|ft>
v
Aan het einde der Week
Er zijn deze week een tweetal be
langrijke conferenties geweest: een in
de oude en een in de nieuwe wereld.
We bedoelen het pan-Amerikaansch
congres te Havana en de Duitsche
landenconferentie te Berlijn.
Om met de eerste te beginnen, deze
is door president Coolidge in eigen
persoon geopend. Hij hield een lange
en indrukwekkende openingsrede, die
een verzamelroep aan Amerika was
om zichzelf te zijn. Hij zag den ontdek
ker Columbus als den man, die den
koers had gebaand, welke van despo
tisme naar democratie had geleid.
Stoffelijke voorspoed, grooter dan
ooit het menschelijk ras was te beurt
gevallen, was thans de bekroning van
die evolutie.
In 't bijzonder werd dit deel der re
de van Coolidge luide toegejuicht,
waarin hij het had over de souverei-
niteit der kleine naties. Zou men ge
dacht hebben aan Amerika's kracht
dadige tusschenkomst in Nicaragua,
een punt, waaromtrent overigens op
het congres het stilzwijgen werd be
waard? Dan vormt dit woord van
den president der Vereen. Staten wel
een goede basis voor verdere bespre
kingen.
Te Berlijn is een conferentie gehou
den met betrekking tot de bestuurs
organisatie van het Duitsche Rijk, die
van groote beteekenis- was met het
oog op de vraag: eenheidsstaat of fe
deratie, die den laatsten tijd weer op
nieuw aan de orde gesteld werd door
de oprichting der nieuwe politieke par
tij, die naar den eenheidsstaat wil.
Ook uit het oogpunt van bezuiniging
op het dure bestuursapparaat der
Duitsche republiek is dat vraagstuk
yan belang.
Het schijnt, dat de conferentie wei
nig anders gedaan heeft, dan de kwes
ties, die met dit punt samenhangen te
formuleeren, hetgeen de eerste stap
op den weg naar verbetering kan zijn.
Ook is overeenstemming bereikt
wat betreft de onduidelijkheid en on
toereikendheid van de grondwet van
Weimar ten aanzien van de verhou
ding tusschen rijk en landen.
De Duitsche Rijksminister van ver
dediging, Gessier, is in hoofdzaak
om persoonlijke redenen heenge
gaan en vervangen door Generaal Von
Gröner, welke benoeming tegen den
wensch der Duitsch-nationalen en
der Duitsche volkspartij is doorgezet
door den Rijkspresident.
Von Gröner is volgens Scheidemann
den bekenden sociaal democratischen
afgevaardigde, een der bekwaamste
officieren, die het Duitsche leger ooit
heeft bezeten. Hij was overtuigd mo
narchist, doch bleef, evenals Von Hin
denburg, na de catastrofe in dienst
van de regeering Ebert-Scheidemanm
Deze beide generaals hebben de inilli-
oenen soldaten ondanks de grootste
moeilijkheden in de best mogelijke
orde naar het vaderland teruggeleid,
om vervolgens het leger te ontbinden
Hun samenwerking met de eerste re
volutionaire regeering was vrij van
alle wrijving. Gröner heeft zich later
nogmaals ter beschikking gesteld van
de republiek, na te hebben ingezien,
dat Duitschland alleen als republiek
kan leven en herworden.
In het Duitsche Centrum is den
laatsten tijd weer een vrij ernstig mee
ningsverschil ontstaan. Zoo heeft de
afgevaardigde Stegerwald zijn ambt
van tweedeen voorzitter neergelegd,
omdat het hem niet langer mogelijk
is met den eersten voorzitter, rijks
kanselier Marx, samen te werken. Ge
lijk men weet, is Stegerwald de ver
tegenwoordiger der arbeiders in het
Centrum.
De arbeiders zijn ontevreden over
den geringen invloed, dien zij thans
in de partij hebben, waartoe, zoo
als de vakvereenigingsleider Imbusch
verklaarde na de omwenteling tal
van nieuwe leden zijn toegetreden,
wien het uitsluitend 0111 baantjes te
doen was. Onder hen zijn tal van
ambtenaren en academisch gevorm-
den, die innerlijk ver van de partij af
staan, maar er grooten invloed heb
ben.
De besprekingen in verband met de-
de tweespalt konden deze week niet
plaats hebben door de landenconfe
rentie, waar verschillende voorman
nen tegenwoordig moesten zijn.
