NIEUWE LEIOSCHE COURANT
van
ZATERDAG 31 DEC. 1927
DERDE BLAD.
JAARWISSELING.
Heere, Gij zijt ons geweest eene toe
vlucht van geslacht tot geslacht.
Psalm 90 1.
Het is onder aangrijpende omstan
digheden, dat Mozes dit woord spreekt
Hjj staat tusschen de graven van
het volk Israël. Het is tegen het ein
de van de woestijnreis. Gods woord,
dat het weerspannig volk in de woes
tijn stArven zou, is in vervulling ge
gaan. Eerst nog niet zoo duidelijk,
maar later al méér zichtbaar, en nu
zóó sterksprekend, dat Israels tocht
zich afteekent in een rij van graven.
Steeds meer blijven de ouderen achter
in het zand, en van tusschen hunne
grafsteden trekt het overige volk ver
der. „Gij doet den mensch wederkeo-
ren tot verbrijzeling, en zegt: Keert
weder, gij menschenkinderen!"
Mozes neemt het alles waar met
ontroerde ziel. Wij stellen ons voor,
dat hij op een hoogte staat, en den
weg van Israël overziet, terug en
vooruit. En hij schouwt niets dan ver
gankelijkheid. Hoeveel bleef er reeds
achter, en wat zal de toekomst zijn?
„Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk
een slaap; in den morgenstond zijn zij
gelijk het gras, dat verandert: in den
morgenstond bloeit het, en het veran
dert, des avonds wordt het afgesneden
en het verdort".
Wat blijft er hier beneden, wat
blijft er ook in den mensch zélven om
zich aan vast te houden? O, zoo -God
niet de trouwe en onveranderlijke wa
ren zoo zich daarboven geen schuil
plaats en uitkomst opende
En daarheen gaat nu Mozes' blik.
Van den weg over de aarde, terug en
vooruit, gaat zijn blik naar boven. En
door het geloof schuilt hij bij zijn
God. „Heere! Gij zijt ons geweest een
toevlucht van geslacht tot geslacht".
Het is weder wisseling des jaars.
We wenden ons om en zien terug.
God plaatst ons aan den Oudejaars
avond op de hoogte, vanwaar we een
blik hebben over den weg, dien we
met de onzen dit jaar aflegden.
Alles hier beneden vergankelijkheid
Daar vlak bij of verderaf lig
gen de graven van hen, die in dit jaar
ons ontnomen werden. Hoevelen zijn
het. Hoevele gezinnen zitten aan den
laatsten avond des jaars stil bijeen,
in weemoedige herinnering; en men
leest in eikaars oog, wat allen denken
verleden jaar was hij, was zij er
nog.
En van meerdere vergankelijkheid
spreekt dit jaar.
Waar zijn onze plannen en idealen
dit jaar gebleven?
Wat is er terecht gekomen van het
geen we ons hadden voorgesteld?
Hoeveel is er, dat nooit bereidt
werd; en hoeveel, dat, toen het werd
bereikt, teleurstelling gaf? Hoe an
ders ging onze weg dan wij hadden
gedacht. Hoe onvast bleek, wat wij
volkomen betirouwbaar hadden ge
meend. Nog klemmen we ons vast aan
den laatsten dag, aan de laatste uren
van dit jaar; maar, of wij onze hand
al om den zandlooper leggen, het
baat niet; de korrelen glijden, buiten
onze macht, weg.
Vergankelijkheid dat leert, dat
leere ons de Oudejaarsavond. „Wij
brengen onze jaren door als een ge
dachte het \yordt snellijk afgesne
den, en wij vliegen daarheen".
O, zoo God de Getrouwe niet ware,
zoo Hij in Christus geen onveran
derlijke toevlucht zou zijn, mijne
ziele, waar was uw hoop, uw moed
gebleven!
Omhoog dan. Christen en Christin!
omhóóg uw blik. Wend, wanneer ge
terug gezien hebt, uw oog naar boven.
Vluchte daarheen uw hart met al zijn
gedachten, met zijn rouw en smart,
met zijn zonden en schuld, met zijn
armoede en angst, met alles, alles.
..Heere. Gij zijt ons geweest een toe
vlucht van geslacht tot geslacht!"
Bij de Jaarwisseling zien we ook
onwillekeurig vooruit. De Nieuwjaars
dag is de dag van uitzichten.
Van uitzichten hoe ver?
