TWEEDE BLAD. Nieuwe Leidsche Courant van VRIJDAG 15 JULI 1927 töfll BE BLfflDEH ZEGGEN. De stuiting van de gemeentelijke huurbeperking. Uit een artikel in de N. R. Ct. over dit onderwerp knippen wij de volgen de gedeelten: De door de Kroon uitgesproken schorsing van de gemeentelijke huur- verordening te Rotterdam en de voor dracht tot schorsing van die van Am sterdam zal voor de politici, die deze verordeningen in het leven helpen roe pen, een geduchte tegenvaller zijn. Dat bij die pogingen de sociaal-de mocraten de leiding namen, baart min der verwondering, dan dat zij daarbij den steun ontvingen' van andere ra dicale elementen in de gemeenteraden. Voor de sociaal-democraten toch vormen maatregelen als deze slechts een afbetaling op veel verder strek kende oogmerken, die door burgerlijke radicalen niet worden nagestreefd. Be vreesd als deze laatsten echter zijn, dat zij onder hun kiezers terrein zul len verliezen, indien zij het vdoelbe- wuste opportunisme der socialisten niet volgen, reiken zij in hun kort zichtigheid voortdurend de hand aan een streven, dat op een steeds knellen- der overheidsbemoeiing is gericht en dat in wezen dikwijls meer tegen dan in het belang van de arbeiders is en met gelijkmatige behandeling van de zen even weinig heeft uit te staan als het socialisme met de mogelijk heid van zijn practische verwezenlij king. Dat de regeering voor de agitatie im muun gebleven is, verdient de waar deering van allen, die meenen, dat men in Nederland reeds te lang aan sociaal-democratische strevingen tege moet gekomen is, en het ware te wen- schen, dat de regeering voortaan, ook als het om de subsidieering van de binnenlandsche nij,verheid gaat, van denzelfden nuchteren economischen zin getuigenis zal afleggen. De schor sing v. d. huurverordeningen kan ove rigens niets anders beteekenen, dan dat deze ook vernietigd zullen worden. De nadere overweging toch kan voor de regeering, na alles wat over dit onderwerp in de laatste maanden ge schreven en gesproken is, geen nieuwe gezichtspunten meer opleveren. Waar mede wij niet zeggen willen, dat de motieven, die in de vernietigingsbe- sluiten vermeld zullen worden, niet van groote beteekenis zullen zijn voor de beoordeeling van de vraag, in welke mate de regeering in de tegenwoordi ge omstandigheden gemeentelijk in grijpen in de economische verhoudin gen geoorloofd acht. Men kan er vrij zeker van zijn, dat de sociaal-democraten huurverhoogm-^ gen, die in den eersten tijd zullen wor den toegepast, als huurwoeker zullen signaleeren en de regeering deswege met verwijten zullen overladen. Uit t bovenstaande kan bij voorbaat blijken, welke waarde men aan zoodanige agi tatie te hechten heeft. Zoo de sociaal-democraten werkelijk over de geheele linie een laag huurpeil willen, zullen zij den moed moeten heb ben, de hooge loonen der bouwvakar beiders en de opdrijving van de bouw grondprijzen door de gemeentelijke loonen (kosten van straataanleg enz.; aan te tasten. Zoolang zij.dit nalaten, missen zij het recht, ten aanzien van de huurbeperking zoo'n hoogen toon aan te slaan en kan de regeering hun ne, de feitelijke toestanden negeerende bestrijdingsmethoden rustig langs zich laten heengaan. Verkeerde bestrijding. Het verdient de aandacht, schrijft De Zeeuw, hoe velen bij hunne bestrij ding van het Socialisme hoe noodig oök op zichzelf menigmaal verkeer de middelen gebruiken. Sommigen meenen verstandig te FEUILLETON. Niels mensciielijks vreemd Een episode uit de geschiedenis van de Chi s dnen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 24 -o- Maar Stephanus kon den slaap niet vatten. Toen zijn vriend hem naderde, om hem het geneesmiddel toe te die nen, zeide hij: „De vrouw van een Galliër heeft mij een weldaad bewe zen, en toch, die wijn zou mij beter be vallen zijn, wanneer hij niet van een Galliër afkomstig was Paulus zag hem vragend aan, en hoewel er volslagene duisternis heerschte in de spelonk, zoo