MUWE LEIDSCHE C0MH1
He. dagUoek van een Leerares
van
WOENSDAG 21 MAART' 28
TWEEDE BLAD.
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE EERSTE PLAAG.
Een typisch voorbeeld van de wijze,
waarop tegenwoordig door sommige
ongeloovige geleerden getracht wordt,
de wonderen uit de geschiodenis van
het volk Israël te elimnieeren en alles
wat ons in de historische boeken des
Ouden Testaments daaromtrent ver
haald wordt tot natuurlijke feiten te
rug te brengen, is de rationalistische
verklaringswijze van de eerste der
tien plagen.
Tevens valt hier op te merken het
verband, dat er bestaat tusschen do
plagen en de in Egypte geregeld elk
jaar terugkeerende natuurverschijnse
len. die betrekking hebben op de over
strooming van den Nijl.
Men heeft in de verandering van
water in bloed meenen te zien het ver
schijnsel van den „rooden Nijl
In Juni is de Nijl op zijn laagst. Te
gen het einde dezer maand doen zich
in Beneden-Egypte de eerste voortee
kenen van het wassen der rivier ge
voelen: het water wordt kleverig en
groenachtig Dit is het verschijnsel
van den „groenen Nijl waarschijnlijk
veroorzaakt door de resten van plan
ten. die uit Soedan en Nubië zijn mee
gevoerd.
Eenige dagen later begint het water
met groote snelheid te stijgen, en
neemt een modderige, rossige kleur
aan, die het gedurende de geheele over
stroomingsperiode behoudt. In Sep
tember heelt het verschijnsel van den
„rooden Nijl zijn hoogtepunt bereikt
en in December, als de Nijl weer bin
nen zijn oevers is teruggekeerd, is het
ten einde.
Deze roode kleur van het Nijl water
is vermoedelijk een gevolg van mee
gevoerde roodachtige verweeringsstof-
fen van krijtrotsen.
De Egyptenaren hadden er een meer
dichterlijke verklaring voor; zij ge
loofden, dat de tranen van de godin
Isis, die treurt over den dood van haar
broeder en echtgenoot Osiris, de rivier
deden zwellen- en haar water rood
kleurden.
Is dit verschijnsel van den „rooden
Nijl" nu gelijk te stellen met de eer
ste plaag? Vooreerst is de „roode Nijl
geen plaag, doch een zecen voor Egyp
te. dat immers zijn vruchtbaarheid
aan de jaarlijks terug keerende over
stroomingen dezer rivier heeft te dan
ken. En in de tweede plaats kan zulk
een normaal verschijnsel toch wel
moeilijk beschouwd worden als een
bovennatuurlijk ingrijpen van Jahweh
om daarmede de Goddelijke zending
van Mozes te bewijzen, opdat de farao
naar zijn stem zal luisteren en het
volk Israël toestemming geven weg
te trekken uit Egypte.
Ten slotte en dit is het doorslag
gevende er staat duidelijk in het
verhaal van Exodus, dat het water
niet slechts rood werd doch wel dege
lijk in bloed veranderde.
De Heere zeide tot Mozes: aldus
Ex. 7 vs. 19 zeg aan Aaron: „Neem
uw staf en strek uw hand uit over de
wateren der Egyptenaren. hun stroo
men. kanalen, en poelen en al hun
verzamelplaatsen van water, en het
zal bloed worden; er zal bloed in ge
heel Egyptefand zijn, ook in houten
en steenen vaten".
En toen Mozes het bevel des Heeren
uitgevoerd had. had dit tot gevolg
vs. 21 dat de visschen in den Nijl
stierven, de Nijl stonk en de Egypte
naren het Nijl water niet konden drin
ken. Het bederf van het beste was ook
hier weer gebleken het slechtste te
zijn: wat te voren leven met zich
bracht, bracht thans den dood teweeg.
Het water van den Nijl, ook wan
neer het „rood" was, diende .den Egyp
tenaren tot drinkwater, want zoo heel
FEUILLETON.
