CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN en OMSTREKEN Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen. Belangrijkste nieuws in Uit Hummer. 89,0 JAARGANG DONDERDAG 17 NOVEMBER 1927NUMMER 2285 NIEUWE LEIDSCHË COURANT Bureau: Hooigracht 35 - Leiden Telefoonnummer 2778 Postbox 20 Postgiro 58936 Aangesloten op het Sireeknei Lisse ADVERTENTIE-PRIJS Gewone Advertentiën per regel 22'/» cent Ingezonden Mededeellngen dübbel tariei Bij contract belangrijke redactie Kleine Advertentiën bij vooruitbetaling van ten hoogste 30 woorden, worden da gelijks geplaatst ad. 40 cents ABONNEMENTSPRIJS In Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal. I 2.50 Per weeki 0.19 Franco per post per kwartaal I 2.90 EERSTE BLAD. V Onfrisch gedoe. Ds. Lingbeek heeft verleden week in de Kamer nog eens weer gepleit voor de chrirtianiseering van de open bare school. Na de afstraffing die hij. èn in de Kamer èn in De Nederlander voor het ten onrechte zich beroepen op Groen van Prinsterer daarover ontvangen heeft, is het niet onaardig te vernemen wat de Hoofdredacteur van Het Vaderland, onder boven- staanden titel daarover schrijft. „Om het onfrissche van zijn gedoe nog iets te vermeerderen schrijft d. heer Roodhuyzen heeft de heer Lingbeek in de week die achter ons ligt, die christianiseering voorgesteld als te zijn geweest een eisch van Groen; het is hem natuurlijk heel veel waard den indruk te vestigen dat de Christelijk-Historischen zich op Schoolgebied hebben bewogen in lijn rechten strijd met hetgeen Groen van Prinsterer, de groote en onvermoeide strijder voor Christelijk onderwijs, wilde. En zulk eene aantijging treft in de eerste plaats den door ons zoo hooggeachten Dr. De Visser, die de Onderwijswet van 1920 gaf. Wij ver staan het dan ook zoo goed, dat De Nederlander in een keurig en even waardig als gedocumenteerd artikel met den zeer juisten titel: „Niet alles geoorloofd". Ds. Lingbeek op zijne plaats zette. En inderdaad, hier be reikte zijn onfrisch gedoe het toppunt; wij zeggen niet door opzettelijke on waarheid, want dat mag men nooit zeggen, als men het niet a -f b bewij zen kan ,maar door een ontstellend gemis aan kennis van Groen van Prinsterer's houding in de School kwestie. Toen in 1857 nog wel door een antirevolutionair Minister, van der Brugghen, de Schoolwet werd ge geven, die de Openbare School neu traal maakte, schokte hem dit zeker in de hoogste mate, zelfs zoo, dat hij daarom zijn ontslag als Kamerlid nam. Want hij had gestreden voor eene volksschool van orthodox Pro- testantsch karakter, en dien strijd had hij verloren. Waarbij niet mag vergeten worden, dat er in 1857 geen denken aan was eigen christelijke scholen te stichten, dit niet, om de groote sommen, die er mee gemoeid waren. Toch heeft de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolon derwijs, in 1860 opgericht, in deze de hand aan den ploeg geslagen, maar trots eene offervaardigheid, die ook den felsten tegenstander van confes sioneel onderwijs bewondering moest afdwingen, werd de toestand ieder jaar onhoudbaarder, met het gevolg dat Groen in 1876, met den dood voor oogen, verzwakt van lichaam en de oprichting der vrije scholen als een fiasco ziende, en niet anders kunnen de zien, als laatste redmiddel geen chri9tianiseering, maar facultatieve splitsing der Staatsschool aanried, d.w.z. de openbare school ingericht naar de gezindheid van de ouders der leerlingen, wat juist is wat De Visser gaf in zijne wet. Als de heer Lingbeek voor zich de vrijheid vindt dit te qua- lificeeren als een palstaan van Groen voor de gechristianiseerde