Ach, met zékerheid kunnen we geen
dag, geen uur, vooruit zien. Wc schep
pen ons wel een toekomstbeeld, we
vullen den voor ons liggenden tijd wel
met allerlei gestalten en dingen, waar
van wij meenen, dat zij komen zullen,
maar hoe ijl blijken telkens al die
vormen De werkelijkheid is straks
geheel anders.
We staan voor een gordijn. Wij zijn
van gisteren, en weten niets.
Wat zal het Nieuwe Jaar ons bren
gen? Zal het ons sterfjaar worden?
Of dat een der onzen? Zal het een
voorspoedig jaar zijn? Of wacht ons
tegenslag? Hoe zal het in ons gezin
gaan? In onzen arbeid? Wat is er
voor de Kerk des Heeren weggelegd?
En voor ons land?
Er komt aan de vragen geen einde.
Altemaal vragen zonder antwoord.
Gelijk Israël door de woestijn trok
langs onbekenden, weg, zoo komt ook
óns pad slechts telkens een schrede
uit nevel der toekomst te voorschijn.
Ook hier onzekerheid, vergankelijk
heid.
Zalig, wie in vertrouwen naar bo
ven mag zien, en, bij de beklemming
der onzekerheid van wat hem het
komend jaar geworden zal, zich ber
gen mag in de veilige toevlucht bij
zijn God. „Heere! Gij zijt ons geweest
een toevlucht van geslacht tot ge
slacht".
Kent gij, lezer, die toevlucht?
Ach, hoe arm is, wél altijd, maar
vooral bij de wisseling des jaars, het
hart van den mensch zonder God. Zon
der God het oude jaar uitgaan, en het
nieuwe intreden, hoe bang is zuljv
een toestand. Met onverzoende schuld
den ouden jaarkring eindigen, en met
vijandschap tegen den Heere den nieu
wen tegemoet gaan, o mensch, kom
nog heden als de verloren zoon tot
uzelven, en zeg het: „Ik zal opstaan
en tot mijn Vader gaan".
Onze God een toevlucht.
Met die belijdenis, van harte uitge
sproken, vange de gemeente het nieu
we iaar aan.
Hij, de Heere, is een toevlucht, „van
geslacht tot geslacht". Door de ge
slachten en door de eeuwen heen gaat
Zijn trouw. Wat ook wisselt en ver
gaat. wat teleurstelt of wegzinkt,
Hij is onveranderlijk in Zijn liefde en
genade. Hij blijft Dezelfde voor die
bij Hem schuilen. En al mogen wij
dan in het afgeloopen jaar zijn afge
weken en Hem ontrouw geworden,
Hij is een toevlucht „van geslacht tot
geslacht"'. De schuilplaats bij Hem
staat onveranderlijk voor ons open.
Bij Hem dan in Christus schuilend,
zóó willen wij de jaarwisseling
doormaken.
En dan. het ga in het nieuwe
jaar ten doode of ten leven, het ga
zoo 't wil, „Gij Heere! Gij zilt onze
toevlucht van geslacht tot geslacht".
EEN OUBFRWETSCHE FEEST
MAALTIJD.
RAS KOMT BE DOOD.
Bas staat de dood aan onze zij.
En bluscht het licht des levens;
Snel breekt de kring der blijde rei,
En jeugd en schoonheid tevens!
Op 't kloppend hart legt hij de hand
't Wordt stil en klopt niet weder;
Koud vaart zijn adem over 't land,
En slaat ze, halm en cederl
Stil gaat hij, met onhoorb'ren tred,
Die met geen tranen rekent;
De blanke sikkel is gewet,
En d' offers zijn geteekend!
De zon ze lacht, de bloem ze prijkt
Snel is de zon verdwenen,
En over 't stervend bloemke strijkt
De nachtwind klagend henen!
Zoo geef mij dan verstand, o God,
Mijn uren uit te koopen.
Opdat ik niet mijn eeuwig lot
Lichtzinnig tegen loope!
Snel slaat de dood aan mijne zij,
Ras is mijn tijd verstreken;
Een ding is noodig, leer er mij
Om worstelen en smeeken!
L. PENNING.
Onze vaderen waren meesters in
het organiseeren van festijnen, waar
hot gul en kwistig toeging. Niet van
alle feesten echter zijn verslagen ge
boekstaafd; van de meeste dier ouder-
wetsche smul- en slemppartijen zijn
de herinneringen te niet gegaan.
