NIEUWE LEIDSCHE COURANT
liels liiensoiielipcs wmM
mi DE BLODEN ZEGGEN.
van
DONDERDAG 8 SEPT. '27
TWEEDE BLAD.,,»,,
Op de Raadstribune.
De tribune was ditmaal, niettegen
staande de warmte, en het gebrek aan
zitplaatsen, wanneer zouden daar
eens fatsoenlijke banken of stoelen
komen nagenoeg vol. Zelfs eenige
dames getroostten zich de moeite om
een tijdlang te staan of te zitten op
een bank zonder rugleuning.
't Was dan ook wel iets bijzonders
In de eerste plaats omdat de Raad
compleet was; alle 33 waren aanwezig.
Maar toch ook omdat dit de eenige
vergadering is in 4 jaar tijds zonder
wethouders, dat wil zeggen practisch,
omdat op denzelfden dag aftreden en
optreden plaats heeft.
Het is altijd een plechtig oogenblik,
als 32 mannen (eene vrouw) eerst den
eed van zuivering en dan den ambts
eed of belofte afleggen. Toch gaat door
de Wijze waarop sommigen de woor
den: „Zoo waarlijk helpe mij God Al
machtig" uitspreken, wel wat van die
plechtigheid verloren.
Maar bijzonder is en blijft zoo'n ver
gadering.
De wethouders-verkiezing leverde
geen groote verrassingen. De sociaal
democraten onthielden zich van elke
stemming. Overigens deed het voorko
men van een of meer dan tien blan
co stemmen bij sommige stemmingen
toch vermoeden dat onder de andere
fracties de eenstemmigheid niet ge
heel verkregen was. Zelfs kon bij een
stemming de gekozene (de heer Splin
ter) het niet tot het totaal aantal stem
men van de rechterzijde brengen. Ook
overigens gaf de stemverdeeling nog
wel eenig blijk van geen volkomen
overeenstemming.
Maar in elk geval is de stemming
verloopen zooals tevoren bekend Was.
Toen de leden geinstalleerd waren
en de Burgemeester de nieuwe raads
leden geluk wenschte met hun benoe
ming, hebben wij ons verheugd, dat
hij nu Gods zegen inriep over het
werk dat stond te gebeuren.
Wij mogen niet twijfelen of Z.E.A.
zal dat ook eerder gedaan hebben,
maar het doet toch weldadig aan dat
ook uit zijn mond openlijk te verne
men.
Zooals vanzelf spreekt, was het ver
der een zeer vervelende zitting met
niets dan stemmingen. De voorzitter
van het stembureau mocht met recht
getuigen: „Nou zijn wij even opge
knapt!" Maar hij en zijn mannen heb
ben het ook netjes opgeknapt. Wij ge-
looven dat er ook een stembureau
voorzitter had kunnen zitten die kans
gezien zou hebben de stemming een
paar uur langer te doen duren. Daar
om was de lof die gebracht ward, dan
ook schoon verdiend.
Even kwam er een pijnlijk moment,
toen de heer Meïjnen weigerde zitting
te nemen in de commissie, voor het
oud-archief. Was dat een Jout in de
afspraak, of iets anders?
Natuurlijk waren de sociaal-demo
craten nijdig dat hun Schüller niet
gekozen werd in de Comm. van Fabri
cage en Grondbedrijf.
Ja, als je van tevoren hebt gedecre
teerd die en die willen wij in de Com
missie en het gebeurd. dan niet, dat is
ook wel erg! Maar dat ze dat nu
eischen met een beroep op de evenre
dige ^vertegenwoordiging, dat gaat
toch te ver. In een Commissie van 2
leden is het 10/33 toch altijd minder
dan 1 volgens Bartjes. Minder dan één
is in dit geval geen, dat kan niet
uitblijven.
Maar men zou ook nog kunnen vra
gen waarom juist in deze commissie
een plaats begeerd werd en niet b.v.
in de Commissie voor de Financiën.
Het is misschien wel eens goed, om
bij de begrooting de heeren eens aan
den tand te voelen.
