tweede blad.
uit de schriften
"kerk en school.
feuilleton.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 JULI 1927
w=
DE GEEST OVERTUIGT VAN ZONDE
En die gekomen zijnde, zal' de'
wereld overtuigen van zonde, en
van gerechtigheid en van oor
deel'.
Van zonde otndat zij in Mij
niet gelooven.
Joh. 16 8 en 9.
De Heilige Geest, één met 'dienl
Vader en den Zoon, werkt in het rijk
der natuur en in het rijk der genade.
Wij belijden dat het werk der schept
ping in het bijzonder van den Vader
uitgaat. Maar wij weten ook, dat 'door
het Woord Gods alle dingen gemaakt
zijn, en dat zonder hetzelve geen dingl
'gemaakt is, dat gemaakt is.
En de Heilige Schrift openbaart, dat
in den morgenstond der schepping'de
Geest Gods zweefde of broedde op
de wateren.
AlLe dingen zijn uit den Vader, door
den Zoon en in den Heiligen Geest.
Van dien Geest gaat uit de leven
wekkende adem en door. Hem is er
eerst de ritseling, straks de tinteling
van het leven. I
Zonder dien Geest zou er wei- 'ma
term. ook vorm en gestalte z*m, maar
het leven zou niet gevonden worden,
de dood zou heerscnen.
Door den Geest Gods bloeit en
geurt de bloem op het veld, glanst
het oog van het dier, en kan de
mensch zeggen: in Hem leven we.zijn
we en bewegen we ons. 1
Maar door dien Heiligen Geest,
worat ook het eeuwige ieven gewekt)
en in stand gehouden m hei haru'van
Gods kind. Hij, roept door'Zijn God
delijke kracht tot net leven en doet
het geestelijk zich openbaren, en Hii'
onderhoudt het gestadiglijk.
Van dien Heiligen Geest,is het zaad
'der wedergeboorte, de vrucht van ge
loof en bekeering, de dagehjksche
oefening in de heiligmaking, net leven
in zalige verzekerdheid.
Die Geest Gods, Die werkt m het
midden der wereld, en die cte .kinleren
'der menschen door Zijn Kracht over
tuigt, overtuigt hen van zonde, erivan
gerechtigheid en van oordeel.
Van zonde, omidat zii in Mi] niet)
gelooven.
Hiermede begint de Heilige Geest
altoos het werk der genade in het
hart van eep, die geroepen is tot het
eeuwige leven. Het eerste waafvan Hu
overtuigt is van schuld en zonde.
Wilt gij getroost leven en zalig ster
ven dan is het noodig van drie Im-
gen te weten, allereerst hoe groot uw
Schuld en zonden zijn, dan, hoe
'daarvan verlost wordt, en eindelijk hoe
gii Gode voor zulk een verlossing zult
dankbaar zijn. Maar het overtuigd ziin
van schuld en zonde wordt toch m
!de eerste plaats genoemd en staat oo
den voorgrond.
Ach, cfe natuurlijke mensch weet
vap. schuld bij God en van zonde
tegen God niet af. Hij geeft het niet
toe, dat hij onbekwaam is tot eenig
goed en geneigd tot alle kwaad. En
nis bil er van hoort, en somwiilen de
consciëntie zich doet gelden, hii is er
allerminst van overtuigd.
Maar de Heilige Geest komt met
ontdekkende genade, neemt weg den
hoogmoed en de eigengerechtigheid
opent het oog voor de zonde en da
ongerechtigheid en vervult het hart
met berouw en verslagenheid, omdat
tegen den Grooten God zoo zwaar en
menigmaal is misdreven.
Hii overtuigt van zonde, en dan
wordt het bange woord „zonde" niet
meer gedachteloos uitgesproken en
blijft het hart er niet langer onbewo
gen bij, neen, het is zoo dat de zieï
alle tegenspreken opgeert, zich aan
God gewonnen geeft en ten volle van
haar schuld overtuigd is vanwege het
schrikkelijke der zonde. Dan is ook
het hart ontroerd en met verschrik
king aangedaan. Uit diepte van ellen
de wordt geroepen naar God in den)
hooge.
