TWEEDE BLAD.
Nieuwe Leidsche Courant
van
VRIJDAG 15 JULI 1927
töfll BE BLfflDEH ZEGGEN.
De stuiting van de gemeentelijke
huurbeperking.
Uit een artikel in de N. R. Ct. over
dit onderwerp knippen wij de volgen
de gedeelten:
De door de Kroon uitgesproken
schorsing van de gemeentelijke huur-
verordening te Rotterdam en de voor
dracht tot schorsing van die van Am
sterdam zal voor de politici, die deze
verordeningen in het leven helpen roe
pen, een geduchte tegenvaller zijn.
Dat bij die pogingen de sociaal-de
mocraten de leiding namen, baart min
der verwondering, dan dat zij daarbij
den steun ontvingen' van andere ra
dicale elementen in de gemeenteraden.
Voor de sociaal-democraten toch
vormen maatregelen als deze slechts
een afbetaling op veel verder strek
kende oogmerken, die door burgerlijke
radicalen niet worden nagestreefd. Be
vreesd als deze laatsten echter zijn,
dat zij onder hun kiezers terrein zul
len verliezen, indien zij het vdoelbe-
wuste opportunisme der socialisten
niet volgen, reiken zij in hun kort
zichtigheid voortdurend de hand aan
een streven, dat op een steeds knellen-
der overheidsbemoeiing is gericht en
dat in wezen dikwijls meer tegen dan
in het belang van de arbeiders is en
met gelijkmatige behandeling van de
zen even weinig heeft uit te staan
als het socialisme met de mogelijk
heid van zijn practische verwezenlij
king.
Dat de regeering voor de agitatie im
muun gebleven is, verdient de waar
deering van allen, die meenen, dat
men in Nederland reeds te lang aan
sociaal-democratische strevingen tege
moet gekomen is, en het ware te wen-
schen, dat de regeering voortaan, ook
als het om de subsidieering van de
binnenlandsche nij,verheid gaat, van
denzelfden nuchteren economischen
zin getuigenis zal afleggen. De schor
sing v. d. huurverordeningen kan ove
rigens niets anders beteekenen, dan
dat deze ook vernietigd zullen worden.
De nadere overweging toch kan voor
de regeering, na alles wat over dit
onderwerp in de laatste maanden ge
schreven en gesproken is, geen nieuwe
gezichtspunten meer opleveren. Waar
mede wij niet zeggen willen, dat de
motieven, die in de vernietigingsbe-
sluiten vermeld zullen worden, niet
van groote beteekenis zullen zijn voor
de beoordeeling van de vraag, in welke
mate de regeering in de tegenwoordi
ge omstandigheden gemeentelijk in
grijpen in de economische verhoudin
gen geoorloofd acht.
Men kan er vrij zeker van zijn, dat
de sociaal-democraten huurverhoogm-^
gen, die in den eersten tijd zullen wor
den toegepast, als huurwoeker zullen
signaleeren en de regeering deswege
met verwijten zullen overladen. Uit t
bovenstaande kan bij voorbaat blijken,
welke waarde men aan zoodanige agi
tatie te hechten heeft.
Zoo de sociaal-democraten werkelijk
over de geheele linie een laag huurpeil
willen, zullen zij den moed moeten heb
ben, de hooge loonen der bouwvakar
beiders en de opdrijving van de bouw
grondprijzen door de gemeentelijke
loonen (kosten van straataanleg enz.;
aan te tasten. Zoolang zij.dit nalaten,
missen zij het recht, ten aanzien van
de huurbeperking zoo'n hoogen toon
aan te slaan en kan de regeering hun
ne, de feitelijke toestanden negeerende
bestrijdingsmethoden rustig langs zich
laten heengaan.
Verkeerde bestrijding.
Het verdient de aandacht, schrijft
De Zeeuw, hoe velen bij hunne bestrij
ding van het Socialisme hoe noodig
oök op zichzelf menigmaal verkeer
de middelen gebruiken.
Sommigen meenen verstandig te
FEUILLETON.
