NIEUWE LEIDSCHE COURANT liels liiensoiielipcs wmM mi DE BLODEN ZEGGEN. van DONDERDAG 8 SEPT. '27 TWEEDE BLAD.,,»,, Op de Raadstribune. De tribune was ditmaal, niettegen staande de warmte, en het gebrek aan zitplaatsen, wanneer zouden daar eens fatsoenlijke banken of stoelen komen nagenoeg vol. Zelfs eenige dames getroostten zich de moeite om een tijdlang te staan of te zitten op een bank zonder rugleuning. 't Was dan ook wel iets bijzonders In de eerste plaats omdat de Raad compleet was; alle 33 waren aanwezig. Maar toch ook omdat dit de eenige vergadering is in 4 jaar tijds zonder wethouders, dat wil zeggen practisch, omdat op denzelfden dag aftreden en optreden plaats heeft. Het is altijd een plechtig oogenblik, als 32 mannen (eene vrouw) eerst den eed van zuivering en dan den ambts eed of belofte afleggen. Toch gaat door de Wijze waarop sommigen de woor den: „Zoo waarlijk helpe mij God Al machtig" uitspreken, wel wat van die plechtigheid verloren. Maar bijzonder is en blijft zoo'n ver gadering. De wethouders-verkiezing leverde geen groote verrassingen. De sociaal democraten onthielden zich van elke stemming. Overigens deed het voorko men van een of meer dan tien blan co stemmen bij sommige stemmingen toch vermoeden dat onder de andere fracties de eenstemmigheid niet ge heel verkregen was. Zelfs kon bij een stemming de gekozene (de heer Splin ter) het niet tot het totaal aantal stem men van de rechterzijde brengen. Ook overigens gaf de stemverdeeling nog wel eenig blijk van geen volkomen overeenstemming. Maar in elk geval is de stemming verloopen zooals tevoren bekend Was. Toen de leden geinstalleerd waren en de Burgemeester de nieuwe raads leden geluk wenschte met hun benoe ming, hebben wij ons verheugd, dat hij nu Gods zegen inriep over het werk dat stond te gebeuren. Wij mogen niet twijfelen of Z.E.A. zal dat ook eerder gedaan hebben, maar het doet toch weldadig aan dat ook uit zijn mond openlijk te verne men. Zooals vanzelf spreekt, was het ver der een zeer vervelende zitting met niets dan stemmingen. De voorzitter van het stembureau mocht met recht getuigen: „Nou zijn wij even opge knapt!" Maar hij en zijn mannen heb ben het ook netjes opgeknapt. Wij ge- looven dat er ook een stembureau voorzitter had kunnen zitten die kans gezien zou hebben de stemming een paar uur langer te doen duren. Daar om was de lof die gebracht ward, dan ook schoon verdiend. Even kwam er een pijnlijk moment, toen de heer Meïjnen weigerde zitting te nemen in de commissie, voor het oud-archief. Was dat een Jout in de afspraak, of iets anders? Natuurlijk waren de sociaal-demo craten nijdig dat hun Schüller niet gekozen werd in de Comm. van Fabri cage en Grondbedrijf. Ja, als je van tevoren hebt gedecre teerd die en die willen wij in de Com missie en het gebeurd. dan niet, dat is ook wel erg! Maar dat ze dat nu eischen met een beroep op de evenre dige ^vertegenwoordiging, dat gaat toch te ver. In een Commissie van 2 leden is het 10/33 toch altijd minder dan 1 volgens Bartjes. Minder dan één is in dit geval geen, dat kan niet uitblijven. Maar men zou ook nog kunnen vra gen waarom juist in deze commissie een plaats begeerd werd en niet b.v. in de Commissie voor de Financiën. Het is misschien wel eens goed, om bij de begrooting de heeren eens aan den tand te voelen. Dat ze boos waren, bleek reeds in het bezoek, dat de heer van Eek gedu rig ontving. Het uitte zich nog tame lijk sober en onvolledig. Wat toch be- FEUILLETON. Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaftisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 71. o— „Wij kómen ook zonder u!w inspan ning wel vooruit. Gij kunt uw krach ten besparen". „Ik heb overvloed va^ti kracht en behoef er niet zuinig mcee te zijn", ant woord de Hermas en boog zich ver ach terwaarts, opnieuw cite riemen stevig aanhalende. Halverwege rustte hij uit en zag met welgevallen naar de maanschijf en den blanken water spiegel. Onwil lekeurig moest hf.j aan den hof van Petrus denken, «d.'ie door hetzelfde zil veren licht beschenen werd, toen hij Syrona's venster inklom. Het beeld van de schoorde vrouw met hare blan ke armen kw/'am hem voor den geest, en een weemoedig gevoel van heim wee bekroop, hem. Hij slaakte een en andermaal een zachte zucht, maar toen zijn borst zich voor de derde maal smartelijk verhief, herinnerde hij zich b.et doel van zijn tocht, be dacht hiji dat de ketens die hein knel den geDroken waren, en in overmoed sloeg b'ij met de riemen vlak op het water, zoodat het hoog opvloog, en een }/?jgen van helder flikkerende dia manten over het vaartuig en hemzel- ven, ■'uitstrooide. doeld wordt met de dreiging van mid delen om zich het ontroofde vermeen de recht te verschaffen? Is dat mis schien obstructie? Och kom, heeren, denk dan aan 1914. Een fractie van 10 in de oppositie, daar moet rekening mee worden ge houden, maar die moet niet meenen, dat de meerderheid daarvoor bukken moet. De heer Wilmer heeft dit zacht maar juist geteekend. Wanneer de volgende vergadering de raadsleden fractiesgewijze plaats nemen zal een tweetal leden het klei ne bankje in 't midden moeten bezet ten. Wie zouden dat moeten zijn. Er is slechts één fractie die juist twee leden overhoudt na de wethouderskeuze en dat is de Vrijheidsbond. Het zou een mooie zin van opoffering en tegemoet koming zijn als deze twee zich daar toe aanboden. Wie weet? De Raad zal dankbaar zijn omdat het dan geen ongenoegen geeft als de vorige keer. Nu de gemeenten. Een voornaam punt op het pro gram der gemeentepolitiek schrijft onze N. P r o v. Gron. Cour, zal in de komende jaren moeten zijn, de bezuiniging. In „De Tijd." werd een berekening gegeven - omtrent de nu reeds verkregen resultaten voor de bezuiniging met betrekking tot den belastingdruk. In de periode 1910 1914. was de totale belastingdruk rijk provincie en gemeente 35.01 per hoofd der gemiddelde bevolking. In 1925 was dit bedrag gestegen tot 103.42. De totale belastingdruk was dus ongeveer verdrievoudigd. Gemid deld betaalde de belastingbetaler driemaal meer belasting dan -vóór 1914. En ook al houdt men rekening met het indexcijfer, dan kan nog ge zegd, dat de belastingen meer dan verdubbeld zijn. Het rijk heeft bezuinigd. Wil men dit op eenvoudige wijze uitdrukken, stelt men het belasting bedrag vóór 1920 óp x, dan werd na 1920 betaald 4 maal x en na 1925 2.7 maal x. Wat de provincie aangaat zijn deze cijfers: 4.9 maal x en 2.5 maal x. Maar bij de gemeenten is het dus: in 1921 was de belastingdruk 5 maal x en daalde hij in 1925 tot 4 maal x. Hieruit blijkt, dat de gemeenten het traagst waren inzake de verlaging der belastingen. Houden wij nu nog rekening met het feit, dat de gemeenten zeer hooge winsten behalen uit de bedrijven, dan wordt de zaak nog heel anders. Nu kan men natuurlijk inzake de gemeentepolitiek niet terug naar den tijd vóór 1920. Men moet rekening houden met het feit, dat de gemeen ten door allerlei omstandigheden voor groote uitgaven kwamen te staan. Wij denken aan de verbreede sociale taak en aaii de gevolgen van de geweldige wijziging in het verkeer, het onderhoud der wegen en straten. Ook wordt er wel op gewezen, dat het rijk verschillende uitgaven heeft afgeschoven op de gemeenten en dus bezuinigd heeft ten koste van de ge meenten. Dit is een bewering die maar niet zoo te bewijzen valt. De fi- nancieele verhouding tusschen rijk en gemeenten moet wel wijziging onder gaan, maar de kwestie is uiterst moeilijk, daar men licht vervalt in de fout, dat men de kleine gemeenten mee laat betalen voor de groote stad en dat dus de groote steden haar las ten gaan afwentelen op de platte landsgemeenten, die het ook - reeds zwaar hebben. De gemeenten zullen dus evenals het rijk en de provincie moeten be ginnen met een goede bezuinigings- politiek. Het lijkt er wel op, dat thans de financieele moeilijkheden voor de gemeenten een aanvang zullen nemen Men leze eens de zorgvolle toon in de toelichting der gemeentelijke be- grootingen voor de groote steden. Maar de belastingdruk voor zeer