NIEUWE LEIDSCHE COURANT VRIJDAG 10 FEBR. 1928 TWEEDE BLAD. DE GERAAKTE GERAAKT. En Hij, ziende hun geloof, zeide tot hem: mensch, Uwe zonden zijn U vergeven. Lucas 5 20. Israël had zich in Zijn geleerden en volk verzameld rondom Jezus, Die op een plaats aanwezig was. En in Jezus was er de kracht des Heeren aanwezig om te ge nezen. Wij kunnen ons voorstellen hoe die plaats toen is bezocht. Bij sommige menschen, die een middel tegen een bepaalde ziekte hebben, is het immers altijd „vol". Nu, het was op de plaats waar Jezus was om te genezen, zoo vol, dat eenige mannen, die een patient naar de plaats gedragen hebben, geen kans zien om bij Jezus te komen. Zij vinden echter een weg, wel een bijzonderen weg, maar toch een, waarbij de zieke man bij Jezus komt. Met bed en al laten zij den man door het dak neder en hij komt voor Jezus te staan. Die menschen leverden bewijs, dat zij geloofden in de kracht der genezing van Jezus. En dat ontgaat den Kenner der harten niet. Die man zal ook genezing vinden, die hij zoekt. Maar eerst die, welke hij niet zoekt. Eerst moet hij in staat van faillissement worden verklaard. Hij wordt geraakt in zijn ledige ziel, in zijn schuldigen staat voor God. Hij kwam om genezing naar het li chaam, evenals Naiiman de Syriër, maar het is alsof de Heere op dat zieke lichaam geen acht slaat. De Heere dringt dieper door. Hij laat zien, dat wij zieke, dood zieke menschen zijn, ook al zou ons uiter lijk naar het lichaam niets deren. Ret was ook om de Farizeeërs en de Schriftgeleerden, dat de Heere eerst dat heerlijke woord sprak: Mensch, Uwe zon den zijn U vergeven. Zoo openbaarde de Heiland Zich in hun midden als de ware Messias, als de sterke God, als de Levende, Die den rijk dom van het Vaderhuis kan toonen, door den rijkdom van Gods Vaderhart in schul dige menschenzielen te openbaren. Door te raken inwendig, door droomen van Is raël tot werkelijkheid te maken. Wie kan nu de zonden vergeven?- Daar moet toch de geheele tempeldienst aan te pas komen. Offers en reiniging en ge beden en dan moet de Eeuwige al dat werk tot daad maken door vergeving- te schenken. In Messias is geheel de eeredicnst be grepen en in Hem spreekt God tegelijk het verzoenende Woord, waarop de vro me Israëliet hoopte. Messias doet den dienst der schaduwen verdwijnen. Dit hebben de geleerden in Israël wel begrepen. En daar waren zij zeer beangst voor. Ook zóó kunnen wij in den godsdienst nog onszelf zoeken, om dat hij ons in ons bestaan krachteloos maakt. Dan meenen wij, evenals Israels geleerden, dat de dienst des Heeren er is om ons, inplaats van omgekeerd. Hun dienst was ontleend aan het Woord, dat God tot Mozes had gespro ken en dat Woord is nu in menschenge- stalte onder hen verschenen. Dat Woord is daad. Dat verandert wat^r in wijn, stilt den storm en doet netten scheuren, maar dat Woord heeft ook heerschappij in het rijk der genade en vergeeft daarom de zonde. Van vergeving van zonde zal die ge raakte dikwijls gehoord hebben. Mis schien heeft hij de groote zaak wel be geerd. En nu opeens wordt het van klank, kracht. Hij, die kwam met zijn gescheurde li chaam, ontvangt eerst genezing van zijn gescheurde ziel. Met dat lichaam komt het ook in orde. Want bij Jezus komt het geheel in orde. Maar eerst, tot blijdschap voor den man en tot onderwijzing van Israël, het machtwoord over de zonden. Wij zingen zoo graag: „welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven", zonder