CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen.
Belangrijkste nieuws in Uit Hummer.
89,0 JAARGANG DONDERDAG 17 NOVEMBER 1927NUMMER 2285
NIEUWE LEIDSCHË COURANT
Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778
Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Sireeknei Lisse
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone Advertentiën per regel 22'/» cent
Ingezonden Mededeellngen dübbel tariei
Bij contract belangrijke redactie
Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden da
gelijks geplaatst ad. 40 cents
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal. I 2.50
Per weeki 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
EERSTE BLAD.
V Onfrisch gedoe.
Ds. Lingbeek heeft verleden week
in de Kamer nog eens weer gepleit
voor de chrirtianiseering van de open
bare school. Na de afstraffing die hij.
èn in de Kamer èn in De Nederlander
voor het ten onrechte zich beroepen
op Groen van Prinsterer daarover
ontvangen heeft, is het niet onaardig
te vernemen wat de Hoofdredacteur
van Het Vaderland, onder boven-
staanden titel daarover schrijft.
„Om het onfrissche van zijn gedoe
nog iets te vermeerderen schrijft
d. heer Roodhuyzen heeft de heer
Lingbeek in de week die achter ons
ligt, die christianiseering voorgesteld
als te zijn geweest een eisch van
Groen; het is hem natuurlijk heel veel
waard den indruk te vestigen dat de
Christelijk-Historischen zich op
Schoolgebied hebben bewogen in lijn
rechten strijd met hetgeen Groen van
Prinsterer, de groote en onvermoeide
strijder voor Christelijk onderwijs,
wilde. En zulk eene aantijging treft
in de eerste plaats den door ons zoo
hooggeachten Dr. De Visser, die de
Onderwijswet van 1920 gaf. Wij ver
staan het dan ook zoo goed, dat De
Nederlander in een keurig en even
waardig als gedocumenteerd artikel
met den zeer juisten titel: „Niet alles
geoorloofd". Ds. Lingbeek op zijne
plaats zette. En inderdaad, hier be
reikte zijn onfrisch gedoe het toppunt;
wij zeggen niet door opzettelijke on
waarheid, want dat mag men nooit
zeggen, als men het niet a -f b bewij
zen kan ,maar door een ontstellend
gemis aan kennis van Groen van
Prinsterer's houding in de School
kwestie. Toen in 1857 nog wel door
een antirevolutionair Minister, van
der Brugghen, de Schoolwet werd ge
geven, die de Openbare School neu
traal maakte, schokte hem dit zeker
in de hoogste mate, zelfs zoo, dat hij
daarom zijn ontslag als Kamerlid
nam. Want hij had gestreden voor
eene volksschool van orthodox Pro-
testantsch karakter, en dien strijd
had hij verloren. Waarbij niet mag
vergeten worden, dat er in 1857 geen
denken aan was eigen christelijke
scholen te stichten, dit niet, om de
groote sommen, die er mee gemoeid
waren. Toch heeft de Vereeniging
voor Christelijk Nationaal Schoolon
derwijs, in 1860 opgericht, in deze de
hand aan den ploeg geslagen, maar
trots eene offervaardigheid, die ook
den felsten tegenstander van confes
sioneel onderwijs bewondering moest
afdwingen, werd de toestand ieder
jaar onhoudbaarder, met het gevolg
dat Groen in 1876, met den dood voor
oogen, verzwakt van lichaam en de
oprichting der vrije scholen als een
fiasco ziende, en niet anders kunnen
de zien, als laatste redmiddel geen
chri9tianiseering, maar facultatieve
splitsing der Staatsschool aanried,
d.w.z. de openbare school ingericht
naar de gezindheid van de ouders der
leerlingen, wat juist is wat De Visser
gaf in zijne wet. Als de heer Lingbeek
voor zich de vrijheid vindt dit te qua-
lificeeren als een palstaan van Groen
voor de gechristianiseerde Openbare
School, stelt hij andere eischen dan
wij aan eerlijke geschiedschrijverij.
En aan hen, die hunne stemmen op
hem uitbrengen, zouden wij de vraag
willen stellen, of zij zich gerechtigd
achten daardoor mee te werken aan
de belemmering van de gezonde ont
wikkeling van onze parlementaire in
stellingen?"
Ziezoo, daar kan'de heer Lingbeek
het voorloopig mee doenl
V Notarisbenoeming te tiillegom.