Onze provincie heeft weer een nieu
wen Commissaris der Koningin gekre
gen in den persoon van Jlir. van Kar-
nebeek, den oud-minister van Buiten-
landsche Zeken. Gaarne hadden wij
natuurlijk een partijgenoot op die
hooge plaats gezien, doch overigens
zijn er weinigen, bij wie het bestuur
van ons gewest in zoo vertrouwde ban
den is.
BINNENLAND.
DE INDISCHE BEGROOTING.
De Commissie van rapporteurs uit
de Eerste Kamer voor de Indische
begrooting is als volgt samengesteld:
Lindeyer, Prof. Steger, ir. de Muralt,
Moltmaker en mr. Rink.
DE GEVANGENIS TE ALKMAAR.
Uit Alkmaar meldt men, dat een
staatscommissie, na een bezoek aan
de strafgevangenis aldaar, den Minis
ter van Justitie heeft geadviseerd tot
opheffing van deze inrichting. De
Alkmaarsche cellulaire strafgevan-
nis is bestemd voor gestraften, die
geen langeren straftijd dan 12 maan
den hebben, en biedt plaats aan 120
gevangenen. Het advies tot opheffing
berust hierop, dat reeds sedert lang
het aantal gevangenen te Alkmaar
blijft beneden 50 pCt. van het aantal
plaatsen. Geruimen tijd was dit aan
tal slechts 38; thans is het weer tot
45 gestegen.
WONINGTOESTANDEN EN NOG
WAT.
Het Haagsche Volk kwam dezer
dagen met een sensatiebericht, waar
boven prijkte: „Ergerlijke toestanden
in Noordwijkerhout. Huisvesting van
menschen in een varkensstal".
Het stuk luidde als volgt:
„Van onzen korrespondent te Lei
den:
Te Noordwijkerhout „woont" se
dert Februari 1927 het gezin van v. d.
B., bestaande uit man, vrouw en twee
kinderen, in een varkensschuur.
De man is werkloos en kan geen
woning bekomen. Ër staan wel enke
le huisjes leeg, o.m. ook een paar ge
meentewoningen, doch deze wil men
aan dit werkloos gezin niet verhuren.
Het gemeentebestuur dat toch ze
ker tot taak heeft voor een meer men-
schelijke huisvesting te zorgen trekt
zich van het gezin niets aan.
Het verblijf in deze varkensschuur
is eenvoudig vreeselijk. In de schuur
zijn 21 varkens ondergebracht, met
wie het gezin de ruimte moet deelen.
Slechts een afscheiding van wat gon-
je en oude doeken scheidt de men
schen van de varkens
In een bedompte ruimte van enkele
vierkante meters, schemerig verlicht
door een paar kleine ruitjes, wonen
en slapen deze merischèn. Het is bij
na ongeloofelijk, dat zich zoo iets in
dezen tijd, in een toch zoo goed room-
sche gemeente als Noordwijkerhout
kan voordoen.
't Meest menschonteerend is wel,
dat als niet spoedig het gezin aan een
woning wordt geholpen, de vrouw
verwacht spoedig haar derde kind, de
„blijde" gebeurtenis in de varkens
schuur zal moeten plaats hebben.
Een partijgenoot uit Leiden, die de
ze schandelijke toestand daar aan
trof, heeft zich schriftelijk in verbin
ding gesteld met den pastoor te
Noordwijkerhout en hem als zieleher-
der van dit goed roomsch gezin, dat
trouw zijn kerkelijke plichten waar
neemt, verzocht onmiddellijk aan de
zen menschonteerenden toestand een
einde te maken.
Hij ontving een briefje van den
pastoor, dat dezen van de zaak niets
bekend was.
Intussehen zijn ook thans nog
geen maatregelen genomen. Alleen zijn
vanwege den kapelaan, die een be
zoek bij het gezin heeft gebracht, op
den dag vóór Kerstmis een paar
broodjes en twee pakjes margarine
gebracht.
Den eigenaar van de schuur, de boer
Koudijs, kan in dezen geen blaam
treffen. Hij stelde voor het daklooze
gezin tenminste zijn schuur beschik
baar en voorzag het meermalen van
een maal eten.
De volle schuld treft hier het ge
meentebestuur en de geestelijkheid,
die beiden geen hand uitsteken om
dit gezin uit. zijn ellende te helpen".
Wij hebben toen dat bericht niet
dadelijk overgenomen omdat wij ver
namen, dat van bevoegde zijde een
onderzoek werd ingesteld. De R.-K.