Maar één ding weet ge, als het oog)
voor de zonde open is, en er de ziel)
met hare zonde te doen heeft, als het
hart door schuldbesef is getroffen erf
verslagen, dan is 'dat een werk van den
Heiligen Geest. Hij is het die van zon
de overtuigt door ontdekkende genade
Er wo<fdt iets bif gezegd, en well
dit: omidat zij 'in Mij niet gelooven.
Dit is nog iets anders dan de zonde
zelVe. Hier wordt het gevolsr en de
vrucht der zonde openbaar. Want het
is zoo gelegen, dat'vanwege de zonde
en uit oorzaak der zondige natuur
niet in den Christus Gods geloofd!
wordt.
O, was de mensch' maar niet met
een zondige natuur behept, zijn oog
zou niet zoo verblind zijn, of hij' zou
gelooven in den Zone Gods en SionS
Vorst erkennen voor zijn Heer. Maar
omdat hij zoo diep gevallen is, Ts hij'
'daartoe niet in staat.
De prediking van Christus Jezus ei*
'de verkondiging van het Evangelie
'des kruises 'openbaart de grootheid
ld er zonde bij hen, die niet gelooven
kunnen en het niet willen.
De Heilige Geest gekomen zijnde,
overtuigt, dat buiten Christus, en zon
der het' geloof in Hem, de zonde in de
wereld heerschappij voert.
Petrus zeide tot het Joodsche volk
in den Tempel, nadat hij den kreupele
genezen had: d. Vorst des levens hebt
gij gedoodik weet, dat gij "het
door onwetendheid gedaan hebt, gelijk)
alsook uwe oversten.
En Paultis schreef aan de gemeente
van Korinthe: welke niemand van de
oversten dezer wereld gekend heeft,
want indien zij Hem gekend hadden,
zoo zouden zij den Heere der heerlijk
heid niet gekruist hebben.
De macht der zonde is zoo groot,
dat de zondaar in Christus Jezus niet
kan gelooven.
Maar de verheerlijkte Christus
zendt den Heiligen Geest in het mid
den der wereld, die Hem kruisigde.
En die Geest overtuigt vén zonde
daarin, dat ze in Christus niet hebben
geloofd. v
Hij geeft de hartveranderende gena
de, dat de schuld erkend en de zonde
beleden wordt. Hij geeft het geloof in
Christus Jezus, den Zone Gods. En
door dat geloof de eeuwige zaligheid
en het hemelsche leven.
EEN HUURHUYS.
2 Cor. 5:1.
Het vleesch, dat ons het lichaam decktf
En al de leden overtreckt,
Noem dat een huurhuys, lieve vrient,
Vermits het ons maer weynigh dient.
Een huurhuys is gemeenlijk slecht,
Als licht en vaerdigh opgerecht.
En schoon men al het slecht gebou
Tot beter wesen brengen wou,
De huysheer wil het dickmael niet,
Hoewel hij schoon de feylen siet;
Hij wil niet, dat men kosten doe.
Hij is misschien den huurder moe.
Het blijven of het henen gaen
Plach aen den huurder niet te staen.
't Lijf is maer huur, geen eygen goet,
Soo dat men haest verhuysen moet.
Indien uw huurtyd is volent,
Dat aen den huysheer is bekent
Eylaes. daer is geen bidden aen,
De huurlingh moet daer henengaen.
Welaen, mijn ziele, tot besl.uyt:
Siet ons naar vaster woningh uyt.
Siet, dat ge tot het huys genaeckt,
Dat met geen handen is gemaeckt.
O God, als ghy my seggen suit:
Verhuyst, uw' huurtijt is vervult,
Geeft, dat ik dan mag zijn bereyt
Als een, die uyt een huurhuys scheyt,
Om soo te gaen, met blijden geest,
Daer geen verhuysen wort gevreest.
JACOB OATS.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: Te Burum, K. Engels
man te Zwartsluis. Te Kolham, F.
Visser te Oosterzee. Te Niezijl, J.
Juursema te Britsum. Te Rottevalle
H. de Vos te Akersloot.
Aangenomen: Naar Zeist, J. G.
W. Goedhart te Leiden.
Bedankt: Voor Nieuw-Vennep, D.