Naar aanleiding van de benoeming
van Notaris Boddëus te Schiedam tot
notaris in het Kanton Haarlemmer
meer. met standplaats Hillegom,
schreef de R. K. Leidsche Courant, dat
deze benoeming bevreemding wekte,
omdat Hillegom voor plm. 55 pet.
Roomsch is. Wij teekenden toen daar
bij aan, dat ons op dat oogenblik geen
cijfers ter beschikking stonden om
dat te kunnen beoordeelen.
Deze cijfers heeft thans de heer Gos-
linga, voorzitter van den Raad van
Arbeid en Wethouder van Leiden, in
een ingezonden stuk in de Leidsche
Courant verstrekt.
De heer Goslinga schrijft;
„Hillegom maakt deel uit van het
Kanton Haarlemmermeer. In dit Kan
ton zijn 6 notarisplaatsen, waarvan 2
door Roomsch Katholieken en 4 door
vrijzinnige notarissen zijn bezet. Een
vrijzinnige plaats dus een van deze
vier was vacant. Moest daar nu een
R. K. benoemd worden? Geen sprake
van, M. de R., zooals onderstaande cij
fers u zullen doen zien.
Bij de jongste Statenverkiezingen
werden in het Kaï. ,i Haarlemmer
meer uitgebracht 21685 stemmen, waar
van op de R. K. lijst 8336, op de Prot.
Chr. partijen 8571, op de linksche par
tijen 4778.
Waar er nu een vrijzinnige vacature
was lag het toch voor de hand, dat
daarin benoemd werd een Prot. Chr.
man en geen R. K. Dat toevallig in de
standplaats Hillegom de meerderheid
der bevolking R. K. is, behoefde daar
in geen wijziging te brengen, daar een
notaris niet aan een gemeente gebon
den is.
Wat nu uw bewering over Noordwij-
kerhout er -toe doet, begrijp ik niet.
Deze gemeente is inderdaad overwe
gend R. K., maar behoort tot het Kan
ton Leiden, dus tot het arrondissement
Den Haag en de Hillegomsche notaris
mag daar dus geen zaken doen. U had
beter gedaan de overwegend Protes-
tantsche gemeente Haarlemmermeer,
waar hij wél zaken mag doen, er bij
te nemen.
Uw meening, dat in een in meer
derheid R. K. gemeente de functies
door Roomsch Katholieken moeten be
zet worden, acht ik voorts voor uw
eigen standpunt gevaarlijk. Immers 't
brengt mede, dat dan in gemeenten
met een protestantsche meerderheid
de functies door Protestanten moeten
worden bezet. Toch zien wij in die ge
meenten ook R. K. sollciteeren en m.i.
terecht. Ook uws inziens denk ik.
Maar dan moet u er ook geen aan
merking op maken, als er eens een
Protestant benoemd wordt in een
Roomsche gemeente".
De heer Goslinga eindigt met de
opmerking, dat, gezien deze cijfers,
voor deze benoeming alle aanleiding
was.
De Redactie van de Leidsche Cou
rant antwoordt hierop:
„In de zaak heeft de heer Goslinga
gelijk; wij erkennen gaarne, dat de
uitgesproken „verwondering" het
stond in het gewraakte stukje onder
Omgevingnieuws wel heel zwakjes
uitgedrukt kan worden bestreden.
Natuurlijk, het zou gewenscht zijn. als
het aangeduide Prot. Chr. tekort werd
ingehaald door notaris-benoemingen
in meerProtestantsch-getinte gemeen
ten. Dat zal ook de heer Goslinga er
kennen. En zoo is die wij nemen
het gaarne terug verwondering wel
ke werd uitgesproken, toch wel ver
klaarbaar.
In Hillegom bezetten de A. R. de
benoemde notaris is A. R. een van
de 13 zetels 1 Dat intusscben de Prot.
Chr. niet op vacatures in andere ge
meenten wilden wachten is echter nog
meer verklaarbaar.
't Spijt ons, dat de heer Goslinga,
toegevend aan een neiging om scherp
te zijn, en degenen, met wie hij de
batteert, min of meer pijnlijk moet
treffen, ons de meening in de schoe
nen schuift, dat in een overwegend R.
K. gemeente, alle functies door R. K.
moeten bezet worden!