gevoelde Stephanus toch dezen blik en zeide: „Ik ben op niemand boos, en heb mijn naaste lief. Ik ben diep beleedigd; maar ik heb vergeven, van ganscher harte vergeven. Daar is maar één, wien ik kwaad zou gunnen, en dat is een Galliër". „Vergeef ook hem", smeekte Pau lus, „en laat u den slaap niet versto ren door bittere gedachten". ,Ik ben niet moede" hernam de kranke. „Wanneer u wedervaren was, wat mij is aangedaan, zou dit ook u de nachtrust bederven!' ,Ik weet het, ik weet het", zeide Paulus, om hem wat neer te zetten. „Het was een Galliër, die uw arn\e vrouw misleid heeft, zoodat zij uw huis en uw kind heeft verlaten". doen door zooveel mogelijk tegen de sociaal-derftocraten op te bieden, ten einde ben op die manier den wind uit de zeilen te nemen. Een ijdel pogen is dat. Veilig kan worden gezegd, dat de Socialisten als het gaat om het beloven en het eischen niet te overtreffen zijn. Werd niet in dertijd door een der voormannen met een zekere bravoure gezegd dat men het was in den distributietijd al lerlei eischen had gesteld waarvan men wist dat ze niet verwezenlijkt kon den worden? Ter verduidelijking wera daaraan toegevoegd, dat men er groot mee geworden was. Anderen, en dat komt meer voor, trachten den groei van het Socialisme tegen te gaan door alles wat van die zijde wordt gedaan of voorgesteld, on verbiddelijk te bestrijden, de socialis ten uit alle colleges te weren en hen zooveel mogelijk van invloed te beroo- yen. Het is inzonderheid Bismarck ge weest, die, nadat hij eerst „met suiker brood" gewerkt had, getracht heeft met gewelddadige middelen de verbrei ding van het socialisme te keeren. Het was in 1878 dat hij na een aan slag op Keizer Wilhelm I zijn Socia listenwet wist door te drijven. Het houden van vergaderingen waar in de socialistische beginselen werden gepropageerd, werd verboden. Druk werken met verboden inhoud werden in beslag genomen, socialistische agi tatoren uit bepaalde streken verban nen, partijcongressen onmogelijk ge maakt. En wat is van al deze middelen, die velen ook in onze dagen gaarne zou den zien toegepast, het resultaat ge weest? Niets anders, dan dat het Socialis me tegen den druk in groeide. Het bloed der martelaren werd het zaad der beweging, die naar alle kanten om zich heen greep en tot een machtige ontwikkeling kwam. Bismarck heeft zijn doel niet bereikt en niet kunnen bereiken, omdat hij verzuimde beginsel tegenover begin sel te plaatsen. Inplaats van tegenover de revolutio naire beginselen te stellen de beginse len van Gods Woord, voerde hij een onchristelijke machtspolitiek, die al leen oogenblikkelijk succes kon geven. In die fout van Bismarck mogen wij niet vervallen. Wij behoeven niet alles wat van so cialistische zijde komt af te wijzen en te bestrijden, en wij mogen ook niet, wanneer daartoe de gelegenheid be staat, een machtspolitiek voeren om de Socialisten te onderdrukken. Alleen door tegenover de revolutie te stellen het Evangelie, zal deze heil- looze beweging overwonnen kunnen worden. "KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drieta 1: Te Haarlem. A. Adriani te Baarn; Dr. J. N. Bakhuizen v. d. Brink te Winterswijk en G. J. Waarden burg te Zierikzee. Beroe p e n: Te Scherpenzoel' (toez.) E. Warmoits le Heerdë. Te Oudenhoorn J. Baarslag te Melissant. Aangen o men: Naar Rottevalle,H de Vos te Akersloot. Bedank t: Voor Wageningen, A. Al- tena te Kjjnsburg. BEVESTIGING, INTREDE EN AFSCHEID. Zondag had de bevestiging plaats van Ds. G. O. H- Bos in de^ed. Herv. Kerk te Roodeschool, door zqn schoonvader Ds .J. Kooiman van Hoilandscheveld, met een predikatie over de woorden: „Als onbekenden en nochtans bekend". Een schare van meer dan 450 per sonen woonde des middags de intreepre- diking bij. Ds. Bos sprak over het woord van den Dooper: „Hij moet wassen, maar ik minder worden". Na den dienst sprak allereerst de consulent Ds. Keuzenkamp, en bood als herinnering aan een jaar van aange name