NIEUWE LEIDSCHE COURANT Een gedenkplaat in den Schreierstoren te Amsterdam. Op 8 Augustus j.l. heeft de burge meester van Amsterdam bezoek ontvangen van Dr. Frank Berger Kelley, die uit naam van de Greenwich Village Historical Society een teekening kwam aanbieden van een ge denkplaat voor den Schreierstoren te Amster dam. In de nabijheid van dien toren voer in 1(J09 Hudson af. Do bronzen plaat is Donder dag - aangekomen en Vrijdag op den buiten muur van den Schreierstoren geplaatst. Op de foto kan men zien wat op deze gedenkplaat te lezen is en waarvoor deze plaat werd aan gebracht in den Schreierstoren. De beedhou- wer is de heer S. J. Heinzmann. reeds meegedeelde aangaande beves tiging en intrede van den heer P. A. E. Sillevis Smit, tlieol. cand., als pre dikant bij de Geref. Kerk in Hersteld Verband te Haarlem, "Verzocht men thans alsnog er de aandacht op te vestigen, dat deze bevestiging zal zijn Zondag 6 Nov. in de avondgods dienstoefening. Bevestiger is Dr. J. G. Geelkerken. De intree-predikatie zal zijn Woensdagavond 9 Nov. Bei de diensten zuil en worden gehouden in het kerkgebouw Zuiderstraat. Ds. W. HOOGLAND, f In Eudokia, te Botterdam is over leden Ds. W. Hoogland, em.-predikarit van de Geref. Kerk te Capelle a. d. Ussel. Een allengs toegenomen blind heid bemoeilijkte hem in de uitoefe ning van zijn ambt. Ds. Hoogland werd geboren 28 Jan. 1804. In 1896 werd hij eandidaat. Hij diende de gemeente van Ca ielle a. d. IJssel van 25 Juli 1897 tot 1 Oct. 1921 toen hij emeritaat verkreeg. Ds. A. J. MULDER. Naar de Standaard verneemt is de toestand van Ds. A. J. Mulder, Geref. predikant te Bussum, die in het Herv. Diaconessenhuis te Amsterdam ver pleegd wordt, zeer ernstig. Er is af gezien van een operatief ingrijpen. De heer v. d. Werff zal na 15 Jan. gaarne een eventueel beroep in over weging nemen. EEN PROTESTANTSCH ALLER ZIELEN. Zondagavond a.s. zal in de Duin- oordkerk te s-Gravenhage een her denkingsdienst voor de afgestorve nen worden gehouden. De dienst, die volgens het concept der liturgische commissie za] wor den gehouden, zal geleid worden door de predikanten Creutzber.T en. Sneth- litge. Een gemengd kwartet en solo zang zullen het gesprokene afwisse len. BE GEREF. KERK VAN HILVERSUM De Kerkeraad der Geref. Kerk van Hilversum besloot zoo spoedig moge lijk stappen te doen tot aankoop van grond in de wijk „Over 't Spoor be stemd voor den bouw eener kerk, om aldaar voorloopig óf een hulpkerk óf de lokalen, behoorende bij de eigen lijke kerk te bouwen, opdat met kerk diensten, catechisatiën enz. kan wor den aangevangen. Voor de kerk zelf zullen later plannen worden ontwor pen. Tevens werd besloten de kerk aan de Torenlaan in- en uitwendig te restaüreeren. van ZATERDAG 5 NOV. 1927 ALLE DEZE DINGEN TEGEN MIJ. Toen zeide Jakob, hu» vader, tot hen: Gij berooft mij van kin deren: Jozef die is er niet, en Si meon die is er niet, nu zult gij Benjamin wegnemen: alle deze dingen zijn tegen mij. Gen. 42 36. Droeve slotsom waartoe Jakob komt bij 't schatten van zijn leven. Alles negatief, alle debet, alle schade, alles tegen hem. Jozef weg, Simeon weg, Benjamin op gevorderd. Hij had erbij kunnen voegen, en voeg de er wellicht ook aan toe: De Kana&nie- ten tegen me, de hongersnood tegen me, de heerscher aan Farao's hof tegen me alles en allen tegen me. Zij scheen gerechtvaardigd, deze le- venswaardeering. En toch was ze foutief, was ze diepzon- dig, deze levenswaardeering. Wijl ze kind was van ongeloovigheid. Van ongeloovigheid neen, niet maar zoo in het algemeen, als gemis aan Gods betrouwen, maar zeer bepaaldelijk als loslating van den band aan God. Want dat is ongeloovigheid bij een kind van God. Geloof is nog zooveel meer dan ver trouwen. Geloof is óók, is allereerst, aanvaar