Dat ze boos waren, bleek reeds in
het bezoek, dat de heer van Eek gedu
rig ontving. Het uitte zich nog tame
lijk sober en onvolledig. Wat toch be-
FEUILLETON.
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaftisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
71. o—
„Wij kómen ook zonder u!w inspan
ning wel vooruit. Gij kunt uw krach
ten besparen".
„Ik heb overvloed va^ti kracht en
behoef er niet zuinig mcee te zijn", ant
woord de Hermas en boog zich ver ach
terwaarts, opnieuw cite riemen stevig
aanhalende.
Halverwege rustte hij uit en zag
met welgevallen naar de maanschijf
en den blanken water spiegel. Onwil
lekeurig moest hf.j aan den hof van
Petrus denken, «d.'ie door hetzelfde zil
veren licht beschenen werd, toen hij
Syrona's venster inklom. Het beeld
van de schoorde vrouw met hare blan
ke armen kw/'am hem voor den geest,
en een weemoedig gevoel van heim
wee bekroop, hem. Hij slaakte een en
andermaal een zachte zucht, maar
toen zijn borst zich voor de derde
maal smartelijk verhief, herinnerde
hij zich b.et doel van zijn tocht, be
dacht hiji dat de ketens die hein knel
den geDroken waren, en in overmoed
sloeg b'ij met de riemen vlak op het
water, zoodat het hoog opvloog, en
een }/?jgen van helder flikkerende dia
manten over het vaartuig en hemzel-
ven, ■'uitstrooide.
doeld wordt met de dreiging van mid
delen om zich het ontroofde vermeen
de recht te verschaffen? Is dat mis
schien obstructie? Och kom, heeren,
denk dan aan 1914.
Een fractie van 10 in de oppositie,
daar moet rekening mee worden ge
houden, maar die moet niet meenen,
dat de meerderheid daarvoor bukken
moet. De heer Wilmer heeft dit zacht
maar juist geteekend.
Wanneer de volgende vergadering
de raadsleden fractiesgewijze plaats
nemen zal een tweetal leden het klei
ne bankje in 't midden moeten bezet
ten. Wie zouden dat moeten zijn. Er is
slechts één fractie die juist twee leden
overhoudt na de wethouderskeuze en
dat is de Vrijheidsbond. Het zou een
mooie zin van opoffering en tegemoet
koming zijn als deze twee zich daar
toe aanboden. Wie weet?
De Raad zal dankbaar zijn omdat
het dan geen ongenoegen geeft als de
vorige keer.
Nu de gemeenten.
Een voornaam punt op het pro
gram der gemeentepolitiek schrijft
onze N. P r o v. Gron. Cour, zal
in de komende jaren moeten zijn, de
bezuiniging. In „De Tijd." werd een
berekening gegeven - omtrent de nu
reeds verkregen resultaten voor de
bezuiniging met betrekking tot den
belastingdruk. In de periode 1910
1914. was de totale belastingdruk
rijk provincie en gemeente 35.01
per hoofd der gemiddelde bevolking.
In 1925 was dit bedrag gestegen tot
103.42. De totale belastingdruk was
dus ongeveer verdrievoudigd. Gemid
deld betaalde de belastingbetaler
driemaal meer belasting dan -vóór
1914. En ook al houdt men rekening
met het indexcijfer, dan kan nog ge
zegd, dat de belastingen meer dan
verdubbeld zijn.
Het rijk heeft bezuinigd.
Wil men dit op eenvoudige wijze
uitdrukken, stelt men het belasting
bedrag vóór 1920 óp x, dan werd na
1920 betaald 4 maal x en na 1925 2.7
maal x.
Wat de provincie aangaat zijn deze
cijfers: 4.9 maal x en 2.5 maal x.
Maar bij de gemeenten is het dus:
in 1921 was de belastingdruk 5 maal
x en daalde hij in 1925 tot 4 maal x.
Hieruit blijkt, dat de gemeenten het
traagst waren inzake de verlaging
der belastingen.
Houden wij nu nog rekening met
het feit, dat de gemeenten zeer hooge
winsten behalen uit de bedrijven, dan
wordt de zaak nog heel anders.
