tweede blad. uit de schriften "kerk en school. feuilleton. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 JULI 1927 w= DE GEEST OVERTUIGT VAN ZONDE En die gekomen zijnde, zal' de' wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid en van oor deel'. Van zonde otndat zij in Mij niet gelooven. Joh. 16 8 en 9. De Heilige Geest, één met 'dienl Vader en den Zoon, werkt in het rijk der natuur en in het rijk der genade. Wij belijden dat het werk der schept ping in het bijzonder van den Vader uitgaat. Maar wij weten ook, dat 'door het Woord Gods alle dingen gemaakt zijn, en dat zonder hetzelve geen dingl 'gemaakt is, dat gemaakt is. En de Heilige Schrift openbaart, dat in den morgenstond der schepping'de Geest Gods zweefde of broedde op de wateren. AlLe dingen zijn uit den Vader, door den Zoon en in den Heiligen Geest. Van dien Geest gaat uit de leven wekkende adem en door. Hem is er eerst de ritseling, straks de tinteling van het leven. I Zonder dien Geest zou er wei- 'ma term. ook vorm en gestalte z*m, maar het leven zou niet gevonden worden, de dood zou heerscnen. Door den Geest Gods bloeit en geurt de bloem op het veld, glanst het oog van het dier, en kan de mensch zeggen: in Hem leven we.zijn we en bewegen we ons. 1 Maar door dien Heiligen Geest, worat ook het eeuwige ieven gewekt) en in stand gehouden m hei haru'van Gods kind. Hij, roept door'Zijn God delijke kracht tot net leven en doet het geestelijk zich openbaren, en Hii' onderhoudt het gestadiglijk. Van dien Heiligen Geest,is het zaad 'der wedergeboorte, de vrucht van ge loof en bekeering, de dagehjksche oefening in de heiligmaking, net leven in zalige verzekerdheid. Die Geest Gods, Die werkt m het midden der wereld, en die cte .kinleren 'der menschen door Zijn Kracht over tuigt, overtuigt hen van zonde, erivan gerechtigheid en van oordeel. Van zonde, omidat zii in Mi] niet) gelooven. Hiermede begint de Heilige Geest altoos het werk der genade in het hart van eep, die geroepen is tot het eeuwige leven. Het eerste waafvan Hu overtuigt is van schuld en zonde. Wilt gij getroost leven en zalig ster ven dan is het noodig van drie Im- gen te weten, allereerst hoe groot uw Schuld en zonden zijn, dan, hoe 'daarvan verlost wordt, en eindelijk hoe gii Gode voor zulk een verlossing zult dankbaar zijn. Maar het overtuigd ziin van schuld en zonde wordt toch m !de eerste plaats genoemd en staat oo den voorgrond. Ach, cfe natuurlijke mensch weet vap. schuld bij God en van zonde tegen God niet af. Hij geeft het niet toe, dat hij onbekwaam is tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad. En nis bil er van hoort, en somwiilen de consciëntie zich doet gelden, hii is er allerminst van overtuigd. Maar de Heilige Geest komt met ontdekkende genade, neemt weg den hoogmoed en de eigengerechtigheid opent het oog voor de zonde en da ongerechtigheid en vervult het hart met berouw en verslagenheid, omdat tegen den Grooten God zoo zwaar en menigmaal is misdreven. Hii overtuigt van zonde, en dan wordt het bange woord „zonde" niet meer gedachteloos uitgesproken en blijft het hart er niet langer onbewo gen bij, neen, het is zoo dat de zieï alle tegenspreken opgeert, zich aan God gewonnen geeft en ten volle van haar schuld overtuigd is vanwege het schrikkelijke der zonde. Dan is ook het hart ontroerd en met verschrik king aangedaan. Uit diepte van ellen de wordt geroepen naar God in