor, dat daarop door Christelijke leiders ernstiger dan tot dusver moet gewezen worden. Zoo betoogt de redactie van „The Chris tian". Het komt ons voor, dat wij in Neder land daaruit wat leeren kunnen, voegt „De Heraut" hieraan toe. S T ATEN-GENERAAL. TWEEDE KA ME ft. Vergadering van gisteren. Besloten wordt op voorstel van de begrotingscommissie, thans niet meer te houden het debat over de begroo ting van onderwijs, dat in December niet gehouden werd door ziekte van» den minister. De heer ALBARDA (S. D.) vraagt een interpellatie aan over het beleid van de regeering ten aanzien van de kweekscholen. Op dit verzoek wordt vandaag beslist. Wijziging art. 88 der Arbeidswet. Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp tot wijziging van art. 88 der Arbeidswet. Minister WASZINK wijst op de la cune tusschen de Arbeids- en de Leer plichtwet die ook na den 7-jarigen leerplicht blijft bestaan. Daarnaast is behoefte aan regeling van hét leerling stelsel, Het ontwerp nu brengt een juiste aansluiting van de leerovereen komst met lager onderwijs. Spr. kan aan het verlangen van den 8-jarigen leerplicht niet voldoen.. Het leerlingenstelsel zal in de practijk ko men alleen voor de z.g. ambachten en niet voor fabrieken. De heer GERHARD (S. D.) vraagt, hoe de controle op de toepassing van de leerling-overeenkomst zal worden geregeld. Het ontwerp acht spr. onaan nemelijk. t De heer JOEKES (V. D.) vreest, dat de controle niet intensief zal zijn; vele bazen zullen ongeschikt zijn voor het opleiden van jongens en men zal de meening gaan verkondigen d. na deze wet een brug geslagen is tusschen Leerplicht- en Arbeidswet. Spr. meent dat tot wedertoepassing van art 25 der Nijverheidsonderwijswet zal moe ten worden overgegaan en dat het wetsontwerp niet in strijd is met art. 3 van het verdrag van Washington. De heer STENHUIS (S. D.) vreest, dat de arbeidsmarkt zal worden ver slechterd. De heer KETELAAR (V. D.) meent, dat het ontwerp een stap is op een ge vaarlijk terrein. Men mag niet terug komen op het verbod van fabrieksar beid voor kinderen beneden 14 jaar. Dit slechte voorbeeld zal navolging Uitlokken. De heer VAN WIJNBERGEN (R. K.) juicht 't ontwerp toe, dat jongens, als niet gedacht. Tot verliefd zijn en trou wen behoort toch meer. En daarbij, Herbold is katholiek". „Zoo? Heb je dat dan niet van den beginne af geweten?" „Neen; hij zeide 't mij eerst bij zijn bezoek in Wiesenau". „Hoor eens, Roosje, als de zaken zoo staan, zou ik niet naar die ont moeting gaan. Laat den student loo- pen; dat eindigt niet goed. Mijns in ziens betaamt bet niet voor een on derwijzeres, doellooze minnarijen te onderhouden. Tegen een gepaste ver keering valt ten slotte niets in te brengen; want we hebben immers geen gelofte afgelegd, niet te trouwen. Maar zulke geschiedenissen zijn ver- koerd". „Je hebt mooi praten, Bertha; als men zich echter, zooals ik, reeds tot iets gebonden heeft? 't Was wel een domme streek maar 't is eenmaal gebeurd; weet je wat? Ik ga er heen, spreek een paar minuten met hem en kom gauw terug. We zijn daar im mers niet alleen; in de plantsoenen wemelt het van menschen". Bertha haalde de schouders op, dan zeide zij: ,Mij om 't evenl Maar wees voor zichtig, en kom gauw terug". De eeTste ontmoeting. Ik ging heen; Herbold wachtte reeds op me en begroette me zeer vriende lijk. Wij spraken eenigen tijd met el kander. Niemand nam notitie van AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 21 Maart 1928. Men spreekt in de kringen van de beoefenaars der lichamelijke oefening nog al eens van „slechts een gezon de ziel in een gezond lichaam".. Nu is dit citaat niet juist. De oude Romeinsche dichter aan wien het ont leend is, had het over „een gezonde ziel èn een gezond lichaam" als het beste wat men van de goden kan vragen. Doch tegenwoordig schijnt bet wel" eens of men aan een gezond lichaam voldoende heeft. Zoo heeft de Angli- caansche bisschop van New-York, dr. Manning, een som van 75.000 gulden aanvaard om in zijn kerk 'n gebrand schilderd venster aan te brengen, dat aan., bet „gespierde