Nu kan men natuurlijk inzake de
gemeentepolitiek niet terug naar den
tijd vóór 1920. Men moet rekening
houden met het feit, dat de gemeen
ten door allerlei omstandigheden
voor groote uitgaven kwamen te
staan. Wij denken aan de verbreede
sociale taak en aaii de gevolgen van
de geweldige wijziging in het verkeer,
het onderhoud der wegen en straten.
Ook wordt er wel op gewezen, dat
het rijk verschillende uitgaven heeft
afgeschoven op de gemeenten en dus
bezuinigd heeft ten koste van de ge
meenten. Dit is een bewering die
maar niet zoo te bewijzen valt. De fi-
nancieele verhouding tusschen rijk en
gemeenten moet wel wijziging onder
gaan, maar de kwestie is uiterst
moeilijk, daar men licht vervalt in de
fout, dat men de kleine gemeenten
mee laat betalen voor de groote stad
en dat dus de groote steden haar las
ten gaan afwentelen op de platte
landsgemeenten, die het ook - reeds
zwaar hebben.
De gemeenten zullen dus evenals
het rijk en de provincie moeten be
ginnen met een goede bezuinigings-
politiek. Het lijkt er wel op, dat thans
de financieele moeilijkheden voor de
gemeenten een aanvang zullen nemen
Men leze eens de zorgvolle toon in
de toelichting der gemeentelijke be-
grootingen voor de groote steden.
Maar de belastingdruk voor zeer
vele kleine gemeenten is waarlijk niet
minder zwaar.
In het algemeen kan wel gezegd,
'dat de gemeentepolitiek voor de ko
mende jaren moet komen' te staan in
het teeken der bezuiniging.
Hij begon op nieuw te roeien en be
greep intusscben, dat hij wat beters
te doen had dan aan een vrouw te
denken. Het gelukte hem ook gemak
kelijk Sirona geheel te vergeten, want
in de eerstvolgende dagen wachtten
hem alle ervaringen van het krijgsle
ven. Er waren nauwelijks twee uren
na zijn afvaart van Raathoe verloo
pen, toen hij een ander werelddeel
betrad. Zoodra hij een veilige lig
plaats voor'zijn boot had gevonden,
sloop hij in het gebergte om de Blem-
myers te beloeren. Reeds op den eer
sten dag bereikte hij het dal, waarin
zij zich verzamelden. Op den tweeden
dag gelukte het hem, nadat hij meer
malen gezien en vervolgd was, een op
kondschap uitgezonden krijger te
grijpen en met zich mede te slepen.
Hij bond hem stevig èn kwam door
allerlei bedreigingen van dezen veel
te weten, Het aantal vijanden, die
zich tot den overval gereed maakten,
was groot, maar Hermas had hoop,
dat hij hun zou kunnen voorkomen,
want zijn gevangene verried hem de
plaats, waar zij hun op het land ge
trokken booten onder zand en stee-
nen verborgen bielden.
Zoodra het donker werd, naderde
de Anachoreet in zijn vaartuig de
plek, waar de overtocht zou plaats
hebben, en toen de Blemmyers in
dien vreeselijken onweersnacht hun
eerste boot in het water trokken, zeil
de Hermas den vijanden vooruit, en
landde met groot gevaar aan de wes
telijke helling van den berg, en be*
En zal deze bezuiniging mogelijk
zijn, dan zal men inzonderheid op
twee dingen moeten letten: in de eer
ste plaats zal men de meening moe
ten terug dringen als zou de gemeen
te voor alles en nog wat moeten zor
gen, steeds meer overnemende van
het particulier initiatief; men zal
naar het antirevolutionair beginsel
moeten terugkeeren; en in de tweede
plaats zal men moeten afzien van de
meening, dat de gemeente in alles,
wat zij doet, de royale hand moet
doen zien.
De burgerij moet leéren begrijpen,
dat de „groote pot" gevuld moet wor
den door de bijdragen van de belas
tingbetalers. Men moet ook bij de ge
meenten leerën niet verder te sprin
gen, dan de polsstok lang is.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen; Te Sluipwijk, W. 'Wes-
seldijk te Wouterswolde. Te Vianen,
N. Luyendijk te Nieuwerkerk aan den
IJssel. Te Rolde, H. T. A. J. Westrik,
te Holwerd.
