NIEUWE LEIUSCHE COURANT van ZATERDAG 24 SEPT. *27 de kloppende heiland. Zie. Ik sta aan de deur, en Ik klop. Openb. 3 20. Zie, ik sta aan de deur en ik klop. Dit is een woord van Jezus, onzen ve-hoogden en verheerlijkten Zaligma ker, Die 200 hoog woont in glorie. En toch zoo dicht bij ons komt. Voor de deur van ons nart, welke van binnen gegrendeld is. En die in groole ontferming buiten blijft staan, en klopt opdat wij binr.e.i hooren zouden en de deur openen, zooclat hij binnen komen kan. Niet omdat Hij dat ver blijf voor Zich van noode heeft. Maar opdat Hij ons met Zijn tegenwoordig heid zegenen zou. Niet voor Hem. Maar voor ons. Dit woord werd het eerst gericht tot de gemeente van Laodicea, die in een geestelijken slaap was verzonken, wat dij de lauwheid en Lauwheid van het geioofs.even daar, niet te verwon de, en was. i och beschouwt Christus die Kerk nog als Zijn Kerk. Daar benooren tot haar nog levende leden, die uit hun zondige sluimering moeten wakker geroepen worden. Door, Hij klopt. En up ctat kloppen ontwaken zij. hooren Zijn stem, her- ken.ien die en zeggen als de Bruid uit net hooglied: dat is de stem mijns Liefsten. z.00 gaat net nog met den afgedool- den christen, de schijnbaar ver.oren zoon of dochter, die door eigen schuld kortei of langer tijd van zijn Verlos ser gescne.den is geweest, maar den l.ef.ijken klank van zijn stem nog kent e.i op het geluid van zijn aangehouden kloppen met tranen en berouw de de..r des harten voor hem opent, hem aanbidt in Zijn liefde, en 111 Zijn ver- nie .wde gemeenschap zaligheid smaakt M..ar de oe^ste.n \an het Evangelie komt tot alle mensche.i. iloort des Heeren Woord het wo.dt ook gezegd tot de onbekeertlen van hart en de nog dwalenden van weg. Christus roept ook hen, die niet als de Druid uit het Hooglied zeggen: „Dit is de stem mijns Liefs:en", ook tot hen, die nog geestelijk doof zijn. Voor wie oppervlakkig oordeelt, ligt hier een groot raadsel in. Immers, wat baat het dan, of Chris tus al roept, of Hij al klopt aan de dear van het hart? L.eestelijk-dooven kunnen Hem toch niét hooren. En geestelij'k-dooden kunnen nimmer opstaan 0111 de deur voor Hem te 01 enen. Alleen zijn schapen hooren Zijn stem. Wie zoo oordeelt, vergeet dat Hij, Die met Zijn Woor<d roept, ook te vens het hart kan openen en in dit doode hart het leven des Geestes kan instorten. He Ti is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Over deuren en over harten ook. God is het. Die de dooden levend maakt en roept de dingen die niet zijn, alsof zij waren. Tot den gestorven Lazarus zegt Hij: „Kom uit", en tot het dochtertje van Taïrus: „Sta op". Christus staat voor de deur des harten van een iegelijk mensch en roept hem mer de uitwendige roeping van Zijn Wooid en Evangelie. Dan kan de deur lang gesloten blij- \en. o zoo lang. Dan kan er lang wederstand zijn, ze ts geen zweem van opmerken. D n ka:i die zondaar zich verhar den, tegen beter weten in. Dan kan hij zijn ooi en-dichtstoppen, 0111 Jezus' stem niet te hooren. Maar dat alles toch geen oogenblik langer dan de Heere het gedoogt. FEUILLETON. EBBA EN HELENE. i) 0— Professor Harlingen zat aan zijn schrijftafel; de rustende hand, waarin de penhouder, lag op het half beschre ven blad papier vóór hem. De ronde leuning van den stoel omgaf hem als een halve cirkel, hij leunde achterover Op het hoofd droeg hij, ver naar ach teren geschoven, zijn slecht geborstel- den cylinder van verouderden vorm; in den hals kwam een krans van grij ze lokken eronder uit. De bril was hem wat op den neus gezakt, en daar boven keken zijn oogen nadenkend naar het plafond. Zijn baardeloos, rond en roodachtig kindergezicht was overtogen door den stillen glans van een of andere aange name gedachte of gewaarwording. Aan zijn linkerhand bevond zich een met eenvoudige witte gordijnen voor zien venster. De vensterbank was als boekenplank mede in gebruik geno men. Ook