M. Blankhart te Nijverdal. Voor 's-
Grevelduin-Capelle (N.-B.) A. M. den
Oudsten te Middelharnis. Voor
Vreeswijk, E. Warmolts, te Heerde.
CHR. GEREF. KERK.
Beroepen: Te Zaandam, H. C.
Binee, te Murmerwoude.
AFSCHEID ZENDELING v. NOPPEN.
Maandag 11 Juli hoopt zendeling L.
M. v. Noppen, de zendeling van hei
Tasikmalaja-Comité, der N. Z. V., af
scheid te nemen in een openbare sa
menkomst in de Koepelkerk, Stadhou
derskade, te Amsterdam.
Behalve zendeling v. Noppen zullen
als sprekers optreden Ds. R. Dijkstra,
Ds. L. M. v. Noppen Sr., en Ds. J. F.
van Duyne.
Medewerking verleent de Chr. Gem.
Zangvereeniging „Sions Lofzang", di
recteur de heer G. ter Braake. Deze
samenkomst vangt aan des avonds te
8 uur.
LIMBURG
AFZONDERLIJK KERKRESSORT.
In de classicale vergadering van
Maastricht heeft ds. S. A. de Vries,
predikant te Beek, bij de behandeling
van het tweede synodale voorstel
(over den rang der Waalsche gemeen
ten) de vraag gesteld, of Limburg niet
weer kan worden hersteld in de ker
kelijke rechten en bevoegdheden, die
het vroeger vóór 31 Maart 1875
bezat, toen het een afzonderlijk res
sort vormde onder het provinciaal
kerkbestuur van Limburg. In een ver
gadering van het classicaal bestuur
vai Maastricht zal deze vraag, welke
met de toeneming van het aantal Her
vormden (vooral in de mijnstreek) re
kening houdt, nader worden bespro
ken.
EEN NIEUW GEREF. KERKGEBOUW
TE HAARLEM.
Donderdag is bet nieuwe Gerefor
meerde kerkgebouw aan de Kloppers
singel te Haarlem in gebruik genomen
Aanwezig waren de burgemeester, de
heer C. Maarschalk en wethouder mr.
A. Bruch, die het gemeentebestuur
vertegenwoordigen.
Namens de Commissie van Beheer
droeg nadat de dienst was geopend
met het zingen van Psalm 111 1 en 3
de heer P. A. van 't Wout het kerkge
bouw aan den kerkeraad over. Spr.
deed dat, na te hebben geloofd Gods
goedheid en trouw, die de gemeente
in Haarlem deed groeien en gedijen
met de bede dat in het kerkgebouw
nooit anders dan het zuivere Woord
van God mocht worden gepredikt.
Nadat ds. Siertsema vervolgens den
kansel was beklommen, en deze bad
voorgelezen 1 Kronieken 29 1018 en
Marcus 14 1216 en in gebed was
voorgegaan aanvaardde deze namens
den kerkeraad het kerkgebouw met
een toespraak naar aanleiding van de
voorgelezen Schriftgedeelten* De ge
meente heeft nu een plaats waar zij
met haar Heer kan samenkomen zei
spr. onder meer. De Heere heeft ons
ruimte gemaakt.
In het tweede deel van zijn rede
bracht spr. dank aan de vertegenwoor
digers van het gemeentebestuur, van
verschillende andere aanwezige 'auto
riteiten, en ook aan den architect, den
heer Boeyenga.
Dan las spr. een gelukwensch-schrij-
ven voor van ds. Kuyper van Den
Haag.
Tweede spreker was dr. Kremer. De
ze zette uiteen, hoe God de Heere groo-
te dingen in het midden van de ge
meente heeft gedaan.
Na dankgebed werd nog gezongen
Psalm 103 2 en 4.
NIEUW SCHISMA.
Gelijk bekend is, heeft Ds. Kersten
de Gereformeerde Gemeenten de nood
zakelijkheid doen inzien van opleiding
tot den dienst des Woords. De kroon
op zijn onvermoeide werkzaamheid
was ten vorigen jare de opening eener
Theol. School te Rotterdam. Naar Ds.