vele kleine gemeenten is waarlijk niet minder zwaar. In het algemeen kan wel gezegd, 'dat de gemeentepolitiek voor de ko mende jaren moet komen' te staan in het teeken der bezuiniging. Hij begon op nieuw te roeien en be greep intusscben, dat hij wat beters te doen had dan aan een vrouw te denken. Het gelukte hem ook gemak kelijk Sirona geheel te vergeten, want in de eerstvolgende dagen wachtten hem alle ervaringen van het krijgsle ven. Er waren nauwelijks twee uren na zijn afvaart van Raathoe verloo pen, toen hij een ander werelddeel betrad. Zoodra hij een veilige lig plaats voor'zijn boot had gevonden, sloop hij in het gebergte om de Blem- myers te beloeren. Reeds op den eer sten dag bereikte hij het dal, waarin zij zich verzamelden. Op den tweeden dag gelukte het hem, nadat hij meer malen gezien en vervolgd was, een op kondschap uitgezonden krijger te grijpen en met zich mede te slepen. Hij bond hem stevig èn kwam door allerlei bedreigingen van dezen veel te weten, Het aantal vijanden, die zich tot den overval gereed maakten, was groot, maar Hermas had hoop, dat hij hun zou kunnen voorkomen, want zijn gevangene verried hem de plaats, waar zij hun op het land ge trokken booten onder zand en stee- nen verborgen bielden. Zoodra het donker werd, naderde de Anachoreet in zijn vaartuig de plek, waar de overtocht zou plaats hebben, en toen de Blemmyers in dien vreeselijken onweersnacht hun eerste boot in het water trokken, zeil de Hermas den vijanden vooruit, en landde met groot gevaar aan de wes telijke helling van den berg, en be* En zal deze bezuiniging mogelijk zijn, dan zal men inzonderheid op twee dingen moeten letten: in de eer ste plaats zal men de meening moe ten terug dringen als zou de gemeen te voor alles en nog wat moeten zor gen, steeds meer overnemende van het particulier initiatief; men zal naar het antirevolutionair beginsel moeten terugkeeren; en in de tweede plaats zal men moeten afzien van de meening, dat de gemeente in alles, wat zij doet, de royale hand moet doen zien. De burgerij moet leéren begrijpen, dat de „groote pot" gevuld moet wor den door de bijdragen van de belas tingbetalers. Men moet ook bij de ge meenten leerën niet verder te sprin gen, dan de polsstok lang is. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen; Te Sluipwijk, W. 'Wes- seldijk te Wouterswolde. Te Vianen, N. Luyendijk te Nieuwerkerk aan den IJssel. Te Rolde, H. T. A. J. Westrik, te Holwerd. GE RE F. KERKEN. Beroepen: Te Jutrijp-Hommerts, E. Douma, te Oostkapelle. Bed'ankt: Voor Gpënga, c.a. H. van der Zanden te Wapenveld. CHR. GEREF. KERK. Bedankt: Voor Broek onder Ak- kerwoude (Er.-), P. Zwier te- Papen- drecht. GEREF. GEM. Bedankt: Voor Vlaai'dingen, J. Fraanje, te Barnéveld. BEROEPBAAR. Dé heer A. Mout, ;di§ pr&eparatoir is geëxamineerd éri met algemeene stemmen tóegelaten om te staan naar den Diénst dés. Woords en der Sacra menten in de Geref. Kerken, zal gaar ne een eventueel beroep in overwe ging nemen. Zijn adres is Karei de Stouteplein lib, Rotterdam. TOEGELATEN TOT DE EVANGELIE BEDIENING. Het provinciaal kerkbestuur van de provincie Friesland heeft Woensdag tot de Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk toegelaten den heer P. Prins van Wijngaarden, van Velp (G.) candidaat te Leidén. Het provinciaal kerkbestuur van Zeeland heeft tot evangelie-bediening in de Ned. Herv. Kerk toegelaten den heer W. H. Kelder Jr., theologisch can didaat aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. GEN. SYNODE DER GEREF. KERKEN; (Zitting v aif; gj ster en). De zitting werd gisterenmorgen ge opend met het zingen van Psalm 56 vers 5, het lezen van Openb. 