NIEUWE LEIDSCHE COURANT
VRIJDAG 10 FEBR. 1928
TWEEDE BLAD.
DE GERAAKTE GERAAKT.
En Hij, ziende hun geloof, zeide
tot hem: mensch, Uwe zonden zijn
U vergeven.
Lucas 5 20.
Israël had zich in Zijn geleerden en
volk verzameld rondom Jezus, Die op een
plaats aanwezig was. En in Jezus was er
de kracht des Heeren aanwezig om te ge
nezen.
Wij kunnen ons voorstellen hoe die
plaats toen is bezocht.
Bij sommige menschen, die een middel
tegen een bepaalde ziekte hebben, is het
immers altijd „vol".
Nu, het was op de plaats waar Jezus
was om te genezen, zoo vol, dat eenige
mannen, die een patient naar de plaats
gedragen hebben, geen kans zien om bij
Jezus te komen. Zij vinden echter een
weg, wel een bijzonderen weg, maar toch
een, waarbij de zieke man bij Jezus komt.
Met bed en al laten zij den man door het
dak neder en hij komt voor Jezus te
staan.
Die menschen leverden bewijs, dat zij
geloofden in de kracht der genezing van
Jezus.
En dat ontgaat den Kenner der harten
niet.
Die man zal ook genezing vinden, die
hij zoekt.
Maar eerst die, welke hij niet zoekt.
Eerst moet hij in staat van faillissement
worden verklaard.
Hij wordt geraakt in zijn ledige ziel, in
zijn schuldigen staat voor God.
Hij kwam om genezing naar het li
chaam, evenals Naiiman de Syriër, maar
het is alsof de Heere op dat zieke lichaam
geen acht slaat. De Heere dringt dieper
door. Hij laat zien, dat wij zieke, dood
zieke menschen zijn, ook al zou ons uiter
lijk naar het lichaam niets deren.
Ret was ook om de Farizeeërs en de
Schriftgeleerden, dat de Heere eerst dat
heerlijke woord sprak: Mensch, Uwe zon
den zijn U vergeven.
Zoo openbaarde de Heiland Zich in
hun midden als de ware Messias, als de
sterke God, als de Levende, Die den rijk
dom van het Vaderhuis kan toonen, door
den rijkdom van Gods Vaderhart in schul
dige menschenzielen te openbaren. Door
te raken inwendig, door droomen van Is
raël tot werkelijkheid te maken.
Wie kan nu de zonden vergeven?- Daar
moet toch de geheele tempeldienst aan
te pas komen. Offers en reiniging en ge
beden en dan moet de Eeuwige al dat
werk tot daad maken door vergeving- te
schenken.
In Messias is geheel de eeredicnst be
grepen en in Hem spreekt God tegelijk
het verzoenende Woord, waarop de vro
me Israëliet hoopte.
Messias doet den dienst der schaduwen
verdwijnen. Dit hebben de geleerden in
Israël wel begrepen. En daar waren zij
zeer beangst voor. Ook zóó kunnen wij
in den godsdienst nog onszelf zoeken, om
dat hij ons in ons bestaan krachteloos
maakt. Dan meenen wij, evenals Israels
geleerden, dat de dienst des Heeren er
is om ons, inplaats van omgekeerd.
Hun dienst was ontleend aan het
Woord, dat God tot Mozes had gespro
ken en dat Woord is nu in menschenge-
stalte onder hen verschenen. Dat Woord
is daad. Dat verandert wat^r in wijn, stilt
den storm en doet netten scheuren, maar
dat Woord heeft ook heerschappij in het
rijk der genade en vergeeft daarom de
zonde.
Van vergeving van zonde zal die ge
raakte dikwijls gehoord hebben. Mis
schien heeft hij de groote zaak wel be
geerd. En nu opeens wordt het van klank,
kracht.
Hij, die kwam met zijn gescheurde li
chaam, ontvangt eerst genezing van zijn
gescheurde ziel. Met dat lichaam komt
het ook in orde. Want bij Jezus komt het
geheel in orde. Maar eerst, tot blijdschap
voor den man en tot onderwijzing van
Israël, het machtwoord over de zonden.