De heer Goslinga weet zeker, dat
wij niet zoo benepen en dwaas en dom
zijn. En onze gerespecteerde en
door ons zeer gewaardeerde Protes
tantsche medestrijder houde het on9
ten goede op één bijzonder feit en
op één op zichzelf staande uitlating
ergens in de courant, had hij ons zulk
een algemeen standpunt niet mogen
toeschrijven. Dat is een onrecht het
welk hij ons aandoet.
Wij wenschen gaarne mede te wer
ken om het tekort, dat de Prot. Chr.
partijen met ons hebben inzake het
bezetten van ambten en dergelijke te
'doen inhalen, ook in gemeenten waar
Katholieken de meerderheid vormen".
Wij behoeven hier alleen aan toe te
voegen, dat wij ons verheugen, dat
ook van Roomsch Katholieke zijde ge
streden zal worden voor opheffing van
de inderdaad voor Leiden en omge
ving in sommige betrekkingen nog
heerschende schromelijke ongelijk
heid. Een streven, niet gericht op pro-
Roomsch of pro-Protestantsch. maar
anti-vrijzinnig; dat is vooralsnog
noodig.
STADSNIEUWS.
HOVY'S LEIDSCH A CAPELLA-
KOOR.
De heer Hovy wijdt zich aan het
loffelijk streven, de Oud-Hollandsche
toonkunst, in 't bijzonder het lied der
17e eeuw, uit de onverdiende verge
telheid op te heffen. Hij zocht naar de
oude melodieën, behoorend bij de oude
teksten; hij zorgt voor een zaakkun
dige harmonisatie en wanneer er cor
rupte plaatsen in de melodieën ge
slopen zijn, weet hij deze te herstel
len.
De vruchten van zijn zoeken in de
oude liederenbundels en het bijeen-
lezen van wat naar zijn oordeel het
beste is, toont hij ons sinds enkele
jaren door middel van een concert
aan de Ouu-Hollandsche mu2iek ge
wijd.
Ditmaal kregen we een uitvoering
van gewijde werken in de Pieterskerk.
De heer Hovy heeft tot dit doel een
klein k capellakoor weten te formee-
ren, dat grootendeels uit zeer goed
materiaal bestaat, er waren zelfs heel
mooie sopranen.
De directie werd ditmaal gevoerd
door den heer C. W. Harmans. Wij
hoorden een a ntal liederen met zeer
mooie, innig godsdienstige teksten.
De melodieën liggen over 't algemeen
ook geheel in den volkstoon. De har
monisatie is eenvoudig en smaakvol.
Wij hoorden van het koor: „Mor
genzang" van Cl. Bruin, „Jezus voor
beeld" van J. van Lodensteyn, dat
nogal bekend is; „Heerlyckheyds
Loff", eveneens van Lodensteyn; „In
tegenspoed en lijden", van J. H. Krul
zeer mooi! ,,'s Werelds IJdel
heid" van D. R. Campnuysen; „Ter
Ik ailoft van Jacob Linnick en Kathe-
rine de Vries", van Vondel; en„Milt-
dadig den Armen", van Hieronymus
Sweers, alle liederen uit het begin of
het midden der 17de eeuw.
Behoudens een enkel vlekje bleven
de zangers, goed op toon; de uitspraak
was bevredigend; graag hadden wo
in enkele liedeien wat meer kleur ge
had, wat meer nuanceering in ver
band met de tekstbeteekenis. De
voordracht was beschaafd; geen en
kele maal hoorden we geforceerde
klanken; in de pianissimo's vonden
we de klank het nobelst. Het best vol
deed het koor ons, wanneer het licht
zong: zoo in d.e zeer mooie compositie
„In tegenspoed en lijden" en het
bruiloftslied van Vondel.
Sommige liederen klonken ons wat
materieel; er kon nog meer verdie
ping, vergeestelijking in zijn. Toch
kan de heer Hovy over de bereikte
resultaten tevreden zijn. Het koor
was vol toewijding en hield getrouw
den dirigent in 't oog
De koorzang werd afgewisseld door
solovoordrachten van Mevr. Jo Blok-
poelVan den Berg. Deze dame be
schikt over een sympathieke sopraan,
goed geschoold, ofschoon nog niet al
les precies op de juiste plaats zit. De
resonans kan soms nog mooier, vol
ler zijn; dan komen in enkele woor
den de klinkers nog beter tot hun
recht. Haar temperament schijnt haar
zeer geschikt te maken voor kerk-
zanperes; er gaat wijding van uit.