Leids.che Courant deelt nu een en an
der over dat geval mede. Daaruit
blijkt:
,1e. dat het gezin daar reeds woont
van Februari 1927 af.
2e. dat de. schuur naar het oordeel
van de menschen zelf aanvankelijk
nog niet zoo n slechte woongelegen
heid bood omdat de stal toen geen
varkens huisvestte.
3e. dat het gezin niet geklaagd
heeft en ook de eigenaar van de
schuur eerst in October heeft bericht
dat het gezin geholpen moest worden;
4e. dat het gezin iederen dag een
witbrood en een roggebrood, een liter
melk en wekelijks eenige pakjes mar
garine worden verstrekt, terwijl ook
voor verwarming van de ruimte wordt
gezorgd;
5e. dat ook van andere zijde hulp
geboden wordt, dóch ook hier weer
dè houding van het ongelukkige ge
zin do mildheid tempert.
Zoodat, hoe waar ook het feit zelf
moge zijn Het Volk zijn oude reputa
tie van tendentieuze berichtgeving
getrouw geweest is.
DAMRUBRIEK.
EEN LOKZET VAN G. T'ORS,
(Dordrecht).
Zwart: 14 schijven.
Wit: 14 schijven.
Zwart.
m
m m
m
-m M
m
m m
m m
1 m
m
■L.
m
mfe m,/,
m m
pff
Hl1
W
m "m
üf
Wit.
Hier speelde Wit 27SI, Zwart liep
er in en antwoordde 111Ü. Hierna
won Wit met 33—29, 42—37 35—30
44—40, 43—38, 42X10 en 31X15!
De volgende partij tusschen J. Ver-
lioeve met Wit en J. J. Kempers met
Zwart is gespeeld in den competitie
wedstrijd van den Nederlandschen
Dambond 1926.
Wit. Zwart
1. 32—28 18—23
Ook 2025 is een goed antwoord.
2. 33—29
Moderne voortzetting. De theoreti
sche voortzeting is 3429. Ook 3832
geeft interessant spel.
223 32
3. 37 23 17—21
Veel wordt hier 1924 gespeeld,
Wit 39—33, Zwart 14—19, Wit 44—39
en Zwart 2025 en 25 14.
Sterker dan 1721 is 1621, om op
28—33 (19:28), 29—24 (20:29) en
3432 met 21—27 enz. te; kunnen
voortzeten.
4. 39—33
De theoreiische voortzetting is hier
28—23, 29—24 en 34 32.
420—25
5. 44—39 14—2U
31—26 20—24
7. 26 17 i2 21
8. 29 20 25 14
9. 36—31 7—12
10. 31—26 27
Waarom hier niet 17? Deze schijf
stond toch zeer goed 'op veld 2.
11. 26; 17 12:21
12. 41—37 7—12
13. 46—41 1—7
14. 37—32 15—20
15. 41—37 21—26
16. ,3429.
Zwart heeft hier te lang afgewacht
en het gevolg is, dat deze nu in de
verdediging wordt teruggedrongen
door Wit's volmaakte centrumstelling.
Zwart had hier veel vroeger 19^23. en
14 23 moeten spelen, met ongeveer
gelijk spel.
1610—15
17. 3731
Inconsequent gespeeld. Waarom
deze randschijf afgeruild? Aangewe
zen was hier 4034, 4540, enz.
17. ..T. 26:37
18. 32 41 16—21
19. 41—37 12—17
Waarom nu deze schijf ook Weer van
het centrum verwijderd? Meer vrij
heid gaf 510, en eventueel 1923 of
ook 2024, enz.
20. 37—32 21—26
21. 42—37
Sterk gespeeld in dezen stand om
2631 te beletten, wat soms hier erg
hinderlijk kan zijn.
215—10
22. 50—44 7—12
Hier komt duidelijk uit, hetgeen wij
opmerkten, bij Zwart s 19den zet. Als
schijf 17 nu nog op 12 stond, had
Zwart thans heel goed 1923 kunnen
spelen. Thans echter zou dat slecht
spel geven.
23. 40—34 11—16
24. 44—40 17—21
25. 29—24
Geeft hiermee vrijwel alle voordeel
prijs. Heel sterk was hier 3430. Geen
verbetering zou Zwart hierop bren
gen door 19 of 20—24, terwijl op iede
ren anderen zet Wit vervolgt met 30
doordat Zwart geen stuk meèr heeft
24 met prachtig spel. vooral ook
op veld 2.