Niels mensciielijks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
de Chi s dnen op het Sinaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
24 -o-
Maar Stephanus kon den slaap niet
vatten. Toen zijn vriend hem naderde,
om hem het geneesmiddel toe te die
nen, zeide hij: „De vrouw van een
Galliër heeft mij een weldaad bewe
zen, en toch, die wijn zou mij beter be
vallen zijn, wanneer hij niet van een
Galliër afkomstig was
Paulus zag hem vragend aan, en
hoewel er volslagene duisternis
heerschte in de spelonk, zoo gevoelde
Stephanus toch dezen blik en zeide:
„Ik ben op niemand boos, en heb mijn
naaste lief. Ik ben diep beleedigd;
maar ik heb vergeven, van ganscher
harte vergeven. Daar is maar één,
wien ik kwaad zou gunnen, en dat is
een Galliër".
„Vergeef ook hem", smeekte Pau
lus, „en laat u den slaap niet versto
ren door bittere gedachten".
,Ik ben niet moede" hernam de
kranke. „Wanneer u wedervaren was,
wat mij is aangedaan, zou dit ook u
de nachtrust bederven!'
,Ik weet het, ik weet het", zeide
Paulus, om hem wat neer te zetten.
„Het was een Galliër, die uw arn\e
vrouw misleid heeft, zoodat zij uw
huis en uw kind heeft verlaten".
doen door zooveel mogelijk tegen de
sociaal-derftocraten op te bieden, ten
einde ben op die manier den wind uit
de zeilen te nemen.
Een ijdel pogen is dat. Veilig kan
worden gezegd, dat de Socialisten als
het gaat om het beloven en het eischen
niet te overtreffen zijn. Werd niet in
dertijd door een der voormannen met
een zekere bravoure gezegd dat men
het was in den distributietijd al
lerlei eischen had gesteld waarvan
men wist dat ze niet verwezenlijkt kon
den worden? Ter verduidelijking wera
daaraan toegevoegd, dat men er groot
mee geworden was.
Anderen, en dat komt meer voor,
trachten den groei van het Socialisme
tegen te gaan door alles wat van die
zijde wordt gedaan of voorgesteld, on
verbiddelijk te bestrijden, de socialis
ten uit alle colleges te weren en hen
zooveel mogelijk van invloed te beroo-
yen.
Het is inzonderheid Bismarck ge
weest, die, nadat hij eerst „met suiker
brood" gewerkt had, getracht heeft
met gewelddadige middelen de verbrei
ding van het socialisme te keeren.
Het was in 1878 dat hij na een aan
slag op Keizer Wilhelm I zijn Socia
listenwet wist door te drijven.
Het houden van vergaderingen waar
in de socialistische beginselen werden
gepropageerd, werd verboden. Druk
werken met verboden inhoud werden
in beslag genomen, socialistische agi
tatoren uit bepaalde streken verban
nen, partijcongressen onmogelijk ge
maakt.
En wat is van al deze middelen, die
velen ook in onze dagen gaarne zou
den zien toegepast, het resultaat ge
weest?
Niets anders, dan dat het Socialis
me tegen den druk in groeide. Het
bloed der martelaren werd het zaad
der beweging, die naar alle kanten om
zich heen greep en tot een machtige
ontwikkeling kwam.
Bismarck heeft zijn doel niet bereikt
en niet kunnen bereiken, omdat hij
verzuimde beginsel tegenover begin
sel te plaatsen.
Inplaats van tegenover de revolutio
naire beginselen te stellen de beginse
len van Gods Woord, voerde hij een
onchristelijke machtspolitiek, die al
leen oogenblikkelijk succes kon geven.
In die fout van Bismarck mogen wij
niet vervallen.
Wij behoeven niet alles wat van so
cialistische zijde komt af te wijzen en
te bestrijden, en wij mogen ook niet,
wanneer daartoe de gelegenheid be
staat, een machtspolitiek voeren om
de Socialisten te onderdrukken.
Alleen door tegenover de revolutie te
stellen het Evangelie, zal deze heil-
looze beweging overwonnen kunnen
worden.
"KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Drieta 1: Te Haarlem. A. Adriani
te Baarn; Dr. J. N. Bakhuizen v. d.
Brink te Winterswijk en G. J. Waarden
burg te Zierikzee.