Dat kan nog meer het geval zijn als
zij den tekst dieper doorleefd tot
uiting brengt. Dan komt er vanzelf
meer kleur in de voordracht. Die
meerdere kleurigheid hadden we
vooral gewenscht in „Gebed op Reis"
van Jacob Cats en „Stichtigk Clagh-
layt" van Brederode. Het ij natuur
lijk ook mogelijk dat Mevr. Blokpoel
met opzet baar ingetc°en wijze van
zingen toepaste. In ieder geval heb
ben we met genoegen naar haar ge
luisterd. Zij werd verdienstelijk bege
leid door den heer Leo Mens. Deze gaf
ter afwisseling nog een paar fraaie
orgelsolo's; eerst: „Variaties op een
oud-Hollandsch lied" van J. P. Swee-
linck. De melodie is van het bekende:
„Wie gaat mee, gaat er mee, naar de
zee? Houdt het roer recht". Dit orgel
werk van Sweelinck, hoe mooi ook
voorgedragen met smaakvolle regis
tratie, leert ons dat de kunst van va
riaties schrijven nog niet tot haar
volle hoogte gekomen was in Swee-
linck's dagen. De variaties, hoe mooi
ieder op zichzelf, zijn in hun geheel
nog niet uitgegroeid tot een volsla
gen poëem, tot een grandioze fantasie.
Niettemin, om den groei der kunsten
te leeren kennen en waardeeren, is
het een genot Sweelincks oude wer
ken te hooren. Want muzikaal ge
sproken is Bach in rechte lijn zijn af
stammeling. Er hebben natuurlijk
meerdere invloeden op Bach ge
werkt, maar zooveel waarvan Swee
linck de beginselen gaf wordt door
Bach in hoogste volkomenheid van
vorm voleindigd. Zoo de fuga. En
daarom deed het goed later de prach
tige „Fantasie en Fuga in g-mineur"
van Bach te hooren. Bach kende door
en door het' Hollandsche lied en heeft
daaraan ook dit fuga thema ontleend.
De heer Leo Mens gaf van het
machtige werk van Bach een gave en
kunstzinnige vertolking. De Pieters
kerk was matig bezet; maar de aan
wezigen hebben met de grootste aan
dacht het programma gevolgd.
OUDERLINGEN-CONFERENTIE.
Gisteren had in de Kerkeraadska-
mer van de Gereformeerde Kerk aan
de Hooigracht, plaatj de conferentie
van Ouderlingen der Gereformeerde
Kerken in de Classis Leiden.
De vergadering wordt te half drie
geopend door den Secretaris, ouder
ling D. Nieuwenliuis, van Leiden, als
waarnemend voorzitter. Gezongen
wordt Ps. 116 vs. 11. Vervolgens leest
de Voorzitter Ps. 84 en gaat daarna
voor in gebed.
Na een kert welkomstwoord leest
de Voorzitter de notulen van de vo
rige conferentie.;, die worden vast
gesteld.
Ingekomen is een schrijven van een
der Leidsche ouderlingen met bezwa
ren tegen de middagvergaderingen.
Dit schrijven wordt aan het nieuwe
bestuur ter verdere behandeling ge
laten.
Daarna houdt Ds. J. G. Feenstra
van Scheveningen een inleiding over
het onderwerp „De Ware Kerk", aan
de hand van de volgende stellingen:
I. De Kerk, het eigendom van Jezus
Christus, heeft haren grondslag in de
verkiezing van God, Die geen nieuwe
schepping formeert, maar in Christus,
den Middelaar van de schepping en
de herschepping, de menschheid her
schept tot Zijne eere.
II. Van deze Kerk is een deel in
den hemel (triumfeerend) en een deel
op de aarde (strijdend). De strijdende
Kerk heeft eene zichtbare en een on
zichtbare zijde (niet twee Kerken) die
onafscheidelijk verbonden zijn (vgl.
lichaam en ziel) zoodat de onzichtba
re Kerk zich als zichtbare Kerk moet
openbaren.
III. De zichtbare Kerk is niet min
derwaardig, of nawerking van de zon
de, maar noodzakelijk, van God geor
dend, en vindt haar norm voor bet
institutaire leven in het Woord Gods.