dat wij ons zelf onder die bevoorrechten dur ven rekenen. Maar zijn wij dan al bij Jezus geweest? Heeft de Heere ons geloof gezien, ons in spannend geloof om bij Ilein te komen? Is er begeerte in ons hart naar de verge ving der zonden en weten wij. dat Je zus vergeven kan en wil? Blijkt dat we ten uit ons doen? Dan komt het verlan gen tot jubel. GOD IS MIJN LIED. God is mijn lied, mijn vreugd, mijn zon, mijn eeuwig heil, de blijde bron van al mijn sterkte en gezangen. God is mijn liefde, mijn verlangen, mijn licht, mijn puurste klankenval. God is mijn laatst geluk, mijn al. Een sterke burcht weet ik mijn Heer, betrouwlj're wacht en tegenweer tot al de kleinheid mijner dagen, die wil mijns levens heil belagen. Hij is mijn zeker, veilig huis, mijn ver, maar vast-beloofd tehuis. God brandt in alle felle smart die roode zonden uit mijn hart. Hij ploegt mijn ziel met diepe voren tot rijke dracht van welig koren. Hij slaat mijn ijdelheid in puin en breekt mijn trots den snooden kruin. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Nieuw Vennep, A. W. M. Ode te Hoogvliet. Te Nunspeet, W. G. G. Beerekamp te Rijperkerk. Te Urk (toe zegging) A. Blink Kramer te Exmorra. Te Purmerend, G. Sevenster, te Hoorn (Ter schelling). Te Anloo (Dr.) F. II. Koster, emeritus-pred. te Ginniken. Te Schiedam, K. de Bel, te Steenwijk. Te Leiden, D. Kuilman te Borne. Aangenomen: Naar Putten, B. N. B. Bouthoorn, te Zeist. GEREF. KERKEN. Beroepen; Te Baarland, P. Veldhui zen, cand. te Rhoon. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Zeist, J. R. van Oordt, te Ophuizen. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. Woensdagavond heeft Ds. J. J. C. Karres zijn intrede gedaan- in de Ned. Herv. Kerk te Apeldoorn. In zijn inleidend woord her dacht hij zijn studievriend en ambtgenoot Ds. Bolkestein, die ernstig ziek is. Even eens gewaagde hij met droefheid van het feit, dat Ds. C. Hattink zijn ambtswerk niet kon waarnemen, wegens ongesteld heid. Hierna deelde spreker mede, dat er stil le blijdschap was in zijn hart, nu hij voor de eerste maaL als Dienaar des Woords van Apeldoorn de gemeente zou voorgaan, om te spreken over de heerlijkheid van de bediening van het Evangelie. Spr. deed dit naar aanleiding van 2 Cor. 4 1. Aan de hand van dit Schriftwoord deed Ds. Karres uitkomen-: de heerlijkheid der be diening. ons toebetrouwd; den rijkdom der barmhartigheid, ons bewezen, en de grootheid der roeping, ons voorgesteld. Na zijn predikatie richtte hij zich tot zijn ambtgenooten Ds. Westerman I-Iol- stein en Ds. Luteyn, tot de Tweede Kamer leden Snoeck Henkemans en Krijger, als vertegenwoordigers der Chr. Hist. Ka merfractie. waarna hij de gebruikelijke toespraken hield tot personen en corpo raties. Ds. Karres werd toegezongen Ps. 134 3. JUBILEUM PROF. Dr. H. BOUWMAN. Heden herdenkt Prof. Dr. H. Bouwman, hoogleeraar in de Kerkgeschiedenis aan de Theol. School der Geref. Kerken te Kampen, den dag waarop hij voor 25 jaar zijn ambt aanvaardde, daartoe benoemd door de Generale Synode van 1902. Prof. Dr. A. G. Honig, eveneens hoog leeraar aan de Theol. School te Kampen, jubileert 8 April a.s. eveneens in het zil ver. Aangezien deze jubilea op Woensdag 7 Maart tezamen zullen worden gevierd, zal de dag van heden onopgemerkt voor bijgaan. We komen op deze jubilea nog nader terug. DE STAD ZONDER TEMPEL. Ds. J. W. I'. Ie Roy te Amsterdam-West (kerkelijk: Sloterdijk) lieeft voor de te bouwen „Nieuwe Wesferkerk" een bijdra ge ontvangen van tien duizend gulden, die jaren geleden door iemand toegezegd was op voorwaarde, dat binnen zekeren termijn met den bouw zou worden be gonnen. De groote gift verhoogt dus wel niet het bedrag, waarop men meende te kunnen rekenen, maar is :ntussehen een maal in contanten aanwezig, buitenge woon welkom. SOC1ETAS STUDIOSORUM REFORMATORUM. Ter gelegenheid van den 40sten verjaar dag van de Societas Studiosorum Refor- matorum is Donderdagmiddag in de groo te zaal van de universiteit te Utrecht een bijeenkomst gehouden van leden en reu- nisten der Unie van Gereformeerde Stu- dentenvereenigingen, welke mede tal van belangstellenden bijwoonden, o.a. dr. J. P. Fockema Andreae, burgemeester van U- trecht, tevens curator der universiteit; de rector-magnificus der universiteit en dr. J de Lange, secretaris der gemeente U- trecht. Prof. dr. A. Noordtzij, hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de universiteit te Ütrecht, sprak een kort openingswoord. Hij wees er op, dat de Unie begon met 6 leden en thans een 400-tal jongeren en een 200-tal ouderen zich om haar banier hebben geschaard. Wij zullen als Gere formeerden, zeide spr., er steeds naar moeten streven, niet om te negeeren de vele feiten, welke ons voor het heden wor den gesteld, maar om den weg 'n de veel heid der feiten te ontdekken en daarin de heerlijkheid en rijkdom van eigen le ven te zoeken en te vinden. Wij mogen verder constateeren, dat zich een opwek kend leven in onzen kring baan breekt. Hij verheugde zich voorts over de aanwe zigheid van curatoren en rector-magnifi cus der universiteit, in wier tegenwoor digheid ter plaatse we het bewijs zien, dat ook zij inzien, dat er in veelvormigheid een blijk is, dat het universaire leven bloeit. Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven, hoog leeraar aan de Vrije Universiteit te Am sterdam sprak daarna over plaats en waarde der wis- en natuurkunde naar de Calvinistische wetenschapsleer. In zijn inleiding merkte spr. op, zich zeer goed te kunnen indenken, dat reeds de titel verwondering wekt. Calvijn do ceerde nimmer wijsbegeerte en bij hem de grondslagen van een wetenschapsleer te zoeken, die als gelijke naast, ja, r.ls meerdere boven die van Descartes en Kant kan gesteld, schijnt gewaagd. Doch dan nog verder te willen en te meenen, dat deze beschouwing van de wetenschap eenig licht zou ontsteken over de plaats en waarde van wis- en natuurkunde, m. a. w. de wetenschapsleer van Calvijn te stellen tegenover die van Gallilei schijnt meer dan vermetel. En toch al sluit het onderwerp nog tal van moeilijkheden in, de wetenschap, die niet met, de grondge dachten van Calvijn rekening houdt, raakt al meer verward in autonomieën die op dit standpunt onoplosbaar zijn. Spr. wijst in di* verband op de spraakverwar ring in de psychologie. Maar ook de wis- en natuurkunde ontkomen niet aan de erkenning van den noodtoestand, waarin zij verlceeren. Zoo moet dan minstens een poging gewaagd opk deze vakken te stel len in het groote verband der Calvinisti sche wetenschapsleer. Spr. wil dan eerst de grondtrekken de zer theorie bespreken, daarna hare conse quenties voor de genoemde wetenschap pen. Spr. gaf een breed overzicht van het standpunt van de sophisten, de stoa, het Neo-Platonisme, Plato, Aristoteles, stond hierna stil bij het vraagstuk van