Wij zingen zoo graag: „welzalig hij,
wiens zonden zijn vergeven", zonder dat
wij ons zelf onder die bevoorrechten dur
ven rekenen.
Maar zijn wij dan al bij Jezus geweest?
Heeft de Heere ons geloof gezien, ons in
spannend geloof om bij Ilein te komen?
Is er begeerte in ons hart naar de verge
ving der zonden en weten wij. dat Je
zus vergeven kan en wil? Blijkt dat we
ten uit ons doen? Dan komt het verlan
gen tot jubel.
GOD IS MIJN LIED.
God is mijn lied, mijn vreugd, mijn zon,
mijn eeuwig heil, de blijde bron
van al mijn sterkte en gezangen.
God is mijn liefde, mijn verlangen,
mijn licht, mijn puurste klankenval.
God is mijn laatst geluk, mijn al.
Een sterke burcht weet ik mijn Heer,
betrouwlj're wacht en tegenweer
tot al de kleinheid mijner dagen,
die wil mijns levens heil belagen.
Hij is mijn zeker, veilig huis,
mijn ver, maar vast-beloofd tehuis.
God brandt in alle felle smart
die roode zonden uit mijn hart.
Hij ploegt mijn ziel met diepe voren
tot rijke dracht van welig koren.
Hij slaat mijn ijdelheid in puin
en breekt mijn trots den snooden kruin.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Nieuw Vennep, A. W.
M. Ode te Hoogvliet. Te Nunspeet, W. G.
G. Beerekamp te Rijperkerk. Te Urk (toe
zegging) A. Blink Kramer te Exmorra. Te
Purmerend, G. Sevenster, te Hoorn (Ter
schelling). Te Anloo (Dr.) F. II. Koster,
emeritus-pred. te Ginniken. Te Schiedam,
K. de Bel, te Steenwijk. Te Leiden, D.
Kuilman te Borne.
Aangenomen: Naar Putten, B. N. B.
Bouthoorn, te Zeist.
GEREF. KERKEN.
Beroepen; Te Baarland, P. Veldhui
zen, cand. te Rhoon.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen: Te Zeist, J. R. van Oordt,
te Ophuizen.
BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE.
Woensdagavond heeft Ds. J. J. C. Karres
zijn intrede gedaan- in de Ned. Herv. Kerk
te Apeldoorn. In zijn inleidend woord her
dacht hij zijn studievriend en ambtgenoot
Ds. Bolkestein, die ernstig ziek is. Even
eens gewaagde hij met droefheid van het
feit, dat Ds. C. Hattink zijn ambtswerk
niet kon waarnemen, wegens ongesteld
heid.
Hierna deelde spreker mede, dat er stil
le blijdschap was in zijn hart, nu hij voor
de eerste maaL als Dienaar des Woords
van Apeldoorn de gemeente zou voorgaan,
om te spreken over de heerlijkheid van
de bediening van het Evangelie. Spr. deed
dit naar aanleiding van 2 Cor. 4 1. Aan
de hand van dit Schriftwoord deed Ds.
Karres uitkomen-: de heerlijkheid der be
diening. ons toebetrouwd; den rijkdom
der barmhartigheid, ons bewezen, en de
grootheid der roeping, ons voorgesteld.
Na zijn predikatie richtte hij zich tot
zijn ambtgenooten Ds. Westerman I-Iol-
stein en Ds. Luteyn, tot de Tweede Kamer
leden Snoeck Henkemans en Krijger, als
vertegenwoordigers der Chr. Hist. Ka
merfractie. waarna hij de gebruikelijke
toespraken hield tot personen en corpo
raties. Ds. Karres werd toegezongen Ps.
134 3.
JUBILEUM PROF. Dr. H. BOUWMAN.
Heden herdenkt Prof. Dr. H. Bouwman,
hoogleeraar in de Kerkgeschiedenis aan
de Theol. School der Geref. Kerken te
Kampen, den dag waarop hij voor 25 jaar
zijn ambt aanvaardde, daartoe benoemd
door de Generale Synode van 1902.
Prof. Dr. A. G. Honig, eveneens hoog
leeraar aan de Theol. School te Kampen,
jubileert 8 April a.s. eveneens in het zil
ver.