IV. Die norm van Gods Woord is
weergegeven in art. 29 Ned. Gel. Bel.,
waarin de drie kenmerken van de
ware Kerk worden genoemd (korte-
lijk zoo men zich aanstelt naar het
zuivere Woord Gods, verwerpende
alle dingen die daartegen zijn, hou
dende Jezus Christus voor het eenige
Hoofd).
V. Naar deze 3 kenmerken, de reine
predikatie des evangelies, de reine
bediening der Sacramenten, en bet
gebruiken van de Kerkelijke tucht
(de tucht behoort niet tot het welwe
zen, maar tot het wezen van de Kerk.
Zie Zondag 31, vr. 85 Cat.) dient alle
Kerkelijk leven beoordeeld tc worden.
VI. Bij deze beoordeeling hebben wij
aldus te onderscheiden:
1. Onzuiverheid. Deze wordt
ook in de ware Kerk gevonden. Do
Kerk heeft daartegen altijd te strij
den door prediking catechisatie, huis
bezoek, keu,r, enz.
2. Verbastering. Wanneer in
een Kerk verbastering is ingetreden,
is reformatie het eenige middel.
„Ecclesia semper reformanda" geldt
niet voor de ware Kerk.
3. Scheurkerken (Secten) die,
ofschoon soms de kenmerken bezit
tende zich om bijkomstige redenen
van de ware Kerk hebben afge
scheurd, en weigeren zich daarmee te
vereenigen.
VII. Eene Kerk openbaart zich als
valsche Kerk, (art. 29) wanneer zij
de consciënties bindt aan hare ordi
nantiën en niet aan Gods Woord; in
dien zij niet tegen de zonde reageert;
als zij uitbant hen, die in alles (Woord
en daad) willen leven naar Gods
Woord.
Ergoantithetisch: door uit
te werpen die haar be
straffen,
thetisch: door het kwade
te handhaven.
VIII. Bij de onderscheiding tus—
schen ware en valsche Kerk zeggen
wij niet, dat er gevonden wordt eene
absoluut ware Kerk zonder eenige on
zuiverheid, of eene absoluut valsche
Kerk (er kunnen zelfs vele kinderën
Gods in zijn, en de sporen (vestigia)
van de Kerk des Heeren. Zoo oordeel
den ook de reformatoren over de
Roomsche Kerk).
IX. De Pluriformiteit mag, op
grond van Gods Woord, niet worden
aanvaard, omdat elke Kerk buigen
moet voor de autoriteit van Gods
Woord, zich in alles naar Gods Woord
heeft te richten (de 3 kenmerken) en
ook de eenheid moet betrachten.
X. Deze eenheid is door Christus
gewild, in het zichtbare, voor alle
tijden (Joh. 17 21) en mag niet wor
den verkregen door de kenmerken
los te laten, maar moet betracht wor
den, doordat ieder geloovige de plicht
heeft zich bij de ware Kerk te voegen,
alzoo „onderhoudende de eenigheid
der Kerk" (Art.28).
XI. Roeping is te strijden tegen
Kerkisme, en tegen onkerkelijkheid,
kringvorming, te verlevendigen het
Kerkelijk besef, opdat de consciën-
tiën gebonden worden aan Gods
Woord.
XII. Wanneer in het Kerkelijk le
ven Gods Woord de norm is en blijft,
zal de Kerk als moeder en vergade
ring der geloovigen zich richten op
het doel: de eere Gods in de her
schepping door den Middelaar Jezus
Christus, den Koning van Zijne Kerk.
Van de gelegenheid tot het stellen
van vragen wordt gebruik gemaakt
door de Ouderlingen Van Z wieten,
Blommendaal, Francken, Huinink,
Van Weeren, Barnhoorn, Van Wijnen
en de pred. Kouwenhoven, Thomas en
Broekstra.
Bij de beantwoording van de vra
gers vindt Ds. Feenstra gelegenheid
om nog breeder aan te toonen de
noodzakelijkheid van de scherpe te
genstelling tusschen degenen die
Blnnenlnnd.
Een verklaring van Minister Tantfer-
velde over de Nederlandsch-Belgische on
derhandelingen.
Tsjecho-Slowakije en de verhooging der
Ned. Invoerrechten op porceleln.
Buitenland
Een woelige zitting van het Lagerhnis.
250.000 Britsche textielarbeiders met
uitsluiting bedreigd.