GE RE F. KERKEN.
Beroepen: Te Jutrijp-Hommerts,
E. Douma, te Oostkapelle.
Bed'ankt: Voor Gpënga, c.a. H.
van der Zanden te Wapenveld.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Broek onder Ak-
kerwoude (Er.-), P. Zwier te- Papen-
drecht.
GEREF. GEM.
Bedankt: Voor Vlaai'dingen, J.
Fraanje, te Barnéveld.
BEROEPBAAR.
Dé heer A. Mout, ;di§ pr&eparatoir
is geëxamineerd éri met algemeene
stemmen tóegelaten om te staan naar
den Diénst dés. Woords en der Sacra
menten in de Geref. Kerken, zal gaar
ne een eventueel beroep in overwe
ging nemen. Zijn adres is Karei de
Stouteplein lib, Rotterdam.
TOEGELATEN TOT DE EVANGELIE
BEDIENING.
Het provinciaal kerkbestuur van de
provincie Friesland heeft Woensdag
tot de Evangeliebediening in de Ned.
Herv. Kerk toegelaten den heer P.
Prins van Wijngaarden, van Velp (G.)
candidaat te Leidén.
Het provinciaal kerkbestuur van
Zeeland heeft tot evangelie-bediening
in de Ned. Herv. Kerk toegelaten den
heer W. H. Kelder Jr., theologisch can
didaat aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht.
GEN. SYNODE DER GEREF.
KERKEN;
(Zitting v aif; gj ster en).
De zitting werd gisterenmorgen ge
opend met het zingen van Psalm 56
vers 5, het lezen van Openb. 21—7,
en gebed.
Appèl nominaal Werd gehouden. De
Professoren L. Lindeboom, Dr. H.
Bouwman, Dr. Hoekstra en Dr. J.
Waterink zonden bericht dat zij de
zittingen der Synode niet langer kun
nen bijwonen.
Ouderling J. Wolting, van Goes, is
vervangen door oud. P. Wouda, van
Meppel; oud. J. F. van Beeck Calkoen,
van Den Haag, door oud. H. Koel-
mans, van Boskoop. Zij betuigen door
op te staan instem/ming met de be
lijdenisschriften en worden door den
praeses welkom geheeten.
De 1ste scriba, Dr. G. Keizer, leest
de acta der elfde zitting, welke wor
den goedgekeurd en vastgesteld.
Alvorens nu den arbeid voort te
zetten, wenscht de praeses Ds. G. H.
A. v. d. Vegte, van Groningen, geluk
met zijn verjaardag. Hierna wordt
bet debat over het rapport van Com
missie II omtrent den arbeid van De
putaten voor correspondentie met de
buitenlandsche Kerken voortgezet.
Daarbij wordt het woord gevoerd door
Ds. E. Kolthoff, van Feldhausen
(Graafschap Bentheim), Ds. D. Post-
ma, van Burgersdorp (Zuid-Afrika),
Ds. J; L. Schouten, van Amsterdam;
Dr. H. Kaajan, van Utrecht; Dr. G.
klom zoo snel hij kon, den Sinai, om
de Pharanietische wachters op de uit
kijkposten -te waarschuwen.'
Voor zonsondergang bereikte hij de
moeilijk te beklimmen toppen,, wekte
de trage verspieders, die hun posten
hadden "verlaten, en vloog, eer deze
de wachttorens bestegen, de'vanen gé
heschen en de metalen bekkens ge
slagen hadden, afwaarts naar het bol
zijns vadei*s.
Sedert hij verdween, was Mirjam
onophoudelijk in de nabijheid geble-
Stephanus' spelonk.
