NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 20 JUNI 1G27 TWEEDE BLAD. WBT DE BLADEN ZEGGEN. Organische Schriiibeschouwing. Nog telkens wordt ook onder ons aldus schrijft Prof. G(rosheide) in Noord-Hollandsch Kerkblad de uit drukking organische Schriftbeschou wing gebruikt. Men leere toch zien, dat die term niet deugt, althans weinig zin heeft. Van de inspiratie houden we staan de, dat ze organisch geschiedde. Bij de inspiratie gaat het om de wijze, waarop de Heere de Schrift deed ont staan. De inspiratie ligt vóór, achter de Schrift. Zelfs het spreken van orga nische inspiratie kan misverstand wekken. B.v. wanneer het zoo opgevat wordt, dat men in organisch het eigen lijke, het meest belangrijke van de in spiratie vindt uitgedrukt. Of wanneer men meent, dat organische inspiratie in houdt, dat ook de gebreken, de kortzichtigheden der Bijbelschrijvers in den heiligen tekst geslopen zijn. Or ganisch is alleen zoo te verstaan, dat het uitdrukt, hoe God de Heere de na tuurlijke gaven, die Hij zelf den Bij belschrijvers had geschonken, gebruikt heeft bij het geven van Zijn bijzondere openbaring, die in de Heilige Schrift is vervat. Schriftbeschouwing onderscheide men toch wel van inspiratiebeschouwing. De Schriftbeschouwing begint als de inspiratie afgeloopen is en de Schrift gereed voor ons ligt. Dan kunnen we over de Schrift als geheel denken en spreken, onze Schriftbeschouwing ge ven, die dan is het verwerken van de gegevens, welke de Schrift biedt over zichzelf. Natuurlijk heeft zulk een Schriftbe schouwing rekening te houden met het feit, dat de inspiratie organisch is. Maar daardoor wordt deze Schrift beschouwing niet organisch. Men vraagt zich af, wat organisch bij de Schriftbeschouwing moet uitdrukken. Het kan eigenlijk slechts misverstand wekken. Immers het woord wordt hier niet van de Schrift gebezigd, waarvan ieder erkent, dat ze een organisme is, maar van de beschouwing. Men spreke daarom niet van orga nische Schriftbeschouwing. Kerk en politiek. De vermenging van kerk en politiek] schrijft,.De Rotterdammer", is steeds) voor beiden noodlottig geweest". Vandaar, dat'de voormannen in de' Unti-revolutionaire politiek altijd tegen vertroebeling gewaarschuwd, gewaakt en gestreden hebben. Afgewezen werd daarom steeds dei gepachte als zouden wij een k e r k e 1 ijl k e nartij vormen. Afgewezen werd steeds de toeleg der vrijzinnige woordvoerders, die bi? voorkeur van ke h k o 1 ij k e partijen Bureken. Afgewezen wordt mer kracht 't op treden der \Herv. Geref. Staatspartij, die de Ned. Herv. Kerk in 't middel punt narer politieke actie zet. Om de politiek zuiver te houden, on getwijfeld. Maar evenzeer in 't waarachtig be lang der Kerk, welke men zegt her te hebben en te verdedigen. Hoezeer de Ned. Herv. Kerk under !deze noodlottige vermenging v. Kerk en politiek lijdt, blijkt wel, uoo merjet de Zuid-Hollander, het Chr. Historisch weekblad, terecht op, uit het jaarboek je van de Confessioneele vereenig'ing, welke sinds een lange reeks van :aréii on lustige, ernstige wijze heeft gear beid, om in de Ned. Herv. Kerk op te komen voor. de gedachte der *00 [noodzakelijke reorganisatie van ue kerk. Lr Algemeene Propagandacommïs sic geeft in het jaarboekje een verslag ■van haar arbeid, en zij moet daarin deze woorden neerschrijven, als ;n wnst op datgene, wat haar arbeid be moeilijkt: ,.Daar is ook het ernstige feit van de politieke wigge, in onze ver- eeniging hier