20o—
Dat de school geen invloed meer
heeft op de opvoeding, heb ik zelf on
dervonden. Men verliest bij dat drij
ven allen lust en liefde voor het
schooldoen. Inderdaad, als ik eerlijk
zijn wil, moet ik me zelf 'n groot deel
der schuld toeschrijven. Want de
school was me ten laatste schier als
bijzaak geworden. Mijnheer Kortli
gaat echter te ver. Zoo mag men dan
toch de moderne school niet veroor-
tleelen en zoo radicaal vergeten de
kinderen ook niet, wat zij geleerd
hebben.
Bertha nam geen deel aan het on
derhoud; haar geest was blijkbaar
met iets anders bezig. Ik wachtte me
natuurlijk, haar vader aldoor tegen
te spreken; dat verbood me reeds de
welvoegelijkheid, afgezien daarvan,
dat ik hem in meer dan één punt ge
lijk moest geven.
Na de koffie nam mijn vriendin me
mee naar nare kamer en vroeg me
met een schalksch glimlachje:
„Roosje, heb je bekenden in Wies-
baden?"
„Niet, dat ik weet. Hoe kom je aan
die vraag?"
Toen gaf ze mij een mooi couvert,
welks adres aan mij gericht was. Het
kieskeurig waren deze in dit opzicht
niet Toch wisten zij wel een middel
om het water te filtreeren; en wel door
10 a 15 M. diepe puften te graven,
waarin het door den zandgrond vol
doende gefiltreerd was, zoodra het
veel helderder geworden was.
Dit deden de Egyptenaren ook thans
met dit water, dat zij niet drinken
konden: zij groeven putten rondom
den Nijl, om water te drinken (vs. 24),
echter zonder resultaat; alle water,
waar het zich ook bevond, was in
bloed veranderd.
Zeven dagen duurde deze plaag;
toen nam zij even plotseling een einde
als zij gekomen was. Ook dit was weer
een groot verschil met het natuurver
schijnsel van den rooden Nijl, dat ge
leidelijk opkwam, van veel langer
duur was en dan ook geleidelijk weer
verdween.
Ondanks dit teeken van Gods won
dermacht, weigerde de farao het volk
te laten trekken.
Om dit, althans tot op zekere hoog
te te verklaren, moet men twee din
gen in het oog houden.
Vooreerst, dat de verandering van
het water in bloed op den Egyptenaar
minder indruk maakte, dan het op
ons gemaakt zou hebben, omdat het
voor ons een gansch ongewone zaak
zou zijn, waarvoor wij geen parallellen
zouden kennen, terwijl de Egyptenaar
met het verschijnsel van den „rooden
Nijl" bekend was, dat althans over
eenkomst met dit wonder vertoont,
zoodat er tusschen deze beide slechts
is een gradueel verschil: 't is slechts
een kwestie van meer of minder.
En in de tweede plaats is hier het
woord van dien Duitschen wijsgeer
van toepassing: „was das Herz nicht
will, das laszt der Kopf nicht ein"
(wat het hart niet wil, laat het hoofd
niet binnen).
De Satan had, onder de toelating
Gods, het hart van den farao verhard,
zoodat deze weigerde aan de roepstem
des Heeren, die door Mozes tot hem
kwam, gehoor te geveft.
Hij zette zich schrap: een titanische
strijd werd daar gestreden in het veld
van Tanis; een strijd tusschen Mozes
en farao, dat is in laatste instantie
tusschen God en Satan. En de inzet
van dien strijd was; het uitverkoren
volk des Heeren. dat uit het slaven
huis moest uitgeleid worden, opdat
het afgezonderd wonen zou (Num. 23
vs. 9).
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Parrega, J. F. van
Berkel te Schoonebeek.
Aangenomen: Naar Katwijk aan
Zee, P. Bras, te Klundert.
Bedankt: Voor Hemelum (toez.), P.
Bras. te Klundert. Voor Opperdoes. J. F.
Ossewaarde, te Grijpskerke (Zeeland).
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Schoonebeelj,, G. Mul
der, cand. te Groningen; en E. Na wijn,
cand. te Kampen. Te IJlst, H. R Pel te
Suawoude; en W. Tom, te Warns. Te Hil
versum (3e pred. pi.) Dr. E. D. Kraan, te
Vlaardingen; en C. J. Sikkel, te Oosthem
T«% Breda, (vac. J. H. Donner), H. W. H.
van Andel, te St. Pancras c.aen Th.