den) hooge. Maar één ding weet ge, als het oog) voor de zonde open is, en er de ziel) met hare zonde te doen heeft, als het hart door schuldbesef is getroffen erf verslagen, dan is 'dat een werk van den Heiligen Geest. Hij is het die van zon de overtuigt door ontdekkende genade Er wo<fdt iets bif gezegd, en well dit: omidat zij 'in Mij niet gelooven. Dit is nog iets anders dan de zonde zelVe. Hier wordt het gevolsr en de vrucht der zonde openbaar. Want het is zoo gelegen, dat'vanwege de zonde en uit oorzaak der zondige natuur niet in den Christus Gods geloofd! wordt. O, was de mensch' maar niet met een zondige natuur behept, zijn oog zou niet zoo verblind zijn, of hij' zou gelooven in den Zone Gods en SionS Vorst erkennen voor zijn Heer. Maar omdat hij zoo diep gevallen is, Ts hij' 'daartoe niet in staat. De prediking van Christus Jezus ei* 'de verkondiging van het Evangelie 'des kruises 'openbaart de grootheid ld er zonde bij hen, die niet gelooven kunnen en het niet willen. De Heilige Geest gekomen zijnde, overtuigt, dat buiten Christus, en zon der het' geloof in Hem, de zonde in de wereld heerschappij voert. Petrus zeide tot het Joodsche volk in den Tempel, nadat hij den kreupele genezen had: d. Vorst des levens hebt gij gedoodik weet, dat gij "het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk) alsook uwe oversten. En Paultis schreef aan de gemeente van Korinthe: welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft, want indien zij Hem gekend hadden, zoo zouden zij den Heere der heerlijk heid niet gekruist hebben. De macht der zonde is zoo groot, dat de zondaar in Christus Jezus niet kan gelooven. Maar de verheerlijkte Christus zendt den Heiligen Geest in het mid den der wereld, die Hem kruisigde. En die Geest overtuigt vén zonde daarin, dat ze in Christus niet hebben geloofd. v Hij geeft de hartveranderende gena de, dat de schuld erkend en de zonde beleden wordt. Hij geeft het geloof in Christus Jezus, den Zone Gods. En door dat geloof de eeuwige zaligheid en het hemelsche leven. EEN HUURHUYS. 2 Cor. 5:1. Het vleesch, dat ons het lichaam decktf En al de leden overtreckt, Noem dat een huurhuys, lieve vrient, Vermits het ons maer weynigh dient. Een huurhuys is gemeenlijk slecht, Als licht en vaerdigh opgerecht. En schoon men al het slecht gebou Tot beter wesen brengen wou, De huysheer wil het dickmael niet, Hoewel hij schoon de feylen siet; Hij wil niet, dat men kosten doe. Hij is misschien den huurder moe. Het blijven of het henen gaen Plach aen den huurder niet te staen. 't Lijf is maer huur, geen eygen goet, Soo dat men haest verhuysen moet. Indien uw huurtyd is volent, Dat aen den huysheer is bekent Eylaes. daer is geen bidden aen, De huurlingh moet daer henengaen. Welaen, mijn ziele, tot besl.uyt: Siet ons naar vaster woningh uyt. Siet, dat ge tot het huys genaeckt, Dat met geen handen is gemaeckt. O God, als ghy my seggen suit: Verhuyst, uw' huurtijt is vervult, Geeft, dat ik dan mag zijn bereyt Als een, die uyt een huurhuys scheyt, Om soo te gaen, met blijden geest, Daer geen verhuysen wort gevreest. JACOB OATS. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Burum, K. Engels man te Zwartsluis. Te Kolham, F. Visser te Oosterzee. Te Niezijl, J. Juursema te Britsum. Te Rottevalle H. de Vos te Akersloot. Aangenomen: Naar Zeist, J. G. W. Goedhart te Leiden. Bedankt: Voor Nieuw-Vennep, D. M. Blankhart te Nijverdal. Voor 's- Grevelduin-Capelle (N.