en daar ingedreven. Wiji beleven het nu, dat confessioneel ge leide gemeenten worden verscheurd. .Dat is zeer smartelijk. En verder wordt vermeld, dat een van de leden der propaganda-comaiis- sie „Het me'de ondervond, dat sommi gen, ons welgezind, terugschrikken van kerkelijke actie. Dat alles is het gevolg van het on besuisd optreden der H. G. S., 'die 'zoogenaamd de Herv. Kerk reü'den wil. •Het eerste gevolg is, dat zij de een heid tusschen hen, die het wet meenen met de Kerk, verscheurt en verbreekt, •Hierbij lette men op het eigenaar dige^ verschijnsel, dat de vrijzinnige! partijen zich thans niet in t mmsfl bekommeren om het kwaad, dat in aa kerk gesticht wordt; terwijl ze vroe ger naar hun beweren, de anti-these- politiek zoo gram waren, omdat ze iae kerk buiten den politieken strijü wilden houden. Alsof deze van onze zijde in 'de politieke actie betrokken werd. Het een zoowel als het ander moge veler oogen doen opengaan voor het gevaar, dat dreigt, Niet alleen doon het optreden van een partii als de H. G. S„ maar evenzeer tegen het, hiep en daar veldwinnend streven, om bin nen het partijverband tot een kunst matige, kerkelijke evenredige verte genwoordiging te geraken. Kerk en politiek behooren geschei- iden te blijven. 1 In beider belang. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen, te Nieuwe Pekela: M. D. Gijsman, te Zunderdorp. Te Oos- terwolde (Geld.): G. Alers, te Nieuw- Lekkerland. Te 's-Heerenberg (toez): H. M. Sasse, te Schoonoord (Dr.) B e dank)t, voor Assen: W. A. Eerd- beek, te Standaarbuiten. GEREF. EERKEN. Aangenomen, naar Oudehorne: G. C. Berkouwer, cand. te 's-Gravenha- ge.Naar Hoorn: S E. Westbonk, te Jutrijp-Hommerts. Bedankt, voor Haamstede, Hij- laard, Ooster-Nijkerk en Ternaard: G C. Berkouwer, cand, te 's-Gravenhage. Ds. A. v. d. HEIJDEN. De toestand van Ds. A. v. d. Heijden, rector der Theol. School der Chr. Geref. Kerken te Apeldoorn, is iets gunstiger. De hartaanval is voorbij, waardoor de hevige benauw oheid mo menteel minder is en de patiënt zich wat opgewekter gevoelt. Gil TEN EN LEGATEN. Door wijlen den heer M. J. Deel, te Franeker, is besproken: 500 aan de Vereeniging tot Evangelisatie Bethel van de Ned. Herv. Gemeente te Frane ker; 2000 aan het tehuis voor Ouden van Dagen „Bethesda" te Franeker; en een legaat van ongeveer 45000 aan do Diaconie der Ned. Herv. Gem. te Fra neker. Ds. P. Groote, Evang. Luth. pre dl kant te Amsterdam, heeft van Mevr. V. H. 500 ontvangen voor de Rijn- sche Zending. DE ARBEID ONDER DE VERSTROOIDEN IN INDIë. Door den heer H. Colijn werd op tweeden Pinksterdag van een anony mus een bedrag van 300 T>ntvangen met verzoek daaraan de bestemming te geven, die den heer Colijn goed- dacht. Deze heeft het bedrag doen toe komen aan den penningmeester van Deputaten voor den arbeid onder de verstrooiden in Indië. Aangezien de gever zich verbMjddr- over de geestelijke zegeningen des Evangelies door hem ervaren, daar zal hij ook verstaan de groote beteeke- nis van den arbeid onder de broeders en zusters in Indië, die slechts nu en dan het voorrecht genieten van de be diening des Woords en der Sacramen ten. FIDES QUAERIT INTELLJSCTUM TE KAMPEN. De Reünisten-Organisatie van het Studentencorps „Fides Quaerii Tntel- lectum" te Kampen hoopt op Woens dag 22 Juni 1927 te 2 uur n.m. in de Kleine Aula der Theol. School aldaar in vergadering bijeen te komen. Het agendum vermeldt: 1. Opening door den voorzitter, Prof. Hoekstra; 