Jansens mededeelt in de Geref. Kerk
bode van de classis Gorinchem hóeft
dit te 's-Gravenpolder (Zuid-Beveland)
tot scheuring geleid. De bloeiende ge
meente aldaar, indertijd door wijlen
Ds. Bakker gesticht, splitste zich in
tweeën. De „anti-schoolmannen" ble
ven in het bezit van het oude kerkge
bouw, en zij, die de leiding volgen van
Ds. Kersten, deden een nieuw gebouw
verrijzen, 't Schijnt wel, helaas, dat de
kerkelijke eenheid van de „Gerefor
meerde gezindheid" hoe langer hoe
verder uit 't gezicht komt.
SCHOOLKWESTIE IN ENGWIRDEN.
B. en W. stellen den gemeenteraad
voor afwijzend te beschikken op het
verzoek van de Vereen, tot stichting
en instandhouding van een school
voor bijz. neutr. onderw. te Luinjeberd,
om voor die stichting gelden uit de
gemeentekas toe te staan.
Voorts stellen B. en W. voor, het ver
zoek der vereeniging, om twee lokalen
der vroegere openbare school te Luin
jeberd in bruikleen af te, staan, af te
wijzen, daar dit ontijdig is ingediend.
CATECHISATIE-PLICHTIGEN.
Ds. Hagen schrijft in de Delftsche
Kerkbode:
Heel wat jonge menschen en zelfs
veel ouders willen dat woord niet toe
laten.
Om met de ouders maar te begin
nen, wat leeft er weinig besef, dat bet
kind de catechisatie moet bijwonen.
Wil ik eens wat redenen van verzuim
opnoemen?
De leeraar of meester bij wien pri
vaatles genomen wordt, heeft deze
week het uur verzet en juist op het
catechisatieuur. Inplaats dat dan die
ouders zeggen: de catechisatie gaat
voor en die leeraar moet dan maar een
ander uur zoeken óf een week over
slaan, wordt direct uit den weg ge
gaan voor dien leeraar; immers die les
kan niet verzuimd worden, en de do-
miné moet het verzuim maar goed
keuren.
Een vereeniging waarvan men lid is,
Soli Deo Gloria, of een J.V. of een M.-
V., of een gymnastiekvereen, houdt op
den catechisatieavond repetitie voor
een feest of uitvoering; och 't is maar
voor één keer, en men kan daar toch
niet van wegblijven.
Moeder heeft op het catechisatieuur
boodschappen te doen.
De school maakt juist op den cate
chisatiemiddag een uitstapje.
Jantje kende z'n les niet, en zag er
toch zóó tegen op om toch te gaan.
M'n vriendin kon niet, en toen ben
ik ook maar thuisgebleven.
Ik was het heelemaal vergeten, do-
miné.
Ja werkelijk, dat laatste ook. Meer
dan eens. Vergeten, door het kind, de
ouders, de broers en zusters. Vergeten 1
We waren aan den schoonmaak, do-
miné. En dit wordt op zulk een toon
vaak gezegd, alsof men denkt, hoe
kunt u nou toch denken, dat we dan
nog op catechisatie zouden komen.
Euzoovdort, 'enzoovoort!
Zoo zijn er enkele van de slechtste
catechisanten die per cursus wel 15
keer verzuimen.
Natuurlijk komen zulke leerlingen
nooit in de behandelde stof goed in;
ze blijven stumpers in de geestelijke
dingen.
'Wat zijn er toch betrekkelijk weinig
ouders die kennis geven aan den pre
dikant dat him zoon of dochter verzui
men moet. De dominé moet de reden
van verzuim maar raden of anders er
heen gaan of een ouderling er heen
zenden. De burgerlijke beleefdheid
wordt op dit terrein maar weinig in
acht genomen.
Om al die redenen mag ik er daar
om wel in de eerste plaats op wijzen,
dat de kinderen der gemeente catechi-
satie-plichtig zijn. Niet door mensche-
lijken dwang maar uit kracht van het
Genadeverbond. Laten de vaders en
moeders er veel over spreken met hun
kinderen, èner naar gaan leven.
Waar ook bij hoort, dat ze nagaan
of de leerlingen wel leeren. In sommi
ge gezinnen is dat altijd in orde, in
andere haast nooit. Er mag wel eens
een onderzoek naar gedaan worden.