Nauwkeurige gegevens zijn echter
tot ons gekomen omtrent een feest
maal, dat den len Maart van het jaar
1672, door den toeninaligen prins vaif
Oranje, Willem de Derde, werd aan
geboden aan leden van de Staten-
Generaal.
Het diner telde een honderdtal cou
verts. En dat men ook destijds reeds
begrip had van tafelversiering, be
wijst de bijzonderheid, dat de servet
ten op de borden gevouwen wa
ren in den vorm van duiven, pauwen,
konijnen, visschen enz.
Het bedienden-personeel was 170
personen sterk, ongerekend nog de
vele helpers van minderen rang. Elk
gerecht werd opgedischt in 130 groo-
te en 69 kleinere schotels.
En nu het menu zelf. Men kan zich
daaromtrent eenige voorstelling vor
men, als men weet. dat den gasten
werden voortgezet een 300-tal oude en
evenveel jonge duiven, 100 kapoenen
en 140 Bredasclie kapuinen (Breda
had zich reeds in dien tijd op dit
speciale gebied naam gemaakt), 50
groote en 60 kleine kalkoenen, 300
kippen, 500 kuikens, 500 patrijzen, 68
fasanten, 60 hazen, 100 konijnen, 800
leeuwrikken, 60 eendvogels, 16 scha
pen, 32 speenvarkens, 30 jonge wilde
zwijnen, 40 weilammere:., 16 kalveren,
8 herten, 4 wilde zwijnen, 4 ossen, 100
schapetongen, 50 gerookte ossenton-
gen en 40 Westfaalsche hammen.
O wee, o wee! wat werd er gevergd
van al die Hoogvermogende magen
en ingewanden. Maar geduld, nog zijn
wij ern niet.
Na de stevige spijzen kwam de
beurt aan den meer lichten kost. Voor
het dessert waren behalve het ban
ket, noodig geweest: 500 pond fijne
confituren, 4 kisten sinaasappelen, 4
kisten citroenen, 600 peren, 300 appe
len, 600 granaten, 200 kleine, 20 mid
delsoort en 34 groote pasteien.
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 31 Dec. 1927.
Eens wordt de laatste traan geschreid
Om d'allerlaatste smart;
Een voorgevoel van zaligheid
Doorstroomt het hopend hart.
Is liet zoo bij U, geachte lezer, le
zeres?
Dan mag deze laatste dag van 1927
ten geluksdag voor U zijn., tenzij..
Doch neen, gij weet in Wien alleen
die zaligheid te vinden is. Met niets,
of niemand, zijt gij tevreden dan met
Hem. Hij de bron van zaligheid door
stroomt Uw hopend hart.
Wat dan in 1927 ook U verontrust
moge hebben, het einde is vrede, om
dat gij weet dat de Heiland, die als
kind geboren werd in Bethlehem, ook
uw Zaligmaker is. In en met Hem zal
God U alles schenken.
Maar indien Gij niet verzekerd daar
van zijt, indien gij op dezen laatsten
dag des jaars, in de eenzaamheid voor
Gods aangezicht, moet bekennen, dat
gij met al uw smarten, maar ook met
al uw zegeningen, niet tot Hem u
hebt gewend, val dan voor Hem op
de knieën opdat deze laatste dag van
1927 uw bekeering moge aanschouwen
Dan wordt de eerste traan geschreid
Om d'allergrootste smart
Een groot gevoel van zaligheid
Doorstroomt dan 't rustend hart.
OBSERVATOR.
Honger en dorst gaan echter samen.
En om de laatste te stillen waren in
derdaad even grootsche als afdoende
maatregelen genomen. Tal van Ita-
liaansche, Spaansche en Rijnsche wij
nen werden er rondgediend, behalve
daarenboven Canari sec, Chably, Ay,
Frontignac en Hypocrao.
En of het ei vroolijk toeging? De
sluizen der welsprekendheid werden
wijd opengezet. Veertig malen werd
er getoast en na elke speech werd er
uit het geschut, dat daartoe op den
Vijverberg was opgesteld, gevuurd.
Terwijl dan bovendien hoorngeschal
en tromgeroffel zich deed hooren, werd
er gedronken. In de pauze speelde 'n
orkest.
Na den maaltijd: groote illuminatie
met 50 waskaarsen en 300 toortsen.
En'tot slot: monstervuurwerk, waar
van een der stukken een kasteel met
vijf torens en het naamcijfer van den
prins voorstelde.