Eiken morgen,-middag en avond had
zij voor den ouden man water gehaald,
ook nadat die nieuwe, zwaarmoedige
en knorrige verpléger in Paulus zijn
plaats was gekomen. Zij leefde van
de wortels en het brood, dat de kran
ke haar gaf, en legde zich des nachts
in een, haar sedert lang bekende die
pe en drooge rotsspleet te slapen neer
Voor zonsopgang verliet zij haar
harde legerstede, om de kruik van
den lijder te vullen en met Stephanus
oVer Hermas te spreken. Zij bewees
den ouden man gaarne een dienst,
daar zij van zijn lippen, zOo vaak zij
tot hem kwam, den naam zijns zoons
hoorde. Ook hij verblijdde zich altijd
als zij kwam, daar zij hem steeds ge
legenheid gaf over Hermas te spre
ken.
De kranke was sedert vele weken
zoo gewend zich té laten verplegen,
dat hij de hulpvaardige bedrijvigheid
van de herderin zich liet welgevallen
als iets, dat vanzelf sprak. Doch zij
Keizer, van Rheden-De Steeg; alsme
de door den praeses.
Hierna was wederom het woord aan
den rapporteur, Prof. Dr. V. Hepp.
Na re- en dupliek werden de con
clusies door de Commissie voorge
steld, aangenomen, waarin de Synode
machtigt tot benoemen van afgevaar
digden naar vergaderingen van bui
tenlandsche Kerken en machtigt tot
uitgifte van een propagandaboekje.
Het getuigenis der Kerken in H.V.
Prof. Dr. J. Ridderbos rapporteert
over het schrijven van. de Geref. Ker
ken in Hersteld Verband. Hij leest
voor het concept-antwoord, dat bij
goedkeuring aan deze kerken zal wor
den gezonden. Zonder discussie en
hoofdelijke stemming vereenigde da
vergadering zich met den inhoud van
dit antwoord.
De voorzitter wijst op de beteekenis
van het feit, dat deze beslissing zon
der discussie is genomen. Spr. dankt
Prof. Ridderbos en de commissie voor
het verrichte werk. Hij bidt God, dat
het schrijven vrucht moge dragen,
daar er niemand is die zich verblijdt
over de breuk, maar allen hereeniging
begeeren op den grondslag van. de be
slissing, die het vorig jaar genomen
is.
De uitbouw der belijdenis.
Dr. J. L. Schouten rapporteert na
der over het rapport van deputaten
inzake den uitbouw der belijdenis,
welke conclusies in de middagverga
dering in behandeling komen.
Middagzitting.
Te 1 uur werd de zitting hervat,
nadat gezongen was Ps. 147 10.
Uitbouw belijdenis.
Voortgezet werd de behandeling
der conclusies over het Rapport van
Deputaten inzake den uitbouw der
belijdenis.
Na eenige bespreking werden de
volgende conclusies aanvaard:
le. Het voorstel van deputaten, om.
hen te ontheffen van hun taak, te
aanvaarden;
2e. Deputaten dank te zeggen voor
hun verrichten arbeid;
3e. Opnieuw deputaten te benoe
men, ten getale van 6, met opdracht
om:
a. nader te onderzoeken voorshands
in hoeverre er inzake het leerstuk be
treffende de Heilige Schrift (in ver
band met de in den nieuweren tijd
zich dienaangaande opdoende vragen
met de hedendaagsche dwalingen, als
ook met het meerdere licht, door de
nieuwere Gereformeerde theologie,
dienaangaande ontstoken) behoefte
bestaat óf aan uitbreiding der belijde
nisschriften óf aan een nadere (door
de kerken te geven of althans te be
vorderen) uiteenzetting; en of het uit
voerbaar schijnt in deze behoefte te
voorzien;
b. en vervolgens aan te geven (zoo
mogelijk ook door een proeve) op wél
ke wijze dit zou kunnen geschieden.
Daarenboven aan hen machtiging
te verleenen, speciaal zoover het het
vraagstuk van de uitbreiding der be
lijdenisschriften betreft, overleg te
plegen met buitenlandsche kerken, die
op denzelfden grondslag staan.
Militarie zaken.
Ouderling Sjaardema rapporteert
over een vraag van de classis Harder
wijk, over de verhouding van de De
putaten ter behartiging van de gees
telijke belangen onzer militairen van
en het instituut der Legerpredikanten
anderzijds.
Verder over een schrijven van bet
H.B. van de Ned. Christ. Onderoffic.