Beroe p e n: Te Scherpenzoel' (toez.)
E. Warmoits le Heerdë. Te Oudenhoorn
J. Baarslag te Melissant.
Aangen o men: Naar Rottevalle,H
de Vos te Akersloot.
Bedank t: Voor Wageningen, A. Al-
tena te Kjjnsburg.
BEVESTIGING, INTREDE EN
AFSCHEID.
Zondag had de bevestiging plaats van
Ds. G. O. H- Bos in de^ed. Herv. Kerk
te Roodeschool, door zqn schoonvader
Ds .J. Kooiman van Hoilandscheveld,
met een predikatie over de woorden:
„Als onbekenden en nochtans bekend".
Een schare van meer dan 450 per
sonen woonde des middags de intreepre-
diking bij. Ds. Bos sprak over het woord
van den Dooper: „Hij moet wassen,
maar ik minder worden".
Na den dienst sprak allereerst de
consulent Ds. Keuzenkamp, en bood als
herinnering aan een jaar van aange
name samenwerking, een nieuw kansel-
boek aan, waarop de Zang vereeniging
een voor deze gelegenheid vervaardigd
welkomstwoord ten gehoore bracht. Ds.
„En hoe heb ik Glycera bemind 1'
sprak de kranke steunend. „Zij werd
behandeld als een vorstin, en ik wist
hare wenschen te voorkomen, vóór zij
ze had uitgesproken. Hondermaal
heeft zij mij gezegd, dat ik te goed en
te zwak voor baar was, en dat haar
niets te wenschen overbleef. Daar
kwam die Galliër in ons buis. een
mensch, een kerel zoó norsch als zure
wijn, maar welbespraakt en met von
kelende oogen. Hoe bij Glycera in zij
ne strikken heeft gevangen: ik weet
het niet en wil het niet weten. In de
hel zal hij er voor boeten. Dag en
nacht bid ik voor de arme verlorene
vrouw. Zij is bezweken voor eene be-
toovering, doch haar hart bleef in mijn
huis achter, want daar was haar
kind, en zij had Herinas zoo lief, en
ook aan mij was zij zoo innig gehecht l
Hoe sterk moet wel de begoocheling
zijn, die fcelfs de moederliefde kan
dooden! Ik arme! Ach ik ongelukkige 1
Hebt gij poit eene vrouw liefgehad,
Paulus?"
„Gij moet slapen", zeide de Anacho
reet vermanend. „Wie kan, gelijk ik,
bijna een halve eeuw geleefd hebben,
zonder te voelen wat liefde isl Maar
ditmaal spreek ik geen woord meer;
neem gij den drank dien Petrus u ge
zonden heeft".
Het middel van den senator werkte
krachtig, want de kranke sliep in, en
ontwaakte eerst, toen het volle dag
licht de spelonk verlichtte. Paulus
zat nog altijd aan zijne legerstede, en
overhandigde hem, nadat zij ge-
Hopyenraar} «nrak het welkomstwoord
nR.m'cs den Rincr.
Dq. 8 fVries nam Z^ndvr ik t,o
:mnvclpn srpUe k^rk afaoheid
van de Ned Herv. Gemeente te Zeven
huizen (Gr.) met een predikatie over
Ps. 90 17.
Toespraken werden gehouden door
den consu'ent. het hoofd cDi* Chr School
en den Evangelist te De Wilp. Op ver
ziek van den consulent werd den schei
denden herder en leeraar staande toe
gezongen Ps. 121 4.
PEREMPTOIR EXAMEN.
Na peremptoir examen voor de clas
sis Zaandém der G-eref. Kerken, is toe
gelaten tot den dienst Woords en
der Sacramenten. Cand. G- Tom. beroe
ren Pred. te West-zaan. Bevestiger is
Ds. D. Tom, van Hilversum. Intrede zal
plaats hebben Zondag 11 September.
BINNENLAND.
ONZE GEZANT TE ROME.
Bij Kon. Besluit is benoemd tot bui
tengewoon gezant en gevolmachtigd
minister te Rome, jhr. mr. A. van ,der
Goes, thans in gelijke hoedanigheid te
Kairo.