Openbare School, stelt hij andere eischen dan wij aan eerlijke geschiedschrijverij. En aan hen, die hunne stemmen op hem uitbrengen, zouden wij de vraag willen stellen, of zij zich gerechtigd achten daardoor mee te werken aan de belemmering van de gezonde ont wikkeling van onze parlementaire in stellingen?" Ziezoo, daar kan'de heer Lingbeek het voorloopig mee doenl V Notarisbenoeming te tiillegom. Naar aanleiding van de benoeming van Notaris Boddëus te Schiedam tot notaris in het Kanton Haarlemmer meer. met standplaats Hillegom, schreef de R. K. Leidsche Courant, dat deze benoeming bevreemding wekte, omdat Hillegom voor plm. 55 pet. Roomsch is. Wij teekenden toen daar bij aan, dat ons op dat oogenblik geen cijfers ter beschikking stonden om dat te kunnen beoordeelen. Deze cijfers heeft thans de heer Gos- linga, voorzitter van den Raad van Arbeid en Wethouder van Leiden, in een ingezonden stuk in de Leidsche Courant verstrekt. De heer Goslinga schrijft; „Hillegom maakt deel uit van het Kanton Haarlemmermeer. In dit Kan ton zijn 6 notarisplaatsen, waarvan 2 door Roomsch Katholieken en 4 door vrijzinnige notarissen zijn bezet. Een vrijzinnige plaats dus een van deze vier was vacant. Moest daar nu een R. K. benoemd worden? Geen sprake van, M. de R., zooals onderstaande cij fers u zullen doen zien. Bij de jongste Statenverkiezingen werden in het Kaï. ,i Haarlemmer meer uitgebracht 21685 stemmen, waar van op de R. K. lijst 8336, op de Prot. Chr. partijen 8571, op de linksche par tijen 4778. Waar er nu een vrijzinnige vacature was lag het toch voor de hand, dat daarin benoemd werd een Prot. Chr. man en geen R. K. Dat toevallig in de standplaats Hillegom de meerderheid der bevolking R. K. is, behoefde daar in geen wijziging te brengen, daar een notaris niet aan een gemeente gebon den is. Wat nu uw bewering over Noordwij- kerhout er -toe doet, begrijp ik niet. Deze gemeente is inderdaad overwe gend R. K., maar behoort tot het Kan ton Leiden, dus tot het arrondissement Den Haag en de Hillegomsche notaris mag daar dus geen zaken doen. U had beter gedaan de overwegend Protes- tantsche gemeente Haarlemmermeer, waar hij wél zaken mag doen, er bij te nemen. Uw meening, dat in een in meer derheid R. K. gemeente de functies door Roomsch Katholieken moeten be zet worden, acht ik voorts voor uw eigen standpunt gevaarlijk. Immers 't brengt mede, dat dan in gemeenten met een protestantsche meerderheid de functies door Protestanten moeten worden bezet. Toch zien wij in die ge meenten ook R. K. sollciteeren en m.i. terecht. Ook uws inziens denk ik. Maar dan moet u er ook geen aan merking op maken, als er eens een Protestant benoemd wordt in een Roomsche gemeente". De heer Goslinga eindigt met de opmerking, dat, gezien deze cijfers, voor deze benoeming alle aanleiding was. De Redactie van de Leidsche Cou rant antwoordt hierop: „In de zaak heeft de heer Goslinga gelijk; wij erkennen gaarne, dat de uitgesproken „verwondering" het stond in het gewraakte stukje onder Omgevingnieuws wel heel zwakjes uitgedrukt kan worden bestreden. Natuurlijk, het zou gewenscht zijn. als het aangeduide Prot. Chr. tekort werd ingehaald door notaris-benoemingen in meerProtestantsch-getinte gemeen ten. Dat zal ook de heer Goslinga er kennen. En zoo is die wij nemen het gaarne terug verwondering wel ke werd uitgesproken, toch wel ver klaarbaar. In Hillegom bezetten de A. R. de benoemde notaris is A. R. een van de 13 zetels 1 Dat intusscben de Prot. Chr. niet op vacatures in andere ge meenten wilden wachten is echter nog meer verklaarbaar. 