Delleman, te Giessen Oud- en N^euwkerk.
Beroepen: Te Eindhoven (vac. J. W
Esselink), J. van Herksen, te Hillegom
Te IJlst. H. R. Pel, te Suawouae. Te O.
Nijkerk (Fr.), E. Nawijn, cand. te Kam
pen.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
Ds. Binsbergen, overgekomen uit Mas
tenbroek, werd Zondagmorgen in de Ned
Herv. Kerk te Muiden bevestigd door Ds.
Kijftenbelt. Zondagmiddag deed bij zijn
intrede met een predikatie over 2 Cor
4:7.
Ds. H. Lanning boopt 15 April af
scbeid te nemen van de Gerat Kerk te
Siddeburen om 22 April intrede ie doen
te Fijnaart. Bevestiger is Ds. J. W. Eggink
te Willemstad.
Cand. G. D. Kuiper hoopt 3 April a s.
intrede te doen in de Geref. Kerk te Aal
meer, na bevestigd te zijn door Ds. L.
Kuiper, van Kampen.
Zondagmiddag nam Ü9. J. W. Esse
link, Geref. predikant te Eindhoven, af-
couvert droeg den poststempel Wies-
baden.
„Dit briefje", zeide zij, „is juist
vóór de koffie voor je aangekomen".
Aan het adres heritende ik de hand
van Herbold. Daar begon de geschie
denis. Hoe nu Bertha van de zaak in
kennis te stellen, zonder verdenking
bij haar op te wekken?
01 Ik verliefd ben?
Ik scheurde het couvert open. Her
bold schreef, dat hij sedert twee da
gen in Wiesbaden was en er tegen op
zag, mij in het vreemde huis te be
zoeken. Ik zou hem tot groote dank
baarheid verplichten, als Ik me tegen
5 uur in de nabijheid der muziektent
bij de Kurzaal wilde bevinden; hij zou
me daar opwachten. Na kort beraad
besloot ik. Bertha eerlijk te zeggen,
wat de zaak was.
„Daar, lees zelf", zeide ik en reikte
haar den brief toe. Zij wierp er een
blik in en riep verwonderd:
„Ei, Roosje, wat is dat nu?"
„Dat is gauw verklaard. De schrij
ver van dit briefje is een toekomstig
geneesheer, die blijkbaar meer be
lang in mij stelt dan ik in hem".
Dan vertelde ik haar het gansche
verloop onzer betrekkingen. Bertha
iuisterde oplettend toe en merkte,
toen ik geëindigd had, droogjes op:
„Dat schijnt me min of meer het
eerste hoofdstuk van een beginnen-
den roman. Wat wil je nu wel doen?
Er heen gaan?"
scbeid van zijn gemeente met een predi
katie over 1 Johannes 2:28.
De heer W. Nienhuis vertolkte de ge
voelens van dank namens kerkraad en
gemeente en bad den zoo beminden pre
dikant om zijn persoon en werke wille ie
zegenbede uit Ps. 134 toe. Ds. de Wit
dankte namens de classis voor wat Ds. E.
deed, voornamelijk voor de kleine Ker
ken; de heer Joosten dankte namens Hel
mond voor den velen arbeid in getrouw
heid verricht.
Ds. W.. E. van Duin, te Amsterdam
:s voornemens a.s. Zondagavond zijn in
trede te doen bij d* Geref. Kerk in Her
steld Verband te Amsterdam-West. na
vooraf te zijn bevpstigd door Dr. J. G.
Geelkerken van Amsterdam-Zuid.
Zondag j.l. nam Ds. G J. Goede af
scheid van de Geref. Kerk van Yoorrhui-
zen oin te verwrikken naar Apeldoorn. 1 .^t
tekst bad hij genomen 2 Petr. 1 19. Na
ar!oop der predinatie richtte de heer J.
H Dekker namens den Kerkeraad een
woerd van afscheid tot den vertrek ken
den leeraar, ge vagende van den arbeid,
gedurende 3Ja jaer in 't midden der ge-
rriun.'te verricht, r.em tuewenschend j Jen
zegen des Heerer in zijn nieuws gemeen
te. Vervolgens weid het woord gevoerd
door den heer C Blanken, hoof.i der Chr.
schrei, waarna d n vertrekkenden leeraar
w«td toegezong-n Ps. 121:4.