op stoelen en op een houten bank lagen boeken binnen het bereik van de hand. Boven de schrijftafel be vond zich ook een boekenrek. De an dere muren der kamer waren even eens van boekenplanken voorzien. Vrij bleef eigenlijk alleen de deur, de ka chel en de plaats boven de sofa. waar een groote schilderij in olieverf hing, die echter zoo zwart van ouderdom en 200 ingedroogd was, dat men nog Want op hetzelfde oogenblik. dat Christus bii Zijn roepend Woord de. inwendige kracht Zijns Geestes paart en die roeping aldus krachtdadig en onweclcstandeliik maakt, op datzelfde oogenblik stort Hij het nieuwe levens beginsel in de ziel. De doode zondaar wordt levend de slapende wakker, de doode hoort hij verneemt het kloppen des Hei- lands, hoort Diens stem, hij staat op, cn zie. daar opent zich de deur zijns :harten: Kom in, Heere Jezus, Gezon- zondene des Vaders, want waartoe zo.idt Gij buitenstaan? Soms staat Christus aan de deur van ons hart te kloppen, en, of schoon dat hart wedergeboren is ten leven, hooren wij het toch niet. Dat komt dan niet daar vandaan, dat .wij ingeslapen zijn, maar vele en velerlei geluiden warrelen in ons bin nenste "dooreen en beletten ons acht te geven on het kloppen van onzen Heifand. De zonde brengt altijd en overal opwindend rumoer mei zich mede. De muziek van het wereldsche leven klinkt zoo luid, en schalt zoo geweldig dat wij het kloppen van den goeden Heider toch maar niet vernemen zul- len. En als de Booze ons den zwijmel- beker der zonde doet drinken, dan schijnt het wel, of ons oor geheel vedaoofd is. Maar, Gode zij dank. Christus gaat niet heen. Hij blijft staan en klopt. Hij is cle Almachtige. Zijn stem kan bazuingeschal worden „Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de dooden". Zijn kloppen kan worden het ge daver \an een aardbeving, die den kerker opent en ons van de ketenen der zonde bevrijdt. Gods Woord, is wonderlijk van kiacht en groot van Majesteit. En onze trouwe God verlaat nooit wat Zijn hand begon, ook niet het kloppen aan de deur van het hart. neem mijn al. Neem mijn leven, 't zii altijd U, o Heiland, toegewijd. N eem mijn tiid, dat 'k eiken dag U aanhoudend loven mag. Neem mijn handen en bestuur Al hun aa£n van uur tot uur. Neem mijn voeten, zend ze, Heer In Uw dienst uit, altijd weer. Neem mijn stem, zoodat mijn lied Steeds mijn Koning hulde biedt, Neem mijn lippen, dat niijn mond, Altijd Heer, uw heil verkond'. Neem mijn wil, laat niet meer mijn, Maar U w wil mijn richtsnoer zijn. Neem mijn hart. vest daar Uw woon En LTw koninklijken troon. Neem mijn liefde, o God, aan U Schenk ik d e voor immer nu. Neem mijzelf, ik wil altijd U geheel zijn toegewijd. KERK EN SCHOOL. catechisatie. Wij lezen in het Kerkeraadsverslag van de Geref. Kerk van Leeuwarden: Di'. van Es deelt namens het minis terie van predikanten enkele gedach ten mee over wat op de catechisaties dient te worden onderwezen (Geloofs belijdenis, Zending, Kerkrecht. Kerk geschiedenis) en de moeilijkheden, aan dit onderwijs verbonden, en de betrek kelijk geringe resultaten en stelt daar om voor: le. een commissie te benoemen, be staande uit de drie predikanten en de beide jeugdouderlingen om deze zaak in studie ie nemen. 2e. dat niet alleen de leeftijd, maar ook de gemaakte vorderingen zullen beslissen, in welke groep de catechi santen worden geplaatst. Aan de eerste groep zou kunnen worden onderwezen het Kort begrip (van Landwehr); aan de tweede groep te Catechismus. Aan de derde groep verschillende belangrijke onderwerpen (b.v. Schrift vraagstukken, de Rechtvaardigma- king enz.) slechts op den voorgrond een knielen de vrouwengestalte in een blaqwach- tig-wit kleed kon onderscheiden, die haar handen ophief aan den voet van een recht opstaand stuk hout, waar uit men kon opmaken, dat de schil derij de kruisiging van Christus voor stelde. Een gevolgtrekking, die nog bevestigd werd door een tegen de