't Spijt ons, dat de heer Goslinga, toegevend aan een neiging om scherp te zijn, en degenen, met wie hij de batteert, min of meer pijnlijk moet treffen, ons de meening in de schoe nen schuift, dat in een overwegend R. K. gemeente, alle functies door R. K. moeten bezet worden! De heer Goslinga weet zeker, dat wij niet zoo benepen en dwaas en dom zijn. En onze gerespecteerde en door ons zeer gewaardeerde Protes tantsche medestrijder houde het on9 ten goede op één bijzonder feit en op één op zichzelf staande uitlating ergens in de courant, had hij ons zulk een algemeen standpunt niet mogen toeschrijven. Dat is een onrecht het welk hij ons aandoet. Wij wenschen gaarne mede te wer ken om het tekort, dat de Prot. Chr. partijen met ons hebben inzake het bezetten van ambten en dergelijke te 'doen inhalen, ook in gemeenten waar Katholieken de meerderheid vormen". Wij behoeven hier alleen aan toe te voegen, dat wij ons verheugen, dat ook van Roomsch Katholieke zijde ge streden zal worden voor opheffing van de inderdaad voor Leiden en omge ving in sommige betrekkingen nog heerschende schromelijke ongelijk heid. Een streven, niet gericht op pro- Roomsch of pro-Protestantsch. maar anti-vrijzinnig; dat is vooralsnog noodig. STADSNIEUWS. HOVY'S LEIDSCH A CAPELLA- KOOR. De heer Hovy wijdt zich aan het loffelijk streven, de Oud-Hollandsche toonkunst, in 't bijzonder het lied der 17e eeuw, uit de onverdiende verge telheid op te heffen. Hij zocht naar de oude melodieën, behoorend bij de oude teksten; hij zorgt voor een zaakkun dige harmonisatie en wanneer er cor rupte plaatsen in de melodieën ge slopen zijn, weet hij deze te herstel len. De vruchten van zijn zoeken in de oude liederenbundels en het bijeen- lezen van wat naar zijn oordeel het beste is, toont hij ons sinds enkele jaren door middel van een concert aan de Ouu-Hollandsche mu2iek ge wijd. Ditmaal kregen we een uitvoering van gewijde werken in de Pieterskerk. De heer Hovy heeft tot dit doel een klein k capellakoor weten te formee- ren, dat grootendeels uit zeer goed materiaal bestaat, er waren zelfs heel mooie sopranen. De directie werd ditmaal gevoerd door den heer C. W. Harmans. Wij hoorden een a ntal liederen met zeer mooie, innig godsdienstige teksten. De melodieën liggen over 't algemeen ook geheel in den volkstoon. De har monisatie is eenvoudig en smaakvol. Wij hoorden van het koor: „Mor genzang" van Cl. Bruin, „Jezus voor beeld" van J. van Lodensteyn, dat nogal bekend is; „Heerlyckheyds Loff", eveneens van Lodensteyn; „In tegenspoed en lijden", van J. H. Krul zeer mooi! ,,'s Werelds IJdel heid" van D. R. Campnuysen; „Ter Ik ailoft van Jacob Linnick en Kathe- rine de Vries", van Vondel; en„Milt- dadig den Armen", van Hieronymus Sweers, alle liederen uit het begin of het midden der 17de eeuw. Behoudens een enkel vlekje bleven de zangers, goed op toon; de uitspraak was bevredigend; graag hadden wo in enkele liedeien wat meer kleur ge had, wat meer nuanceering in ver band met de tekstbeteekenis. De voordracht was beschaafd; geen en kele maal hoorden we geforceerde klanken; in de pianissimo's vonden we de klank het nobelst. Het best vol deed het koor ons, wanneer het licht zong: zoo in d.e zeer mooie compositie „In tegenspoed en lijden" en het bruiloftslied van Vondel. Sommige liederen klonken ons wat materieel; er kon nog meer verdie ping, vergeestelijking in zijn. Toch kan de heer Hovy over de bereikte resultaten tevreden zijn. Het koor was vol toewijding en hield getrouw den dirigent in 't oog De koorzang werd afgewisseld door solovoordrachten van Mevr. Jo Blok- poelVan den Berg. Deze