CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
Dit nummer beslaat uit TWEE Bladen.
Vacantie.
Belangrijkste nieuws in dit Nummer.
8»'e jaargang
woensdag 20 juli 1927
NUMMER 2183
BUREAU: Hooigracht 35
Leiden
Tel. 1278, Postgiro 58936
Postbox 20
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal 2.50
Per week 0.19
Franco per post per kwartaal I 2.90
EERSTE TBLAD.
Wij zenden de N. L. Crt. tijdens
de vacantie gaarne aan de vacantie-
adressen onzer abonné's, doch ver
zoeken vriendelijk duidelijke op
gave, zoowel van tegenwoordig als
vacantie-adres.
De Administratie.
De gemeente Leiden en de
Chr. H. B. S.
Op een adres van het Bestuur der
Chr H.B.S. alhier,, om over het jaar
1924 van de gemeente Leiden een 'sub
sidie te mogen ontvangen van 65,59
per Leidsche leerling, tot een totaal
bedrag van 3596;52, is dezer dagen
prae-advies verschenen van B. en W.
Het College stelt daarin voor, niet het
gevraagde bedrag te geven, doch 60
er van, of ƒ2157,91.
De zonderlinge redeneeringen, die
tot deze conclusie hebben geleid, ge
voegd bij de houding die B. en W. ook
verleden jaar tegenover deze school
innamen en nu nog blijken in te ne
men, noopt tot een woord van toelich
ting en protest.
Allereerst van toelichting.
Een bijzondere middelbare school
als onze Chr. H.B.S. trekt haar inkom
sten allereerst uit subsidiën van het
rijk Dit betaalt ongeveer 80 van de
salarissen der leeraren, van de rente
en aflossing der stichtingskosten en
van de zuivere onderwijs-exploitatie-
kosten (leermiddelen, onderhoud, vuur
licht, enz.). Er blijven dus nog 20
van de kosten over, benevens de ver-
eenigingsonkosten. Deze worden ge
deeltelijk gedekt door schoolgelden
(deze zijn aanzienlijk hooger dan bij
het openbaar onderwijs) giften, contri-
butiën, enz. en kunnen voor 't overige
gedekt worden door subsidiën van ge
meenten.
Was er vroeger voor de gemeenten
geen vrijheid om het bijzonder mid
delbaar onderwijs te subsidiëeren, nu
is die vrijheid er wel. Nu de gemeen
tebesturen wettelijk vrij zijn om van
hun gezindheid tegenover het bijzon
der middelbaar onderwijs getuigenis
te doen, heeft het bestuur der Chr. H.
B.S. alhier, over het jaar 1923 het te
kort per leerling, zijnde 26,26, ge
vraagd aan alle gemeenten waaruit
lgerlingen de school bezoeken. Bijna
alle omliggende, gemeenten voldeden
vlot aan dit verzoek, waaraan de om
standigheid dat zoowat in alle gemeen
ten de rechterzijde meerderheid is, niet
vreemd zal zijn geweest. Alleen in Lei
den stuitte het bestuur op verzet. B
en W. redeneerden aldus: er zijn hier
gemeentelijke hoogere burgerscholen,
aan een christelijke is dus geen be
hoefte. Niettemin moet erkend, dat de
mogelijkheid bestaat, (voor het jaar
1924 is die mogelijkheid naar het eigen
getuigenis van B. en W. werkelijkheid)
dat het aanwezig zijn van een Chr..
H.B.S. de gemeente geld bespaart door
dat de gemeentelijke scholen daardoor
kleiner in omvang zijn dan zij zonder
Chr. H.B.S. vermoedelijk zouden zijn
en dat is dan ook de grond om eenige
subsidie te geven. Evenwel niet het be
drag dat het Bestuur vraagt. Dit be
stuur toch heeft bij zijn verzoeken al
le gemeenten over één kam geschoren
en niet bedacht, dat de buitengemeen
ten er voordeel van hebben, dat leer
lingen de Chr. H.B.S. en niet een der
gemeentelijke H.B.Scholen bezoeken.