de ken- theorie; de kwestie van ik en niet ik, om al deze dingen te stellen in 't licht der H. Schrift, die spreekt van „kennis der waarheid." Wat de critiek betreft, werd het stand punt van Cantor, Dedekind en de Marbur gers afgewezen. Referent merkte tenslotte op, dat het bij critiek niet blijven mag: ook nieuwe vruchtbare probleemstelling is noodig. De eerste vraagstelling uit dit standpunt vol gend is deze: In welke volgorde liggen de analyseerbare terreinen?" rn.a.w. „Wat is minder gecompliceerd: het getal of de ruimte, de ruimte of de mechanische be weging? etc. De tweede vraag, die aan de orde komt luidt: „cMt welke terreinen zijn de bestudeerde gebieden in de verschillen de dingen gebonden?" Een derde: „lii welken vorm keert de wetmatige samen hang binnen een minder gecompliceerde kring in de hoogere sferen terug?" In zijn slotwoord wees spr. er op, dat wie de lijnen van het Calvinisme volgt, zich voor zware eischen ziet geplaatst. In zonderheid de stelling, dat geen enkele autonomie kan worden aanvaard ver biedt hem elk vermijden van de moeilijk ste kwesties. Doch aan den anderen kant geldt ook, dat hij zich heel wat tijd ziev gespaard, door verwarringen te vermij den. Alleen zoo zijn we gehoorzaam aan de door God ook voor ons wetenschappe lijk werk gestelde wetten, voor wier sa menhang de, Christus Zijn leven liet (Jo hannes 3 16), en slechts in gehoorzamen kunnen we Hem, ook hier, onze weder liefde toonen. VERIJDELDE HOOP. De modernen, zoo schrijft de Waarheids vriend, hadden gehoopt, dat door het ma gistrale woord van Ds. Creutzberg, den predikant van de Duinoordkerk, een deel van de ethischen zouden overloopen van rechts naar links. 't Blijkt nu, dat 't geimproviseerde woord van Ds. Creutzberg als rook en damp ls vergaan. Ook Ds. van der Meulen, Ned. Herv. pred. van Purmerland (N.-H.) komt op deze affaire nog even terug en zegt: „Indien de vrijzinnigen een oogenblik hebben gedacht dat de samenwerking al thans met een deel van rechts aanstaan de was, dan zullen'zij nu inzien, dat hier van geen sprake is, zelfs niet bij de „ethi schen", die hier nog eens bevestigden (nl. op de vergadering van de Vereen, van Inwendige Zending in Noord-Holland, te Amsterdam gehouden), dat zij liever met rechts zouden ten ondergaan dan een overeenkomst te sluiten met de vrijzinni gen". Deze verklaring van Ds. van der Meu len verblijdt ons, gelijk we ons ergeren en bedroeven over het z.g. humoristisch schrijven, in verband met deze zaak, van Ds. Hoek, te Amsterdam in het „Week blad voor Christendom en Cultuur". Want wel vindt zijn toon en zijn be toog allesbehalve instemming bij al de lezers van „het Weekblad", maar dat Ds. Hoek zóó uitpakt tegen rechts vinden we onbehoorlijk en afkeurenswaardig. Links heeft er niets aan en rechts er gert zich. BRIEF VAN DE KOE. Men schrijft aan de N. R. Ct:. Eenigen tijd geleden werd melding ge maakt van een oude koe, die telkens uit de sloot werd gehaald en zich ontpopte (als wij dit beeld voor een zoogdier mogen gebruiken!) als de Nederdlandsche open bare eenheidsschool. Men herinnert zich misschien, dat deze mysterieuze herkau wer kon spreken en zich had voorgeno men het land uit te gaan. De zaak is nog mysterieuzer geworden. Want de koe kan ook lezen en ze schrijft brièveh. Tenminste vanochtend ontvingen wij uit Parijs het volgende; „Zeer geachte paedagoog; Na veel om zwervingen ben ik in Frankrijk aangeko men, het