dame be schikt over een sympathieke sopraan, goed geschoold, ofschoon nog niet al les precies op de juiste plaats zit. De resonans kan soms nog mooier, vol ler zijn; dan komen in enkele woor den de klinkers nog beter tot hun recht. Haar temperament schijnt haar zeer geschikt te maken voor kerk- zanperes; er gaat wijding van uit. Dat kan nog meer het geval zijn als zij den tekst dieper doorleefd tot uiting brengt. Dan komt er vanzelf meer kleur in de voordracht. Die meerdere kleurigheid hadden we vooral gewenscht in „Gebed op Reis" van Jacob Cats en „Stichtigk Clagh- layt" van Brederode. Het ij natuur lijk ook mogelijk dat Mevr. Blokpoel met opzet baar ingetc°en wijze van zingen toepaste. In ieder geval heb ben we met genoegen naar haar ge luisterd. Zij werd verdienstelijk bege leid door den heer Leo Mens. Deze gaf ter afwisseling nog een paar fraaie orgelsolo's; eerst: „Variaties op een oud-Hollandsch lied" van J. P. Swee- linck. De melodie is van het bekende: „Wie gaat mee, gaat er mee, naar de zee? Houdt het roer recht". Dit orgel werk van Sweelinck, hoe mooi ook voorgedragen met smaakvolle regis tratie, leert ons dat de kunst van va riaties schrijven nog niet tot haar volle hoogte gekomen was in Swee- linck's dagen. De variaties, hoe mooi ieder op zichzelf, zijn in hun geheel nog niet uitgegroeid tot een volsla gen poëem, tot een grandioze fantasie. Niettemin, om den groei der kunsten te leeren kennen en waardeeren, is het een genot Sweelincks oude wer ken te hooren. Want muzikaal ge sproken is Bach in rechte lijn zijn af stammeling. Er hebben natuurlijk meerdere invloeden op Bach ge werkt, maar zooveel waarvan Swee linck de beginselen gaf wordt door Bach in hoogste volkomenheid van vorm voleindigd. Zoo de fuga. En daarom deed het goed later de prach tige „Fantasie en Fuga in g-mineur" van Bach te hooren. Bach kende door en door het' Hollandsche lied en heeft daaraan ook dit fuga thema ontleend. De heer Leo Mens gaf van het machtige werk van Bach een gave en kunstzinnige vertolking. De Pieters kerk was matig bezet; maar de aan wezigen hebben met de grootste aan dacht het programma gevolgd. OUDERLINGEN-CONFERENTIE. Gisteren had in de Kerkeraadska- mer van de Gereformeerde Kerk aan de Hooigracht, plaatj de conferentie van Ouderlingen der Gereformeerde Kerken in de Classis Leiden. De vergadering wordt te half drie geopend door den Secretaris, ouder ling D. Nieuwenliuis, van Leiden, als waarnemend voorzitter. Gezongen wordt Ps. 116 vs. 11. Vervolgens leest de Voorzitter Ps. 84 en gaat daarna voor in gebed. Na een kert welkomstwoord leest de Voorzitter de notulen van de vo rige conferentie.;, die worden vast gesteld. Ingekomen is een schrijven van een der Leidsche ouderlingen met bezwa ren tegen de middagvergaderingen. Dit schrijven wordt aan het nieuwe bestuur ter verdere behandeling ge laten. Daarna houdt Ds. J. G. Feenstra van Scheveningen een inleiding over het onderwerp „De Ware Kerk", aan de hand van de volgende stellingen: I. De Kerk, het eigendom van Jezus Christus, heeft haren grondslag in de verkiezing van God, Die geen nieuwe schepping formeert, maar in Christus, den Middelaar van de schepping en de herschepping, de menschheid her schept tot Zijne eere. II. Van deze Kerk is een deel in den hemel (triumfeerend) en een deel op de aarde (strijdend). De strijdende Kerk heeft eene zichtbare en een on zichtbare zijde (niet twee Kerken) die onafscheidelijk verbonden zijn (vgl. lichaam en ziel) zoodat de onzichtba re Kerk zich als zichtbare Kerk moet openbaren. III. De zichtbare Kerk is niet min derwaardig, of