Dan toch, het staat uitdrukkelijk in
de wet, moeten die buitengemeenten
aan de gemeente van vestiging de helft
van den kostprijs (ongeveer ƒ180.—
per leerling) vergoeden. Zij komen er
nu met 26,26 per leerling over 1923
resp. 65.59 over 1924, zoo goedkoops
af, dat zij best wat meer kunnen beta
len en wij wat minder. Wij geven dus
niet wat het bestuur vraagt ma^r 60
daarvan. De rest moeten de buitenge
meenten maar betalen.
Deze redeneering nu is door en door
fout èn principieel èn technisch. Prin
cipieel omdat voor hen die christelijk
onderwijs voor hun kinderen begeeren,
de openbare scholen onbruikbaar
zijn en een redeneering, dat chr. scho
len alleen dan voor subsidie in aan
merking komen, als zij der gemeente
geld besparen, uit beginsel-oogpunt
geheel verwerpelijk is. Dit is zoozeer
het abc van de geheele christelijke
onderwijspolitiek, dat het geheel on-
noodig moet worden geacht voor een
christelijk lezerspubliek deze stelling
nog te verdedigen. Waar de gemeenten
vrijheid hebben oin chr. middelbare
scholen te subsidiëeren is hetgeen voor
recht voor ieder christelijk gemeente
bestuurder om ook daarin blijk te ge
ven van zijn oprechte liefde voor de
vrijheid van onderwijs en voor de mei
moeite bevochten erkenning, dat een
chr. opvoeding recht van bestaan heeft
en dus recht op steun, waar de neu
trale school geheel uit de overheids
kassen wordt betaald. Op treffend een
voudige, doch zeer overtuigende wijze
is dit nog niet lang geleden door een
chr. historisch raadslid in een der om
liggende dorpen, tegenover vrijzinni
ge bestrijding, tot uiting gebracht en
toen wij dit lazen, trokken wij onwil
lekeurig een vergelijking tusschen
sommige chr. historischen hier en in
dat dorp.
Doch ook technisch is wat B. en W.
willen niet te doen. Immers de gemeen
ten zijn vrij, doch gevoelen op grond
der rechtsgelijkheid de billijkheid om
voor leerlingen uit hun gemeente een
evenredig deel bij te dragen in
het tekort der centrale bijzondere H
B.S. Maar welke rechtsgrond is er aan
te voeren door het bestuur van de
Chr. H.B.S. om die gemeenten niet
100 van dat evenredig deel te vra
gen maar b.v. 150 %1 Geen enkele. Dat
die gemeenten voordeel hebben van de
omstandigheid, dat de gemeentelijke
H.B.S. zooveel duurder is dan de chris
telijke, gaat toch het bestuur der Chr.
H.B S niet aan.
Daar heeft aat bestuur niets mee te
maken en het gevaar is niet alleen
niet denkbeeldig, doch zeer voor de
hand liggend, dat de buitengemeenten
bemerkende, dat het bestuur der Chr
H.B.S. hen hooger ging aanslaan dan
de gemeente van vestiging, eenvoudig
óf niets zouden geven, óf b.v. 60 of
50 van het aangevraagde.
Het is niet minder dan in hooge
mate onwelwillend, dat B. en W. op
dien grond de subsidie niet tot her
volle bedrag maar slechts voor 60
willen toestaan en wij twijfelen niet oi
van rechtsche zijde zal, evenals dit 't
vorig jaar geschiedde, worden Voorge
steld de volle 1P0 te geven.
Niet geheel onvermakelijk is het, dat
B. en W. aan den Raad meedeelen, dat
zij stappen hebben gedaan bij de re
geering om de buitengemeenten te ver
plichten in de nadeelige saldo's der
bijzondere scholen bij te dragen Is dit
College, dat zóó weinig z'n eigen plichi
en roeping verstaat, de eerst aangewe
zene om te vragenanderen, die dit
over 't geheel genomen wel doen, een
verplichting op te leggen? „Genees
meester genees u zeiven", zal de regee
ring kunnen antwoorden op een desbe
treffende missive van B en W. van
Leidën.