Hoe lang ook het feest duurde en
met hoe groote eetlust de honderd
gasten ook gezegend waren geweest,
er schoot een aardig kliekje over.
Daarvan profiteerden de Haagsche
armen, die den volgenden dag mild
werden onthaald op de restjes.
HET EINDE VAN LENIN.
In „Der Christliche Hausfreund"
deelt Percival Philips het volgende me-
da over het einde van Lenin, den pre
sident der Sovjet-repuHTiek:
Deze man, die meer dan 2 millioen
van zijn Russische landgenooten in
koelen bloede in den dood gezonden
heeft, was door een langzaam verloo-
pende ziekte aangetast, wier sympto
men voor hem, den hooggevierden, als
een god vereerden oppermachtige, zeer
deemoedigend waren. Zijn verstand
begon langzaam af te nemen.
Een jaar lang verzette Lenin zich
met alle hardnekkigheid tegen zijn lot,
maar de voortdurende verlamming van
zijn geestvermogens nam van dag tot
dag toe.
In zijn laatste levensdagen zag men
met afgrijzen den almachtigen heer-
scher van het Russische Rijk in zijn bij
Moskou gelegen landgoed Gorki op
den vloer rondsluipen. Als een dier be
woog hij zich op handen en voeten naar
bepaalde meubelstukken van zijn ka
mer en door zijn geweten gemarteld,
bad hij deze, die meubels n.l., dringend
om vergeving voor zijn misdaden. Dit
deed hij in de steeds meer zeldzaam
v/ordende heldere oogenblikken van
zijn ellendigen toestand.
FEUILLETON.
Gods wondere leidingen.
8)o
Nu was Harry in een echte studen-
ten-plaagbui en koos nicht tot voor
werp van zijn joligheid..,, en hij had
haar noodig, om spoedig het plan, dat
hij wilde uitvoeren, bekend en ver
spreid te hebben, 't Werd dan ook in
kleuren en geuren aan Jetje Lens me
degedeeld en Moeder smaakte de vol
doening, nicht aan haar zijde te zien,
cm het te bestrijden en af te raden.
„Wat zegt u er van nicht?" vroeg
Hannah.
„Ik zeg, dat ik het hoogst ongepast
vinden ik denk, dat Moeder het
tfel met met eens zal zijn".
Op deze laatste veronderstelling
ging Hanna niet in.
„Ongepast? en nog wel hoogst on
gepast?" waarom dan nicht Jetje?"
„Waarom?.... waarom?.... wel,
't is onze stand niet".
„Nonsens! burgers onder elkaar..
de Klosters komen er ooken die
zijn toch van denzelfden stand als
wij".
Dit was de door nicht gewraakte
bewering: de Klosters zouden van
denzelfden stand zijn als de Vermee-
rens! 't Mocht wat! vond Jetje Lens.
Die Vermeerenskinderen leken wel
zot.... Kloster een ondergeschikt
boekhouderzijn vrouw naaiende
voor een ander.... alle kinderen hun
eigen brood verdienen en liefst zoo
spoedig mogelijkeen zoon op een
ambachtsschool en een achter een
toonbanknog al geen verschil
met den groothandelaar Vermeeren,
een steunpilaar van de beurs, wiens
kinderen niet noodig hadden, een slag
werk te verrichten en die enkel stu
deerden voor plezier, uit vrijen wil en
vrije keuzeen voor wie een ton
aanwezig was, stuk voor stuk
Maar zoo was de jonkheid tegenwoor
digbij allemaal liep er een rood
adertje dooren daar waren ze
nog fier op ook.
Wat Harry voorzien had, gebeurde:
binnen een week wisten alle kennis
sen, dat de jongelui Vermeeren het
feest der leerlingen van de Techni
sche Ambachtsschool zouden bijwo
nen niet alleen, maar het zelfs opluis
teren door muziek en zang! De gevol
gen waren geheel afwijkend van het
geen èn Moeder èn nicht vermoedden.
Van alle kanten kwamen de kennissen
der Vermeerens opdagen om te ver
zoeken, hun een toegangsbewijs te
verschaffen en de freules Van Zuid-
vliet tot Bossewijk behoorden on
der de allereersten. Harry had lials-
vverk, om aan al die aanvragen te vol
doen, of beter gezegd, hij kon er eigen
lijk niet aan voldoen: er was weldra
seen plaats meer, en de verwanten en
vrienden der leerlingen zelf gingen
natuurlijk vóór. Tenslotte konden dan
alleen de beide jonkvrouwen worden
uitgenoodigd en nog drie andere der
deftige kennissende overigen
moesten teleurgesteld op een volgen
den keer hopen en wachten. Moeder
Vermeeren was verstomd en nicht
Jetje bekende, dat haar verstand er
voor stil stond.