-B.) A. M. den Oudsten te Middelharnis. Voor Vreeswijk, E. Warmolts, te Heerde. CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Zaandam, H. C. Binee, te Murmerwoude. AFSCHEID ZENDELING v. NOPPEN. Maandag 11 Juli hoopt zendeling L. M. v. Noppen, de zendeling van hei Tasikmalaja-Comité, der N. Z. V., af scheid te nemen in een openbare sa menkomst in de Koepelkerk, Stadhou derskade, te Amsterdam. Behalve zendeling v. Noppen zullen als sprekers optreden Ds. R. Dijkstra, Ds. L. M. v. Noppen Sr., en Ds. J. F. van Duyne. Medewerking verleent de Chr. Gem. Zangvereeniging „Sions Lofzang", di recteur de heer G. ter Braake. Deze samenkomst vangt aan des avonds te 8 uur. LIMBURG AFZONDERLIJK KERKRESSORT. In de classicale vergadering van Maastricht heeft ds. S. A. de Vries, predikant te Beek, bij de behandeling van het tweede synodale voorstel (over den rang der Waalsche gemeen ten) de vraag gesteld, of Limburg niet weer kan worden hersteld in de ker kelijke rechten en bevoegdheden, die het vroeger vóór 31 Maart 1875 bezat, toen het een afzonderlijk res sort vormde onder het provinciaal kerkbestuur van Limburg. In een ver gadering van het classicaal bestuur vai Maastricht zal deze vraag, welke met de toeneming van het aantal Her vormden (vooral in de mijnstreek) re kening houdt, nader worden bespro ken. EEN NIEUW GEREF. KERKGEBOUW TE HAARLEM. Donderdag is bet nieuwe Gerefor meerde kerkgebouw aan de Kloppers singel te Haarlem in gebruik genomen Aanwezig waren de burgemeester, de heer C. Maarschalk en wethouder mr. A. Bruch, die het gemeentebestuur vertegenwoordigen. Namens de Commissie van Beheer droeg nadat de dienst was geopend met het zingen van Psalm 111 1 en 3 de heer P. A. van 't Wout het kerkge bouw aan den kerkeraad over. Spr. deed dat, na te hebben geloofd Gods goedheid en trouw, die de gemeente in Haarlem deed groeien en gedijen met de bede dat in het kerkgebouw nooit anders dan het zuivere Woord van God mocht worden gepredikt. Nadat ds. Siertsema vervolgens den kansel was beklommen, en deze bad voorgelezen 1 Kronieken 29 1018 en Marcus 14 1216 en in gebed was voorgegaan aanvaardde deze namens den kerkeraad het kerkgebouw met een toespraak naar aanleiding van de voorgelezen Schriftgedeelten* De ge meente heeft nu een plaats waar zij met haar Heer kan samenkomen zei spr. onder meer. De Heere heeft ons ruimte gemaakt. In het tweede deel van zijn rede bracht spr. dank aan de vertegenwoor digers van het gemeentebestuur, van verschillende andere aanwezige 'auto riteiten, en ook aan den architect, den heer Boeyenga. Dan las spr. een gelukwensch-schrij- ven voor van ds. Kuyper van Den Haag. Tweede spreker was dr. Kremer. De ze zette uiteen, hoe God de Heere groo- te dingen in het midden van de ge meente heeft gedaan. Na dankgebed werd nog gezongen Psalm 103 2 en 4. NIEUW SCHISMA. Gelijk bekend is, heeft Ds. Kersten de Gereformeerde Gemeenten de nood zakelijkheid doen inzien van opleiding tot den dienst des Woords. De kroon op zijn onvermoeide werkzaamheid was ten vorigen jare de opening eener Theol. School te Rotterdam. Naar Ds. Jansens mededeelt in de Geref. Kerk bode van de classis Gorinchem hóeft dit te 's-Gravenpolder (Zuid-Beveland) tot scheuring geleid. De bloeiende ge meente aldaar, indertijd door wijlen Ds. Bakker gesticht, splitste zich in tweeën. De „anti-schoolmannen" ble ven in het bezit van het oude