aloude land van de vrijheid, de gelijkheid en de broederschap. Hier ver wachtte is een rustig leven te kunnen lei den. Och, hoe bedrogen ben ik uitgeko men! Ook de Franschen willen niets van mij weten; zij begrijpen ternauwernood wie ik ben. Maar daarover een anderen keer. Toevallig zag ik aan den kant van het weiland waar ik mijn voedsel verga der, een oude krant liggen en wel een N. R. C. van eenige weken oud. Mijn Neder- landsch koeienhart ging open. Ik heb al les gelezen van a tot z, ook de pogingen door een commissie van het achtbare Nut aangewend om die kwestie van 't Fransch op de lagere school eens radicaal op te lossen. Ik moet zeggen, dat ik schrok. Moet ik dit nog beleven? In 1920 was het beetje Fransch aan een klein getal kin deren uit behoorlijke gezinnen onderwe zen je reinste vergif. Afgeschaft moest het worden en het werd afgeschaft. En in 1928 moet datzelfde verderfelijke Fransch aan alle Nederlandsche kindertjes worden gegeven! Omdat het zoo uitstekend is! Het zal wel aan mijn koeienverstand liggen, maar ik begrijp er niets van. Ik heb aan een paar Fransche medekoeien gevraagd, wat zij er van denken. Het Fransche zinnetje uit het nutsrapport hielp me daarbij uitstekend. Ik vroeg De beroemde zeeheld, Dorus Rijkers, is momenteel ernstig ziek. naar: ,,Le francais enseigné tout le monde par tout le monde?" Ze keken me lodderig aanu weet hoe een koe kan kijken ze re riepen, maar „boe, boe!" Ik versta te weinig Fransch om te we ten, wat dit beteekent. Kunt U me mis schien melden, dat die woorden bedui den? Met zeer vriendelijke groeten enz." En nü sta ik voor een raadsel. Want ik weet ook niet wat een Fransche koe wil zeggen met „boel" Weet een der lezers het misschien? GEMENGDE HUWELIJKEN IN DE ISR. KERK Het sterk toenemend aantal gemengde huwelijken tusschen joden en jodinnen en anderen is voor de vergadering van Opperrabbijnen in Nederland reeds gerui- men tijd geleden aanleiding geweest, zich te wenden tot de verschillende kerkera den der Israëlietische Gemeenten met 't verzoek in hun reglementen bepalingen te willen opnemen, waardoor gemengd gehuwden geen bestuursfunctie zouden kunnen waarnemen en waarbij hun ook het uitoefenen van eerefuncties en der gelijke binnen de synagoge zou worden onmogelijk gemaakt. In Den Haag heeft de opperrabbijn, de heer I. Maarsen, eenige weken geleden aan den kerkeraad kennis gegeven, dat hij om tactische redenen geen prijs stelde op behandeling door dat college van het verzoek van de vergadering van opper rabbijnen. Niet aldus in Amsterdam, waar de ópperrabbijn, de heer A. S. Onderwijzer, heeft aangedrongen op een spoedige be handeling. In een geheime zitting van den kerkeraad van Amsterdam op 19 Jan. j.l. waarvan de geheimhouding thans ten deele is opgeheven, heeft dit college even wel met algemeene stemmen de volgen de motie aangenomen: „De Kerkeraad van oordeel, dat de be handeling van het in de circulaire der vergadering van opperrabbijnen genoemd onderwerp in elk opzicht de belangen der Hoofdsynagoge zal schaden, besluit den opperrabbijn mede te deelen, dat hij niet bereid is ten aanzien van het bedoelde onderwerp eenige reglementswijziging aan te brengen." Deze voor den opperrabbijn niet aan gename motie is voor dezen aanleiding geweest te overdenken, of hij niet als zoo danig zijn ontslag behoorde te nemen. Be sprekingen, die gehouden zijn, hebben er toe geleid een oplossing te