DE TWEEDE SLUISDEUR VOOR
IJMUIDEN.
Gistermorgen werd met goed gevolg
van Burgerhout's Machinefabriek en
Scheepswerf te Rotterdam te water
gelaten de tweede sluisdeur, in aan
bouw voor de,groote schutsluis te IJ-
muiden. De deur werd direct ver
sleept naar het dok IV van de gemeen
te Rotterdam om de houten drijfkisten
welke noodig zijn voor den afloop, te
verwijderen. De deur zal waarschijn
lijk Woensdag a.s. versleept worden
naar IJmuiden.
DE NATIONALISTISCH-
INDONESISCHE STUDENTEN.
Naar gemeld wordt, heeft de com
missie van deskundigen, die tot taak
had de bij Indonesische studenten in
beslag genomen papieren en documen
ten te onderzooken, thans haar rap
port aan de justitie verzonden.
Naar verluidt, zou uit dit rapport
duidelijk gebleken zijn, dat er een ge
regelde verbinding bestond tusschen
de Sovjet-regeering te Moskou en en
kele vooraanstaande figuren uit de Na
tionalistisch-Indonesische studenten
kringen hier te lande.
Ook de financieele relatie zou vol
doende bevestigd zijn.
LOODSWEZEN BLIJFT BIJ MARINE.
Naar wij vernemen, is afgezien van
het denkbeeld, dat in overweging was,
om de afdeeling Loodswezen, Beton
ning, Bebakening en Verlichting van
het Departement van Marine onder te
brengen bij het Departement van Wa
terstaat.
Een onderzoek naar de wenschelijk-
heid van die verplaatsing moet heb
ben uitgewezen dat de voordeelen die
men er van verwachtte door de nadee-
len zouden worden overtroffen.
BESTRIJDING
DER TUBERCULOSE.
Het Fonds 1918 ter bestrijding van
Tuberculose en Kanker heeft aan de
Nederlandsche Vereeniging tot bestrij
ding der Tuberculose het aanzienlijke
bedrag van 85.000 geschonken, onder
bepaling, dat de opbrengst van dit ka
pitaal uitsluitend gebruikt zal worden
voor wetenschappelijk onderzoek op
het gebied der tuberculose.
Reeds gedurende eenige jaren schonk
het genoemde fonds jaarlijks voor het
zélfde doel een belangrijke bijdrage.
Daardoor werd o.a. mogelijk gemaakt,
dat de rapporten en verslagen der tu-
berculose-studiecommissie van de Ne
derlandsche Centrale Vereeniging tot
bestrijding der Tuberculose in druk
konden verschijnen. Het eerste num
mer van deze verslagen is juist dezer
dagen uitgekomen.
OPROEP.
Het Stormramp-comité richt op
nieuw een oproep aan het Nederland
sche volk.
meenschappelijk gebeden hadden, de
kruik, die Hermas, alvorens hij naar
de oase ging, met frisch water gevuld
had.
„Ik gevoel oiij versterkt", zeide de
oude. „Het geneesmiddel is goed. Ik
heb rustig geslapen en heerlijk ge
droomd. Maar gij ziet er zoo bleek en
ontdaan uit".
„Ik?" vroeg Paulus. „Ik heb daar
toch op het bed gelegen. Laat mij nu
een oogenblik naar buiten gaan".
Terwijl hij dit zeide ging hij het hol
uit. Zoodra li ij zich aan de blikken van
Stephanus had onttrokken, haalde hij
diep adem, rekte hij zijne leden en
wreef hij de brandende oogen uit.
Want het was hem als had hij zand
onder de oogleden, die hij drie dagen
en nachten achtereen niet had willen
sluiten. Bovendien kwelde hem een
hevige dorst, want zijne lippen hadden
in dienzelfden tijd spijs noch drank
aangeroerd. Reeds begonnen zijne
handen te beven, maar de zwakheid
en de pijn vervulden hem met stille
vreugde, en gaarne had hij zich in zijn
hol teruggetrokken, teneinde zich, en
dat niet voor de eerste maal, over te
geven aan den bitterzoeten waan, dat
li ij aan een kruis hing en evenals de
Heiland uit vijf wonden bloedde.