ding van den band aan onzen God. Zich-zelf, zijn leven, zijn weg en lot ge- loovig te zien, is zichzelf en zijn leven te zien in den band aan zijn God. Doch zóó zag Jakob zichzelf, zijn le vensverhoudingen en levenservaringen niet op het oogenblik, waarop we hem hooren spreken. Hoor, hoe hij spreekt van zichzelf. Hij ziet zichzelf in 't middelpunt van zijn leven. Hij ziet zichzelf als de spil daar het al om draait. Hij ziet zichzelf als de maatstaf, waar aan hij het alles meet. Hij beoordeelt en schat de dingen naar wat ze voor hem zijn, naar wat ze schij nen voor hem te zijn. Waren ze vóór hem hij zou ze prij zen. Nu ze tegen hem zijn, heeft hij niet dan kritiek en klacht. Zoo doet niet een ruensch, die zich ziet in den bancl aan zijn God. Zulk een ziet zijn God in 't middelpunt, ziet zijn God als doel en maatstaf, ziet zichzelf en zijn leven en alle dingen in zijn leven, ook zijn vreugd en zijn leed. dan zijn God ondergeschikt, en voor hem zijn de wil en de eere zijns Gods de maat staf die over hun waarde beslist. Jakob ziet niet zichzelf in den band aan zijn God. Dan ware er geen klacht op zijn lip pen geweest, maar blijde roem, of anders voor 't minst hoopvolle berusting. Want de band die hem bindt aan den Heere, is Gods Verbond, is de belofte: Ik zal u tot een God zijn. Ik zal met u zijn. Ik zal u behoeden, overal waar gij zult gaan Ik zal u zegenen. En was dit alles niet genoeg om hem gerust te stellen'? Jakob zag zichzelf niet in den band aan zijn God, en daarom zag hij in dien band óók niet zijn leven: zijn levensverhou dingen en zijn levenslot. Zijn levensverhoudingen niet. W ant de zonen die de Heere hem gaf, stoot hij van zich. Hij sluit ze uit van de gemeenschap aan zijn verdriet. Tegen mij, (grondtekst) zegt hij met na druk op dat mij, tegen mij zijn alle deze dingen. U raken ze niet. U deren ze niet. Ik alleen moet ze dragen. Hij doet erger dan ze van zich stopten hij stelt hen tegenover zich als struik- roovers, die hem uitstroopen, als wilde dieren, die hem zijn kinderen ontrooven: „Gij berooft mij van kinderen". Ach, waar men zichzelf met zijn le ven en levensbanden niet meer ziet in den band aan zijn God daar wordt men zelf arm. daar wordt het leven arm en daar worden da levensbanden losge laten. Ja, daar wordt ook het leven arm. Daar verliest de vreugde haar zoetste zoet, en daar gaan de dingen die geen vreugde aanbrengen, benauwen. Daar worden ze niets dan dingen". „Dingen" noemt Jakob zijn smartelij ke ervaringen. Hij ziet ze niet meer in den band aan zijn God. Hij ziet ze niet meer als komend uit Gods Raad en door des Heeren bestel, om bij zijn knecht zijn welbehagen te vol brengen, zijn hondstrouw te bevestieen. de vervulling zijner belofte te dienen. Neen, geen daden en beschikkingen Gods zijn ze hem mèer. maar „dingen" op zichzelf staande gebeurtenissen, en omstandigheden, en die hij,, omdat ze te gen hem schijnen, als dreigende vijanden op 2ich ziet losstormen, om hem alle le vensvreugd te rooven en alle levenshoop te blusschen. Zoo moet Jakobs slotsom wel zijn: „al le deze dingen zijn tegen mij". Een waarschuwend baken in zee! Voor wie zonder geloof is; Yoor wie, voor zijn persoon, voor zijn levensver houdingen en voor zijn levensdoel van geen band aan God wil weten. Voor hem een waarschuwing, dat hij met zijn leven in den mist van moede loosheid, in den nacht van vertwijfeling moet ondergaan. Doch een waarschuwing ook voor wie, als Jakob, het geloof ontving, maar ton- geloovig is als hij, loslatend den band aan God in Christus, dat hij de zon uit zijn leven en de vreugde en hope uit zijn ziel bant. Dat hij niet ruste, eer hij. als Jakob. (Gen. 43 1114), weer met zijn leven een plaats vond in hét licht van Gods aan gezicht en roemen mag: „Zoo