EVANGELISATIE-LIEDEREN
BUNDELS.
Dr. C. Bouma te Zwolle doet in De
Reformatie het volgende verzoek, dat
we, onj het belang der zaak, hier gaar
ne overnemen:
„Ik zou zeer gaarne van zooveel mo
gelijk Evangelisatie-commissies van
welken aard ook en wat naam ze ook
dragen, als het maar Gereformeerde
organisaties zijn, eens weten, welke
zangbundels worden gebruikt bij bun
AAN HET ZOEKLICHT.
Leiden, 9 Juli 1027.
Minister van der Vegte heeft een po
ging gedaan om Boer Braat rekenen
te leeren.
De heer Braat stelde vragen o.a. of
de Minister wel wist dat de boeren
met het nieuwe spoorboekje geen raad
weten. „Men heeft papier en potlood
noodig om den tijd te herleiden", zoo
sprak onze afgevaardigde.
Nu ja, zegt de Minister, zoo moeilijk
is het niet; er is slechts een eenvou
dige berekening voor noodig: 17.12 wil
zeggen 1712 5 dus 17.12= 5.12.
Men zou den Minister kunnen ge
lijk geven, maar Z.Exc. moet niet ver
geten dat Boer Braat niet zoo gemak
kelijk begrijpt wat hij niet begrijpen
wil. Ondanks de uitnemende poging
van den Minister gaat Boer .Braat
steêvast met papier en potlood aan het
Haagsche station den tijd herleiden.
De „hoofdige boer" van ^taring is
nog niet uitgestorven.
OBSERVATOR.
samenkomsten, gezongen door publiek
of door koor' of solisten. Nu vlei ik me
niet, van alle organisaties in ons land
zulk een opgave te zullen ontvangen.
Misschien zullen niet vele secretaris
sen dit schrijven lezen. Maar de lezers
kunnen me wel helpen, als ze even de
moeite nemen, er te hunner plaatse
het bestuur der Evangelisatie-commis
sie opmerkzaam op te maken en mijn
verzoek over te brengen. Opgave van
den bundel is voldoende. Ook wanneer
er uitsluitend of alleen Psalmen wor
den gezongen, zou ik dit gaarne we
ten. Men geve dus op, welke bundel,
en voorts: weinig, veel of alleen psal
men".
KEUKENZOUT.
Een van de stoffen, die de mensch!
het minst kan ontberen is wel het)
keukenzout.
Vooral voor personen, die veei
groenten eten, is de toevoeging" van
deze stof aan het voedsel bijna nood
zakelijk gebleken.
Het keukenzout werd vroeger in ta
melijk zuiveren toestand gebruikt; het
werd vervaardigd uit zeewater of uiti
de steenzoutafzettingen, die men in
vele landen onder den grond aantreft.
Langzamerhand heeft men het we
ten te zuiveren van bijmengsels en
men gebruikt thans een ander prepa
raat in de keuken dan b.v. voor net
zouten van huiden of voor a;nider;e
industrieele doeleinden.
Een lezer van het „Brit. Med. Jour
nal" heeft de redactie gevraagd of
door deze zuivering niet een aamtali
stoffen van waarde voor den mensch
verloren zijn gegaan.
Dit bleek echter niet het geval te
zijn. Verontreinigingen als magnesium
en calcium b.v. krijgen wij wel op
andere wijze met ons voedsel binnen.
Wel heeft men een aantal jaren ge
leden het z.g. tafelzout willen verbe
teren, door er een kleine hoeveelheid!
phosphaat bij te mengen.
De firma, die dit het eerst deedl, ad
verteerde, dat phosphor goed was
voor de hersenen, en dat naar zout,,
die deze phosphaten bevatte, dus ta
verkiezen was boven het gewone keu
kenzout.
Dit was natuurlijk onzin, wij krip
gen phosphaten wel op andere wijze in
ons lichaam en zijn daarvoor niet af
hankelijk van het keukenzout.