kerkge bouw, en zij, die de leiding volgen van Ds. Kersten, deden een nieuw gebouw verrijzen, 't Schijnt wel, helaas, dat de kerkelijke eenheid van de „Gerefor meerde gezindheid" hoe langer hoe verder uit 't gezicht komt. SCHOOLKWESTIE IN ENGWIRDEN. B. en W. stellen den gemeenteraad voor afwijzend te beschikken op het verzoek van de Vereen, tot stichting en instandhouding van een school voor bijz. neutr. onderw. te Luinjeberd, om voor die stichting gelden uit de gemeentekas toe te staan. Voorts stellen B. en W. voor, het ver zoek der vereeniging, om twee lokalen der vroegere openbare school te Luin jeberd in bruikleen af te, staan, af te wijzen, daar dit ontijdig is ingediend. CATECHISATIE-PLICHTIGEN. Ds. Hagen schrijft in de Delftsche Kerkbode: Heel wat jonge menschen en zelfs veel ouders willen dat woord niet toe laten. Om met de ouders maar te begin nen, wat leeft er weinig besef, dat bet kind de catechisatie moet bijwonen. Wil ik eens wat redenen van verzuim opnoemen? De leeraar of meester bij wien pri vaatles genomen wordt, heeft deze week het uur verzet en juist op het catechisatieuur. Inplaats dat dan die ouders zeggen: de catechisatie gaat voor en die leeraar moet dan maar een ander uur zoeken óf een week over slaan, wordt direct uit den weg ge gaan voor dien leeraar; immers die les kan niet verzuimd worden, en de do- miné moet het verzuim maar goed keuren. Een vereeniging waarvan men lid is, Soli Deo Gloria, of een J.V. of een M.- V., of een gymnastiekvereen, houdt op den catechisatieavond repetitie voor een feest of uitvoering; och 't is maar voor één keer, en men kan daar toch niet van wegblijven. Moeder heeft op het catechisatieuur boodschappen te doen. De school maakt juist op den cate chisatiemiddag een uitstapje. Jantje kende z'n les niet, en zag er toch zóó tegen op om toch te gaan. M'n vriendin kon niet, en toen ben ik ook maar thuisgebleven. Ik was het heelemaal vergeten, do- miné. Ja werkelijk, dat laatste ook. Meer dan eens. Vergeten, door het kind, de ouders, de broers en zusters. Vergeten 1 We waren aan den schoonmaak, do- miné. En dit wordt op zulk een toon vaak gezegd, alsof men denkt, hoe kunt u nou toch denken, dat we dan nog op catechisatie zouden komen. Euzoovdort, 'enzoovoort! Zoo zijn er enkele van de slechtste catechisanten die per cursus wel 15 keer verzuimen. Natuurlijk komen zulke leerlingen nooit in de behandelde stof goed in; ze blijven stumpers in de geestelijke dingen. 'Wat zijn er toch betrekkelijk weinig ouders die kennis geven aan den pre dikant dat him zoon of dochter verzui men moet. De dominé moet de reden van verzuim maar raden of anders er heen gaan of een ouderling er heen zenden. De burgerlijke beleefdheid wordt op dit terrein maar weinig in acht genomen. Om al die redenen mag ik er daar om wel in de eerste plaats op wijzen, dat de kinderen der gemeente catechi- satie-plichtig zijn. Niet door mensche- lijken dwang maar uit kracht van het Genadeverbond. Laten de vaders en moeders er veel over spreken met hun kinderen, èner naar gaan leven. Waar ook bij hoort, dat ze nagaan of de leerlingen wel leeren. In sommi ge gezinnen is dat altijd in orde, in andere haast nooit. Er mag wel eens een onderzoek naar gedaan worden. EVANGELISATIE-LIEDEREN BUNDELS. Dr. C. Bouma te Zwolle doet in De Reformatie het volgende verzoek, dat we, onj het belang der zaak, hier gaar ne overnemen: „Ik zou zeer gaarne