God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?" KINDERLIJK GELOOF. "Is maar een kleine jongen, Hij draagt een zwaren last; Daar moet hij mee de trap pp Naar vaders boekenkast. „Maar Jantje, kleine kleuter. Dat krijg je nimmer klaar, Daar zal je wis mee vallen, Die last is veel le zwaar". „Te zwaar? de last van Vader" Zoo roept de kleine Jan, „Daar ben ik heel niet bang voor. Hij weet, wat k dragen kan". KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: te Huizen: A. F. P. Po>. te Vaassen. Aangenomen: naar Alblasser- dam: G. P. van Itterzon. té Gelselaar. Bedankt: voor Wetsinge—Sau- werd: P. A. Tichelaar, te Beilen. Voor Alphen aan den Rijn (toez.): F. H. van Oosten, te F-eyenoord. Vopr Vreeswijk: G. P. van Itterzon, te Gel selaar. GEREF. KERKEN. Tweetal: te Doorn: P. Hekman, te Lemmerj en J. \V. Esselink, te Eindhoven. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: te Schiedam: J. A. Riekel, te Sliedrecht. BEVESTIGING, AFSCHEID, INTREDE. De beroepen predikant in de Geref. Kerk te Achlum, Ds. S. J P. Goossens, werd in het ambt bevestigd door Prof. Grosheide,- van Amsterdam. Prof.' Grosheide had als tekst ge kozen Ef. 4 11 en 12. Achtereenvolgens werden aan het eind der predikatie de gebruikelijke toespraken gehouden. Namens den Kerkeraad en gemeente van Achlum sprak ouderling Van der Sluis. Na mens de classis Franeker, de Kerk van ITarlingen en als consulent sprak Ds. Huizing van Harlingen. Namens de kerk van Arum sprak een ouder ling dier kerk, terwijl ook de kerk van Franeker door een ouderling verte genwoordigd was. In aansluiting aan het destijds KERKBOUW. De nieuwe Geref. Kerk te Appinge- dam zal 1 Dec. a.s. in gebruik wor den genomen. BEROEPBAAR. De classis Zutplien der Geref. Ker ken heeft in haar vergadering van 3 Nov. met algemeene stemmen beroep baar gesteld den heer P. v. d. Werff, theol. cand. te Doesburg. HINDOE GEWORDEN. Volgens de „Times of India" is een Europeaan in Britsch-Indië, de heer Shortt administrateur van de firma Shaw Wallace en. Co., tot het Hin doeïsme bekeerd. Hij schafte z'n Euro- peesche kleeding af en veranderde zijn naam in Shriyut Vishnupant. Vóór de plechtigheid van zijn over gang, die door voorname hindoe's werd bijgewoond, schoor hij ook zijn hoofdhaar af,om zoo plechtig te wor- AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 5 November 1927. Mevr. H. Roland Holst, de commu nistische dichteres, beleeft wel moei lijke dagen. Vroeger, toen het socia lisme nog een oppositie-partij was, kon zij zingen: „Eens zal de dagi, opgaand, vinden Arbeid en schoonheid vereend". Toen kon zij in de overwinning, die het proletariaat eenmaal op de bourgeoisie zou behalen zien „de nieuwe geboort" waarna het langs „opwaartsche wegen" zou gaan naar „het. feest der gedachtenis", waarop de arbeiders op de kapitalistische on derdrukking zouden terugzien als op een hangen droom. Thans zijn in Rusland de idealen van het communisme in beginsel ver wezenlijkt, doch toen Mevr. Roland Holst van haar reis naar dit commu nistisch paradijs terugkeerde, moest zij klagen: „De nieuwe wereld, zij is toch geboren, In bloed en tranen is zij toch geboren. Maar van een paradijs is niets aan haar". En bij die teleurstelling voegt zich het wantrouwen harer geestverwan ten. Zoo zou zij morgenochtend te Rotterdam op een herdenkingsverg.a- dering der Russische Revolutie spre ken, doch door de Communistische Partij Holland is haar in verban.i met haar critiek op de leiding van de Communistische Internationale ten aanzien van de oppositie Trotzky c.s. het spreken op genoemde vergadering verboden op straffe van royement. Zou dit alles. Mevrouw Roland Holst haar geloof in de communistische idealen niet wat aan 't wankelen brengen Zou zij niet gaan begrijpen, dat. de- wereld een andere „nieuwe geboorte" noodig heeft dan waarvan zij zong? OBSERVATOR RECLAME. 