2. Notulen; 3. Mededeelingen er. voorstel len van het Bestuur; 4. Benoeming be stuurslid; 5. Idem redacteur „Monitor"; 0. Voorlezing „Monitor" (redactie: Ds P. Deddens, Ds. D. v. Dijk. D* W. II. Oosten, Ds. K. Schilder): 7. Referaat Ds. A. H. van Minnen: „De liturgie van Fides"; 8. Inleiding Ds. W. A. Wier- singa: „Tegenwoordige toestand en beteekenis der G. S. B."; 9. Rondvraag; 10. Sluiting. MUZIEK EN WERELD BESCHOUWING. Naar wij vernemen, stelt Prof. Dr. A. H. de Hartog zich voor, van 18 tot 23 Juli aan de internationale school voor wijsbegeerte te Amersfoort (in plaats van den aangekondigden cursus over den vorm) een cursus te geven over muziek en wereldbeschouwing: het tellurische (Brahms), het ethische (Beethoven), het religieuse (Bach), het tragische (Nietzsche-Wagner), het kos mische (Mahler), het chaotische (de modernen). „JACHIN". Verschenen is de agenda van de 53ste jaarvergadering van Jachin, welke op 12 en 13 Juli te Scheveningen gehou den wordt. De vergadering staat on der leiding van Prof. Dr-, F. W. Gros heide. In den bidstond gaat voor Ds. J. A. Tazelaar, van Rotterdam. Dr. K. Dijk, van 's-Gravenhage, hoopt in de middagvergadering van 13 Juli een re feraat te houden over: „Arbeid en roeping". KERKELIJK TOEZICHT OP DE SCHOLEN. Dienaangaande werden door den Kerkeraad der Geref. van Leeuwarden de volgende conclusies aangenomen: a. Het recht van het kerkelijk toe zicht: Behalve dat de Kerk er belang bij heeft, dat haar jeugdige leden een on derwijs ontvangen, dat hen in staat stelt later als mondige leden goed te kunnen meeleven, heeft de Kerk er recht op, van de ouders te vragen, dat ze hun kinderen onderwijzen of doen onderwijzen in de leer der Kerk. en dat ze aan de Kerk in gemoede kunnen verzekeren dat dit geschiedt. Het eenvoudigste zou daarom zijn, dat de ouders aan het betreffende schoolbestuur vroegen, zich onder ker kelijk toezicht te willen stellen, en waar dit niet geschiedt, dat door den Kerkeraad, feitelijk namens de ouders aan het Bestuur gevraagd wordt dit toezicht te mogen oefenen. b. De scholen, waarop toezicht dient te worden uitgeoefend: Niet de scholen, die zich voor neu traal uitgeven of voor niet-Gerefor- meei'd. Wat dergelijke scholen aan gaat, dient de Kerkeraad er hij de ouders op aan te dringen, hun kinde ren niet naar zulk een inrichting te zenden, tenzij er anders geen gelegen heid is voor een onderwijs, als daar wordt gegeven. Ook niet de scholen, bezocht door leerlingen, die al volwassen zijn. Wel de scholen voor Lager en Uitge breid Onderwijs: ook de Kweekschool en het Gymnasium. c. Wat onder toezicht valt: In de eerste plaats het onderwijs in vakken als Bijb. Geschiedenis, Kerkge schiedenis, Vad. en Algem. Geschiede nis, Zending. Zelfs ook nog Kennis der Natuur, Aardrijkskunde. Zang. d. De wijze van het toezicht: In de gegeven omstandigheden zou liet de beste oplossing zijn. dat. de Ker keraad tot de Besturen der betreffen de scholen een verzoek richtte, om toe stemming te vragen, een of meerdere commissies te mogen zenden. 