al- geheele duisternis uitkomende spons en een stuk pantser, dat aan een Ro- meinsch soldaat kon toebehooren. Uit het raam zag men, over vele groene en roodgele boomtoppen en grauw-blanke leien daken, den hemel, waarin schuimende wit-gekopte en ge rande wolken stonden, als ijsberen, die door elkaar sprongen. De professor was zóó in zijn gedach- tengang verdiept, dat geluiden in zijn nabijheid hem geheel ontgingen. Drie maal werd er geklopt, vóórdat hij het bemerkte. Toen ging de deur open en een jong meisje trad binnen. Ze zag eruit, als had ze model ge staan voor een moderne teekening. Zc- was groot en haast te slank; een ja pon van vaalgroene kleur hing in fij ne plooien slap om haar heen, onder de borst saamgevat door een geelach tige sjaal, die vastgeknoopt was en haar met franje voorziene uiteinden op de japon liet vallen. Haar gelaat was zeer bleek, de trekken eigenlijk regelmatig schoon, maar te veel in de lengte ontwikkeld. Donkere, eenigs- zins moe uitziende oogen blikten u te gen. Ook het haar was donker en viel van de kruin in zware, glanslooze vol- 3e. aan den wethouder van Onder wijs te verzoeken, op den Dinsdag- tol Woensdagsavond peen vakonderwijs aan jongelui te doen geven, die in de termen vallen, de catechisatie te be zoeken enz. de ned. zondagsschool- vereeniging. Woensdag 28 Sep:, zal te Apeldoorn gehouden worden de jaarvergadering van de Ned. Zondagsschoolvereeniging Ten einde deze vergadering op waar dige wijze te ontvangen heeft zi< h ecu eere-comité gevormd, bestaande uit de heeren Mr. W. M. van Roosmale Nep- veu, Burgemeester; Ds. H. J. E. Wes terman Holstein; Wethouder M. van Wijhe en de dames mevr. G. Bolken- stein en mevr. E. M. Luteijn. Aan den vooravond der vergadering wordt in het gebouw „Elim" in besloten kring een wijdingsavond gehouden, waarin als voorganger optreedt Dr. G. P. Ma- rang, voorzitter der Vereeniging. Op de jaarvergadering, die in „Mi nerva" wordt gehouden, worden des morgens huishoudelijke zaken bespro ken, terwijl des middags verschillen de predikanten zullen refereeren over onderwerpen, betrekking hebbende op de Zondagsschool. Des avonds heeft er een feestelijke samenkomst plaats in de groote kerk aan de Loolaan, waar als feestrede naars hopen op te treden Ds. G. P. Marang en Ds. H. J. E. Westerman Holsteijn, terwijl muziek en zang de bijeenkomst zullen opluisteren. de fransche protestanten Volgens de Zuricher „Protestant" zijn er thans in Frankrijk rond 000.000 Protestanten, van wie er 300.000, de helft dus, in Elzas-Lotharingen woont. Deze cijfers geven wel tot eenig na denken aanleiding. Vóór den oorlog telde Elzas-Lotharingen 400.000 protes tanten. Uit de cijfers is af te leiden, dat dus wellicht de bekende uitzettin gen aan het protest, deel van Elzas- Lotharingen een vierde van zijn cijfers gekost heeft. En vóór den oorlog werd het cijfer der protestanten in Frankrijk op rond 650.000 gesteld, zon der Elzas-Lotharingens bevolking me de te rekenen dus. Uit de cijfers rijst dus de conclusie, dat de Fransche pro testanten in den loop der laatste jaren de helft van hun aantal verloren heb ben. een vijfde medische faculteit. In het ,,Ned. Tijidschr. voor Ge neeskunde" bespreekt Prof. Dr. G. van Rijnbeik het denkbeeld, van Dr. D. Schermers, om voor de Vrije Uni versiteit, die in 1930 vier faculteiten Omoet hebben, om te blijven bestaan, uit te breiden met een volledige me dische faculteit, waarvoor minstens drie hoogleeraren noodig .zijn. Prof. van "Rijnberk schrijft: Dr. Schermers meent nu, dat men de kern eener dergelijke geneeskun dige faculteit 'zou kunnen vormen, door wederom een physioloog te be noemen in de plaats van Prof. Buy- tehdijk; een psychiater in de plaats van Prof. L. Bou man, en daarnaast m te stellen een leerstoel voor alge' meene ziektekunde. De bedoeling, waarmede men hoog leeraren aanstelt is gewoonlijk: hen onderwijs te laten geven. Dr. Schermers