Aangezien deze jubilea op Woensdag 7
Maart tezamen zullen worden gevierd,
zal de dag van heden onopgemerkt voor
bijgaan. We komen op deze jubilea nog
nader terug.
DE STAD ZONDER TEMPEL.
Ds. J. W. I'. Ie Roy te Amsterdam-West
(kerkelijk: Sloterdijk) lieeft voor de te
bouwen „Nieuwe Wesferkerk" een bijdra
ge ontvangen van tien duizend gulden,
die jaren geleden door iemand toegezegd
was op voorwaarde, dat binnen zekeren
termijn met den bouw zou worden be
gonnen. De groote gift verhoogt dus wel
niet het bedrag, waarop men meende te
kunnen rekenen, maar is :ntussehen een
maal in contanten aanwezig, buitenge
woon welkom.
SOC1ETAS STUDIOSORUM
REFORMATORUM.
Ter gelegenheid van den 40sten verjaar
dag van de Societas Studiosorum Refor-
matorum is Donderdagmiddag in de groo
te zaal van de universiteit te Utrecht een
bijeenkomst gehouden van leden en reu-
nisten der Unie van Gereformeerde Stu-
dentenvereenigingen, welke mede tal van
belangstellenden bijwoonden, o.a. dr. J. P.
Fockema Andreae, burgemeester van U-
trecht, tevens curator der universiteit; de
rector-magnificus der universiteit en dr.
J de Lange, secretaris der gemeente U-
trecht.
Prof. dr. A. Noordtzij, hoogleeraar in
de Godgeleerdheid aan de universiteit te
Ütrecht, sprak een kort openingswoord.
Hij wees er op, dat de Unie begon met 6
leden en thans een 400-tal jongeren en
een 200-tal ouderen zich om haar banier
hebben geschaard. Wij zullen als Gere
formeerden, zeide spr., er steeds naar
moeten streven, niet om te negeeren de
vele feiten, welke ons voor het heden wor
den gesteld, maar om den weg 'n de veel
heid der feiten te ontdekken en daarin
de heerlijkheid en rijkdom van eigen le
ven te zoeken en te vinden. Wij mogen
verder constateeren, dat zich een opwek
kend leven in onzen kring baan breekt.
Hij verheugde zich voorts over de aanwe
zigheid van curatoren en rector-magnifi
cus der universiteit, in wier tegenwoor
digheid ter plaatse we het bewijs zien, dat
ook zij inzien, dat er in veelvormigheid
een blijk is, dat het universaire leven
bloeit.
Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven, hoog
leeraar aan de Vrije Universiteit te Am
sterdam sprak daarna over plaats en
waarde der wis- en natuurkunde naar de
Calvinistische wetenschapsleer.
In zijn inleiding merkte spr. op, zich
zeer goed te kunnen indenken, dat reeds
de titel verwondering wekt. Calvijn do
ceerde nimmer wijsbegeerte en bij hem
de grondslagen van een wetenschapsleer
te zoeken, die als gelijke naast, ja, r.ls
meerdere boven die van Descartes en Kant
kan gesteld, schijnt gewaagd. Doch dan
nog verder te willen en te meenen, dat
deze beschouwing van de wetenschap
eenig licht zou ontsteken over de plaats
en waarde van wis- en natuurkunde, m.
a. w. de wetenschapsleer van Calvijn te
stellen tegenover die van Gallilei schijnt
meer dan vermetel. En toch al sluit het
onderwerp nog tal van moeilijkheden in,
de wetenschap, die niet met, de grondge
dachten van Calvijn rekening houdt,
raakt al meer verward in autonomieën die
op dit standpunt onoplosbaar zijn. Spr.
wijst in di* verband op de spraakverwar
ring in de psychologie. Maar ook de wis-
en natuurkunde ontkomen niet aan de
erkenning van den noodtoestand, waarin
zij verlceeren. Zoo moet dan minstens een
poging gewaagd opk deze vakken te stel
len in het groote verband der Calvinisti
sche wetenschapsleer.
Spr. wil dan eerst de grondtrekken de
zer theorie bespreken, daarna hare conse
quenties voor de genoemde wetenschap
pen.