1ie zich ervan op de hoogte trachten te stellen, of inderdaad het onderwijs gegeven wordt in overeenstemming met de doopsbelofte". LUTHER EN CALVIJN. Het is zeker niet onaardig te weten! hoe Calvijn over een man als Luther •gedacht neeft. Eigenaardig is, dat deze beide groa te mannen in het Koninkrijk Godsi elkander, voorzoover wij weten, nim mer hebben ontmoet. En ook hebben ze feitelijk nooit met elkander gecorrespondeerd. De eenige brief, dien Calvijn aan Lui ther geschreven heeft is dezen nim mer ter hand gesteld en de eeniga brief, dien Luther aan Calvijn zou hebben gezonden, is niet echt. Vcor het jaar 1539 dacht Calvijn over Luther niet zeer gunstig. Nanmrhik, aan T.other's vroomheVI twrfehrle bif niet. Maar hij vindt, d^t* Luther's standvastigheid evengoed kopoigheid kan heeten. Zijn trots en booze tong, aldus Calvijn, hebben al heel wat kwaad gesticht. En niet min ider zijn onwetendheid. Ook vindt hij Luther tamelijk heerschzuchtig. Wonderlijk is het, dat Calvijn's oor deel over Luther na October 1539 plotseling is gewijzigd. Wat was daarvan de oorzaak? Betrekkelijk een kleinigheid. Allereerst liet Luther in een brief aan Bucer te Straatsburg Calvijn har telijk groeten. voorts gaf hij een vriendehjke be- cordeeling van eenige geschriften van Calvijn. Hij had deze boeken van Caf vijn met zeldzaam genoegen gelezen. Ja, Melanchton schreef aan Calvijn. dat deze bij Luther in hooge eere istond. En Calvijn, hij was toen 30 jaar oud en Luther bijna 56 jaar, was met dit alles zoo in de wolken, dat hij aan zijn boezemvriend Farel deze woor den schreef: „Als men van zulk een bezadigdheid niet verplet zou staan dan is men een keisteen gelijk. Ik ten minste ben er door getroffen." Van dat oogenblik af, was Calvijn voor goed voor den persoon van Lu ther gewonnen. Sedert heet hij Luther den uitnemen den apostel van Jezus Christus. „Zelfs al zou Luther mij een duivel noemen, dan kan ik hem toch de eere niet ont houden, van hem te erkennen als een uitstekenden dienstknecht des Hee- ren", zegt Calvijn. Daarom zag Calvijn in zijn eigen 1e- formatie niet anders dan de voort zetting van die van Luther. Hoort wat Calvijn schrijft: „Toen ik uit de schemering van het Paus dom begon te voorschijn te komen en een nog maar weinig ontwikkelden smaak had voor de gezonde waarheid' las ik bij Luther, dat er in de beschou wing van Zwingli over de sacramenten niets overbleef dan leege en ijdele zin nebeelden; ik beken, dat ik van zijn boeken vervreemd geraakte, en lan gen tijd mij van het lezen er in heb» •onthouden". Wie Calvijn later niet verdragen kon? De discipelen van Luther. „O Luther", riep hij uit, wat hebt ge toch weinige navolgers van uwe uitnemendheid, maar vee naapers van uwe gewijde grootdoenerij achter ge laten. Aan Luther-vergoding heeft Calviin dan ook nooit willen meedoen. Ér waren menschen, die Luther verheer lijkten. Luther was de tweede Elia die komen zou. Zelfs zijn gebreken iverden toegejuicht. Dit kon Calvijn niet verdragen. Hiji vond het een uiting van dwaas en on gepast liefdebetoon en een hoon voor den Allerhoogste, alsof alle gaven Gods in de hand van één mensch wa ren gelegd. Eens schreef Calvijn zelf aan Luther „Och, werd het mij gegeven, om naar u heen te vliegen, opdat ik tenminste enkele uren van uw samenzijn genie ten mocht. Want dan zou ik liever met u persoonlijk niet alleen over deze aangelegenheid, maar ook nog over andere met u willen handelen. Even wel, wat ons hier op aarde niet wordt geschonken, zal binnenkort, naar ik hoop, in het Koninkrijk Gods ons deel zijn". Deze wensch is reeds sinds eeuwen vervuld. Uit het Sociale Leven. ARM RUSLAND. NORMALISATIE VAN DE LINDEBEEK. Het waterschap „De Regge" in Over- ijsel heeft 9inds eenige weken een nieuw ontwateringswerk ter hand ge nomen, n.l. het normaiiseeren van de Lindebeek. Aan dit werk, dat zich over 15 K.M. uitstrekt, zijn momenteel 150 arbeiders uit verschillende plaatsen te werk ge steld, terwijl het (in afwijking van de gewoonte) niet in werkverschaffing (dus zonder subsidie) wordt uitgevoerd door de Ned. Heide Maatschappij Dientengevolge kregen de arbeiders in Arm Russisch volk! 