samenwerking, een nieuw kansel- boek aan, waarop de Zang vereeniging een voor deze gelegenheid vervaardigd welkomstwoord ten gehoore bracht. Ds. „En hoe heb ik Glycera bemind 1' sprak de kranke steunend. „Zij werd behandeld als een vorstin, en ik wist hare wenschen te voorkomen, vóór zij ze had uitgesproken. Hondermaal heeft zij mij gezegd, dat ik te goed en te zwak voor baar was, en dat haar niets te wenschen overbleef. Daar kwam die Galliër in ons buis. een mensch, een kerel zoó norsch als zure wijn, maar welbespraakt en met von kelende oogen. Hoe bij Glycera in zij ne strikken heeft gevangen: ik weet het niet en wil het niet weten. In de hel zal hij er voor boeten. Dag en nacht bid ik voor de arme verlorene vrouw. Zij is bezweken voor eene be- toovering, doch haar hart bleef in mijn huis achter, want daar was haar kind, en zij had Herinas zoo lief, en ook aan mij was zij zoo innig gehecht l Hoe sterk moet wel de begoocheling zijn, die fcelfs de moederliefde kan dooden! Ik arme! Ach ik ongelukkige 1 Hebt gij poit eene vrouw liefgehad, Paulus?" „Gij moet slapen", zeide de Anacho reet vermanend. „Wie kan, gelijk ik, bijna een halve eeuw geleefd hebben, zonder te voelen wat liefde isl Maar ditmaal spreek ik geen woord meer; neem gij den drank dien Petrus u ge zonden heeft". Het middel van den senator werkte krachtig, want de kranke sliep in, en ontwaakte eerst, toen het volle dag licht de spelonk verlichtte. Paulus zat nog altijd aan zijne legerstede, en overhandigde hem, nadat zij ge- Hopyenraar} «nrak het welkomstwoord nR.m'cs den Rincr. Dq. 8 fVries nam Z^ndvr ik t,o :mnvclpn srpUe k^rk afaoheid van de Ned Herv. Gemeente te Zeven huizen (Gr.) met een predikatie over Ps. 90 17. Toespraken werden gehouden door den consu'ent. het hoofd cDi* Chr School en den Evangelist te De Wilp. Op ver ziek van den consulent werd den schei denden herder en leeraar staande toe gezongen Ps. 121 4. PEREMPTOIR EXAMEN. Na peremptoir examen voor de clas sis Zaandém der G-eref. Kerken, is toe gelaten tot den dienst Woords en der Sacramenten. Cand. G- Tom. beroe ren Pred. te West-zaan. Bevestiger is Ds. D. Tom, van Hilversum. Intrede zal plaats hebben Zondag 11 September. BINNENLAND. ONZE GEZANT TE ROME. Bij Kon. Besluit is benoemd tot bui tengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Rome, jhr. mr. A. van ,der Goes, thans in gelijke hoedanigheid te Kairo. DE TWEEDE SLUISDEUR VOOR IJMUIDEN. Gistermorgen werd met goed gevolg van Burgerhout's Machinefabriek en Scheepswerf te Rotterdam te water gelaten de tweede sluisdeur, in aan bouw voor de,groote schutsluis te IJ- muiden. De deur werd direct ver sleept naar het dok IV van de gemeen te Rotterdam om de houten drijfkisten welke noodig zijn voor den afloop, te verwijderen. De deur zal waarschijn lijk Woensdag a.s. versleept worden naar IJmuiden. DE NATIONALISTISCH- INDONESISCHE STUDENTEN. Naar gemeld wordt, heeft de com missie van deskundigen, die tot taak had de bij Indonesische studenten in beslag genomen papieren en documen ten te onderzooken, thans haar rap port aan de justitie verzonden. Naar verluidt, zou uit dit rapport duidelijk gebleken zijn, dat er een ge regelde verbinding bestond tusschen de Sovjet-regeering te Moskou en en kele vooraanstaande figuren uit de Na tionalistisch-Indonesische studenten kringen hier te lande. Ook de financieele relatie zou vol doende bevestigd zijn. LOODSWEZEN BLIJFT BIJ MARINE. Naar wij vernemen, is afgezien van het denkbeeld, dat in overweging was, om de afdeeling Loodswezen, Beton ning, Bebakening en Verlichting van het Departement van Marine onder te brengen bij het Departement van Wa terstaat. Een onderzoek naar de wenschelijk- heid van die verplaatsing moet heb ben uitgewezen dat de voordeelen die men er van verwachtte door de nadee- len zouden worden overtroffen. BESTRIJDING DER TUBERCULOSE. Het Fonds 1918 ter bestrijding van Tuberculose en Kanker heeft aan de Nederlandsche