Heeft dus ook do vraag beschouwd, hoe die te benoe men medische professoren aan leer ling en te helpen. De ervaring heeft toch geleerd, dat het aantal studenten dat cle colleges wil volgen van een hoog 1 eeraar, die geen examen afneemt slechts uitermate beperkt is. Om een oplossing dezer moeilijk heid te vinden stelt Dr. Schermers voor, de drie hoogleeraren der Vrije Universiteit tevens als bijzondere hoog leeraren aan te stellen aan een der Rijksuniversiteiten of aan de Univer siteit van Amsterdam. Zij zouden daar dan zoo veel mogelijk van de voor rechten, welke de wet den bijzonde- ren hoogleeraren toestaat moeten zien te verkrijgen. Hieronder behoort vooral het zit ting nemen in de examencommissies. Op die wijze zouden de hoogleeoar nen der Vrije Universiteit in aan raking komen met de honderden stu denten der openbare hoogescholen en invloed verkrijgen in de medische f:i clieitcn. \- rliter be' e' en Tif' d ii'r>li i von ons o de wijs een ernstig gebrek. Eeirdve d'e der hoogleeraren in Lino t e kennen wij bijkans geen betrekkin- een. waarin jonge heden op behoor lijke wijze in hun levensonderhoud kun e i voo-z'en. door z:ch te wijden aan onde wijs en wetenschap. Buitengewone professoraten zijn schaarsch. lectoraten acht men uit (len boore, het privaat-docentschap acht n en eer een schadelijke, clan nutti ge en in geen geval een belangrijke instelling. Gevolg: er zijn bijkans geen jonge lieden, d'e men kan overreden om zich aan de beoefening eener genees kundige wetenschap te wijden. En zou men daa' in kunnen slagen, dan durft men de verantwoordelijkheid niet op zich te nemen, iemand naar een levenstaak te lokken, welke geen uitkomst, geen inkomsten, geen voor uitzichten en geen hoop biedt. De vorming van een nieuwe medi sche faculteit zou, uit dit gezicht» punt bezien, dus nuttig kunnen zijn: zij vermeerdert het aantal wetenschap pelijke ambten, en verbetert dus dei carrière. In den aanvang zal het misschien moeilijk zijn geschikte leerkrachten te vinden, want het bovenbetreurde"ont breken van secundaire wetenschappe lijke betrekkingen onder welker De- kleeders men nog goede candidaten voor de vervulling van een hooglee- raarsze:el kan vinden, doet zich bij elke vacature op pijnlijke wijze ge voelen. Maar in de toekomst moet de schepping van een nieuw middelpunt van wetenschapbeoefening weldadig werken. Tot dusver kan men dus hopen, dat de Vrije Universiteit er in sla gen zal een geneeskundige faculteit of zij het slechts voorloopig een kern daarvan te?' stichten. Geheel anders staat het met het tweede deel van Dr. Schermers plan. Theoretisch lijkt het zeer aanneme lijk, de hoogleeraren der V. U. als bijzondere hoogleeraren naast de ge wone hoogleeraren der openbare Uni versiteiten te stellen. Eenige ontlas ting van corvees, eenige practische arbeidsverdeeling zou velen onzer niet onwelkom zijn ën voordeelen kunnen bieden. Maar de leiding zou volstrekt in één hand moeten blijven: in 'die van den gewonen hoogleeraar. die ver antwoordelijk is voor het onderwijs. Men name zou een veildeeling der examens noodlottig worden. De stu denten zouden, indien zij één van twee examinatoren kiezen mochten, steeds, dat leert de ervaring, diengene kiezen en dus diens onderwijs volgen die den naam zou hebben de minder strenge exameneischen te stellen. Dit zou tot onwaardige verhoudingen voe nen. Mocht dus de vrije universiteit te Amsterdam eerlang een geneeskundi ge faculteit willen stichten, dan zullen alle beminnaars der wetenschap dat om vele redenen toejuichen. Maar dan. blijve die faculteit in eigen sfeer. Een gedeeltelijk binnendringen en versmei ten met de openbare universiteiten lijkt mij ongewenscht. Uit het Sociale Leven. geen fantasie maar werkelijkheid. Onder bovenstaand opschrift schrijft de driestar-redacteur van „St. Chris- toffel": „Een der kleinere sigarenfabrieken plaatste de vorige week een adverten