't Hart van den Satanist Eischt wrakebloed. Het moet zijn woede koelen. Des tsaren beul viel door misdadig woelen, Dies, uit den kerker 't offerlam gegrist. Der wereld kond gedaan van 't ruw bedoelen, Opdat de toornepijl het wit niet mist; Geen plaats voor weekheid bij den Antichrist; Godloosheid kent geen recht van rechterstoelen. Uit Rusland gaat de brultroep over de aard: Zie op ons volk! Zie op zijn zegeningent Welk hei! heeft Satan 't arme volk gebaard? Is dat het heil? Der roodgekleurde klingen? Arm Rusland, dat den Christus dorst verdringen, Wat is het leven in Uw gouwen waard? II. En toch, des Satans roep moog' ommegaan, Het Woord van God gescholden als een logen, Heil, dat niet allen voor liet beeld zich bogen: Klonk de bazuin, er bleven velen staan. Is ook Gods Geest het land niet doorgegaan, En zag de Christus niet met goedige oogen Op die daar aan Zijn voet de knieën bogen, En d'Afvalsoproep dorsten te weerstaan? 't Gebed om Ruslands heil heeft Hij verhoord; Het steeg in stilheid nit de millioenen Die schokten bij het klinken der klaroenen, En sidderden bij eiken wrakernoord. O wandel voort, Geest Gods, van oord tot oord, Dat Ruslands kinderen zich met God verzoenen! 13 Juni 1927. J. P. VERGOUWEN geen enkelen vorm bijslag op het loon. Vooral voor hen, die van de werkver schaffingen uit veraf gelegen plaatsen in Drente en Friesland naar '»ït werk verwezen werden, bleek hol loon van gemiddeld 35 cent per uur onvoldoen de te zijn. Dit heeft dan ook tengevol ge gehad, dat-verschillende arbeiders weer terug kwamen. Thans vernemen wij, dat de door de Landarbeidersbonden geoefende aan drang tot verbetering tot gevolg ge had heeft, dat de loonen met ruiai 10 percent zijn verhoogd, zoodat nu ge' middeld 40 cent per uur yrdiend kan worden. VOOR-ONTWERP VAN WET OP ARBEIDSBEMIDDELING. De Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft advies van den Hoo gen Raad van Arbeid gevraagd om trent een voor-ontwerp van wet op de arbeidsbemiddeling. Het ligt in de be doeling van den voorzitter van dei Hoogen Raad van Arbeid een bijzon dere commissie uit den ?aad in te stel len, die omtrent dit voor-ontwer; prae-advies zal uitbrengt n. HET BEDRIJF BIJ HILLEN'S SIGARENFABRIEKEN INGEKROMPEN Naar men van werknemers zij de m< dedeelt, zal aan A. Hillen's Sigaren- e Tabaksfabriek te Delft het bedrijf aai. merkelijk worden ingekrompen. Met ingang van heden zullen de sigaren makers slechts halve dagen te werk worden gesteld. Door één ploeg zal ge durende de ochtenduren en door een andere ploeg gedurende de middag uren arbeid worden verricht. Boven dien is aan enkele sigarenmakers ont slag aangezegd. Het machinale bedrijf zal, naar wordt medegedeeld, op volle kracht blijven werken. FEUILLETON. Niets giiertsclieiifks vreemd Een episode uit de geschiedenis van de Christenen op het Sinaïtisch Schiereiland omstreeks het jaar 300. 