Doch gesteld, dat wat B. en W. wil
len, eens gebeurde, dan zou er toch
nooit wat anders in de wet kunnen
komen dan dat alle gemeenten, ook
die van vestiging, een evenredig deei
in die nadeelige saldo's moeten bij
dragen. Dit is thans ook het geval bij
de rijks hoogere burgerscholen, waar
niet alleen de buitengemeenten maar
ook de gemeente van vestiging moet
meebetalen, ook al is er in die gemeen
te nog een gemeentelijke H.B.S. (b.v.
te Utrecht).
Hoewel B. en W. de vrijheid hebben
nu reeds alles te geven wat het Bf
stuur vraagt, doen ze het niet en geven
ze slechts 60 en schrijven tegelijk
aan de regeering: ach, reg'eering, ver
plicht ons en anderen toch 100 te ge
ven. Voorwaar een zonderlinge actie.
Neen, dan kan een voorbeeld 'geno
men worden aan het bestuur der ge
meente Alphen aan den Rijn dat afge
zien van het aantal Alphensche leer
lingen 4000.per jaar subsidie geeft
aan de Chr. H.B.S. aldaar of aan het
gemeentebestuur van Alkmaar dat on
verplicht voor-een te openen Roomsch-
Katholiek lyceum een jaarlijksche sub
sidie van 6000.— in uitzicht stelde.
Die besturen begrijpen de belangen
hunner gemeenten en de rechten der
christenouders.
Maar in Leiden is men zoover nog
niet. Daar worden rekensommetjes ge
maakt die niemand begrijpt maar
waarvan de uitkomst deze is dat ruim
1400.weer wordt geschoven op den
rug der christelijke voorstanders van
bijzonder middelbaar onderwijs. Alsoi
deze door hooge schoolgelden en con-
tributiën nog niet genoeg daarvoor
hebben moeten offeren.
Wij doen met grooten ernst een be
roep op alle Anti-Revolutionaire, Chr.
Historische en Katholieke raadsleden
'om het onrecht dat hier staat te ge
beuren te verijdelen.
t t
V Mr. Th. Heemskerk.
De voorzitter onzer Anti-Revolutio
naire Kamerclub viert heden zijn 75en
verjaardag.
Dat op zichzelf is een voorrecht, dat
God aan slechts enkelen doet te beurt
vallen.
Maér hoe groot wordt dit voorrecht
voor Mr. Theodorus Heemskerk nu hij
op een leeftijd van 3/4 eeuw mag terug
zien, nog in frissche, schier ongebro
ken kracht, nog de man die dagelijks
in de politiek opgaat, die leiding
geeft in een Kamerclub, welke, ook
door alle andere, als niet de minste
wordt erkend.
Mr. Heemskerk geniet daarin een
bijzonder voorrecht, waar wij hem van
harte mede gelukwenschen.
Maar niet alleen voor den jarige zelf
is deze dag van groote beteekenis. Ook
voor ons volk en meer in bijzonderen
zin, voor ons Anti-Revolutionairen.
Mr. Heemskerk toch heeft zijn jeugd
doorgebracht in Liberalen kring. Zijn
vader, Mr. J. Heemskerk Azn., was
destijds een beteekenende figuur in de
toenmaals machtige conservatieve par
tij. Als jong juridisch student aan onze
Leidsche Universiteit was de heer Th
Heemskerk nog vurig tegenstander
van de Calvinistische wereld- en le
vensbeschouwing. Zelfs tegen Dr. Kuy-
per meende hij het te moeten opnemen
Hoe geheel anders heeft God het
geleid.
Welk een beteekenende plaats heeft
de heer Heemskerk niet ingenomen in
de hoofdstad, in de Staten van Noord-
Holland, maar vooral in de Kamer en
als Minister.
Zoowel als Minister-President toen
hij de portefeuille van Binnenlandsche
Zaken had, als, toen hij zelf geen lei
der zijnde, het Depar'errtent van Jus
titie beheerde, heeft Mr. Heemskerk
een plaats van gewicht en een plaats
met eere ingenomen.
Is de heer Heemskerk geen heroïeke
figuur als Kuyper was, zelfs niet een
persoonlijkheid als Colijn. niet minder
bekwaam is hij wanneer hij staat te
midden van geestverwante medestan
ders.
Eén van de groep, als een van de ze
ven pijlen in de ïclauw van den leeuw
van ons wapenschild, dat is de tee-
kening van de persoonlijkheid van den
75-jarige.