tie, waarin een reiziger in sigaren werd gevraagd. Dit gebeurt natuur lijk meer en zou geen vermelding in ons blad verdienen, wanneer er niet meer aan vast zat. Een onzer collega's schrijft er op. biedt zich aan en ontvangt als ant woord: „Wij verwachten U voor mon deling onderhoud in de Ilde klasse wachtkamer te Roermond". Onze reiziger, reeds gelukkig in het vooruitzicht eene passende betrekking te vinden, geeft gevolg aan de uitnoo- diging en komt ter bestemder plaat se aan waar de fabrikant hem ver wacht. Zoover dus beeft- de advertentie 't dool bereikt, werkgever en werkne mer zullen nu gaan onderhandelen om wcdcrzijdsche verplichtingen over dit alles in een contract vast te leggen. Onze collega stelt zich voor als een geroutineerd reiziger, jaren in de si- garenbranche werkzaam geweest zijnde, maar door het stopzetten van de fabriek waarvoor hij eerst werk zaam was zonder betrekking zijnde, en informeerde naar de conditiën waarvoor hij zou moeten op stap gaan. De fabrikant komt nu aan het woord. De reiziger luistert, en hoort in stijgende verbazing de conditiën die hem worden aangeboden De gemoedstoestand van onzen col lega is dan ook wel te verklaren als men het volgende te hooren krijgt: „Onze gewoonte was Ilde klasse te laten reizen; voor dagelijksch reisgeld gaf ik 1 50 wanneer men voor 7 uur des avonds thuis kan zijn; moet men later thuis komen, dan komt er 2 voor een diner bij. Als garantie-loon betaal ik 1000 per jaar met 5 pet. provisie De reiziger: ..Dan zullen wij het wel kunnen vindenWanneer kan ik in dienst treilen?" Buiten verwachting van onzen col lega, trekt de fabrikant een gezicht alsof hij verbazende kiespijn heeft en herhaalt met nadruk: „dat was onze gewoonte, wij gaven dit aan onzen vorigen reiziger, nu echter hebben wij besloten te volstaan m-et 5 pet. provi sie". Onze collega schrok. Wist niet hoe hij het had. Vijf procent provisie, een abonnement op eigen kosten, dagver goeding nihil, dit zou toch niet ge meend zijn. Hij vroeg: „Is dat werke lijk uwe bedoeling: alléén 5 pet. pro visie te betalen.... en dat voor een fabrikaat dat niet is ingevoerd? Maar mijnheer, hoe durft u een advertentie te plaatsen om een reiziger in siga ren? LT begrijpt toch wel dat ge op der gelijke conditiën niet één persoon vinden zult die voor u aan het werk gaat?" Nog eer de fabrikant hierop een antwoord geven kon, had onze reizi ger zijn hoed gepakt en verdween van deze pijnbank met de verzuchting: „Wat een toestand en dat in de ver lichte. moderne eeuw". Wij hebben vorenstaande in ons or gaan eens willen opnemen om te kun nen illustreeren. hoe of er in den te- genwoordigen tijd op een schandelij ke manier misbruik wordt gemaakt van de werkloosheid, die ook in onze rijen slachtoffers maakt en waarte gen met kracht dient te worden op gekomen". levenswijsheid. Zeg mij, hoe ge de fouten der Jeugd beoordeelt, en ik zal u zeggen, hoe oud ge zijt. Geld zij de ziel uwer zaak. nooit dt* zaak uwer ziel. Niemand schat hoog genoeg wat hij zijn kan en laag genoeg wat hij is. Onze ziel heeft bij afwisseling ver driet en vreugde rioodig; eentonigheio doet haar verstompen. Het leed maakt zich bekend, zoodra het komt; het geluk voor velen eersv als het heengaat. Menige zorg wordt groot, omdat ze met zorg verpleegd wordt. Een koude wind ontbladert de ro zen, maar laat de doornen aan den stengel. Aldus doet in het leven de materialistische opvatting, waarin geen ruimte is voor het Hoogere. De jeugd, die oud doet, is hatelijker dan de ouderdom, die jong doet. Spreek geen kwaad van iemand, wanneer ge het niet zeker weet; en als ge het zeker weet, vraag dan aan n zelf: Waarom vertel ik het? Eenvoudig is altijd aantrekkelijk. Vandaar het aantrekkelijke bij kinde ren en dieren. Wie in den huiselijken kring he» „zich schikken" niet in toepassing brengt, doet zich zelf het meest te kort. Van louter vreugde, dat het bij oiv