GIFTEN EN LEGATEN.
Vijlen Mej. E M J. IJpey te 's-Gra-
v,.»ihage heeft axn de Ned. Herv. Gein. te
Heeienveen ƒ2001 gelegateerd.
De Heldring-gestichten te Zetten ont
vingen van N. N een gift van 1000.
Ds. S. VAN LEEUWEN
Ds. S. van Leeuwen, die a.s. Zondag Dr.
van Katwijk bij de Kerk van Velsen zou
bevestigen, is plotseling ernstig ongesteld
geworden. Hij is Maandagmorgen ter ob
servatie naar 't Diaconessenhuis te Haar
lem vervoerd. De patiënt is 9 Maart j.l.
ongesteld geworden en thans acht men
het niet onmogelijk dat de doktoren ope
ratief zullen ingrijpen.
Ds. K. J. CREMER.
In aansluiting aan vroegere berichten,
omtrent den minder gunstigen gezond
heidstoestand van Ds. K. J. Cremer, Ge
ref. predikant te Haarlem, or tleenen wij
thans aan het „Haarlems Dagbladdat
Ds. Cremer om gezondheidsredenen eme
ritaat heeft aangevr; agd.
Ds. Cremer ré nog slechts 34 jaar oud
en staat eerst sedert Juni van het vorige
jaar te Haarlem; sinds medio October ge
noot hij ziekteverlof.
Met groot leedwezen heeft de kerkeraad
van Haarlem in het verzoek van Ds. Cre
mer bewilligd.
Het „Haarl. Dagbl." verneemt nog, dat
hoewel het nog geruimen tijd kan duren,
de medici volledig heTstel van Ü9. Cre
mer verwachten.
ZENDING.
Met de Prins der Nederlanden, die 22
Mei naar Indië vertrekt, zal naar zijn ar
beidsveld op Java, het zendingsonderwijs
te Djocja, terugkeeren de heer J. God
schalk. De heer G. woont thans te Utrecht,
Merwedestraat 189.
GRAFSTEEN GESCHONKEN.
Als een dankbare hulde is door leerlin
gen en oud-leerlingen van wijlen Doc. A.
v. d. Heyden, in leven hoogleeraar aan de
Theol. school der Chr. Geref. Kerken te
Apeldoorn, een grafsteen geschonken voor
diens graf. De overdracht daarvan heeft
heden plaats.
FEDERATIE VAN HERV. DIACONIEëN.
De Algemeene D'aconale Conferentie
der Herv. Kerk zal, naar gemeld wordt,
gehouden worden op Maandag 16 April,
des morgens kwart voor elf in het Jaar
beursgebouw te Utrecht. Het openings
woord spreekt Prof. Dr. Th. L. Haitjema
uit Groningen, over „Opstanding en Geld-
uitdeeling". Vervolgens zal Mr. F. C. M.
Boenders uit Utrecht behandelen: „Het
werk te Gheel". Des namiddags precies
half twee zal de heer J. R. Snoeck Henke-
mans uit 's-Gravenhage spreken over: „De
toekomst der Armenzorg".
SATANISCHE INVLOEDEN.
Dr. Shadwell schreef in „The Times"
een artikel over het feit, dat de mensch
het eenige schepsel is, dat er behagen in
„Ik zal zijn verzoek wel moeten
inwilligen, daar ik hem het bezoek
toegestaan heb, hoewel hij me daar
mee in verlegenheid bracht. Wat
denkt gij ervan, Bertha?"
„Hm!" zeide zij, „ik vind di© heele
geschiedenis wat zonderling. Zooals
de zaken nu staan, geloof ik ook, dat
ge er niet goed aan ontkomen kunt.
Luister eens, Roosje! Jelui hebt me
altijd den Duitschen Michel genoemd,
omdat ik steeds eerlijk en ronduit
zeide wat ik dacht. Wil je met dien
mijnheer trouwen? Ben je op hem
verliefd?"
Die vraag kwam me zoo onver
wacht en viel me zoo koud op 't lijf,
dat ik eenige oogenblikken voor me
uit staarde. Het was me, of er op een
maal een verblindend helder licht in
mijn binnenste ontstokei was. „Ver
liefd?" „Trouwen?" Ik had me over
die vragen nog nooit opheldering
kunnen geven. Dat ging immers niet.