2520—29
26. 33 24 19 30
27. 35 24 12—18
28. 39—33 14—19
29. 34—29 19—30
30. 29—23 18 29
31. 33—35
De stand is thans volkomen gelijk.
31. 8—12
32. 40—34 10-14
33. 35—30 14—19
34. 34—29 6—11
35. 28—23
Deze heeft met de laatste zetten zijn
stand keurif opgebracht en vooral
diens laatste zet is heel agressief en
biedt Wit vele kansen.
3519 28
36. 32 23 4—10
Misschien verdient hier 1117 en
1218 wel de voorkeur.
37. 45—40 11—17
38. 40—34 10—14
39. 38—33 12—18
40. 23 12 17 8
41. 29—23
Mooi gespeeld. Dit vak speelt een
belangrijke rol en Wit moet trachten
het te behouden, om druk op den
zwarten stand uit te oefenen.
418—12
42. 34—29 12—17
43. 30—24 17—22
44. 43—38 14—19
Heel sterk, daar anders het witte
centrum te sterk wordt. Thans moet
Wit rekening houden met een even-
tueelen aanval op zijn langen vleugel.
45. 23 14 9 20
46. 47—41 3—9
47. 49—44
Wit heeft met zijn laatste zetten-
reeks eenig voordeel weten te beha
len. De tekstzet echter is zwak. Het
stuk 47 stond juist zoo sterk ter ver
dediging van den langen vleugel en
Wit's eenig doel moest zijn, te trach
ten zoo sterk mogelijk op het cen
trum te komen. Veel sterker was, dan
ook 3832 b.v.
Stand na den 45sten zet van Zwart.
Zwart.
Wit.
9—14
13—18
47
48. 4440
49 41—36?
Een grove blunder, alhoewel Wit
toch vrijwel geen voordeel meer had,
juist door de dreiging 1823 van
Zwart.
49. 18—23
50. 29 27 21 43
51. 48 39 20 38
52. 40—31 14—19
53. 34—29 16—21
54. 37—31. 26 37
Wit geeft het op.
Een door Wit goed gespeelde partij
waarin Zwart heel wat meer kreeg,
dan hem toekwam.
GETUIGENISSEN.
Op het graf van Copernicus leest pien
de volgende inscriptie: „Ik verwacht niet
de gunst, die Gij aan een Paulus hebt ge
schonken; ook niet de genade, waarmede
Gij een Petrus vergeven hebt; maar alleen
om de barmhartigheid, die Gij den moor
denaar aan het kruis bewezen hebt, smeek
ik U".
Keplers geloof blijkt duidelijk uit het
slotwoord van zijn eerste werk, waar hij
zegt: „Ik dank U, o mijn God en mijn
Schepper, voor de blijdschap, die het werk
Uwer handen mij bereid heeft heb ik
hier of daar iets uitgesproken, dat Uwer
onwaardig was, vergeeft het dan, o Heer!"
Van Newton wordt gezegd, dat hij nooit
Gods naam heeft uitgesproken, zonder z'n
hoofd te ontblooten.
En Fareday waardeerde den Bijbel als
zijn dierbaarste goed en zijn grootsten
schat.
Wiegand, hoogleeraar in de plantenkun
de aan de hoogeschool te Marburg, sprak
op zijn sterfbed den dringenden wensch
uit, dat de wereld mocht vernemen, dat
hij, een man der wetenschap, in het ge
loof in Christus gestorven was.
Leidsche Penkrassen.
Amice,
Ik had het verleden week zoo in het
voorbijgaan even over de Nieuwjaarsrede
van den voorzitter van de Kamer van
Koophandel voor Rijnland. Ik wil daar
nog gaarne even op terugkomen.
Dat zal je mij natuurlijk niet kwalijk
nemen; al is ook de Kamer geen uitslui
tend Leidsche instelling, zij beheerscht
toch een district, waarvan Leiden de
hoofdplaats en het centrum is. Daarom
kunnen wij dus zeggen, dat de stad Lei
den een bijzonder belang heeft bij hetgeen
deze Kamer van Koophandel doet.
De voorzitter onzer Koophandelskamer
haalde even aan de onvolledige inrichting
van onzen voorlichtingsdienst op econo
misch gebied.
Ik heb eens moeite gedaan, Amice, om
daarover wat meer te weten te komen.