Christendom", gewijd zal zijn. Het raam vertoont een engel, die een kampioen-athleet met den lau werkrans bekroont. En met welgeval len een soort zegen aan boksen, paar denrennen, golf, roeien, lawn-tennis, cricket en biljardspel geeft. Hier treedt de gezonde ziel geheel op den achtergrond; aan het gezonde lichaam heeft men genoeg. Het mo ge een „gespierd Christendom" zijn, het is tegelijk een ontzield Chris tendom. OBSERVATOR. zij de school verlaten, doch nog geen 14 jaar zijn, van de straat houdt, en hen in de gelegenheid stelt een vak opleiding te beginnen. De heer NOLENS (R. K.) acht het ontwerp den eenigen weg om het hi aat tusschen de Leerplicht- en de Ar beidswet te verkleinen. De heer L. DE VISSER (C. Pzegt, dat dit ontwerp wel aantoont, hoe slecht ons onderwijs is ingericht. In ieder geval is dit ontwerp een stap op den weg der reactie. Waarom niet de oplossing zoo gezocht, dat de leer tijd niet aanvangt op het zesde, maar op het zevende jaar? Mocht dit ontwerp wet worden, dan hoopt spr., dat het proletariaat daar uit de conclusie zal trekien, dat een veel scherper strijd tegen de bourge oisie noodig is om de onderwijsidealen te verwezenlijken. De heer VERAART (R. K.) repliceert Mej. WESTERMAN (V. B.) repliceert. Minister SLOTEMAKER DE BRUI NE dupliceert. Hij wijst er op, dat de meening van den heer Thomas, direc teur van het Int. Arbeidsbureau, wel geen authentieke interpretatie van conventies is, maar toch van beteéke- nis. Wanneer het lot van dit wetsont werp is bezegeld, zal de regeering haar standpunt ten opzichte van de ratifi catie moeten vaststellen. De minister van Onderwijs, de heer WASZINK, dupliceert Behalve het toezicht van de controleurs heeft men ook nog het toezicht van de inspec teurs N. O. Men kan echter niet ver langen, dat zij steeds in de werkplaats aanwezig zullen zijn. Met den heer Joekes is spr. van meening, dat do klove tusschen Leerplicht- en Arbeids wet niet wordt overbrugd door dit ontwerp, dat geenszins andere maat regelen behoeft tegen te houden. De algemeene beschouwingen wor den gesloten. Op art. 1 neemt de regeering een amendement-Suring over om buiten twijfel te stellen, dat de 13-jarige jon gens, wien het hier betreft, niet leer plichtig zijn. Het wetsontwerp wordt hierna aan genomen met 53 tegen 32 stemmen. Tegen: S. D„ V. D. en de heeren Arts (R. K. V. P.), L. de Visser (C. P.), Veraart (R. K.) en Kuiper (R. K.). De doodstraf in NetL Indië. Aan de orde is de motie-Kleerekoper betreffende het in overweging nemen van het afschaffen van de doodstraf in Ned. Indië. De heer KLEEREKOPER (S. D.) £*- toogt, dat zijn wenschen verder gaan, dan in de motie is uitgedrukt, doch dat die gematigd is geredigeerd om sommige bezwaren, die er tegen zou den kunnen worden aangevoerd, to ondervangen. „Overweging" sluit in zich een onderzoek naar de vraag, of de doodstraf daar nog wel noodig is. ons. Na ongeveer een kwartier nam ik afscheid. We waren aan een zijpad en toevallie alleen. Toen ik hem ten af scheid de hand reikte, drukte hij ze wederom aan zijn lippen en bedekte ze met kussen. Toen zeide hij, ze al tijd nog vasthoudend: „Juffrouw Wantolfl Staat u me toe,, u van tijd tot tijd te schrijven? Over 'n half jaar doe ik mijn staatsexamen. Mijn vader heeft een groote privaat kliniek in Maagdenburg. Na het exa men zal ik de plaats van een assistent arts bij hem krijgen. Hij wenscht vu rig, dat ik spoedig huw. Mag ik de hoop koesteren, dat ik u niet geheel onverschillig ben?" „Ik begrijp niet, mijnheer Herbold. wat u met al die woorden bedoelt. U i9 katholiek, ik ben protestant. Die klove laa zich niet overbruggen". „Toch wel", antwoordde bij terstond „de dispensatie mijner Kerk over brugt ze". „Ja, maar alleen onder bepaalde voorwaarden". Op dit kritieke oogenblik kwamen eenige personen den we? op. waarop wij ons bevonden. Ik trok fluks mijne hand los en ijlde weg. Bij 't weggaan riep ik hem nog toe: „Excuseer me, mijnheer Herbold; ik heb mijne vriendin beloofd, spoedig terug te komen. Adieu!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5