nawerking van de zon de, maar noodzakelijk, van God geor dend, en vindt haar norm voor bet institutaire leven in het Woord Gods. IV. Die norm van Gods Woord is weergegeven in art. 29 Ned. Gel. Bel., waarin de drie kenmerken van de ware Kerk worden genoemd (korte- lijk zoo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen die daartegen zijn, hou dende Jezus Christus voor het eenige Hoofd). V. Naar deze 3 kenmerken, de reine predikatie des evangelies, de reine bediening der Sacramenten, en bet gebruiken van de Kerkelijke tucht (de tucht behoort niet tot het welwe zen, maar tot het wezen van de Kerk. Zie Zondag 31, vr. 85 Cat.) dient alle Kerkelijk leven beoordeeld tc worden. VI. Bij deze beoordeeling hebben wij aldus te onderscheiden: 1. Onzuiverheid. Deze wordt ook in de ware Kerk gevonden. Do Kerk heeft daartegen altijd te strij den door prediking catechisatie, huis bezoek, keu,r, enz. 2. Verbastering. Wanneer in een Kerk verbastering is ingetreden, is reformatie het eenige middel. „Ecclesia semper reformanda" geldt niet voor de ware Kerk. 3. Scheurkerken (Secten) die, ofschoon soms de kenmerken bezit tende zich om bijkomstige redenen van de ware Kerk hebben afge scheurd, en weigeren zich daarmee te vereenigen. VII. Eene Kerk openbaart zich als valsche Kerk, (art. 29) wanneer zij de consciënties bindt aan hare ordi nantiën en niet aan Gods Woord; in dien zij niet tegen de zonde reageert; als zij uitbant hen, die in alles (Woord en daad) willen leven naar Gods Woord. Ergoantithetisch: door uit te werpen die haar be straffen, thetisch: door het kwade te handhaven. VIII. Bij de onderscheiding tus— schen ware en valsche Kerk zeggen wij niet, dat er gevonden wordt eene absoluut ware Kerk zonder eenige on zuiverheid, of eene absoluut valsche Kerk (er kunnen zelfs vele kinderën Gods in zijn, en de sporen (vestigia) van de Kerk des Heeren. Zoo oordeel den ook de reformatoren over de Roomsche Kerk). IX. De Pluriformiteit mag, op grond van Gods Woord, niet worden aanvaard, omdat elke Kerk buigen moet voor de autoriteit van Gods Woord, zich in alles naar Gods Woord heeft te richten (de 3 kenmerken) en ook de eenheid moet betrachten. X. Deze eenheid is door Christus gewild, in het zichtbare, voor alle tijden (Joh. 17 21) en mag niet wor den verkregen door de kenmerken los te laten, maar moet betracht wor den, doordat ieder geloovige de plicht heeft zich bij de ware Kerk te voegen, alzoo „onderhoudende de eenigheid der Kerk" (Art.28). XI. Roeping is te strijden tegen Kerkisme, en tegen onkerkelijkheid, kringvorming, te verlevendigen het Kerkelijk besef, opdat de consciën- tiën gebonden worden aan Gods Woord. XII. Wanneer in het Kerkelijk le ven Gods Woord de norm is en blijft, zal de Kerk als moeder en vergade ring der geloovigen zich richten op het doel: de eere Gods in de her schepping door den Middelaar Jezus Christus, den Koning van Zijne Kerk. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen wordt gebruik gemaakt door de Ouderlingen Van Z wieten, Blommendaal, Francken, Huinink, Van Weeren, Barnhoorn, Van Wijnen en de pred. Kouwenhoven, Thomas en Broekstra. Bij de beantwoording van de vra gers vindt Ds. Feenstra gelegenheid om nog breeder aan te toonen de noodzakelijkheid van de scherpe te genstelling tusschen degenen die Blnnenlnnd. Een verklaring van Minister Tantfer- velde over de Nederlandsch-Belgische on derhandelingen. Tsjecho-Slowakije en de verhooging der Ned. Invoerrechten op porceleln. Buitenland Een woelige zitting van het Lagerhnis. 250.000 Britsche textielarbeiders met uitsluiting bedreigd. Felle konde en hevige sneeuwval In Z.