Wel bleek echter wat anders: het
gewone keukenzout wordt spoedig
vochtig, omdat het een kleine hoeveel
heid magnesiumchloride bevat, dat
sterk hygroskopisch is. In het phos
phaat-keukenzout is dit magnesium-
chloride veranderd in magnesium-
phosphaat, dat geen water aantrekt en
dus heeft het „phosphaat"-zout inder
daad voordeelen boven het gewone
zout; het trekt geen water aan, en het
klontert idus ook niet samen gedurende
de vochtige zomermaanden.
In streken waar veel krop voorkomt!
door gebrek aan. Jodium in het voed
sel, heeft men tegenwoordig kunst
matig een kleine hoeveelheid joodnar
trium toegevoegd aan het keukenzout.
Hierdoor neeft men de krop in dezö
streken sterk doen verminderen.
Niets menschelijks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
vde Christenen op het Sinaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
19. O—
„De Romeinen verlieten de woning
vóór ons. Met kransen getooid, zingen
de en geen kwaad vermoedende volg
den wij hen 'n poos later. Reeds waren
wij dicht bij de haven, toen een
schreeuwende troep uit eene zijstraat
te voorschijn kwam, en ons met blan
ke wapenen op het lijf viel. Het was
maneschijn, zoodat ik enkele van onze
aanvallers kon herkennen. Ik wierp
mij op een lagen tribuun, worgde hem
en zonk, toen hij viel, met hem op den
grond. Wat verder geschiedde, weet
ik niet recht meer, want zwaardhou
wen vielen er als een slagregen op mij
neer en het werd mij zwart voor de
oogen. Ik weet alleen nog wat ik toen
in het aangezicht van den dood heb
gedacht".
„Wat dan?" vroeg Stephanus.
„Ik dacht", antwoordde Paulus,
terwijl hij een kleur kreeg van schaam
te, „aan mijne kwartels in Alexandrië,
die ik onderhield om te vechten, of zij
wel water hadden gehad. Daarna over
viel mij eene diepe en sombere bewus
teloosheid. Weken lang heb ik zoo ge
legen, want ik was gehakt als het
v oi-stvleesch van den slager. Ik had
twaalf wonden, de kleine niet medege-
rekend, ieder van welke zeker een an
der het leven zou hebben gekost. Gij
hebt u immers menigmaal over mijne
litteekens verwonderd".
„En wien heeft de Allerhoogsten uit
verkoren om u te redden?"
„Toen ik ontwaakte" ging Paulus
voort, ,lag ik in een groot net vertrek,
achter een gordijn van helder doek.
Ik kon mij niet oprichten, en als had
ik evenveel minuten als dagen geslui
merd, dadelijk dacht ik weder 'het
eerst aan mijne kwartels. Bij den laat-
sten kamp had mijn beste haan dien
van den schoonen Nicander leelijk toe
getakeld, en toch beproefde hij mij
den inzet te betwisten. Ik wilde mij
evenwel recht verschaffen. De kartels
moesten althans nog eens tegen el
kaar in het s'rijdperk, en als Nicander
mocht weigeren, dan wilde ik hem in
de palaestra tot een vuistkamp dwin
gen, en hem ter herinnering aan zijn
schuld een blauw teeken op het oog-
schilderen. Mijne handen waren zwak
en toch balden zij zich tot vuisten, als
ik aan dat ergerlijk gedrag dacht. Ik
zal hem! prevelde ik in mijzelven.
„Daar hoorde ik hoe de deur van
het vertrek, waarin ik sliep, werd ge
opend en zag hoe drie mannen eerbie
dig een vierden naderden. Deze laatste
begroette hen waardig maar toch
vriendelijk, en rolde een geschrift op,
waarin hij gelezen had. Gaarne had ik
hem geroepen, maar ik kon de drooge
lippen niet openen. Toch zag en hoor
de ik alles wat er in de kamer bij
mij voorviel.