,,'k Wou, dat haar verstand dien
toestand aan haar tong overdeed",
lachte Harry, „dat zou nog eerst wat
wezenHeerlijk! om met IJsje te
spreken".
Tot aller genoegen liep het feest
uitstekend af en freule Théa schreef
i.aar haar vriendin in Indië:
„Loes en ik hebben verleden week
een feest meegemaakt.... ik wou om
een lief ding, dat je er bij was ge
weest". Daarna volgde hef geheele
verhaal van de aanleiding er toe en
dan ging freule Théa voort:
„Hendrik Klosters was ceremonie
meester en hij verstond zijn vak dien
avond't ging er jolig toe en we
hebben zóó gelachen, om de aardige
vertooning van al die leuke jongelui,
dat mij de kaken er pijn van deden.,
zóó ging,<het velen met mij, Loes ook
o.a. Om zeven uur begon de pret;...
een keurig versierde zaal, en een
flink, ruim tooneelalles in de
puntjes. En zoo eigenaardis: er werd
alleen limonade of spuitwater ge
schonken. benevens koffie, thee en
chocolade, want al die kerels zijn ge
heelonthouders.... leuk hè! Aan het
souper zat ik naast Flip Vermeeren,
heel gezelligvóórdat er gediend
werd, tikte de ceremonie-meester te
gen z'n spuitwaterglas en zei: een
oogenblik astuhlieft, dames en hee
ren, voor degenen die hun maaltijd
met het gebed beginnen.
Nadat er gebeden was, zei Klosters:
smakeijlk eten, waarna onmiddellijk
de tongen los kwamen
Wat er aangeboden werd, was over
heerlijk, en de bediening keurig en
bedaard. Aan de grappige toasten
kwam geen eind, zoodat op het laatst
Hendrik Klosters verklaarde, dat eerst
God gedankt zou worden waarna ieder
die maar wilde het woord kon voeren.
Maar nu werden we eerst nog ver
rast door IJsje Vermeeren, die een
mooie sonate speelde en door Harry,
die een prachtig lied zongaardig
van die twee, hè? het werd dan ook
zeer op prijs gesteld.
Ik hel) wel altijd gespot met
zulke partijen, maar nu ben ik
bekeerden voor goed hoor! Van
opgewondenheid door drank was na
tuurlijk bij niemand sprake; alles
bleef keurig tot het laatste oogenblik
toe.
Ook viel alles mee, wat de manieren
en zoo betreft, dat kan jc 't best aan
tafel merken..,, ik keek ongemerkt
eens rondallemaal keurig hoor!
'k Verelde dat thuis dan ook. maar
Moeder zei, dat het haar zoo erg niet
verwonderde; welopgevoede en be
schaafde burgers zijn net zoo goed
gesteld op een verzorgd uiterlijk en
nette manieren als degenen, die zich
dan tot den zoogenaamden hoogeren
stand rekenen. Dat is toch ook eigen
lijk zoo, vind je zelf ook niet? Harry
Vermeeren was er ook en hij bekende
den volgenden dag, dat hij méér ple
zier had gehad dan op de d.olste stu-
dentenfuif en dat hij het een ongekend
genot vond, 's morgens na zoo'n feest
opgewekt wakker te worden.
Wat het hoogwelgeboren dametje
aan haar vriendin schreef was vol
komen waar en het was de meening
van allen, die voor dezen enkelen
keer aan dit feest hadden deelgeno
men.
,,'t Zal een flinke duw geven aan
jullie Vereeniging voor Drankbestrij
ding", verkondigde Harry Vermeeren,
toen hij met vriend Hendrik de geno
ten pret nog eens besprak, ,,'t was
verbazend leuk, dat moet ik je ter eere
nageven, ik houd mij sterk aanbevo
len voor een volgenden keer, ook uit
naam van Flip en de zusjes hoor! En
ik zal het ook eens aan de lui in Lei
den vertellen.... die denkon nou nog,
dat alleen de wijn of sterke drank in
staat zijn, feestvreugde op te wekken
maar ik heb het anders onder
vonden, nou hoor!
(Wordt vervolgd).