Wij danken God voor hetgeen hij ons
in Mr Th. Heemskerk, bijna een halve
eeuw lang, gaf en wij bidden genade
van Hem in den levensavond van den
zeer sterke, wiens eihde moge het
nog verre verwijderd zijn toch zeker
nadert. Moge die dank van het Neder
landsche volk, in het bijzonder van hei
Calvinistisch Nederland, dat beter ver
staan heeft den humor van dezen
grbote in ons mid'den, dan lasterende
tongen smadelijk noemden ,,het jolig
Christendom", op dezen gedenkwaar-
digen dag zijn ziel verkwikken.
STADSNIEUWS.
STORMRAMP-COMITé.
Bij het Stormramp-Comité 1927, ten
behoeve van de nooden der slachtof
fers van den cycloon in het Oosten- van
ons land zijn de volgende giften inge
komen^ 0
Leidsche Zangers Veree'nigingen
249.57; gecollecteerd bruiloft v. d.
heer en Mevr. B. 3.86; Mej. S. C. V.
2.50; K. 2;
Giften worden nog gaarne ingewacht
hij den Penningmeester, den Heer F.
Muys van de Moer. Plantsoen 49 Lei
den, postgiro No. 57471.
MUSEUM VAN OUDHEDEN.
In de „Oudheidkundige Mededeelin-
gen uit 's Rijksmuseum van Oudheden
te Leiden", nieuwe reeks VIII, schrijft
de Directeur van het Museum, Dr. J.
H. Holwerda naar aanleiding van een
interëssant schilderij, dat zich sedert
korten tijd in het museum bevindt, in
de rubriek „Uit museumgebied en
nieuwe aanwinst" over afbeeldingen
van den Brittenburg.
Een groote reproductie geeft een
duidelijk beeld van het werk: men
ziet de streek tusschen Voorschoten,
de Kaag en de zee met aan de kust
het minutueus geteekende grondplan
van de overblijfselen van dit kasteel,
zooals die in de zestiende eeuw bij
bijzonder lage eb herhaaldelijk te zien
zijn geweest; en daarnaast Romeinsch
vaatwerk, dakpannen, munten, stée-
nen met inscripties e.d. Dit paneel
blijkt het sinds lang verloren gewaan
de schilderij te zijn. waarvan bekend
was, dat het in het bezit van de hee-
ren van Wassenaar is geweest, doch
dat tweehonderd jaar geleden van het
tooneel verdwenen is. Het is omstreeks
1750 door den landgraaf van Hessen
gekocht en zoo in het museum te Cas-
sel gekomen, waar de heer Holwerda
het in depot ontdekte; hij slaagde er
in het voor Leiden te verwerven.
Uit de bijschriften nu blijkt, dat de
daarop afgebeelde oudheden, waarvan
men vroeger onderstelde, dat zij bij
den Brittenburg zelf gevonden waren,
voor een groot deel, een kilometer
meer zuidelijk, in het jaar 1571 zijn te
voorschijn gekomen bij het graven van
het „Mallegat" dat den Ouden Rijn
met de zee moest verbinden. Hiermede
is één der krachtigste argumenten
voor den Romeinschen oorsprong van
dit bouwwerk, die tot dusverre doo*
het meerendeel der geleerden als vast
staand werd aangenomen, komen te
vervallen.
In een tweede artikel, „De Rijnves
ting van Karei den Grooten", tracht
dezelfde schrijver tot een positieve da
teering te komen. Hij toont aan de
hand van een groot aantal reproduc
ties aan, dat de plattegrond van den
Brittenburg rfiet zijn zware door to
rens versterkte ommuring, zijn door
steenen beeren gesteunden midden
bouw en verschillende andere typische
details geheel past in de ontwikkeling
van den Frankischen koningshof tot
vroeg-middeleeuwschen burcht, zooals
wij die voornamelijk uit recente on
derzoekingen in Westfalen hebben lee-
ren kennen. Wij hebben in den Brit
tenburg £én dier wachtposten gezien,
die Karei de Groote naar de getuige
nis van Eginhard aan de mondingen
der groote rivieren ter beveiliging van
het land liet bouwen.