Doch Stephanus riep hem, en zonder
talmen ging hij tot hem en beant
woordde zijne vragen. Het spreken viel
hem daarbij gemakkelijker dan het
hooren, want het suisde en bruiste en
gonsde en klonk hem in de ooren, als
of hij bevangen was door den vurigen
Wederom gevoelt het Nationaal
Steuncomité „Stormramp 1927", of
schoon dankbaar voor hetgeen reeds
gedaan is, zich gedrongen een beroep
te doen op den steun en de medewer
king van zijn landgenooten.
Er is zooveel noodig en de giften
komen nog niet in voldoende mate
binnen!
H'et werk der herstellingen vordert
reeds. In de provinciën Gelderland en
Overijssel is men bezig met het weder-
opbouwen van hetgeen beschadigd of
verwoest is, waarbij steeds van des
kundige voorlichting gebruik gemaakt
wordt.
Het Comité is echter in zijn werk be
moeilijkt doordat het niet over de gel*
den beschikken kan, die noodig zijn
om die hulp te verleenen welke billijk
geacht wordt en dan ook noodzakelijk
is.
Tot nog toe is (tot en met 11 Juli
j.l.) alles bij elkaar genomen, hetzij
rechtstreeks, hetzij door bemiddeling
van gemeentebesturen, vereenigingen
of bonden dié zich met het inzamelen
van bijdragen belast hebben bij den
Penningmeester ruim ƒ408.000 ge
stort.
Hun die nog niet hun bijdragen heb
ben ingezonden en hun die gelden be
stemd voor het herstel der schade ver
oorzaakt door de natuurramp van 1
Juni 1927 en wat daarmede samen
hangt, onder hun berusting hebben,
wordt dringend verzocht die zoo spoe
dig mogelijk te storten bij de Associa-
tie-Cassa te Amsterdam (Gironummer
8665) op naam van den penningmees
ter van het comité, den heer F. J. M.
van Ogtrop.
LEESTAFEL.
F. Hendnchs, S. J. „Het Chris
telijk getuigenis der Catacomben"
G. "Mosmans Zoon, 's Hertogen
bosch. 1927.
Prijs geb. f 4,90.
De bekende katholieke apologeet
Pater Hendrichs heeft in dit werk een
belangrijke bijdrage geleverd tot de
geschiedenis van net oudste Christen
dom. Hij heeft een en andermaal een
langdurig bezoek gebracht aan Rome
en een diepgaande studie gemaakt van
de Catacomben, de Christelijke be
graafplaatsen aldaar, en het getuige
nis onderzocht, dat van deze docu
menten uitgaat. Dit getuigenis spreekt
van zegepraal over aen dood door het
feloof in Jezus Christus. Duidelijk
lijkt daaruit, hoe reeds de oudste
Christenen aan Christus' Godheid ge
loofden, zoodat de „moderne" hypo
these van een mensen Jezus, die later
vergoddelijkt zou zijn, allen histori-
schen grondslag mist.
Maar volgens Pater Hendrichs blijkt
uit de catacomben nog iets anders,
en wel, dat het Christendom der oud
ste Christenen reeds katholiek zou ge
weest zijn, dit woord dan genomen in
den zin van Roomsch katholiek. En
hij tracht dit met de stukken aan te
toonen. Heeft de schrijver daarin ge
lijk
't Komt ons voor, dat we volmondig!
moeten toegeven, hetgeen ook reeds
door Protestantsche geleerden (Prof.
Pijper) gedaan is,- dat' verschillende
Roomsche instellingen veel ouder zijn
dan gewoonlijk door ons gemeend
wordt.
Toch is er tegen de door Pater
Hendrichs verdedigde stelling wel hefe
een en ander aan te voeren, en wel
in de eerste plaats dit, dat het gods
dienstig leven der ouaste Christenen
meer aoor den Bijbel, dan door da
traditie werd beheerscht en dus in
zooverre men vergeve ons dit ana
chronisme meer „Gereformeerd"
dan „Roomsch" was.