Spr. gaf een breed overzicht van het
standpunt van de sophisten, de stoa, het
Neo-Platonisme, Plato, Aristoteles, stond
hierna stil bij het vraagstuk van de ken-
theorie; de kwestie van ik en niet ik,
om al deze dingen te stellen in 't licht der
H. Schrift, die spreekt van „kennis der
waarheid."
Wat de critiek betreft, werd het stand
punt van Cantor, Dedekind en de Marbur
gers afgewezen.
Referent merkte tenslotte op, dat het
bij critiek niet blijven mag: ook nieuwe
vruchtbare probleemstelling is noodig. De
eerste vraagstelling uit dit standpunt vol
gend is deze: In welke volgorde liggen de
analyseerbare terreinen?" rn.a.w. „Wat is
minder gecompliceerd: het getal of de
ruimte, de ruimte of de mechanische be
weging? etc. De tweede vraag, die aan de
orde komt luidt: „cMt welke terreinen zijn
de bestudeerde gebieden in de verschillen
de dingen gebonden?" Een derde: „lii
welken vorm keert de wetmatige samen
hang binnen een minder gecompliceerde
kring in de hoogere sferen terug?"
In zijn slotwoord wees spr. er op, dat
wie de lijnen van het Calvinisme volgt,
zich voor zware eischen ziet geplaatst. In
zonderheid de stelling, dat geen enkele
autonomie kan worden aanvaard ver
biedt hem elk vermijden van de moeilijk
ste kwesties. Doch aan den anderen kant
geldt ook, dat hij zich heel wat tijd ziev
gespaard, door verwarringen te vermij
den. Alleen zoo zijn we gehoorzaam aan
de door God ook voor ons wetenschappe
lijk werk gestelde wetten, voor wier sa
menhang de, Christus Zijn leven liet (Jo
hannes 3 16), en slechts in gehoorzamen
kunnen we Hem, ook hier, onze weder
liefde toonen.
VERIJDELDE HOOP.
De modernen, zoo schrijft de Waarheids
vriend, hadden gehoopt, dat door het ma
gistrale woord van Ds. Creutzberg, den
predikant van de Duinoordkerk, een deel
van de ethischen zouden overloopen van
rechts naar links.
't Blijkt nu, dat 't geimproviseerde
woord van Ds. Creutzberg als rook en
damp ls vergaan.
Ook Ds. van der Meulen, Ned. Herv.
pred. van Purmerland (N.-H.) komt op
deze affaire nog even terug en zegt:
„Indien de vrijzinnigen een oogenblik
hebben gedacht dat de samenwerking al
thans met een deel van rechts aanstaan
de was, dan zullen'zij nu inzien, dat hier
van geen sprake is, zelfs niet bij de „ethi
schen", die hier nog eens bevestigden (nl.
op de vergadering van de Vereen, van
Inwendige Zending in Noord-Holland, te
Amsterdam gehouden), dat zij liever met
rechts zouden ten ondergaan dan een
overeenkomst te sluiten met de vrijzinni
gen".
Deze verklaring van Ds. van der Meu
len verblijdt ons, gelijk we ons ergeren
en bedroeven over het z.g. humoristisch
schrijven, in verband met deze zaak, van
Ds. Hoek, te Amsterdam in het „Week
blad voor Christendom en Cultuur".
Want wel vindt zijn toon en zijn be
toog allesbehalve instemming bij al de
lezers van „het Weekblad", maar dat Ds.
Hoek zóó uitpakt tegen rechts vinden we
onbehoorlijk en afkeurenswaardig.
Links heeft er niets aan en rechts er
gert zich.
BRIEF VAN DE KOE.
Men schrijft aan de N. R. Ct:.
Eenigen tijd geleden werd melding ge
maakt van een oude koe, die telkens uit
de sloot werd gehaald en zich ontpopte
(als wij dit beeld voor een zoogdier mogen
gebruiken!) als de Nederdlandsche open
bare eenheidsschool. Men herinnert zich
misschien, dat deze mysterieuze herkau
wer kon spreken en zich had voorgeno
men het land uit te gaan.
De zaak is nog mysterieuzer geworden.