Herbold is toch katholiek, al doet hij
er niets aan. Ik wil toch met geen an
dersdenkende huwen. En daarenbo
ven, trouwen als onderwijzeres,
eerst 20 jaren oud? En verliefd op
Herbold? Ik ken hem immers heele-
maal niet nader. Die heele geschiede
nis had ik eigenlijk slechts als een
enderhoudend tusschenspel beschouwd
een meisjesavontuur.
„Nu", voer Bertha voort, toen ik al
tijd nog zweeg. „Wat zeg je, Roosje?"
„Ja, wat zou ik zeggen. Bertha; zoo
\er heb ik eigenlijk nog heelemaal
heeft andere schepselen leed aan te doen
of gruwzaam te behandelen. Hij wenschte
ingelicht te worden omtrent de oorzaak
van dit verschijnsel. Er kwamen ver
schillende antwoorden; er volgde een
discussie, maar tot eenig bepaald resul
taat kwam men niet.
Is het niet opmerkelijk, dat ontwikkel
de menschen als Ds. Shadwell geen ver
klaring geven kunnen van een verschijn
sel, waarover de H. Schrift zoo helder
licht verspreidt? Wij moeten daarom on
derstellen, dat zij, die bovengenoemde
vraag niet konden beantwoorden, of niet
weten wat de Heilige Schrift daarom
trent zegt, of geen rekening willen hou
den met de openbaring Gods. Satan, wer
kende in en door menschen, brengt men
schen er toe, zonden te bedrijven, die zelfs
bij lagere dieren weerzinwekkend zou
den zijn. De uitwerking van satanische
invloeden is in deze dagen overal te zien,
evenals zij opgemerkt werden in vervlo
gen eeuwen. Maar er zijn goede gronden
om aan te nemen, dat Satan in de laat
ste tien jaar zijn macht over de beschaaf
de wereld heeft uitgebreid. Het Spiritis
me, dat in toenemende mate aanhangers
vindt, het opnieuw ontwaken van zieke
lijke belangstelling in tooverij, zwarte
kunst, hekserij, en andere praktijken van
het occultisme; het beschrijven van gru
welijke wreedheden in de prikkel-litera
tuur na den wereldoorlog, dit alles kan
niet anders beschouwd, dan als een gevolg
van omgang met satanische machten. De
bovengenoemde symptomen zijn een zeer
verontrustend verèchijnsel van onzen tijd
en daarom komt het ons voor, dat daarop
door Christelijke leiders ernstiger dan tot
dusver moet gewezen worden.
Zoo betoogt de redactie van „The Chris
tian".
Het komt ons voor, dat wij in Neder
land daaruit wat leeren kunnen, voegt
„De Heraut" hieraan toe.
S T ATEN-GENERAAL.
TWEEDE KA ME ft.
Vergadering van gisteren.
Besloten wordt op voorstel van de
begrotingscommissie, thans niet meer
te houden het debat over de begroo
ting van onderwijs, dat in December
niet gehouden werd door ziekte van»
den minister.
De heer ALBARDA (S. D.) vraagt
een interpellatie aan over het beleid
van de regeering ten aanzien van de
kweekscholen. Op dit verzoek wordt
vandaag beslist.
Wijziging art. 88 der Arbeidswet.
Voortgezet wordt de behandeling
van het wetsontwerp tot wijziging van
art. 88 der Arbeidswet.
Minister WASZINK wijst op de la
cune tusschen de Arbeids- en de Leer
plichtwet die ook na den 7-jarigen
leerplicht blijft bestaan. Daarnaast is
behoefte aan regeling van hét leerling
stelsel, Het ontwerp nu brengt een
juiste aansluiting van de leerovereen
komst met lager onderwijs.
Spr. kan aan het verlangen van den
8-jarigen leerplicht niet voldoen.. Het
leerlingenstelsel zal in de practijk ko
men alleen voor de z.g. ambachten en
niet voor fabrieken.