De inhoud der Voorstellingen in do
muurschilderingen der catacomben is
zoo goed als uitsluitend bijbelsch.
Ook kennen de catacomben slechts
twee sacramenten, Doop en Avond
maal, geen zeven zooals de R. K.
Kerk.
Doch overigens is over al deze kwes
ties, die met het getuigenis der Cata
comben samenhangen, het laatste
wordt nog niet gezegd: het onderzoek
is nog in vollen gang.
Inmiddels mogfen wij Pater Hen
drichs uankbaar zijn, dat hij ons in
wijn.
„Als Hermas nu maar niet vergeet
den Galliër te bedanken," zeide Ste
phanus.
„Danken, ja danken moeten wij al
tijd", antwoordde de ander, terwijl hij
de oogen sloot.
„Ik heb van Glycera gedroomd", be
gon de oude man opnieuw. „Gisteren
zeidet gij, dat de liefde ook u eens het
hart heeft bewogen. Gij zijt toch nooit
gehuwd geweest. Gij zwijgt? Maar
antwoord mij dan toch!"
„Ik? Wie heeft mij geroepen?" pre
velde Paulus, en staarde den vrager
met strakke blikken aan.
Deze verschrikte, zoodra hij bemerk
te, dat Paulus over al zijne leden beef
de, richtte zich op, en gaf hein de
flesch met den wijn van Sirona, die de
ander, zichzelven niet meer meester,
aem hartstochtelijk uit de hand rukte
en brandend van dorst ledigde.
De vunge drank wekte zijne wegzin
kende krachten weder op, kleurde
wangen en verleende aan zijne oogen
een eigenaardigen glans. Daarbij zeide
hij, diep ademhalende en zijne hand
tegeD de borst drukkende: „Hoe goed
heeft mij dat gedaan 1"
Stephanué was nu volkomen gerust
gesteld, en herhaalde zijne vraag.
Doch hij gevoelde weldra berouw over
zijne nieuwsgierigheid, want de stem
van zijn vriend had een geheel vreem
den klank aangenomen, toen hij ant
woordde: „Ik was nooit gehuwd, neen
nooit. Maar toch heb ik lief gehad, en
ik wil u alles vertellen, alles, van het
dit royaal uitgegeven werk', 'dat ruin*
300 panaria's op kunstdmkpanier met!
295 afbeeld in een naar phono's b'evatl
de betreffende drvcumeriten voorge
legd en in onderhoudenden trant de
resnHaten zij'ner studie uiteengezet
heeft. Wie. van wat richting ook,
deze dineren bestudeert, zal met dit
boek rekening dienen te houden.
Dr. C. Bouma. „Het Evangelie!
naar Tohannes".
T. H. Kok. Kamnen. 1927.
Prifs geb. f 3.25. 1
F.en nieuw deeltie van de Korte
verklaring der Heilige Schrift met
nieuwe Vertaling".
In -de inleiding deelt de schrijver
eerst een en ander mede over de E-
vangeliën in het algemeen, den schrij
ver van het vierde Evangelie, plaats
en tijd van het ontstaan en wijst daar
na op de bijzondere, aparte plaats, rh'e
dit Evangelie tecenover de eerste drio
inneemt, in het bijzonder wat' betreft!
de teekening van de Christusfiguur
De schrijver handhaaft de eenheid
van het Evangelie en deelt het als"
volgt in:
.Inleiding: 1:118.
I. De aanvang van Jezus' zelfopen
baring: 1:194:54.
II. Voortgaande openbaring aan
Israël: 512.
III. De laatste woorden: 1317..
IV. Dood en opstanding: 18 -2^
Daarna volgt de vertaling en een
korte, kernachtige verklaring.
We beve'en dit boek van harte aan
al onze lezers aan: het is een uitne1
mend hulpmiddel om den zin van
Gods Woord in dit schoone Evangelie
beter te verstaan.
Hilaire Belloc. „Kerk en Ge
schiedenis".
Uitgeverij „Foreholte", Voor-
hout.
Prijs ing. f 2; geb. f 2,75.
De schrijver van dit door Mevr.
Ellen Russe uit het Engelsch vertaal
de boek is een historicus van beteeke
nis.