Want de koe kan ook lezen en ze schrijft
brièveh. Tenminste vanochtend ontvingen
wij uit Parijs het volgende;
„Zeer geachte paedagoog; Na veel om
zwervingen ben ik in Frankrijk aangeko
men, het aloude land van de vrijheid, de
gelijkheid en de broederschap. Hier ver
wachtte is een rustig leven te kunnen lei
den. Och, hoe bedrogen ben ik uitgeko
men! Ook de Franschen willen niets van
mij weten; zij begrijpen ternauwernood
wie ik ben. Maar daarover een anderen
keer. Toevallig zag ik aan den kant van
het weiland waar ik mijn voedsel verga
der, een oude krant liggen en wel een N.
R. C. van eenige weken oud. Mijn Neder-
landsch koeienhart ging open. Ik heb al
les gelezen van a tot z, ook de pogingen
door een commissie van het achtbare Nut
aangewend om die kwestie van 't Fransch
op de lagere school eens radicaal op te
lossen. Ik moet zeggen, dat ik schrok.
Moet ik dit nog beleven? In 1920 was het
beetje Fransch aan een klein getal kin
deren uit behoorlijke gezinnen onderwe
zen je reinste vergif. Afgeschaft moest het
worden en het werd afgeschaft. En in
1928 moet datzelfde verderfelijke Fransch
aan alle Nederlandsche kindertjes worden
gegeven! Omdat het zoo uitstekend is!
Het zal wel aan mijn koeienverstand
liggen, maar ik begrijp er niets van. Ik
heb aan een paar Fransche medekoeien
gevraagd, wat zij er van denken. Het
Fransche zinnetje uit het nutsrapport
hielp me daarbij uitstekend. Ik vroeg
De beroemde zeeheld, Dorus Rijkers,
is momenteel ernstig ziek.
naar: ,,Le francais enseigné tout le
monde par tout le monde?" Ze keken me
lodderig aanu weet hoe een koe kan
kijken ze re riepen, maar „boe, boe!"
Ik versta te weinig Fransch om te we
ten, wat dit beteekent. Kunt U me mis
schien melden, dat die woorden bedui
den? Met zeer vriendelijke groeten enz."
En nü sta ik voor een raadsel. Want ik
weet ook niet wat een Fransche koe wil
zeggen met „boel"
Weet een der lezers het misschien?
GEMENGDE HUWELIJKEN IN DE
ISR. KERK
Het sterk toenemend aantal gemengde
huwelijken tusschen joden en jodinnen
en anderen is voor de vergadering van
Opperrabbijnen in Nederland reeds gerui-
men tijd geleden aanleiding geweest, zich
te wenden tot de verschillende kerkera
den der Israëlietische Gemeenten met 't
verzoek in hun reglementen bepalingen
te willen opnemen, waardoor gemengd
gehuwden geen bestuursfunctie zouden
kunnen waarnemen en waarbij hun ook
het uitoefenen van eerefuncties en der
gelijke binnen de synagoge zou worden
onmogelijk gemaakt.
In Den Haag heeft de opperrabbijn, de
heer I. Maarsen, eenige weken geleden
aan den kerkeraad kennis gegeven, dat
hij om tactische redenen geen prijs stelde
op behandeling door dat college van het
verzoek van de vergadering van opper
rabbijnen. Niet aldus in Amsterdam, waar
de ópperrabbijn, de heer A. S. Onderwijzer,
heeft aangedrongen op een spoedige be
handeling. In een geheime zitting van den
kerkeraad van Amsterdam op 19 Jan. j.l.
waarvan de geheimhouding thans ten
deele is opgeheven, heeft dit college even
wel met algemeene stemmen de volgen
de motie aangenomen:
„De Kerkeraad van oordeel, dat de be
handeling van het in de circulaire der
vergadering van opperrabbijnen genoemd
onderwerp in elk opzicht de belangen der
Hoofdsynagoge zal schaden, besluit den
opperrabbijn mede te deelen, dat hij niet
bereid is ten aanzien van het bedoelde
onderwerp eenige reglementswijziging
aan te brengen."