Vereeniging, en over een schrijven
van Ds. S. Kamper te Oldebroek en
br. L. Kamper te Utrecht.
De conclusies worden vastgesteld
in dien zin, dat van een min goede
verhouding tusschen het college van
Deputaten voor de behartiging der
geestelijke belangen onzer militairen
en het instituut van legerpredikanten
de Synode niets is gebleken.
Ds. J. Gispen leest voor het Rapport
van Deputaten voor de geestelijke
verzorging van militairen.
Vervolgens leest dezelfde voor het
Rapport van Deputaten inzake art..
163 Acta Utrecht.
Ds. J. de Vries rapporteert, namens
Commissie. III, over genoemde rap
porten.
beproefde het nooit, zich rekenschap
te geven, om welke reden zij den
ouden man diende. Het zou Stepha
nus bitter gesmart hebben, wanneer
zij was uitgebleven, en ook voor haar
was bet gaan naar de bron en het
spreken met den oude een behoefte,
ja een noodzakelijkheid geworden,
want zij wist nog altijd niet, of Her
mas leefde, dan of Phoebicus hem in
gevolge haar verraad gedood had.
Misschien was alles wat Stephanus
haar vertelde van den overtocht van
zijn zoon om op kondschap uit te
gaan door Paulus slechts verzonnen,
om den kranke te sparen en langza
merhand aan het verlies te gewennen
Toch wilde zij maar al te gaarne ge-
looven, dat Hermas nog leefde, en
wanneer zij zich eerst laat uit de na
bijheid van het hol verwijderde, en
reeds voor de zon was opgegaan de
kruik van den kranke wederom vul
de, dan geschiedde dat alleen, omdat
zij zich overtuigd hield, dat hij die ver
dwenen was bij zijn terugkeer nie
mand eerder zou opzoeken dan zijn
vader.
Mirjam had geen rustig oogenblik
meer, want zoo vaak een vallende
steen, een naderende voetstap, of het
geluid van een dier de stilte van de
eenzaamheid verstoorde, verborg zij
zich en luisterde met een kloppend
hart, en dat niet zoozeer uit vrees
voor Petrus, haar vader, dien zij ont-
loopen was, dan in de verwachting,
de stappen van den man te booren,
dien zij in de handen van zijn vijand
Na eenige bespreking werden de
conclusies vastgesteld.
Dezelfde rapporteert over het vol
gende:
De Part. Synode van Zeeland van
oordeel, dat het ontvangen van ver
goedingen van de Overheid voor de
verzorging van de geestelijke belan
gen onzer militairen door Garnizoens
kerken (cf. Acta Gen. Syn. 1923, Art
164) niet principieel in strijd is met
het beginsel van „de vrijheid der Ker
ken", wendt zich tot dt Generale Sy
node met het voorstel de aanvaarding
van dien steun voortaan in de vrij
heid van elke Garnizoenskerk te laten
Bij de bespreking diende Ds. J. G.
Kunst het volgende voorstel in: „te
blijven bij het beslotene te dezer zake
en derhalve aan deputaten geen op
dracht te geven als intermediair op te
treden bij het verleenen van subsi
die", welk voorstel met 34 tegen 17
stemmen werd aangenomen.
Daarmede waren de voorgestelde
conclusies verworpen.
Oud. Van Oord lanceerde de ge
dachte, om vanwege de Deputaten de
predikanten in de garnizoenskerken
een gratificatie te verleenen.
Ds. De Vries rapporteert vervolgens
over het volgende:
De Part. Synode van Zuid-Holland
(Z.-G.) dringt er bij de Generale Syno
de onzer kerken op aan, dat zij de
ouders van hun zich in den militairen
dienst begevende zonen opwekke via
hun kerk kennis te geven aan .de gar
nizoenskerk van de aankomst hunney
zonen, en voorts, dat zij de garni
zoenskerken opwekke na afloop van
den diensttijd een attest af te géven
aan de kerk van herkomst (met een
duplicaat aan de ouders) waarin me-
dedeelingen worden verstrekt betref
fende hun catechisatie- en kerkbe
zoek, hun bezoek aan het Christelijk
Militair Tehuis (dit laatste na den
vader van het Mil. Tehuis te hebben
geraadpleegd) en betreffende hun
christelijk gedrag in en buiten den
militairen dienst (dit laatste na de
Nat. Chr. Officiers- en Onderofficieren
vereeniging te hebben geraadpleegd).