Toen ben ik toch wel een beetje geschrok
ken. Dat het niet tot in de puntjes in orde
was, dat was bekend, maar dat wij bij an
dere landen zoo zeer achter stonden, dat
was mij niet bekend en is ongetwijfeld
ook geen gemeengoed.
Hoe toch zit die inlichtingendienst in
elkaar? Hoe werkt hij?
Onze voorlichtingsdienst op economisch
terrein is, afgescheiden van de inlichtin
gen die het Departement van Financiën,
als medeleider van de economische po
litiek kan verschaffen ondergebracht bij
drie departementen en wel bij Buiten-
landsche Zaken, Arbeid, Handel en Nij
verheid en Binnenlandsche Zaken en
Landbouw.
Aan het departement van Buitenland-
sche zaken is gevestigd de directie van
Economische Zaken, waaronder de con
sulaire dienst ressorteert. Hieruit volgt,
al dadelijk, dat, indien een onzer depar
tementen iets te vragen heeft aan dezen
officieelen buitenlandsche dienst, het dit
moet doen yin de directie van Economi
sche Zaken. Tusschen de departementen
en in het bijzonder tusschen de andere
economische afdeelingen bestaat dan ook
een voortdurende drukke correspondentie.
Voor de voorlichting beschikt de direc
tie van Economische Zaken behalve over
de consuls ook, voorzoover dat gaat, over
den diplomatieken dienst en enkele han-
delsattaché's.
Na 1918 heeft ons land, in navolging
van andere landen, enkele harfdelsatta-
ché's aan onze gezantschappen verbonden
tot het verrichten vari werk op economisch
terrein, in het bijzonder ter voorlichting.
In tegenstelling echtér met het buiten
land, waar aan dit instituut groote uit
breiding is gegeven, heeft ons land om
bezuinigingsredenen er weer mede gebro
ken.
Of dit juist is geweest, betwijfel ik. Bo
vendien zijn onze handelsattaché's altijd
geweest een soort van ambtenaren, die
aan het gezantschap hun werkzaamheden
verrichten, maar nooit wat men daar in
Amerika of andere landen onder verstaat,
personen die een land bestudeeren uit
handels-economisch oogpunt en daar over
schrijven.
Een struikelblok voor een goede voor
lichting is het verder, dat ons land, ge
dwongen door den staat zijner financiën,
op 20 betaalde beroepsconsuls een korps
van ruim 600 honoraire consuls heeft,
waarvan dus niet alles geëischt kan wor
den.
In Zwitserland heeft men dit ondervan
gen door de bepaling, dat de honoraire
consuls voor inlichtingen, die gevraagd
worden, betaling mogen eischen, waar
voor thans een tarief ontworpen wordt.
Zij, die de voorlichting vragen, moeten de
kosten dragen. Hetzelfde is het geval met
Duitschland.
Wanneer ook hier te lande betaling
zou kunnen plaats hebben Lij gevraagde
voorlichting, dan zou dat zeker de acti
viteit van tal van honoraire consuls ver-
hoogen.
Daarmede zou men er echter niet zijn,
want aan de geheele werkwijze van onzen
VQorlichtingsdienst mankeert nog veel.
Zoo verzamelt de directie van Economi
sche Zaken berichten van economischen
aard over het buitenland voor het binnen
land bestemd of van belang. Deze berich
ten worden gestuurd aan de afdeeling
Handel van het departement op het Be-
zuidenhout en deze publiceert ze in de
door haar uitgegeven „Handelsberichten"
een periodiek, waaraan ook de directie
van Landbouw medewerkt, in dien zin,
dat deze er heel wat in publiceert.
De directie van Economische Zaken pu
bliceert weer „Economische Berichten",
handelend over het binnenland en be
stemd voor het buitenland. Daarnaast ver
richt diezelfde directie werk, wat in an
dere landen ressorteert onder den pers
dienst, door de uitgave van een hand
hoek over de Kennis van Nederland en
Koloniën. Naar ik meen, reeds in vier
talen.
Ontkend kan niet worden, dat er aan
de voorlichting hard gewerkt wordt, maar
daar ieder zijn eigen terrein wil behou
den, geschiedt het onsystematisch.
Het duidelijkst blijkt dit, als we er de
directie van Landbouw bij betrekken, een
afdeeling, die vooral met het oog op den
omvangrijken export van kweekers-, tuin
en landbouwproducten van het hoogste
belang is, omdat men daar aan geregelde
en goede voorlichting dringend behoefte
heeft.