Deze voor den opperrabbijn niet aan
gename motie is voor dezen aanleiding
geweest te overdenken, of hij niet als zoo
danig zijn ontslag behoorde te nemen. Be
sprekingen, die gehouden zijn, hebben er
toe geleid een oplossing te vinden voor
het onstane conflict.
In de vergadering van 1 Februari j.L
heeft de kerkeraad, nadat de opperrab
bijn daaraan zijn goedkeuring had ge
hecht, met algemeene stemmen de volgen
de motie aangenomen:
„De Kerkeraad der Ned, Israël. Hoofd
synagoge te Amsterdam, voorop stellen
de, dat het besluit, neergelegd in de motie
van 19 Januari j.l., door hem is genomen
uitsluitend in het belang der Hoofdsyna
goge, spreekt overigens zijn vollen eer
bied uit voor, en vertrouwen in het be
leid van den opperrabbijn, en verklaart,
dat hij niet in het minst de bedoeling
heeft den opperrabbijn te beperken in zijn
recht om naar zijn innige overtuiging ri-
tueele beslissingen te geven."
Hoewel dus nogmaals uitdrukkelijk
verklaard wordt, dat aan het verzoek, ge
daan namens de vergadering van opper
rabbijnen, niet zal worden voldaan, heeft
de kerkeraad tevens zijn volle vertrou
wen in den opperrabbijn uitgesproken en
ook erkend, dat aan hem alleen het recht
is rabbinale decisies te nemen.
FEUILLETON.
Gods wondere leidingen.
44) o—
Toetie was op zijn knie geklauterd
en liep gerust met heide handjes ge
vouwen in de groote bruine hand
van haan nieuwen vriend., zóó vond
juffrouw Nancy hen, toeii zij kort
daarop bninenkwam, nadat de man
nen vertrokken warenbezorgd
blikte zij naar haar kind:
't Is van zwakte, dat zij aldoor zoo
slaperig is. 'k Wou om een lief ding.
dat ik daar eens wat aan kon doen".
„Slapen is best voor kleine kinde
ren", praatte Torry de moeder van
Pupple na en Nancy knikte instem
mend.
Terwijl de waardin nu voor het
middageten zorgde in de kleine he
lende keuken, overdacht haar gast
nog eens het geheele afgeluisterde
gesprek en hij kwam hoe langer hoe
meer tot de overtuiging, dat Toeties
ruwe moeder, toch van betere kom-af
was dan den stand, waartoe zij nu
als kroeghoudster scheen te behooren
Wanneer zij in haar huiskamer
sprak, tot hem of haar kindje, klonk
haar toon zoo onbeschaafd niet....
c-n zoo viel het den knaap op, dat zij
prt'es geschoeid was en opvallende
1 V;ne handen en voeten had..., ook
het gelaat was verre van grof, de mond
goed gevormd, de tanden netjes on
derhouden, het haar keurig opge
maakt.. ..in één woordeen he
melsbreed verschil met andere her
bergiersters, die Torry bij menigte
kende. Dan nog viel het hem in-, hoe
Nancy gesproken had van haar
schooljaren, welke toch zeker al een
eind achter haar moésten liggen, want
hij schatte haar diep in de twintig en
dat zij daaruit nog den verleden tijd
der werkwoorden zich herinnerde en
dan de uitdrukking: ik ken mijn pap
penheimersdat was uit de Prui
sische Geschiedenis. Torry had er
over gelezen op de avondschool en
dat woord: voila, dat gebruikte juf
frouw Vermeer en nog al eensen
deze was een dameeen echte da
meop-en-topzeker was Toe-
tie's moeder vroeger in beteren doen
geweest en aan lager wal geraakt....
wié weet door welke treurige oorzaak
en waar was haar echtgenoot.
Toeties Vader?
Dan gingen zijn gedachten naar
den Vader van Pupple.
Paul Slink, die nu vrij was geko
men en op den goeden weg gebracht
door de reclasseering. O! als hij dien
nu eens kor. bereiker.wat zou hij
hem inlichtenover dien fabrieks-
heer, die door Frik Rowrood bewus
teloos was geslagen.... en aan boord
van een schip gesleept, stellig bij den
kapitein der King Charles, bij kapi
tein Drensrigth.