21—7, en gebed. Appèl nominaal Werd gehouden. De Professoren L. Lindeboom, Dr. H. Bouwman, Dr. Hoekstra en Dr. J. Waterink zonden bericht dat zij de zittingen der Synode niet langer kun nen bijwonen. Ouderling J. Wolting, van Goes, is vervangen door oud. P. Wouda, van Meppel; oud. J. F. van Beeck Calkoen, van Den Haag, door oud. H. Koel- mans, van Boskoop. Zij betuigen door op te staan instem/ming met de be lijdenisschriften en worden door den praeses welkom geheeten. De 1ste scriba, Dr. G. Keizer, leest de acta der elfde zitting, welke wor den goedgekeurd en vastgesteld. Alvorens nu den arbeid voort te zetten, wenscht de praeses Ds. G. H. A. v. d. Vegte, van Groningen, geluk met zijn verjaardag. Hierna wordt bet debat over het rapport van Com missie II omtrent den arbeid van De putaten voor correspondentie met de buitenlandsche Kerken voortgezet. Daarbij wordt het woord gevoerd door Ds. E. Kolthoff, van Feldhausen (Graafschap Bentheim), Ds. D. Post- ma, van Burgersdorp (Zuid-Afrika), Ds. J; L. Schouten, van Amsterdam; Dr. H. Kaajan, van Utrecht; Dr. G. klom zoo snel hij kon, den Sinai, om de Pharanietische wachters op de uit kijkposten -te waarschuwen.' Voor zonsondergang bereikte hij de moeilijk te beklimmen toppen,, wekte de trage verspieders, die hun posten hadden "verlaten, en vloog, eer deze de wachttorens bestegen, de'vanen gé heschen en de metalen bekkens ge slagen hadden, afwaarts naar het bol zijns vadei*s. Sedert hij verdween, was Mirjam onophoudelijk in de nabijheid geble- Stephanus' spelonk. Eiken morgen,-middag en avond had zij voor den ouden man water gehaald, ook nadat die nieuwe, zwaarmoedige en knorrige verpléger in Paulus zijn plaats was gekomen. Zij leefde van de wortels en het brood, dat de kran ke haar gaf, en legde zich des nachts in een, haar sedert lang bekende die pe en drooge rotsspleet te slapen neer Voor zonsopgang verliet zij haar harde legerstede, om de kruik van den lijder te vullen en met Stephanus oVer Hermas te spreken. Zij bewees den ouden man gaarne een dienst, daar zij van zijn lippen, zOo vaak zij tot hem kwam, den naam zijns zoons hoorde. Ook hij verblijdde zich altijd als zij kwam, daar zij hem steeds ge legenheid gaf over Hermas te spre ken. De kranke was sedert vele weken zoo gewend zich té laten verplegen, dat hij de hulpvaardige bedrijvigheid van de herderin zich liet welgevallen als iets, dat vanzelf sprak. Doch zij Keizer, van Rheden-De Steeg; alsme de door den praeses. Hierna was wederom het woord aan den rapporteur, Prof. Dr. V. Hepp. Na re- en dupliek werden de con clusies door de Commissie voorge steld, aangenomen, waarin de Synode machtigt tot benoemen van afgevaar digden naar vergaderingen van bui tenlandsche Kerken en machtigt tot uitgifte van een propagandaboekje. Het getuigenis der Kerken in H.V. Prof. Dr. J. Ridderbos rapporteert over het schrijven van. de Geref. Ker ken in Hersteld Verband. Hij leest voor het concept-antwoord, dat bij goedkeuring aan deze kerken zal wor den gezonden. Zonder discussie en hoofdelijke stemming vereenigde da vergadering zich met den inhoud van dit antwoord. De voorzitter wijst op de beteekenis van het feit, dat deze beslissing zon der discussie is genomen. Spr. dankt Prof. Ridderbos en de commissie voor het verrichte werk. Hij bidt God, dat het schrijven vrucht moge dragen, daar er niemand is die zich verblijdt over de breuk, maar allen hereeniging begeeren op den grondslag van. de be slissing, die het vorig jaar genomen is. De uitbouw der belijdenis. Dr. J. L. Schouten rapporteert na der over het rapport van deputaten inzake den uitbouw der belijdenis, welke conclusies in de middagverga dering in behandeling komen. Middagzitting. Te 1 uur werd de zitting hervat, nadat gezongen was Ps. 147 10. Uitbouw belijdenis. Voortgezet werd de behandeling der conclusies over het Rapport van Deputaten inzake den uitbouw der belijdenis. Na eenige bespreking werden de volgende conclusies aanvaard: le. Het voorstel van deputaten, om. hen te ontheffen van hun taak, te aanvaarden; 2e. Deputaten dank te zeggen voor hun verrichten arbeid; 3e. Opnieuw deputaten te benoe men, ten getale van 6, met opdracht om: a. nader te onderzoeken voorshands in hoeverre er inzake het leerstuk be treffende de Heilige Schrift (in ver band met de in den nieuweren tijd zich dienaangaande opdoende vragen met de hedendaagsche