Vereeniging tot bestrij ding der Tuberculose het aanzienlijke bedrag van 85.000 geschonken, onder bepaling, dat de opbrengst van dit ka pitaal uitsluitend gebruikt zal worden voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied der tuberculose. Reeds gedurende eenige jaren schonk het genoemde fonds jaarlijks voor het zélfde doel een belangrijke bijdrage. Daardoor werd o.a. mogelijk gemaakt, dat de rapporten en verslagen der tu- berculose-studiecommissie van de Ne derlandsche Centrale Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose in druk konden verschijnen. Het eerste num mer van deze verslagen is juist dezer dagen uitgekomen. OPROEP. Het Stormramp-comité richt op nieuw een oproep aan het Nederland sche volk. meenschappelijk gebeden hadden, de kruik, die Hermas, alvorens hij naar de oase ging, met frisch water gevuld had. „Ik gevoel oiij versterkt", zeide de oude. „Het geneesmiddel is goed. Ik heb rustig geslapen en heerlijk ge droomd. Maar gij ziet er zoo bleek en ontdaan uit". „Ik?" vroeg Paulus. „Ik heb daar toch op het bed gelegen. Laat mij nu een oogenblik naar buiten gaan". Terwijl hij dit zeide ging hij het hol uit. Zoodra li ij zich aan de blikken van Stephanus had onttrokken, haalde hij diep adem, rekte hij zijne leden en wreef hij de brandende oogen uit. Want het was hem als had hij zand onder de oogleden, die hij drie dagen en nachten achtereen niet had willen sluiten. Bovendien kwelde hem een hevige dorst, want zijne lippen hadden in dienzelfden tijd spijs noch drank aangeroerd. Reeds begonnen zijne handen te beven, maar de zwakheid en de pijn vervulden hem met stille vreugde, en gaarne had hij zich in zijn hol teruggetrokken, teneinde zich, en dat niet voor de eerste maal, over te geven aan den bitterzoeten waan, dat li ij aan een kruis hing en evenals de Heiland uit vijf wonden bloedde. Doch Stephanus riep hem, en zonder talmen ging hij tot hem en beant woordde zijne vragen. Het spreken viel hem daarbij gemakkelijker dan het hooren, want het suisde en bruiste en gonsde en klonk hem in de ooren, als of hij bevangen was door den vurigen Wederom gevoelt het Nationaal Steuncomité „Stormramp 1927", of schoon dankbaar voor hetgeen reeds gedaan is, zich gedrongen een beroep te doen op den steun en de medewer king van zijn landgenooten. Er is zooveel noodig en de giften komen nog niet in voldoende mate binnen! H'et werk der herstellingen vordert reeds. In de provinciën Gelderland en Overijssel is men bezig met het weder- opbouwen van hetgeen beschadigd of verwoest is, waarbij steeds van des kundige voorlichting gebruik gemaakt wordt. Het Comité is echter in zijn werk be moeilijkt doordat het niet over de gel* den beschikken kan, die noodig zijn om die hulp te verleenen welke billijk geacht wordt en dan ook noodzakelijk is. Tot nog toe is (tot en met 11 Juli j.l.) alles bij elkaar genomen, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van gemeentebesturen, vereenigingen of bonden dié zich met het inzamelen van bijdragen belast hebben bij den Penningmeester ruim ƒ408.000 ge stort. Hun die nog niet hun bijdragen heb ben ingezonden en hun die gelden be stemd voor het herstel der schade ver oorzaakt door de natuurramp van 1 Juni 1927 en wat daarmede samen hangt, onder hun berusting hebben, wordt dringend verzocht die zoo spoe dig mogelijk te storten bij de Associa- tie-Cassa te Amsterdam (Gironummer 8665) op naam van den penningmees ter van het comité, den heer F. J. M. van Ogtrop. LEESTAFEL. F. Hendnchs, S. J. „Het Chris telijk getuigenis der Catacomben" G. "Mosmans Zoon, 's Hertogen bosch. 