van zooveel mo gelijk Evangelisatie-commissies van welken aard ook en wat naam ze ook dragen, als het maar Gereformeerde organisaties zijn, eens weten, welke zangbundels worden gebruikt bij bun AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 9 Juli 1027. Minister van der Vegte heeft een po ging gedaan om Boer Braat rekenen te leeren. De heer Braat stelde vragen o.a. of de Minister wel wist dat de boeren met het nieuwe spoorboekje geen raad weten. „Men heeft papier en potlood noodig om den tijd te herleiden", zoo sprak onze afgevaardigde. Nu ja, zegt de Minister, zoo moeilijk is het niet; er is slechts een eenvou dige berekening voor noodig: 17.12 wil zeggen 1712 5 dus 17.12= 5.12. Men zou den Minister kunnen ge lijk geven, maar Z.Exc. moet niet ver geten dat Boer Braat niet zoo gemak kelijk begrijpt wat hij niet begrijpen wil. Ondanks de uitnemende poging van den Minister gaat Boer .Braat steêvast met papier en potlood aan het Haagsche station den tijd herleiden. De „hoofdige boer" van ^taring is nog niet uitgestorven. OBSERVATOR. samenkomsten, gezongen door publiek of door koor' of solisten. Nu vlei ik me niet, van alle organisaties in ons land zulk een opgave te zullen ontvangen. Misschien zullen niet vele secretaris sen dit schrijven lezen. Maar de lezers kunnen me wel helpen, als ze even de moeite nemen, er te hunner plaatse het bestuur der Evangelisatie-commis sie opmerkzaam op te maken en mijn verzoek over te brengen. Opgave van den bundel is voldoende. Ook wanneer er uitsluitend of alleen Psalmen wor den gezongen, zou ik dit gaarne we ten. Men geve dus op, welke bundel, en voorts: weinig, veel of alleen psal men". KEUKENZOUT. Een van de stoffen, die de mensch! het minst kan ontberen is wel het) keukenzout. Vooral voor personen, die veei groenten eten, is de toevoeging" van deze stof aan het voedsel bijna nood zakelijk gebleken. Het keukenzout werd vroeger in ta melijk zuiveren toestand gebruikt; het werd vervaardigd uit zeewater of uiti de steenzoutafzettingen, die men in vele landen onder den grond aantreft. Langzamerhand heeft men het we ten te zuiveren van bijmengsels en men gebruikt thans een ander prepa raat in de keuken dan b.v. voor net zouten van huiden of voor a;nider;e industrieele doeleinden. Een lezer van het „Brit. Med. Jour nal" heeft de redactie gevraagd of door deze zuivering niet een aamtali stoffen van waarde voor den mensch verloren zijn gegaan. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Verontreinigingen als magnesium en calcium b.v. krijgen wij wel op andere wijze met ons voedsel binnen. Wel heeft men een aantal jaren ge leden het z.g. tafelzout willen verbe teren, door er een kleine hoeveelheid! phosphaat bij te mengen. De firma, die dit het eerst deedl, ad verteerde, dat phosphor goed was voor de hersenen, en dat naar zout,, die deze phosphaten bevatte, dus ta verkiezen was boven het gewone keu kenzout. Dit was natuurlijk onzin, wij krip gen phosphaten wel op andere wijze in ons lichaam en zijn daarvoor niet af hankelijk van het keukenzout. Wel bleek echter wat anders: het gewone keukenzout wordt spoedig vochtig, omdat het een kleine hoeveel heid magnesiumchloride bevat, dat sterk hygroskopisch is. In het phos phaat-keukenzout is dit magnesium- chloride veranderd in magnesium- phosphaat, dat geen water aantrekt en dus heeft het „phosphaat"-zout inder daad voordeelen boven het gewone