dwalingen, als ook met het meerdere licht, door de nieuwere Gereformeerde theologie, dienaangaande ontstoken) behoefte bestaat óf aan uitbreiding der belijde nisschriften óf aan een nadere (door de kerken te geven of althans te be vorderen) uiteenzetting; en of het uit voerbaar schijnt in deze behoefte te voorzien; b. en vervolgens aan te geven (zoo mogelijk ook door een proeve) op wél ke wijze dit zou kunnen geschieden. Daarenboven aan hen machtiging te verleenen, speciaal zoover het het vraagstuk van de uitbreiding der be lijdenisschriften betreft, overleg te plegen met buitenlandsche kerken, die op denzelfden grondslag staan. Militarie zaken. Ouderling Sjaardema rapporteert over een vraag van de classis Harder wijk, over de verhouding van de De putaten ter behartiging van de gees telijke belangen onzer militairen van en het instituut der Legerpredikanten anderzijds. Verder over een schrijven van bet H.B. van de Ned. Christ. Onderoffic. Vereeniging, en over een schrijven van Ds. S. Kamper te Oldebroek en br. L. Kamper te Utrecht. De conclusies worden vastgesteld in dien zin, dat van een min goede verhouding tusschen het college van Deputaten voor de behartiging der geestelijke belangen onzer militairen en het instituut van legerpredikanten de Synode niets is gebleken. Ds. J. Gispen leest voor het Rapport van Deputaten voor de geestelijke verzorging van militairen. Vervolgens leest dezelfde voor het Rapport van Deputaten inzake art.. 163 Acta Utrecht. Ds. J. de Vries rapporteert, namens Commissie. III, over genoemde rap porten. beproefde het nooit, zich rekenschap te geven, om welke reden zij den ouden man diende. Het zou Stepha nus bitter gesmart hebben, wanneer zij was uitgebleven, en ook voor haar was bet gaan naar de bron en het spreken met den oude een behoefte, ja een noodzakelijkheid geworden, want zij wist nog altijd niet, of Her mas leefde, dan of Phoebicus hem in gevolge haar verraad gedood had. Misschien was alles wat Stephanus haar vertelde van den overtocht van zijn zoon om op kondschap uit te gaan door Paulus slechts verzonnen, om den kranke te sparen en langza merhand aan het verlies te gewennen Toch wilde zij maar al te gaarne ge- looven, dat Hermas nog leefde, en wanneer zij zich eerst laat uit de na bijheid van het hol verwijderde, en reeds voor de zon was opgegaan de kruik van den kranke wederom vul de, dan geschiedde dat alleen, omdat zij zich overtuigd hield, dat hij die ver dwenen was bij zijn terugkeer nie mand eerder zou opzoeken dan zijn vader. Mirjam had geen rustig oogenblik meer, want zoo vaak een vallende steen, een naderende voetstap, of het geluid van een dier de stilte van de eenzaamheid verstoorde, verborg zij zich en luisterde met een kloppend hart, en dat niet zoozeer uit vrees voor Petrus, haar vader, dien zij ont- loopen was, dan in de verwachting, de stappen van den man te booren, dien zij in de handen van zijn vijand Na eenige bespreking werden de conclusies vastgesteld. Dezelfde rapporteert over het vol gende: De Part. Synode van Zeeland van oordeel, dat het ontvangen van ver goedingen van de Overheid voor de verzorging van de geestelijke belan gen onzer militairen door Garnizoens kerken (cf. Acta Gen. Syn. 1923, Art 164) niet principieel in strijd is met het beginsel van „de vrijheid der Ker ken", wendt zich tot dt Generale Sy node met het voorstel de aanvaarding van dien steun voortaan in de vrij heid van elke Garnizoenskerk te laten Bij de bespreking diende Ds. J. G. Kunst het volgende voorstel in: „te blijven bij het beslotene te dezer zake en derhalve aan deputaten geen op dracht te geven als intermediair op te treden bij het verleenen van subsi die", welk voorstel met 34 tegen 17 stemmen werd aangenomen. Daarmede waren de voorgestelde conclusies verworpen. Oud. Van Oord lanceerde de ge dachte, om vanwege de Deputaten de predikanten in de garnizoenskerken een gratificatie te verleenen. Ds. De Vries rapporteert vervolgens over het volgende: De Part. Synode van Zuid-Holland (Z.