Zooals gewoonlijk, heeft ook deze
burcht zijn naam, Castrum Brittanni-
cum, ontleend aan het volk, waartegen
hij gericht was.
Reeds tegen het einde der negende
eeuw moet het kasteel verwoest zijn
door een geweldigen stormvloed, waar
bij de zee door de Rijnmonding tot ver
in het land is doorgedrongen, een ca
tastrophe, waarvan reeds de Divisie
kroniek in een weinig opgemerkt ver
haal melding maakt.
Wellicht verdient ook de oude over
levering geloof volgens welke de hee-
ren van Wassenaar kastelein van den
Brittenburg waren en na den onder
gang van de sterkte burggraaf van
Leiden zijn geworden; de onderzoekin
gen van eenige jaren geleden hebben
overtuigend aangetoond, dat de Leid
sche burcht althans chronologisch de
opvolgster van den Brittenburg is. In
dit verband wijst de schrijver er nog
op, dat het Muiderslot aan den noor
delijken Rijnarm, de Vecht, in zijn
grondplan vormen bewaart, die een
groote verwantschap vertoonen met
die van den Brittenburg. Zou ook de
oorsprong van dit kasteel tot Karei
den Grooten teruggaan?
De conservator der Egyptische af-
deeling. Dr. W. D. van Wijngaarden,
schrijft over de bestemming en her
komst van het monument van Sebek-
hotep IV uit het museum, dat in zeer
hoog relief versierd is met een achttal
afbeeldingen, van den koning, die als
dragers van den iets uitstekenden bo
venrand gedacht zijn. Vergelijking met
voorwerpen in Londen en Parijs bracht
hem tot de overtuiging, dat het niet
een altaar is, zooals men vroeger al
gemeen aannam, doch het voetstuk
van een „naos", een tempeltje, waarin
godenbeelden zouden zijn opgesteld ge
weest. Is deze meening juist, dan zou
het Museum van Oudheden alhier in
het bezit zijn van het oudste monu
ment van dieny aard, dat wij tot dus-
vere kennen.
Veder bevat deze aflevering een kort
verslag van de resultaten van opgra
vingen in een tweetal grafheuvels op
den heuvelrug bij Zuidwolde benevens
een rapport van Dr. Remouchamps
over den vluchtberg bij de hofstede
Berglust te Ritthem op Walcheren, die
blijkens een voorloopig onderzoek, in
de tiende eeuw moet zijn opgeworpen.
DE WETHOUDERSVERKIEZING.
In de R.-K. Leidsche Courant ver
scheen gisteren het volgend ingezon
den stuk:
M. de R.
Daargelaten, dat een Raadsfractie
van 10 leden eerder rechten kan doen
gelden op twee Wéthouderszetels, dan
een fractie van drie leden op een ze
tel, zijn velen met mij van meening,
dat de Katholieken beter de S.D.A.P.
kunnen steunen dan den Vrijheids
bond, die absoluut alles wat Roomsch
is, weert.
Is dit ook uw meening?
Hoogachtend,
N. N.
De redactie teekent hierbij aan:
De inzender stelt in enkele regels
twee vragen:
Eerstens de vraag: Of wij meenen.
dat de Katholieken beter de S D.A.P.
kunnen steunen dan den Vrijheids
bond.
Als onder steunen wordt bedoeld ge
ven wat naar recht en billijkheid toe
komt, dan zijn natuurlijk! beide
partijen voor ons gelijk. Aan beide wil
len wij doen toekomen, waarop zij in
dei'daad aanspraak mogen maken.
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advertentiën per regel 22'/i cent
Ingezonden Mededeelingen, dubbel tarief.
Bij contract, belangrijke redactie.
Kleine advertentiën bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden dage
lijks geplaatst ad 40 cent
Buitenland
Scipel's overwinning in Oostenrijk.
De Weensche hoofdcommissaris
van politie Schober heeft een streng
onderzoek ingesteld.
De maritieme conferentie te Genève
maakt een nienwe crisis door. Ameri
ka kan het Britsch-Japansche com
promis niet aanavarden.