„Dat kwam mij toen vreeand genoeg
voor. Reeds de groei, dezer mannen
was zoo zonderling. Weldra bespeurde
ik, dat bij die op den stoel zat een
rechter was, en dat de anderen als
klagers kwamen. Zij waren alle drie
oud en arim, maar goede menschen
hadden hun een stuk grond in ge
bruik gegeven. Gedurende den tijd van
den akkerbouw was de een, een flinke
grijsaard met lange witte hajren, ziek
geweest, zoodat hij ook bij den oogst
niet had kunnen medehelpen. Nu zul
len zij hem zeker, dacht ik zoo bij mij
zelven, zijn aandeel aan het koren
willen onthouden. Doch het kwam
gansch anders uit. De gezonden had
den den kranke het derde deel van
het gedorschte in huis gebracht, en de
grijsaard weigerde hardnekkig de tar
we aan te nemen, daar hij noch bij het
zaaien, noch bij den oogöt had mede-
geholpen. Hij verlangde van den rech
ter, dat deze den anderen aan het ver
stand zou brengn, dat hij niet gerech
tigd was aan te nemen, wat hij zich
inderdaad niet verworven had.
„E)e rechter had tot hiertoe gezwe
gen. Thans hief hij zijn verstandig en
vriendelijk gelaat op, en vroeg den
grijsaard: „Hebt gij voor uwe gezellen
en voor het gedijen van den arbeid
gebeden?"
„Dat heb ik gedaan", antwoordde de
oude.
„Zoo hebt gij hen door uwe voorbid
ding geholpen", besliste de rechter.
Het derde deel van den oogst is het
uwe en gij moogt het behouden!"
„De gtrijsaard boog; de mannen ga
ven elkaar de band en weldra was de
rechter weder alleen in het vertrek.
„Ik begreep niet recht wat er in mij
omging. Zoowel de klacht als de uit
spraak van den rechter schenen mij
onredelijk toe. Toch werd ik door bei
de in bet hart geroerd. Ik sliep we
der in, en toen ik den volgenden mor
gen gesterkt ontwaakte, kwam de
rechter naar mij toe en bood mij het
geneesmiddel aan, niet enkel voor li
chaam maai' ook voor de ziel, die ze
ker.even diep gewond was als de ar
me gekwetste leden".
„Wie was die rechter?" vroeg Ste
phanus.
„Eusebius, de presbyter van Cano-
bus. Christenen hadden mij halfdood
op de straat gevonden en in zijn huis
gebracht, want de weduwe Theodora,
zijne zuster, was diakones der stad.
Zij beiden hebben mij verpleegd, als
ware ik werkelijk hun broeder. Eerst
toen ik krachtiger was geworden,
toonden zij mij het kruis en de door
nenkroon van hem, die ook om mij
nentwil zooveel smartelijker lijden on
dergaan heeft. Zij leerden mij zijne
wonden vereeren en de mijne met ge
duld dragen. Aan het dorre hout der
vertwijfeling botte weldra de groene
knop der hoop; in plaats van dat ijdel
niets aan het einde des levens, toon
den zij mij den hemel met al zijne
vreugde. Ik werd een nieuw mensch
en de toekomst lag voor mij als een
eindeloos zalig bestaan. Na den dood,
dit leerde ik nu, zal er niets zijn dan
de eeuwigheid. De poorten des he
mels waren wijd voor mij geopend en
te Canobus werd ik gedoopt.
„In Alexandrië had men mij reeds
als een gestorvene betreurd, en mijne
zuster Arsinoë had, als mijne erfgena
me, met haar echtgenoot den prefect
mijn landhuis betrokken. Ik liet het
gaarne aan haar over en woonde van
nu aan weder in de stad om, als de
vervolgingen opnieuw mochten begin
nen, de broeders te kunnen bijstaan.
Dat viel mij gemakkelijk, want door
mijn zwager was de toegang tot alle
kerkers voor mij geopend. Eindelijk
meest ik in het openbaar voor mijn
geloof uitkomen en heb ik veel moeten
lijden op de pijnbank en in de porfier
groeven. Doch elke smart was mij wel
kom, daar zij mij het doel van mijn
vurig verlangen nader soheen te brem-
gen. Als ik hier op den heiligen berg
mij over iets te beklagen heb, dan ia
het alleen over dit, dat de Heer mij
niet verwaardigt iets harders te lijden,
daar toch zijn eigen lieve zoon voor
mij en eiken arme zulke bittere saner
en op zich genomen heeft".
„Gij heilige men!" prevelde Stepha
nus en kuste deemoedig Paulus'
schaapsvel.
CW.oïdt wrolfpdL)