Felle konde en hevige sneeuwval In Z.-
Duitschland, Noord-Italië en Znid-Frank-
rijk.
Marx en Stresemann zijn nit Weenen
vertrokken.
meenen dat de godzaligheid des le
vens voldoende is en de Kerk als in
stituut van mindere waarde rekenen.
Ook verschillende practische vra
gen komen nog ter sprake.
De voorzitter was de tolk der ge-
heele vergadering toen hij Ds. Feen
stra dank bracht voor de behandeling
van dit onderwerp, 't Was een leer
zame middag.
Nog werd gekozen als voorzitter
broeder D. Nieuwenhuis, v. Leiden; als
Secretaris broeder G. Los, van Leider
dorp en als penningmeester broeder
L. C. J. Ober, van Leiden.
Na dankzegging door broeder J. M.
de Koning, van Leiden, sloot de Voor-
zitter de vergadering.
L. E. D. A. G. O. H.
Het was 5 Sept. '27 10 jaren geleden
dat de Chr. Zangver. „L.E.D.A.G.O.H."
(Lof en Dank aan God onzen Heer)
werd opgericht Al spoedig mocht zij
zich in een groot aantal leden ver
heugen. Haar 1ste lustrum vierde zij
op humoristische wijze door opvoe
ring' van „De Klok" een stuk door
eigru leden vervaardigd, inhoudende
het ontstaan en de groei der vereeni
ging.
Dit 2de lustrum besloot men ook
op buitengewone wijze te vieren. Men
besloot daarom een zangspel getiteld:
„Blonde Geert op te voeren. Deze op
voering zal plaats hebben op 22 en 23
Nov. a.s. in de Graanbeurs onder lei
ding van haar directeur, den heer J.
W. Snel Jr., die van de oprichting af
haar directeur is geweest. Voor ver
dere bijzonderheden zie men de ad
vertentie in dit blad.
Hieronder volgt een korte inhoud
van het zangspel.
„Blonde Geert" is 'n kind uit 't volk,
dat al vroeg haar ouders verloor, en
nu door haar grootmoeder, vrouw
Dibbel, bijgenaamd: Blinde Mie, tot
zich is genomen. Deze grootmoeder
was in dienst van een pachter, An-
dries Bierma, die haar op 'n goeden
dag, door geldnood gedwongen,
wreedaardig uit zijn huis zette, en
daardoor broodeloos maakte. Half
krankzinnig van wanhoop wilde de
oude vrouw zich wreken door brand
stichting, maar komt op dit voorne
men terug en werpt het vuur, dat ze
gebruiken wil om den hooiberg in
brand te steken, weg, dat in letterlij
ken zin in 't water komt te vallen.
Bierma, die haar plan bemerkt,
komt nu op de slechte gedachte, om
zelf brand te stichten en daardoor de
geldelijke schadevergoeding te krij
gen, die hij noodig heeft om zijn za
ken weer in orde te brengen. Hij
brengt dat slechte voornemen tot uit
voering en Blonde Geert, toen nog 'n
kind. dat bet laatst bij den hooiberg
gezien was, krijgt de schuld van de
ramp. Zij groeit op, maar blijft in
haar naaste omgeving en onder de
dorpsgenooten de „brandstichtster".
Men ontwijkt .haar, scheldt haar uit,
en maakt haar 't leven tot een last.
Grootmoeder, die zichzelve voor de
schuldige houdt, tobt, wordt gebrek
kig en blind, en beeft geen liefde aan
haar kleinkind te geven. Eerst in 't
laatst van 't derde bedrijf komt ge
heel onverwacht de ware schuldige:
Andries Burma voör den dag, die zijn
einde voelt naderen en als toonbeeld
van psychische ellende, door wroeging
en berouw, de eigenlijke toedracht
der zaak aan 't licht brengt. Eerst
dan als Blonde Geert en Blinde Mie
in het bijzijn van al hun bekenden
volkcfmen gerechtvaardigd zijn, kan
de eerste toegeven aan haar liefde
voor Steven Jansen, die in dien9t is
bij de adelijke familie „Van Helm" en
kan zij hem na „veel leeds geleden"
en „veel strijds gestreden" te hebben,
haar jawoord geven.
CHR. ORATORIUM-VEREENIGING
„CON AMORE".
Op 21 November a.s. bestaat boven
genoemd gemengd koor 15 jaar.
Het ligt In de bedoeling, dit feit op