2 Stukken Dobbelmans ffl Toiletzeep. I" ets. Op vertoon van riezen Bon. den opgenomen in de geloofsgemeen schap der hindoes. GEREF. KERK IN HERSTELD VERBAND IN DEN HAAG. Gisterenavond werd de Kerk- zaal der Geref. Kerk in Hersteld Ver band in'de voormalige Nutsbiblio- tlieek op den Lutherschen Burgwal in gebruik _genomen. Dr. Geelkerken, van Amsterdam, Consulent, trad daarbij in den dienst des Woords op. Dr. Geelkerken opende de samen komst met het staande doen zingen van Ps. 116 vs. 11, waarna hij het ge bouw aan zijn bestemming wijdde. Na het gebed zong mej. Smelik „In lr moet zich mijn lied verblijden" van Bach. Als tekstwoord voor zijn korte pre dikatie koos Dr. Geelkerken Hand. 1 vs. 13a. Wijzende-op de tegenstelling, die er ligt tussehen tempel en opper zaal, merkte spr. op, dat hij en de zijnen de Geref. Kerken, waar „de aderverkalking der traditie wordt ge vonden", moesten verlaten om niet te versteenen. Zij moesten uit den tem pel naar de opperzaal, waar Jezus hen bescheiden had. Hierna voerde nog kort het woord Ds. J. Hasper. van Heemstede, beroe pen predikant van deze gemeente. De dienst droeg een sterk liturgisch karakter en werd door Dr. Geelkerken op de gebruikelijke wijze gesloten. Enkele bloemstukken sierden het podium. TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN FEUILLETON. EBBA EN HELENE. 36. o Ebba werd vuurrood. Die spot belee- digde haar diep. al was het zeker niet kwaad bedoeld. „Doctor Olof Beuthner", stelde Faus ta voor. „Ebba Herlingen; als u zweert het geheim te houden: mijn nichtje! Maar haar moeder was vijftien jaar ouder dan ik. Doctor Beuthner was een man van meer dan middelmatige grootte. Hij had een blonden baard, zijn hoofd haar moest veel donkerder zijn, doch het was zoo kort geschoren, dat het slechts als een donkere schaduw zijn hoofd bedekte. Zijn trekken geleken zeer middelmatig, zijn witte huid was vol grove poriën en bijna vettig. Hij richtte zijn doordringende oogen op Ebba, zoodat het deze voorkwam, als wilde de man nieuwsgierig en indrin gerig haar geheele ziel doorgronden. Een gevoel van onbehaaglijkheid be ving haar. „De gelijkenis is groot, vooral in de kleur en de groei van het haar", merk te Beuthner vergelijkend op. Hij vroeg Ebba naar haar plannen. Ze zeide. dat ze haar examen wilde doen, dan verder studeeren om een staatsbetrekking te vervullen, daar haar studie haar later ook rente af werpen moest. Daarin zou ze wel niet gelukkig zijn, meende, hij; als ze niet juist we tenschappelijk schrijfster wilde wor den. dan kon ze er zeker van zijn als leerares te eindigen. Als leerares? Nooit, daartoe had ze geen zelfbeheer ching genoeg. Dat geloofde hij wel. Het tempera ment der impulsieven sprak uit haar oogen. Met ergernis gevoelde Ebba, dat ze door dit compliment, maar meer nog door zijn voortdurend glimlachenden blik bloosde. Wat ging er van dien man uit, dat ze niet onbevangen kon spreken met hem? Ook haar viel zijn wonderlijk orgaan op. waarvan hij zichzelf be wust scheen. En dan zijn manier, om bij twee-lettergrepige woorden e g uit te spreken, terwijl hij de e daarachter voortdurend weg liet. Hij zeide g noeg, gdacht, gmeend. En plotseling dacht ze: Wat zou An dree zeggen, als hij zag. dat deze man me zoo glimlachend aankeek? Het zou hem niet bevallen! Zeker niet. Hoe smartelijk was dat, iederen dag zou er nu zeker tienmaal iets ge beuren, wat hij. de eenige, niet goed gevonden zou hebben. Daarin lag zoo iets vernederends. Als was ze eedaald. zij, die toch juist in zijn achting stij gen wilde. Er werd voor de tweede maal ge beld. En dadelijk daarop kwam er een dame binnen, die Fauc<« nn-^rm en haar toen als doctor Trude Edles- sen