zout; het trekt geen water aan, en het klontert idus ook niet samen gedurende de vochtige zomermaanden. In streken waar veel krop voorkomt! door gebrek aan. Jodium in het voed sel, heeft men tegenwoordig kunst matig een kleine hoeveelheid joodnar trium toegevoegd aan het keukenzout. Hierdoor neeft men de krop in dezö streken sterk doen verminderen. Niets menschelijks vreemd Een episode uit de geschiedenis van vde Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 19. O— „De Romeinen verlieten de woning vóór ons. Met kransen getooid, zingen de en geen kwaad vermoedende volg den wij hen 'n poos later. Reeds waren wij dicht bij de haven, toen een schreeuwende troep uit eene zijstraat te voorschijn kwam, en ons met blan ke wapenen op het lijf viel. Het was maneschijn, zoodat ik enkele van onze aanvallers kon herkennen. Ik wierp mij op een lagen tribuun, worgde hem en zonk, toen hij viel, met hem op den grond. Wat verder geschiedde, weet ik niet recht meer, want zwaardhou wen vielen er als een slagregen op mij neer en het werd mij zwart voor de oogen. Ik weet alleen nog wat ik toen in het aangezicht van den dood heb gedacht". „Wat dan?" vroeg Stephanus. „Ik dacht", antwoordde Paulus, terwijl hij een kleur kreeg van schaam te, „aan mijne kwartels in Alexandrië, die ik onderhield om te vechten, of zij wel water hadden gehad. Daarna over viel mij eene diepe en sombere bewus teloosheid. Weken lang heb ik zoo ge legen, want ik was gehakt als het v oi-stvleesch van den slager. Ik had twaalf wonden, de kleine niet medege- rekend, ieder van welke zeker een an der het leven zou hebben gekost. Gij hebt u immers menigmaal over mijne litteekens verwonderd". „En wien heeft de Allerhoogsten uit verkoren om u te redden?" „Toen ik ontwaakte" ging Paulus voort, ,lag ik in een groot net vertrek, achter een gordijn van helder doek. Ik kon mij niet oprichten, en als had ik evenveel minuten als dagen geslui merd, dadelijk dacht ik weder 'het eerst aan mijne kwartels. Bij den laat- sten kamp had mijn beste haan dien van den schoonen Nicander leelijk toe getakeld, en toch beproefde hij mij den inzet te betwisten. Ik wilde mij evenwel recht verschaffen. De kartels moesten althans nog eens tegen el kaar in het s'rijdperk, en als Nicander mocht weigeren, dan wilde ik hem in de palaestra tot een vuistkamp dwin gen, en hem ter herinnering aan zijn schuld een blauw teeken op het oog- schilderen. Mijne handen waren zwak en toch balden zij zich tot vuisten, als ik aan dat ergerlijk gedrag dacht. Ik zal hem! prevelde ik in mijzelven. „Daar hoorde ik hoe de deur van het vertrek, waarin ik sliep, werd ge opend en zag hoe drie mannen eerbie dig een vierden naderden. Deze laatste begroette hen waardig maar toch vriendelijk, en rolde een geschrift op, waarin hij gelezen had. Gaarne had ik hem geroepen, maar ik kon de drooge lippen niet openen. Toch zag en hoor de ik alles wat er in de kamer bij mij voorviel. „Dat kwam mij toen vreeand genoeg voor. Reeds de groei, dezer mannen was zoo zonderling. Weldra bespeurde ik, dat bij die op den stoel zat een rechter was, en dat de anderen als klagers kwamen. Zij waren alle drie oud en arim, maar goede menschen hadden hun een stuk grond in ge bruik gegeven. Gedurende den tijd van den akkerbouw was de een, een flinke grijsaard met lange witte hajren, ziek geweest, zoodat hij ook bij den oogst niet had kunnen medehelpen. Nu zul len zij