- Duitschland, Noord-Italië en Znid-Frank- rijk. Marx en Stresemann zijn nit Weenen vertrokken. meenen dat de godzaligheid des le vens voldoende is en de Kerk als in stituut van mindere waarde rekenen. Ook verschillende practische vra gen komen nog ter sprake. De voorzitter was de tolk der ge- heele vergadering toen hij Ds. Feen stra dank bracht voor de behandeling van dit onderwerp, 't Was een leer zame middag. Nog werd gekozen als voorzitter broeder D. Nieuwenhuis, v. Leiden; als Secretaris broeder G. Los, van Leider dorp en als penningmeester broeder L. C. J. Ober, van Leiden. Na dankzegging door broeder J. M. de Koning, van Leiden, sloot de Voor- zitter de vergadering. L. E. D. A. G. O. H. Het was 5 Sept. '27 10 jaren geleden dat de Chr. Zangver. „L.E.D.A.G.O.H." (Lof en Dank aan God onzen Heer) werd opgericht Al spoedig mocht zij zich in een groot aantal leden ver heugen. Haar 1ste lustrum vierde zij op humoristische wijze door opvoe ring' van „De Klok" een stuk door eigru leden vervaardigd, inhoudende het ontstaan en de groei der vereeni ging. Dit 2de lustrum besloot men ook op buitengewone wijze te vieren. Men besloot daarom een zangspel getiteld: „Blonde Geert op te voeren. Deze op voering zal plaats hebben op 22 en 23 Nov. a.s. in de Graanbeurs onder lei ding van haar directeur, den heer J. W. Snel Jr., die van de oprichting af haar directeur is geweest. Voor ver dere bijzonderheden zie men de ad vertentie in dit blad. Hieronder volgt een korte inhoud van het zangspel. „Blonde Geert" is 'n kind uit 't volk, dat al vroeg haar ouders verloor, en nu door haar grootmoeder, vrouw Dibbel, bijgenaamd: Blinde Mie, tot zich is genomen. Deze grootmoeder was in dienst van een pachter, An- dries Bierma, die haar op 'n goeden dag, door geldnood gedwongen, wreedaardig uit zijn huis zette, en daardoor broodeloos maakte. Half krankzinnig van wanhoop wilde de oude vrouw zich wreken door brand stichting, maar komt op dit voorne men terug en werpt het vuur, dat ze gebruiken wil om den hooiberg in brand te steken, weg, dat in letterlij ken zin in 't water komt te vallen. Bierma, die haar plan bemerkt, komt nu op de slechte gedachte, om zelf brand te stichten en daardoor de geldelijke schadevergoeding te krij gen, die hij noodig heeft om zijn za ken weer in orde te brengen. Hij brengt dat slechte voornemen tot uit voering en Blonde Geert, toen nog 'n kind. dat bet laatst bij den hooiberg gezien was, krijgt de schuld van de ramp. Zij groeit op, maar blijft in haar naaste omgeving en onder de dorpsgenooten de „brandstichtster". Men ontwijkt .haar, scheldt haar uit, en maakt haar 't leven tot een last. Grootmoeder, die zichzelve voor de schuldige houdt, tobt, wordt gebrek kig en blind, en beeft geen liefde aan haar kleinkind te geven. Eerst in 't laatst van 't derde bedrijf komt ge heel onverwacht de ware schuldige: Andries Burma voör den dag, die zijn einde voelt naderen en als toonbeeld van psychische ellende, door wroeging en berouw, de eigenlijke toedracht der zaak aan 't licht brengt. Eerst dan als Blonde Geert en Blinde Mie in het bijzijn van al hun bekenden volkcfmen gerechtvaardigd zijn, kan de eerste toegeven aan haar liefde voor Steven Jansen, die in dien9t is bij de adelijke familie „Van Helm" en kan zij hem na „veel leeds geleden" en „veel strijds gestreden" te hebben, haar jawoord geven. CHR. ORATORIUM-VEREENIGING „CON AMORE". Op 21 November a.s. bestaat boven genoemd gemengd koor 15 jaar. Het ligt In de bedoeling, dit feit op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 1