voorgesteld werd. Beuthner was echter een oude bekende voor haar; zij drukte hem de hand en begon da delijk ijverig met hem over een arti kel te spreken, dat hij openbaar ge maakt had. in een dien dag versche nen courant. Ondertusschen nam Ebba de dame nauwkeurig op. Hoe oud zou ze wel zijn? Men kon tot veertig jaar toe ra den. Misschien tot nog meer. Haar ge laat was bleek, wat geelachtig, en van de neusvleugels tot de mondhoeken waren scherpe lijnen zichtbaar; een halve cirkel van lijnen liep ook van de oogen naar de slapen toe en op hel voorhoofd was een groote. dwarse rijnp^J zichtbaar. Eigenlijk zag Trude Edlessen er daardoor uit, alsof ze al tijd hoofdpijn had; misschien had ze dat ook, want haar bruine oogen ston den wat mat. Het haar was glad naar achteren gestreken en in een beschei den wrong samengevat. Ze'droeg een' japon van grijze, dikke stof; ze zat slecht en de grijzp kraag was met een zwarte band bezet, dat echter onder de kin al witachtig afgesleten scheen. Toen Fausta haar de plannen van het jonge meisje vertelde, zeide ze met een goedig lachtje: „Nu, dan wensch ik u veel volharding en een ijzeren gezondheid toe". De warme handdruk, die deze woor den vergezelde, deed Ebba goed. Trude Edlessen had. voor men aan tafel zou paan rip-» waarop Fausta echter voorbereid was. „Ga daar zitten, Trudelchen en schrijf maar op, wat je wilt. Ik heb zoo een en ander, wat mij in de ge dachten kwam, verzameld". Trude Edlessen ging op een stoel voor den haard zitten en legde een reusachtig groot notitieboek voor zich op het tafeltje, Fausta, die aan de an dere zijde van het tafeltje zat, vol ver wachting aanziende. „Doctor Edlessen is op het oogen blik een zeer gevaarlijk persoon", zei de Beuthner, „ze wil een brochure over vrouwenarbeid uitgeven en ver zamelt daartoe materiaal voor een statistiek. Laten we wat buiten het gehoor gaan zitten, om onze waarde vriendin Fausta ongestoord te laten praten". „Ik stel in alles belang", zeide Eb- ba haastig. Ze zat zwijgend in den kring, slechts om niet alleen met deïen man in een hoekje van de kamer behoeven te zijn. Maar nu dacht ze, dat liet toch be ier geweest was, met hem te praten, dan hier zijn bijna onophoudelijk ge richte blikken op haar te verdragen. Allerlei vragen en antwoorden gin gen er aan haar oor voorhij. Trude Edlessen had een gelijkmati ge stem, nooit verhief deze zich in le vendige belangstelling, nooit zönk ze in schrik of deelneming. En ze noteer de alles wat Fausta zeide. Fn hoeveel verdiende je? In het eerste, tweede, derde jaar en zoo voorts van je schrijfstersloopbaan? Wat kostten je kleeren? Kon je die van je inkomen betalen?" „O heden de statistiek!" zeide doe tor Beuthner en maakte een ongedul dig handgebaar als iemand, die zien gebrand heeft. „Weet je ik had wat privaat ver mogen. Ik ben dus geen goed voor beeld. Ik zal je aan mijn vroegere vrouwelijke collega's voorstellen zei de Fausta. zonder ook maar eervigs- zins te letten op de opmerking van Beuthner. Nadat de beide dames zich nog eeni- sen tijd in de statistiek hadden ver diept. zeide doctor Beuthner, die Eb ba bijna voortdurend aangestaard had: „Juffrouw Herlingen, u moest aan het tooneel gaan. daar komt u vlugger vooruit dan in eenig ander beroep. Ik ben gaarne bereid u les te geven" Fausta keek fiem even vluchtig aan. „Ik aan het tooneel? Nooit! Wat zou Andr Ebba bleef steken en werd donker rood. „Nu, mejuffrouw, als u den zooge- naamden strijd om het bestaan wilt opnemen, dan moeten uw noren ook een waar Woord kunnen hooren. En ik zeg u, uw schoonheid zou u .op het tooneel ver brengen; ieder ander be roep bezorgt u slechts leed en strijd sprak doctor Beuthner, „eii wordt voor u misschien een last".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5