Deze directie beschikt niet alleen over
een uitstekenden binnenlandsche voor
lichtingsdienst, waarhij het Centraal Bu
reau voor de Statistiek belangrijke dien
sten bewijst, maar ook over een eigen bui-
tenlandschen dienst. De directie heeft te
Brussel. Berlijn en Parijs een Rijksiand-
bouw- en te Londen een Rijkstuinbouw-
consulent; verder staat zij rechtstreeks in
contact mK het Internationaal Landbouw
Instituut te Rome. Behalve wat gepubli
ceerd wordt in „Handelsberichten wor
den door deze directie bovendien nog uit
gegeven: „Verslagen over den Landbouw"
en „Verslagen en Mededeelingen".
Er is hier keus genoeg om voorlichting
te krijgen. De groote moeilijkheid is ech
ter altijd, waar men precies moet wezen.
Om maar iets te noemen; zoo moet men
voor aardappelen, kool enz. zijn bij Land
bouw, maar voor graan bij Handel; ter
wijl mei^bij de directie voor Economische
Zaken, behalve voor handelsverdragen,
maar zelden aan het juiste adres is. Door
de geheel zelfstandig werkende drie voor
lichtingsdiensten .bestaat het gevaar, dat
bij het ontbreken van inlichtingen de eene
directie de schuld geeft aan de andere,
waardoor de voorlichting, vooral bij wij
ziging van in- en uitvoertarieven in het
buitenland, nog al eens te wenschen over
laat. Als de betrokken organisaties soms
al twee of drie weken lang weten, dat er
verandering op economisch gebied in een
of ander land te wachten is, dan weet
men op de officieele bureaux meermalen
nog niets. Onze diplomaten voelen niet
voor dat werk.
De drie voorlichtings-afdeelingen leve
ren ook gevaar voor dubbel werk en voor
concurrentie Ieder departement tracht
zoo goed mogelijk te helpen en geeft zelfs
voorlichting, die met het oog op 's lands
welvaart beter achterwege had kunnen
blijven. Het komt immers voor, dat hier
officieel inlichtingen verstrekt worden,
waar in het buitenland artikelen te krij
gen zijn, die in ons eigen land worden ge
produceerd.
In geen ander land, zelfs niet in Enge
land, dat toch als land van den vrijhan
del bekend staat, is dat mogelijk. Overal
elders is dergelijke officieele voorlichting
streng verboden en wordt zij systema
tisch tegengewerkt door een eventueelen
aanvrager direct een uitvoerige mededee-
ling te zenden, niet over wat hij vroeg,
maar wel waar het gevraagde in eigen
land te krijgen is.
Zie, Amice, waar het zoo sta&t met on
zen officieelen inlichtingendienst, daar is
het niet te verwonderen, dat de handel
vraagt om reorganisatie.
Andere landen zijn ons alle verre voor.
Wij komen achteraan sukkelen. Ook wij
moeten hier hebben een Centraal Bureau
voor Economische voorlichting.
Wij moeten die voorlichting niet lan
ger aan het goed geluk overlaten.
Niet Buitenlandsche Zaken alleen, maar
de geheele regeering is verantwoordelijk
en heeft het grootste belang bij een be
hoorlijke en goede voorlichting van het
buitenland over Nederland en omgekeerd
van de voorlichting van Nederland over
het buitenland.
De regeering, als leidster van de econo
mische politiek, moet beschikken over
een voorlichtingsdienst niet uitsluitend
voor den handel, maar op de eerste plaats
voor zich zelf. Deze dienst moet haar vol
komen inlichten over alle te verwachten
veranderingen in de economische politiek
van de landen, waarmede Nederland han
del drijft, omdat van het inzicht, dat daar
door verkregen wordt, in de toekomst
haar eigen politiek afhankelijk is. Dage
lijks blijkt het, dat aan hetgeen op de
economische conferenties behandeld wordt
de regeering lang niet voldoende heeft,
omdat de daar vertegenwoordigende lan
den over hun eigen plannen meestal een
diep stilzwijgen bewaren.
Zoowel de economische- als de pers
voorlichting is een vraagstuk geworden
van de eerste orde.
Daarom had de voorzitter van de Ka
mer van Koophandel volkomen gelijk,
door op dezen misstand te wijzen.
Ik hoop maar, Amice, dat het daarbij
niet blijven zal, maar dat in breeden
kring een actie zal opwaken om de Re
geering tot krachtige maatregelen aan i»»
sporen.
VERITAS.