Natuurlijk liet mr. Bobby naspo
ringen doen omtrent zijn leerling
TorryTim Markson
Kleine Toetie werd wakker, keek
verwonderd om zich heen, stak haar
armpjes naar Moeder uit!
„Kom je aan tafel, Joris?" vroeg
de waardin.... en de knaap zette
zich naast zijn vriendinnetje en liet
haar van eigen bord mee happen
er ging vrij wat meer vleesch en
groenten naar binnen dan anders ge
woonlijk het geval was.
Moeder Nancy was geen spraakza
me vrouw, verre van daar, zij praatte
van tijd tot tijd met haar kleine meis
je. maar meestal bleef haar mond ge
sloten en de stijf op elkaar geklemde
lipren gaven aan de regelmatige trek
ken van liet niet onknappe gelaat iets
onaangenaams, wat wantrouwen
verwekteook het plotseling flik
kerende donkere oog droeg daartoe
bijzelfs de mannen vreesden haar
toorn. AUe levensbehoeften werden
aan de deur bezorgd in den namid-
dn". maar de waardin maakte met
niemand een nraatlebestellen.
-opn-vppn, betalen, voor de rest geen
nieuws.
Na den eten vroeg Torry, of hij
niets meer doen kon, maar er was
geen arbeid voor hem.... wanneer
Ir" een boek wilde lezen, er was voor
raad in de muurkast op zijn kleine
eens kijken. Toetie ging als van zelf
sprekend met hem naar boven. De
knaap bracht eenige boeken mee
naar beneden en ook een paar oude
schoolschriften, waarin nog vrij wat
onbeschreven papier zatna beko
men verlof begon hij dat te becijferen
met de opgaven, die in een der reken
boekjes te vinden warende klei
ne kreeg ook een potlood en een pa
pier en knoeide naar hartelust. Ze
klom vertrouwelijk op Joris' knie cn
wilde daar een poosje blijven zitten,
wat de knaap gaarne toeliet.
De boekjes waren nog gekaft en
voorin stond een naam: Jenny Beams.
Oogenblikkelijk herinnerde Torry
zich, dat hij dien familie-naam ook
gelezen had op een bundel papieren,
welke zich op mr. Bobby's kamer be
vonden, en welke toebehoorden aan
een welgestelden koopman, die eenige
erfgenamen liet opsporen.
Nancy keek toevallig op van haar
naaiwerk en zag, dat Joris den naam
vóór in het boek las.
„Beams is mijn jongemeisjes-
naam", legde zij ongevraagd uit.
,,'k Heb dien naam meermalen ge
hoord.... er is een koopman Beams,
die op zoek is naar een of meer erf
genamen, met wie hij een nalaten
schap uit Indië deelen moet".
De waardin legde haar werk neer
en staarde den kna. p aan:
„Wat zég je daar, jongen? en weet
je ook, hoe die koopman heette, zijn
voornaam Kedoel ik?"
„Jawel, een opvallende naam:
Joachim Geoffrey, ik heb de namen
meer dan eens zien staan op de pa
pieren".
„Mijn oudste broer", ontsnapte de
toehoorderes, „heb je hem soms ook
gezien?"
„Tweemaal zelfs, hij heeft een erg
opvallend gezicht.... een litteeken
dwars over de linkerwang".
„Dat is iedat is Joffey", mom
pelde Nancy. Wie had het ooit kun
nen denken!"
Joris zat alweer te cijferen en scheen
geheel in zijn werk verdiept.... ech
ter zag en hoorde hij alles rondom
zich, de gastvrouw liet de handen in
den schoot rusten en staarde, in ge
dachten verzonken, voor zich uit;
kleine Toetie zat vergenoegd haar pa
piertje vol te knoeien en toonde het
af en toe aan Joris, die niet naliet het
vol bewondering te beschouwen, en
ile teckenares luide te prijzen, wat tot
nieuwe oefeningen aanleiding gaf.
Eindelijk stond Nancy op en ging
voor de thee zorgen. Zij bracht een
geurig kopje voor ieder en trakteerde
erbij op fijne vanillewafeltjes.
Torry had nog nooit zóó iets lekkers
geproefd.... ook Toetie liet haar
drukke bezigheden er voor in den
steek.