De commissie stelde aan de Synode
voor aan de te benoemen deputaten
voor de verzorging van onze militai
ren op te dragen elk jaar tegen den
tij .1, dat onze jonge mannen zich in
militairen dienst hebben te begeven,
al datgene te doen wat naar het oor
deel der deputaten het meest doeltref
fend zal zijn voor hun* geestelijke ver
zorging.
Aldus gesloten.
Ds. G. Hussmann van Bunde rap
porteerde over het verzoek tot goed
keuring van de grensregelingen tus
schen de kerken van Eernewoude en
Garijp en tusschen die van Ooster-
meer en Suameer.
Waar de betrokken classis binnen
bet ressort en de Part. Synode haar
goedkeuring reeds aan deze grens
regeling hechtte, verleende de Gen.
Synode approbatie, waar de kerken
van Garijp en Suameer behooren tot
het ressort van Friesland (Z.G.).
Eveneens verleende de Gen. Synode
deze approbatie aan de grenswijzi
ging tusschen het ressort van de Part.
Synode van Friesland (Z,G.) en dat
van Friesland (N.G.), en wel tusschen
de kerken Bolsward en Lollum en
wel in dier voege, dat de weg vanaf
den driesprong BurgwerdHiemert
Waaxens voortaan gerekend worde
te behooren tot de kerk van Lollum.
Bezwaarschriften.
Ds. J. L. Schouten rapporteerde over
een bezwaarschrift van br. O. C. te
Ermelo
De commissie stelde voor den heer
O. C. te berichten:
Dat de Synode op zijn verzoek niet
kan ingaan, aangezien hij hiervoor
gen enkelen grond aangeeft.
Financiën der Zending.
Ds. W. Breukelaar rapporteerde
over de financiën der Zending.
De commissie adviseerde o.m.:
met bijzonderen nadruk al de ker
ken op te wekken om zich getrouw
te houden aan de bepaling, dat van
alle inkomsten voor de zending zon
der eenige uitondering 10 moet
worden gestort in de Generale kas; en
d© te benoemen deputaten voor de
zending te machtigen desnoodig één
of meermalen namens de Generale
kerken t© vragen ten behoeve van de
Generale kas.
had overgeleverd, en naar wien zij nu
toch dag en nacht met smartelijk ver
langen uitzag.
Zoo vaak zij aan d© bron vertoef
de, maakte zij haar weerspannige ha
ren nat, om ze glad te strijken, en
wies haar glaat met zooveel ijver, als
zou het haar gelukken de donkere
kleur v. haar huid weg te wrijven. En
dat alles deed zij voor hem, en om
hem bij zijn terugkeer zoo goed te
bevallen als die blanke vrouw in de
oase, die zij even gloeiend haatte, als
zij hem liefhad.
Gedurende de onweersbui van den
laatsten nacht had een beek, die bo
ven van den berg stortte, zich in haar
schuilplaats uitgegoten, en haar van
daar verdreven. Doornat, zonder dak,
door berouw, angst en verlangen
rondgedreven, was zij van steen tot
steen geklommen, en had nu eens on
der deze, dan weder onder gene rota
beschutting en rust gezocht. Daarbij
was zij door de lichtschemering aan
gelokt, die uit de nieuwe woning van
den vromen Paulus te voorschijn
kwam, en had zij den Alexandrijn ge
zien en herkend. Doch hij had haar
niet opgemerkt, want hij zat naast
zijn 'haard op den grond neergehurkt,
geheel in gedachten verzonken. Zij
wist nu waar de verworpeling woon
de, naar wien Stephanus zoo dikwijls
had gevraagd. Door weeklachten en
duistere zinspelingen van den kranke
was zij te weten gekomen, dat ook hij
door hare vijandin verleid en in het
verderf gestort was.