In dit geschrift behandelt hij da
verschillende argumenten, aan de ge
schiedenis ontleend, die tegen de Kerk
voor hem de R. K. Kerk wor
den aangevoerd. Zijn betoogtrant staat
op een noog_ peil.
Gelukkig is niet alles, wat in dit
boek staat juist; b.v. als hij op pag. 99
opmerkt: „De Bijbel heeft buiten de
Katholieke Kerk elk gezag verloren".
Althans voor ons land geldt dit niet;
en naar wij meenen, kan dit ook van
Engeland, waar onder de Protestan
ten nog zoo velen zijn, die krachtig
voor de autoriteit van Gods Woord op
komen, niet gezegd worden.
Giorgio Pini. „Benito Musso
lini". (Vertaald'dopr Mary Rob
bers. Met eên inleiding van Ro
mano Nob. Guarnieri).
Uitg.-Mij. „Elsevier", Amster
dam. 1927. 1
Prijs ing. f 1,25; geb. f 1,75.
Iedereen praat tegenwoordig over
Mussolini en meent een oordeel over
hem te mogen uitspreken, gewoonlijk.'
tegelijk een veroordeeling.
Doch hoe weinigen zijn er, die de
zen man, die waarlijk groot is, eeni-
germate kennen?
Men fantaseert er meest maar op1
los en staat dan verwonderd als men
landgenooten ontmoet, die naar Italië.
feweest zijn en die, van welke politie-
e of godsdienstige overtuiging ook/
unaniem verklaren, dat Mussolini een
zegen voor zijn land geweest is, en.
dat er een nieuwe geest in dit volk
is ontwaakt: een geest van arbeid en
orde, gevoel voor tucht, ook een toe
nemende godsdienstzin.
Natuurlijk zijn wij als Christenen
ook niet blind voor de gevaren van
het fascisme, speciaal zijn verafgo
ding van het vaderland met het daar
aan verbonden oorlogsgevaar; ook is
het fascisme in wezen niet minder re
volutionair dan het socialisme, ge
lijk ook uit dit geschrift duidelijk blijkt.
Doch leest dit mooie boekje, boei
ender dan een roman welke laat
ste bovendien slechts verdichting
geeft,en ge zult Mussolini leerein
kennen en begrijpen, wat tegelijk wil
zeggen waardeer en en bewonderen.
En ge zult de verschijnselen van
uw tija beter leeren verstaan.
W. B.
begin tot het einde. Gij moogt mij ech
ter niet in de rede vallen, geene enke
le maal! Ik ben zoo zonderling temoe-
de! Misschien komt het van den wijn.
Ik heb dien in lang niet gedronken. Ik
heb gevast, sedert. Jsedert
Doch dat doet er niet toe. Zwijg nu
stil, dood stil, en laat mij hertellen".
Paulus zat op Hermas' legerstede.
.Thans boog hij zich een eind achter
waarts, leunde met zijn hoofd tegen
den rotswand der spelonk, door wel
ker opening het volle daglicht binnen
stroomde, en begon, terwijl hij in de
ruimte staarde: „Hoe zij er uitzag?
Wie kan haar beschrijven? Zij was
lang en groot als Hera en toch niet
trotsch en haar edel Grieksch gelaat
was nog lieftalliger dan schoon. Zij
kon zoo heel jong niet meer zijn, toch
had zij de oogen van een vriendelijk
kind. Ik heb haar alleen zeer bleek
gekend. Haar smal voorhoofd kwam
als elpenbeen onder de donkerbruine
haren te voorschijn. Blank als haar
voorhoofd waren ook bare schoone
lianden, handen die, als bezielde we
zens, eene eigene taal wisten te spre
ken. Als zij ze aandachtig samen
vouwde, dan was het als spraken zij
voor zichzelve een gebéd uit. Zij was
buigzaam als een jonge palm, als zij
zich bewoog; toch was er iets voor
naams en waardigs in hare houding,
zelfs in de dagen toen ik haar voor
het eerst aanschouwde. Dat was óp
eene verschikkelijke plaats, in de
ijzingwekkende gevangenkamer in de
Rhakotis. (Wordt vervolgd).