zen buurman branderig ruikt, zien wij niet. hoe in ons huis de helle vlam men uit het dak slaan. „Jullie herinnert ine daar nooit bij tijds aan," bromde hij. „Toch wel. We hebben u gisteren gevraagd, ons vandaag geld te geven. Hij zuchtte. Het zou wel waar zijn! Hij had het dan zeker vergeten! ..Laat het maar opschrijven bij Hop- pelmann en zeg dat ge morgen zult betalen." „U hebt ons verboden, ooit een cent te laten opschrijven, en eens voor al tijd gezegd: als u het ons gelasttet dan moesten wij niet gehoorzamen." De glimlachende kalmte van het meisje prikkelde hem. Hij balde de handen tot vuisten en schudde ze heen en weer. als iemand die van ongeduH vergaat. ..Maar vandaag moet het toch! Wc kunnen geen honger lijden. Dat be grijp je toch? Van middag ga ik eer- effect verkoopen." Toen zijn nichtje zich omdraaide om weg te gaan. viel hem iets op. ..Helene." „Oom?" ..Wat zie je eruit! Is de mode zoo? Dragen dat alle dames?" vroeg hij en monsterde haar. „Oompje, dat draag ik al haast een jaar. het groene met de gele sjaal, als 'ceintuur, in treffende afwisseling. Het valt u vandaag pas op." Dikwijls overviel hem een ongerust heid en onzekerheid aangaande zijn moederlooze dochter Ebba en zijn nichtje Helene, een wees, die bij hem inwoonde. (Wordt vervoted). heid neer tot over de ooren, deze ge heel verbergend, zóodat deze haar dracht voor het smalle gezicht een om lijsting werd. die bij de wangen zich zeer verbreedde. Aan het achterhoofd vormde het haar een wrong, waar een vreemdsoortig gevormde naald dwars doorheen stak. „Oompje, Ebba stuurt me. We heb ben geen geld meer," zeide ze, nader bij komend. Er werd den professor iets duide lijk: een lang gezochte samenhang scheen zich, als door een ingeving, aan hem te openbaren. Een groote moei lijkheid werd opeens opgelost. Hij ont waakte uit zijn diep nadenkende hou ding en boog zich over zijn half be schreven vel papier. „Oompje," herhaalde het meisje, de handen naar achteren brengencVe, als iemand, die voorziet, dat hij lang en geduldig zal moeten wachten. „Oom pje, Ebba stuurt me, we hebben geen geld meer. En uw hoogen hoed hebt u ook nog op." „Ja, jaJa, ja." mompelde de oude man en schreef door. Het meisje wachtte en neuriede zacht een liedje, altijd nog met de handen op den rug in afwachtende houding, met een toegeeflijk glimlach je op het bleek gelaat. Verscheidene minute** gingen er voorbij. Toen klonk het voor de derde maal door de kamer, op precies den zelfden toon-als te voren: „Oompje, Ebba stuurt me, we heb ben geen geld meer. En uw hoogen hoed hebt u ook nog op." Nu richtte de professor zich van zijn schrijfwerk op en keek zijn nicht aan. „Geen geld meer? Nu jadan zal ik.,.." Hij schoof zijn stoel achteruit. Onder de eenigszins uitspringende schrijfplank werd een sleutelbos zicht baar, die aan den ring in het oor van een sleutel bengelde, welke weer in het sleutelgat van het schrijfbureau stak. Deze sleutelbos moest noodza kelijk de knie van den ouden heer ge drukt of bezeerd hebben. Hij had het echter niet bemerkt. Nu trok hij de schuiflade uit. Het jonge meisje kwam naderbij, nam eerst den professor heel gewoon den hoogen hoed af, dien hij sedert zijn morgenwandeling op had. en keek met een zekere objectieve nieuwsgierigheid in de lade. Maar zoo geheel van uit de hoogte, zonder zich ook maar eenigszins daarvoor te buigen. De pro fessor schoof papieren heen en weer. keek steeds weer in een klein, leeg dekselloos doosje, dat anders als „kas" dienst deed, en zeide eindelijk, de han den uitstekende: „Er is niets meer." En toen na een kleine pauze: „Waarvoor moeten jullie nu alweer geld hebben?" „Alweer?" vroeg ze rustig, „om weer middageten te koken, of omdat het daartoe heden te laat is. het te laten halen." De noodzakelijkheid, dat men mid dageten moest hebben, zag hij in. TWEEDE BLAD. UIT DE SCHRIFTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5