vinden voor het onstane conflict. In de vergadering van 1 Februari j.L heeft de kerkeraad, nadat de opperrab bijn daaraan zijn goedkeuring had ge hecht, met algemeene stemmen de volgen de motie aangenomen: „De Kerkeraad der Ned, Israël. Hoofd synagoge te Amsterdam, voorop stellen de, dat het besluit, neergelegd in de motie van 19 Januari j.l., door hem is genomen uitsluitend in het belang der Hoofdsyna goge, spreekt overigens zijn vollen eer bied uit voor, en vertrouwen in het be leid van den opperrabbijn, en verklaart, dat hij niet in het minst de bedoeling heeft den opperrabbijn te beperken in zijn recht om naar zijn innige overtuiging ri- tueele beslissingen te geven." Hoewel dus nogmaals uitdrukkelijk verklaard wordt, dat aan het verzoek, ge daan namens de vergadering van opper rabbijnen, niet zal worden voldaan, heeft de kerkeraad tevens zijn volle vertrou wen in den opperrabbijn uitgesproken en ook erkend, dat aan hem alleen het recht is rabbinale decisies te nemen. FEUILLETON. Gods wondere leidingen. 44) o— Toetie was op zijn knie geklauterd en liep gerust met heide handjes ge vouwen in de groote bruine hand van haan nieuwen vriend., zóó vond juffrouw Nancy hen, toeii zij kort daarop bninenkwam, nadat de man nen vertrokken warenbezorgd blikte zij naar haar kind: 't Is van zwakte, dat zij aldoor zoo slaperig is. 'k Wou om een lief ding. dat ik daar eens wat aan kon doen". „Slapen is best voor kleine kinde ren", praatte Torry de moeder van Pupple na en Nancy knikte instem mend. Terwijl de waardin nu voor het middageten zorgde in de kleine he lende keuken, overdacht haar gast nog eens het geheele afgeluisterde gesprek en hij kwam hoe langer hoe meer tot de overtuiging, dat Toeties ruwe moeder, toch van betere kom-af was dan den stand, waartoe zij nu als kroeghoudster scheen te behooren Wanneer zij in haar huiskamer sprak, tot hem of haar kindje, klonk haar toon zoo onbeschaafd niet.... c-n zoo viel het den knaap op, dat zij prt'es geschoeid was en opvallende 1 V;ne handen en voeten had..., ook het gelaat was verre van grof, de mond goed gevormd, de tanden netjes on derhouden, het haar keurig opge maakt.. ..in één woordeen he melsbreed verschil met andere her bergiersters, die Torry bij menigte kende. Dan nog viel het hem in-, hoe Nancy gesproken had van haar schooljaren, welke toch zeker al een eind achter haar moésten liggen, want hij schatte haar diep in de twintig en dat zij daaruit nog den verleden tijd der werkwoorden zich herinnerde en dan de uitdrukking: ik ken mijn pap penheimersdat was uit de Prui sische Geschiedenis. Torry had er over gelezen op de avondschool en dat woord: voila, dat gebruikte juf frouw Vermeer en nog al eensen deze was een dameeen echte da meop-en-topzeker was Toe- tie's moeder vroeger in beteren doen geweest en aan lager wal geraakt.... wié weet door welke treurige oorzaak en waar was haar echtgenoot. Toeties Vader? Dan gingen zijn gedachten naar den Vader van Pupple. Paul Slink, die nu vrij was geko men en op den goeden weg gebracht door de reclasseering. O! als hij dien nu eens kor. bereiker.wat zou hij hem inlichtenover dien fabrieks- heer, die door Frik Rowrood bewus teloos was geslagen.... en aan boord van een schip gesleept, stellig bij den kapitein der King Charles, bij kapi tein Drensrigth. Natuurlijk liet mr. Bobby naspo ringen doen omtrent zijn leerling TorryTim Markson Kleine Toetie werd wakker, keek