1927. Prijs geb. f 4,90. De bekende katholieke apologeet Pater Hendrichs heeft in dit werk een belangrijke bijdrage geleverd tot de geschiedenis van net oudste Christen dom. Hij heeft een en andermaal een langdurig bezoek gebracht aan Rome en een diepgaande studie gemaakt van de Catacomben, de Christelijke be graafplaatsen aldaar, en het getuige nis onderzocht, dat van deze docu menten uitgaat. Dit getuigenis spreekt van zegepraal over aen dood door het feloof in Jezus Christus. Duidelijk lijkt daaruit, hoe reeds de oudste Christenen aan Christus' Godheid ge loofden, zoodat de „moderne" hypo these van een mensen Jezus, die later vergoddelijkt zou zijn, allen histori- schen grondslag mist. Maar volgens Pater Hendrichs blijkt uit de catacomben nog iets anders, en wel, dat het Christendom der oud ste Christenen reeds katholiek zou ge weest zijn, dit woord dan genomen in den zin van Roomsch katholiek. En hij tracht dit met de stukken aan te toonen. Heeft de schrijver daarin ge lijk 't Komt ons voor, dat we volmondig! moeten toegeven, hetgeen ook reeds door Protestantsche geleerden (Prof. Pijper) gedaan is,- dat' verschillende Roomsche instellingen veel ouder zijn dan gewoonlijk door ons gemeend wordt. Toch is er tegen de door Pater Hendrichs verdedigde stelling wel hefe een en ander aan te voeren, en wel in de eerste plaats dit, dat het gods dienstig leven der ouaste Christenen meer aoor den Bijbel, dan door da traditie werd beheerscht en dus in zooverre men vergeve ons dit ana chronisme meer „Gereformeerd" dan „Roomsch" was. De inhoud der Voorstellingen in do muurschilderingen der catacomben is zoo goed als uitsluitend bijbelsch. Ook kennen de catacomben slechts twee sacramenten, Doop en Avond maal, geen zeven zooals de R. K. Kerk. Doch overigens is over al deze kwes ties, die met het getuigenis der Cata comben samenhangen, het laatste wordt nog niet gezegd: het onderzoek is nog in vollen gang. Inmiddels mogfen wij Pater Hen drichs uankbaar zijn, dat hij ons in wijn. „Als Hermas nu maar niet vergeet den Galliër te bedanken," zeide Ste phanus. „Danken, ja danken moeten wij al tijd", antwoordde de ander, terwijl hij de oogen sloot. „Ik heb van Glycera gedroomd", be gon de oude man opnieuw. „Gisteren zeidet gij, dat de liefde ook u eens het hart heeft bewogen. Gij zijt toch nooit gehuwd geweest. Gij zwijgt? Maar antwoord mij dan toch!" „Ik? Wie heeft mij geroepen?" pre velde Paulus, en staarde den vrager met strakke blikken aan. Deze verschrikte, zoodra hij bemerk te, dat Paulus over al zijne leden beef de, richtte zich op, en gaf hein de flesch met den wijn van Sirona, die de ander, zichzelven niet meer meester, aem hartstochtelijk uit de hand rukte en brandend van dorst ledigde. De vunge drank wekte zijne wegzin kende krachten weder op, kleurde wangen en verleende aan zijne oogen een eigenaardigen glans. Daarbij zeide hij, diep ademhalende en zijne hand tegeD de borst drukkende: „Hoe goed heeft mij dat gedaan 1" Stephanué was nu volkomen gerust gesteld, en herhaalde zijne vraag. Doch hij gevoelde weldra berouw over zijne nieuwsgierigheid, want de stem van zijn vriend had een geheel vreem den klank aangenomen, toen hij ant woordde: „Ik was nooit gehuwd, neen nooit. Maar toch heb ik lief gehad, en ik wil u alles vertellen, alles, van het dit royaal uitgegeven werk', 'dat ruin* 300 panaria's op kunstdmkpanier met! 295 afbeeld in een naar phono's b'evatl de betreffende drvcumeriten voorge legd en in onderhoudenden trant de resnHaten zij'ner studie uiteengezet heeft. Wie. van wat richting ook, deze dineren bestudeert, zal met dit boek rekening dienen te houden. Dr. C. Bouma. „Het Evangelie! naar Tohannes". T. H. Kok. Kamnen. 1927. Prifs geb. f 3.25. 