hem zeker, dacht ik zoo bij mij zelven, zijn aandeel aan het koren willen onthouden. Doch het kwam gansch anders uit. De gezonden had den den kranke het derde deel van het gedorschte in huis gebracht, en de grijsaard weigerde hardnekkig de tar we aan te nemen, daar hij noch bij het zaaien, noch bij den oogöt had mede- geholpen. Hij verlangde van den rech ter, dat deze den anderen aan het ver stand zou brengn, dat hij niet gerech tigd was aan te nemen, wat hij zich inderdaad niet verworven had. „E)e rechter had tot hiertoe gezwe gen. Thans hief hij zijn verstandig en vriendelijk gelaat op, en vroeg den grijsaard: „Hebt gij voor uwe gezellen en voor het gedijen van den arbeid gebeden?" „Dat heb ik gedaan", antwoordde de oude. „Zoo hebt gij hen door uwe voorbid ding geholpen", besliste de rechter. Het derde deel van den oogst is het uwe en gij moogt het behouden!" „De gtrijsaard boog; de mannen ga ven elkaar de band en weldra was de rechter weder alleen in het vertrek. „Ik begreep niet recht wat er in mij omging. Zoowel de klacht als de uit spraak van den rechter schenen mij onredelijk toe. Toch werd ik door bei de in bet hart geroerd. Ik sliep we der in, en toen ik den volgenden mor gen gesterkt ontwaakte, kwam de rechter naar mij toe en bood mij het geneesmiddel aan, niet enkel voor li chaam maai' ook voor de ziel, die ze ker.even diep gewond was als de ar me gekwetste leden". „Wie was die rechter?" vroeg Ste phanus. „Eusebius, de presbyter van Cano- bus. Christenen hadden mij halfdood op de straat gevonden en in zijn huis gebracht, want de weduwe Theodora, zijne zuster, was diakones der stad. Zij beiden hebben mij verpleegd, als ware ik werkelijk hun broeder. Eerst toen ik krachtiger was geworden, toonden zij mij het kruis en de door nenkroon van hem, die ook om mij nentwil zooveel smartelijker lijden on dergaan heeft. Zij leerden mij zijne wonden vereeren en de mijne met ge duld dragen. Aan het dorre hout der vertwijfeling botte weldra de groene knop der hoop; in plaats van dat ijdel niets aan het einde des levens, toon den zij mij den hemel met al zijne vreugde. Ik werd een nieuw mensch en de toekomst lag voor mij als een eindeloos zalig bestaan. Na den dood, dit leerde ik nu, zal er niets zijn dan de eeuwigheid. De poorten des he mels waren wijd voor mij geopend en te Canobus werd ik gedoopt. „In Alexandrië had men mij reeds als een gestorvene betreurd, en mijne zuster Arsinoë had, als mijne erfgena me, met haar echtgenoot den prefect mijn landhuis betrokken. Ik liet het gaarne aan haar over en woonde van nu aan weder in de stad om, als de vervolgingen opnieuw mochten begin nen, de broeders te kunnen bijstaan. Dat viel mij gemakkelijk, want door mijn zwager was de toegang tot alle kerkers voor mij geopend. Eindelijk meest ik in het openbaar voor mijn geloof uitkomen en heb ik veel moeten lijden op de pijnbank en in de porfier groeven. Doch elke smart was mij wel kom, daar zij mij het doel van mijn vurig verlangen nader soheen te brem- gen. Als ik hier op den heiligen berg mij over iets te beklagen heb, dan ia het alleen over dit, dat de Heer mij niet verwaardigt iets harders te lijden, daar toch zijn eigen lieve zoon voor mij en eiken arme zulke bittere saner en op zich genomen heeft". „Gij heilige men!" prevelde Stepha nus en kuste deemoedig Paulus' schaapsvel. CW.oïdt wrolfpdL)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5