Als onder „steun" wordt bedoeld sa
menwerking of althans welwillende
tegemoetkoming, dan zijn voor onji
ook beide partijen gelijk. Beide staan
principieel ver van ons verwijderd,
van beide dreigt voor de beleving en
doorvoering der Katholieke beginselen
tegenstand. Men denke toch heusch niet
zooals blijkbaar de inzender doet
dat, in het algemeen genomen, de
S.D.A.P. welwillender, tegenover de
Katholieke Kerk staat dan, in het al
gemeen genomen, het Liberalisme! In
het algemeen genomen; er zijn uitzon
deringen.
Tweedens de vraag (die het eerste
is gesteld): Of wij meenen, dat een
Raadsfractie van 10 leden eerder rech
ten kan doen gelden op twee wethou
derszetels dan een fractie van 3 le
den op één zetel.
Ja en neen.
Als in de gemeente Leiden zes of vijf
wethouderszetels waren, ongetwijfeld;
Ja. Maar nu er slechts vier wethou
derszetels zijn, beslist, neen.
Nu toch zou(den) door toekenning
van twee zetels aan de S.D.A.P. of aan
welke andere minderheid of welke an
dere minderheden dan ook, deze min
derheid (heden) evenveel wethouders
zetels hebben als de meerderheid. In
casu: De S.D.A.P. met haar tien plaat
sen zou 2 wethouderszetels hebben, de
rechterzijde met haar 19 plaatsen ook
2. Gesteld zelfs, dat de burgemeester
beslist-uitgesproken bij een der recht
sche partijen was aangesloten, dan
nóg zou zulk een samenstelling van
het college van B. en W. toch, héél
vreemd zijn!
Nu de S.D.A.P. verklaart heeft: twee
zetëls of geen, nu zal overwogen moe
ten worden, of de rechterzijde alleen
de wethoudersplaatsen moet bezetten
of een daarvan aan de zeer kleine
minderheid van den Vrijheidsbond
moet laten. O.i. zijn voor beide stand
punten redelijke argumenten aan te
voeren. Het overleg hierover moet,
naar wij vernemen, nog door de recht
sche raadsfracties worden gevoerd.
DE HUURVERORDENING.
Door B. en W. wordt ter kennis van
de leden van den Gemeenteraad ge
bracht, dat van den Minister van Ar
beid, Handel en Nijverheid het bericht
is in gekomen, dat de verordening ter
voorkoming van onredelijke opdrijving
van huurprijzen van woningen, is ge
schorst tot 1 October 1927.
OPHEFFING DER HUURCOMMISSIE.
Na ruim tien jaar dienst is gisteren
de Leidsche huurcommissie opgehe
ven. Mr. v. Pot en later prof. Mr.
van Blom waren haar voorzitters, ter
wijl de laatste jaren Mr. Wiersma de
kamer der huuropzeggingen en J.
Creyghton de kamer der huurverhoo-
gingen presideerde.
Steeds hebben de leden Van Welzen
en Van Stralen deel uitgemaakt der
kamer, zoodat met den president, Jac.
Creyghton, de laatste heeren Van Stra
len en Van Weizen als leden al de ja
ren van het bestaan der commissie
daaraan een werkzaam aandeel heb
ben genomen. De overleden secretaris,
de heer Witmans, die sedert kort ver
vangen was door den heer Vlieland,
ging met den president alle huizen be
zoeken waarvoor huurverhooging was
aangevraagd, zoodat door hen beiden
in den loop der jaren duizenden hui
zen bezocht zijn, om daarvan in de
commissie verslag te kunnen uitbren
gen.
Donderdag had de laatste vereenig-
de vergadering plaats, waarin-door de
beide voorzitters wederkeerig dank ge
bracht werd voor de aangename sa
menwerking en gisteren is het archief
aan de gemeente overgedragen en
daarmede is de taak der huurcom
missie afgeloopen.
Voor velen is zij een toevlucht ge
weest. voor anderen een steen des aan
stoots, maar één ding is zeker, er is
veel en hard gewerkt. De notulen der
laatste vergadering dragen het num
mer 877, dus daaraan kan men die
werkzaamheid voldoende afleiden, en
vooral als men weet, dat vele der ver
gaderingen ruim drie uur duurden.
Het kantoor en vergaderlokaal was