-G.) dringt er bij de Generale Syno de onzer kerken op aan, dat zij de ouders van hun zich in den militairen dienst begevende zonen opwekke via hun kerk kennis te geven aan .de gar nizoenskerk van de aankomst hunney zonen, en voorts, dat zij de garni zoenskerken opwekke na afloop van den diensttijd een attest af te géven aan de kerk van herkomst (met een duplicaat aan de ouders) waarin me- dedeelingen worden verstrekt betref fende hun catechisatie- en kerkbe zoek, hun bezoek aan het Christelijk Militair Tehuis (dit laatste na den vader van het Mil. Tehuis te hebben geraadpleegd) en betreffende hun christelijk gedrag in en buiten den militairen dienst (dit laatste na de Nat. Chr. Officiers- en Onderofficieren vereeniging te hebben geraadpleegd). De commissie stelde aan de Synode voor aan de te benoemen deputaten voor de verzorging van onze militai ren op te dragen elk jaar tegen den tij .1, dat onze jonge mannen zich in militairen dienst hebben te begeven, al datgene te doen wat naar het oor deel der deputaten het meest doeltref fend zal zijn voor hun* geestelijke ver zorging. Aldus gesloten. Ds. G. Hussmann van Bunde rap porteerde over het verzoek tot goed keuring van de grensregelingen tus schen de kerken van Eernewoude en Garijp en tusschen die van Ooster- meer en Suameer. Waar de betrokken classis binnen bet ressort en de Part. Synode haar goedkeuring reeds aan deze grens regeling hechtte, verleende de Gen. Synode approbatie, waar de kerken van Garijp en Suameer behooren tot het ressort van Friesland (Z.G.). Eveneens verleende de Gen. Synode deze approbatie aan de grenswijzi ging tusschen het ressort van de Part. Synode van Friesland (Z,G.) en dat van Friesland (N.G.), en wel tusschen de kerken Bolsward en Lollum en wel in dier voege, dat de weg vanaf den driesprong BurgwerdHiemert Waaxens voortaan gerekend worde te behooren tot de kerk van Lollum. Bezwaarschriften. Ds. J. L. Schouten rapporteerde over een bezwaarschrift van br. O. C. te Ermelo De commissie stelde voor den heer O. C. te berichten: Dat de Synode op zijn verzoek niet kan ingaan, aangezien hij hiervoor gen enkelen grond aangeeft. Financiën der Zending. Ds. W. Breukelaar rapporteerde over de financiën der Zending. De commissie adviseerde o.m.: met bijzonderen nadruk al de ker ken op te wekken om zich getrouw te houden aan de bepaling, dat van alle inkomsten voor de zending zon der eenige uitondering 10 moet worden gestort in de Generale kas; en d© te benoemen deputaten voor de zending te machtigen desnoodig één of meermalen namens de Generale kerken t© vragen ten behoeve van de Generale kas. had overgeleverd, en naar wien zij nu toch dag en nacht met smartelijk ver langen uitzag. Zoo vaak zij aan d© bron vertoef de, maakte zij haar weerspannige ha ren nat, om ze glad te strijken, en wies haar glaat met zooveel ijver, als zou het haar gelukken de donkere kleur v. haar huid weg te wrijven. En dat alles deed zij voor hem, en om hem bij zijn terugkeer zoo goed te bevallen als die blanke vrouw in de oase, die zij even gloeiend haatte, als zij hem liefhad. Gedurende de onweersbui van den laatsten nacht had een beek, die bo ven van den berg stortte, zich in haar schuilplaats uitgegoten, en haar van daar verdreven. Doornat, zonder dak, door berouw, angst en verlangen rondgedreven, was zij van steen tot steen geklommen, en had nu eens on der deze, dan weder onder gene rota beschutting en rust gezocht. Daarbij was zij door de lichtschemering aan gelokt, die uit de nieuwe woning van den vromen Paulus te voorschijn kwam, en had zij den Alexandrijn ge zien en herkend. Doch hij had haar niet opgemerkt, want hij zat naast zijn 'haard op den grond neergehurkt, geheel in gedachten verzonken. Zij wist nu waar de verworpeling woon de, naar wien Stephanus zoo dikwijls had gevraagd. Door weeklachten en duistere zinspelingen van den kranke was zij te weten gekomen, dat ook hij door hare vijandin verleid en in het verderf gestort was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5