De heer GERHARD (S. D.) vraagt,
hoe de controle op de toepassing van
de leerling-overeenkomst zal worden
geregeld. Het ontwerp acht spr. onaan
nemelijk. t
De heer JOEKES (V. D.) vreest, dat
de controle niet intensief zal zijn; vele
bazen zullen ongeschikt zijn voor het
opleiden van jongens en men zal de
meening gaan verkondigen d. na deze
wet een brug geslagen is tusschen
Leerplicht- en Arbeidswet. Spr. meent
dat tot wedertoepassing van art 25
der Nijverheidsonderwijswet zal moe
ten worden overgegaan en dat het
wetsontwerp niet in strijd is met art.
3 van het verdrag van Washington.
De heer STENHUIS (S. D.) vreest,
dat de arbeidsmarkt zal worden ver
slechterd.
De heer KETELAAR (V. D.) meent,
dat het ontwerp een stap is op een ge
vaarlijk terrein. Men mag niet terug
komen op het verbod van fabrieksar
beid voor kinderen beneden 14 jaar.
Dit slechte voorbeeld zal navolging
Uitlokken.
De heer VAN WIJNBERGEN (R. K.)
juicht 't ontwerp toe, dat jongens, als
niet gedacht. Tot verliefd zijn en trou
wen behoort toch meer. En daarbij,
Herbold is katholiek".
„Zoo? Heb je dat dan niet van den
beginne af geweten?"
„Neen; hij zeide 't mij eerst bij zijn
bezoek in Wiesenau".
„Hoor eens, Roosje, als de zaken
zoo staan, zou ik niet naar die ont
moeting gaan. Laat den student loo-
pen; dat eindigt niet goed. Mijns in
ziens betaamt bet niet voor een on
derwijzeres, doellooze minnarijen te
onderhouden. Tegen een gepaste ver
keering valt ten slotte niets in te
brengen; want we hebben immers
geen gelofte afgelegd, niet te trouwen.
Maar zulke geschiedenissen zijn ver-
koerd".
„Je hebt mooi praten, Bertha; als
men zich echter, zooals ik, reeds tot
iets gebonden heeft? 't Was wel een
domme streek maar 't is eenmaal
gebeurd; weet je wat? Ik ga er heen,
spreek een paar minuten met hem en
kom gauw terug. We zijn daar im
mers niet alleen; in de plantsoenen
wemelt het van menschen".
Bertha haalde de schouders op, dan
zeide zij:
,Mij om 't evenl Maar wees voor
zichtig, en kom gauw terug".
De eeTste ontmoeting.
Ik ging heen; Herbold wachtte reeds
op me en begroette me zeer vriende
lijk. Wij spraken eenigen tijd met el
kander. Niemand nam notitie van
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 21 Maart 1928.
Men spreekt in de kringen van de
beoefenaars der lichamelijke oefening
nog al eens van „slechts een gezon
de ziel in een gezond lichaam"..
Nu is dit citaat niet juist. De oude
Romeinsche dichter aan wien het ont
leend is, had het over „een gezonde
ziel èn een gezond lichaam" als het
beste wat men van de goden kan
vragen.
Doch tegenwoordig schijnt bet wel"
eens of men aan een gezond lichaam
voldoende heeft. Zoo heeft de Angli-
caansche bisschop van New-York, dr.
Manning, een som van 75.000 gulden
aanvaard om in zijn kerk 'n gebrand
schilderd venster aan te brengen, dat
aan., bet „gespierde Christendom",
gewijd zal zijn.
Het raam vertoont een engel, die
een kampioen-athleet met den lau
werkrans bekroont. En met welgeval
len een soort zegen aan boksen, paar
denrennen, golf, roeien, lawn-tennis,
cricket en biljardspel geeft.
Hier treedt de gezonde ziel geheel
op den achtergrond; aan het gezonde
lichaam heeft men genoeg. Het mo
ge een „gespierd Christendom" zijn,
het is tegelijk een ontzield Chris
tendom.
OBSERVATOR.
zij de school verlaten, doch nog geen
14 jaar zijn, van de straat houdt, en
hen in de gelegenheid stelt een vak
opleiding te beginnen.
De heer NOLENS (R. K.) acht het
ontwerp den eenigen weg om het hi
aat tusschen de Leerplicht- en de Ar
beidswet te verkleinen.