1 F.en nieuw deeltie van de Korte verklaring der Heilige Schrift met nieuwe Vertaling". In -de inleiding deelt de schrijver eerst een en ander mede over de E- vangeliën in het algemeen, den schrij ver van het vierde Evangelie, plaats en tijd van het ontstaan en wijst daar na op de bijzondere, aparte plaats, rh'e dit Evangelie tecenover de eerste drio inneemt, in het bijzonder wat' betreft! de teekening van de Christusfiguur De schrijver handhaaft de eenheid van het Evangelie en deelt het als" volgt in: .Inleiding: 1:118. I. De aanvang van Jezus' zelfopen baring: 1:194:54. II. Voortgaande openbaring aan Israël: 512. III. De laatste woorden: 1317.. IV. Dood en opstanding: 18 -2^ Daarna volgt de vertaling en een korte, kernachtige verklaring. We beve'en dit boek van harte aan al onze lezers aan: het is een uitne1 mend hulpmiddel om den zin van Gods Woord in dit schoone Evangelie beter te verstaan. Hilaire Belloc. „Kerk en Ge schiedenis". Uitgeverij „Foreholte", Voor- hout. Prijs ing. f 2; geb. f 2,75. De schrijver van dit door Mevr. Ellen Russe uit het Engelsch vertaal de boek is een historicus van beteeke nis. In dit geschrift behandelt hij da verschillende argumenten, aan de ge schiedenis ontleend, die tegen de Kerk voor hem de R. K. Kerk wor den aangevoerd. Zijn betoogtrant staat op een noog_ peil. Gelukkig is niet alles, wat in dit boek staat juist; b.v. als hij op pag. 99 opmerkt: „De Bijbel heeft buiten de Katholieke Kerk elk gezag verloren". Althans voor ons land geldt dit niet; en naar wij meenen, kan dit ook van Engeland, waar onder de Protestan ten nog zoo velen zijn, die krachtig voor de autoriteit van Gods Woord op komen, niet gezegd worden. Giorgio Pini. „Benito Musso lini". (Vertaald'dopr Mary Rob bers. Met eên inleiding van Ro mano Nob. Guarnieri). Uitg.-Mij. „Elsevier", Amster dam. 1927. 1 Prijs ing. f 1,25; geb. f 1,75. Iedereen praat tegenwoordig over Mussolini en meent een oordeel over hem te mogen uitspreken, gewoonlijk.' tegelijk een veroordeeling. Doch hoe weinigen zijn er, die de zen man, die waarlijk groot is, eeni- germate kennen? Men fantaseert er meest maar op1 los en staat dan verwonderd als men landgenooten ontmoet, die naar Italië. feweest zijn en die, van welke politie- e of godsdienstige overtuiging ook/ unaniem verklaren, dat Mussolini een zegen voor zijn land geweest is, en. dat er een nieuwe geest in dit volk is ontwaakt: een geest van arbeid en orde, gevoel voor tucht, ook een toe nemende godsdienstzin. Natuurlijk zijn wij als Christenen ook niet blind voor de gevaren van het fascisme, speciaal zijn verafgo ding van het vaderland met het daar aan verbonden oorlogsgevaar; ook is het fascisme in wezen niet minder re volutionair dan het socialisme, ge lijk ook uit dit geschrift duidelijk blijkt. Doch leest dit mooie boekje, boei ender dan een roman welke laat ste bovendien slechts verdichting geeft,en ge zult Mussolini leerein kennen en begrijpen, wat tegelijk wil zeggen waardeer en en bewonderen. En ge zult de verschijnselen van uw tija beter leeren verstaan. W. B. begin tot het einde. Gij moogt mij ech ter niet in de rede vallen, geene enke le maal! Ik ben zoo zonderling temoe- de! Misschien komt het van den wijn. Ik heb dien in lang niet gedronken. Ik heb gevast, sedert. Jsedert Doch dat doet er niet toe. Zwijg nu stil, dood stil, en laat mij hertellen". Paulus zat op Hermas' legerstede. .Thans boog hij zich een eind achter waarts, leunde met zijn hoofd tegen den rotswand der spelonk, door wel ker opening het volle daglicht binnen stroomde, en begon, terwijl hij in de ruimte staarde: „Hoe zij er uitzag? Wie kan haar beschrijven? Zij was lang en groot als Hera en toch niet trotsch en haar edel Grieksch gelaat was nog lieftalliger dan schoon. Zij kon zoo heel jong niet meer zijn, toch had zij de oogen van een vriendelijk kind. Ik heb haar alleen zeer bleek gekend. Haar smal voorhoofd kwam als elpenbeen onder de donkerbruine haren te voorschijn. Blank als haar voorhoofd waren ook bare schoone lianden, handen die, als bezielde we zens, eene eigene taal wisten te spre ken. Als zij ze aandachtig samen vouwde, dan was het als spraken zij voor zichzelve een gebéd uit. Zij was buigzaam als een jonge palm, als zij zich bewoog; toch was er iets voor naams en waardigs in hare houding, zelfs in de dagen toen ik haar voor het eerst aanschouwde. Dat was óp eene verschikkelijke plaats, in de ijzingwekkende gevangenkamer in de Rhakotis. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5