verwonderd om zich heen, stak haar armpjes naar Moeder uit! „Kom je aan tafel, Joris?" vroeg de waardin.... en de knaap zette zich naast zijn vriendinnetje en liet haar van eigen bord mee happen er ging vrij wat meer vleesch en groenten naar binnen dan anders ge woonlijk het geval was. Moeder Nancy was geen spraakza me vrouw, verre van daar, zij praatte van tijd tot tijd met haar kleine meis je. maar meestal bleef haar mond ge sloten en de stijf op elkaar geklemde lipren gaven aan de regelmatige trek ken van liet niet onknappe gelaat iets onaangenaams, wat wantrouwen verwekteook het plotseling flik kerende donkere oog droeg daartoe bijzelfs de mannen vreesden haar toorn. AUe levensbehoeften werden aan de deur bezorgd in den namid- dn". maar de waardin maakte met niemand een nraatlebestellen. -opn-vppn, betalen, voor de rest geen nieuws. Na den eten vroeg Torry, of hij niets meer doen kon, maar er was geen arbeid voor hem.... wanneer Ir" een boek wilde lezen, er was voor raad in de muurkast op zijn kleine eens kijken. Toetie ging als van zelf sprekend met hem naar boven. De knaap bracht eenige boeken mee naar beneden en ook een paar oude schoolschriften, waarin nog vrij wat onbeschreven papier zatna beko men verlof begon hij dat te becijferen met de opgaven, die in een der reken boekjes te vinden warende klei ne kreeg ook een potlood en een pa pier en knoeide naar hartelust. Ze klom vertrouwelijk op Joris' knie cn wilde daar een poosje blijven zitten, wat de knaap gaarne toeliet. De boekjes waren nog gekaft en voorin stond een naam: Jenny Beams. Oogenblikkelijk herinnerde Torry zich, dat hij dien familie-naam ook gelezen had op een bundel papieren, welke zich op mr. Bobby's kamer be vonden, en welke toebehoorden aan een welgestelden koopman, die eenige erfgenamen liet opsporen. Nancy keek toevallig op van haar naaiwerk en zag, dat Joris den naam vóór in het boek las. „Beams is mijn jongemeisjes- naam", legde zij ongevraagd uit. ,,'k Heb dien naam meermalen ge hoord.... er is een koopman Beams, die op zoek is naar een of meer erf genamen, met wie hij een nalaten schap uit Indië deelen moet". De waardin legde haar werk neer en staarde den kna. p aan: „Wat zég je daar, jongen? en weet je ook, hoe die koopman heette, zijn voornaam Kedoel ik?" „Jawel, een opvallende naam: Joachim Geoffrey, ik heb de namen meer dan eens zien staan op de pa pieren". „Mijn oudste broer", ontsnapte de toehoorderes, „heb je hem soms ook gezien?" „Tweemaal zelfs, hij heeft een erg opvallend gezicht.... een litteeken dwars over de linkerwang". „Dat is iedat is Joffey", mom pelde Nancy. Wie had het ooit kun nen denken!" Joris zat alweer te cijferen en scheen geheel in zijn werk verdiept.... ech ter zag en hoorde hij alles rondom zich, de gastvrouw liet de handen in den schoot rusten en staarde, in ge dachten verzonken, voor zich uit; kleine Toetie zat vergenoegd haar pa piertje vol te knoeien en toonde het af en toe aan Joris, die niet naliet het vol bewondering te beschouwen, en ile teckenares luide te prijzen, wat tot nieuwe oefeningen aanleiding gaf. Eindelijk stond Nancy op en ging voor de thee zorgen. Zij bracht een geurig kopje voor ieder en trakteerde erbij op fijne vanillewafeltjes. Torry had nog nooit zóó iets lekkers geproefd.... ook Toetie liet haar drukke bezigheden er voor in den steek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1928 | | pagina 5