De heer L. DE VISSER (C. Pzegt,
dat dit ontwerp wel aantoont, hoe
slecht ons onderwijs is ingericht. In
ieder geval is dit ontwerp een stap
op den weg der reactie. Waarom niet
de oplossing zoo gezocht, dat de leer
tijd niet aanvangt op het zesde, maar
op het zevende jaar?
Mocht dit ontwerp wet worden, dan
hoopt spr., dat het proletariaat daar
uit de conclusie zal trekien, dat een
veel scherper strijd tegen de bourge
oisie noodig is om de onderwijsidealen
te verwezenlijken.
De heer VERAART (R. K.) repliceert
Mej. WESTERMAN (V. B.) repliceert.
Minister SLOTEMAKER DE BRUI
NE dupliceert. Hij wijst er op, dat de
meening van den heer Thomas, direc
teur van het Int. Arbeidsbureau, wel
geen authentieke interpretatie van
conventies is, maar toch van beteéke-
nis. Wanneer het lot van dit wetsont
werp is bezegeld, zal de regeering haar
standpunt ten opzichte van de ratifi
catie moeten vaststellen.
De minister van Onderwijs, de heer
WASZINK, dupliceert Behalve het
toezicht van de controleurs heeft men
ook nog het toezicht van de inspec
teurs N. O. Men kan echter niet ver
langen, dat zij steeds in de werkplaats
aanwezig zullen zijn. Met den heer
Joekes is spr. van meening, dat do
klove tusschen Leerplicht- en Arbeids
wet niet wordt overbrugd door dit
ontwerp, dat geenszins andere maat
regelen behoeft tegen te houden.
De algemeene beschouwingen wor
den gesloten.
Op art. 1 neemt de regeering een
amendement-Suring over om buiten
twijfel te stellen, dat de 13-jarige jon
gens, wien het hier betreft, niet leer
plichtig zijn.
Het wetsontwerp wordt hierna aan
genomen met 53 tegen 32 stemmen.
Tegen: S. D„ V. D. en de heeren
Arts (R. K. V. P.), L. de Visser (C. P.),
Veraart (R. K.) en Kuiper (R. K.).
De doodstraf in NetL Indië.
Aan de orde is de motie-Kleerekoper
betreffende het in overweging nemen
van het afschaffen van de doodstraf in
Ned. Indië.
De heer KLEEREKOPER (S. D.) £*-
toogt, dat zijn wenschen verder gaan,
dan in de motie is uitgedrukt, doch
dat die gematigd is geredigeerd om
sommige bezwaren, die er tegen zou
den kunnen worden aangevoerd, to
ondervangen. „Overweging" sluit in
zich een onderzoek naar de vraag, of
de doodstraf daar nog wel noodig is.
ons. Na ongeveer een kwartier nam ik
afscheid. We waren aan een zijpad en
toevallie alleen. Toen ik hem ten af
scheid de hand reikte, drukte hij ze
wederom aan zijn lippen en bedekte
ze met kussen. Toen zeide hij, ze al
tijd nog vasthoudend:
„Juffrouw Wantolfl Staat u me toe,,
u van tijd tot tijd te schrijven? Over
'n half jaar doe ik mijn staatsexamen.
Mijn vader heeft een groote privaat
kliniek in Maagdenburg. Na het exa
men zal ik de plaats van een assistent
arts bij hem krijgen. Hij wenscht vu
rig, dat ik spoedig huw. Mag ik de
hoop koesteren, dat ik u niet geheel
onverschillig ben?"
„Ik begrijp niet, mijnheer Herbold.
wat u met al die woorden bedoelt. U
i9 katholiek, ik ben protestant. Die
klove laa zich niet overbruggen".
„Toch wel", antwoordde bij terstond
„de dispensatie mijner Kerk over
brugt ze".
„Ja, maar alleen onder bepaalde
voorwaarden".
Op dit kritieke oogenblik kwamen
eenige personen den we? op. waarop
wij ons bevonden. Ik trok fluks mijne
hand los en ijlde weg. Bij 't weggaan
riep ik hem nog toe:
„Excuseer me, mijnheer Herbold;
ik heb mijne vriendin beloofd, spoedig
terug te komen. Adieu!"
(Wordt vervolgd).