2 -o- Hij kreeg een kleur, wees onwillig op de bron en zeide norsch: „Uw vee heeft het water als altijd troebel ge maakt. Ik zal hier moeten wachten tot het weer helder wordt en ik er uit scheppen kan". „D-e dag is lang", gaf de herderin ten antwoord, en rolde, terwijl zij op stond, als geschiedde het bij ongeluk, een nieuwen steen in het water. De zegevierende blik, waarmede zij in de bron had neergezien, was den jon geling niet ontgaan, en toornig her nam hij: „Hij heeft gelijk! Gij zijt cene vergiftige slang, een demon der hel". Lachend keerde zij zich tot hem. en zette een gezicht, alsof zij wilde too- nen, dat zij werkelijk een schrikkelijk monster was; en dit viel haar gemak kelijk bij het buitengewoon scherpe van hare licht bewegelijke, jeugdige trekken. Zij bereikte dan ook volko men haar doel, want onder allerlei tee kenen van ontzetting ging hij achter uit, strekte hij de armen uit als wilde hij haar van zich weren, sprak hij den naam van God uit, en riep, toen hij haar zag lachen: „Terug, demon, te rug! In naam des Heeren vraag ik u, wie zijt gij?" „Mirjam hen ik, wie anders?" ant woordde zij overmoedig. Hij had een ander antwoord ver wacht. Hare dartelheid verdroot hem, en met weerzin zeide hij: „Hoe gij dan ook heet, gij zijt een monster, en ik zal Paulus verzoeken u te verbieden, uw vee te drenken uit onze bron". „Wat mij betreft mocht ge naar uw voedster loopen en mij bij haar aan klagen, als ge er eene hadt", hernam zij, terwijl zij verachtelijk de lippen optrok. Het bloed steeg hem naar het hoofd, doch zij ging onbevreesd en met le vendig gebarenspel voort: „Gij behoor- det een man te zijn, want gij zijt sterk en groot, maar gij laat u als een kind of als een hulpeloos meisje leiden. Uw dagelijltsehe bezigheid is wortels en bessen te zoeken, en uit die arm zalige bron daar water te scheppen. Dat heb ik geleerd, toen ik zóó klein was". Bij deze laatste woorden duidde zij met de stijf uitgestrekte spitse vin gers harer beide handen, die niet min der bewegelijk waren dan hare ge laatstrekken, eene bespottelijke kleine maat aan. „Schaam u toch! Gij zijt sterker en schooner gebouwd, dan al die Amalekietenknapen daar beneden, doch beproef het eens u met hen te meten in het pijlschieten of in het werpen met de lans!" „Kon ik maar doen wat ik wil", viel hij haar in de rede, terwijl hij rood werd tot over de ooren. „Ik zou wel tien van die schrale wichten kunnen staan!" „Dat wil ik gaarne gelooven", her nam het meisje, en met haar levendig oog monsterde zij vol fièrheid de bree- öe borst en de sterk gespierde armen van den jongeling. „Dat geloof ik wel; maar waarom durft gij niet? Zijt gij de slaaf van dien man daarboven?" „Hij is mijn vader, en dan „Wat dan!" riep zij, met de hand zwaaiende als wilde zij een vleermuis verjagen. „Het zou een mooi gewemel worden in het nest, als geen vogel wil de uitvliegen! Zie mijne jonge gei len daar. zoolang zij haar noodig heb ben loopen zij de moeder achterna, maar zoodra zij zelve hun voedsel kunnen opsporen, zoeken zij 't waar zij het vinden kunnen. Die eenjarige ginds, dat verzeker ik u, weet niet eens meer of zij door de gele of door de zwarte gezoogd is. En wat voor treffelijks doet uw vader dan voor u?" „Zwijg!" viel de jongeling haar in de rede, met kennelijken onwil. „Er spreekt een booze geest uit u. Ga weg van mij, want ik mag niet aanhooren, wat ik niet zou durven uitspreken." „Durven, durven, durven," brauwde zij liem na. „Wat durft gij dan? Gij durft niet eens luisteren'-'. „Allerminst naar de dingen, die gij zegt, gij duivelin!" riep hij op helti- gen toon. „Ik haat je stem, en als ik je weder bij de bron vind, zal ik je met steehen wegjagen". Zij staarde hem zwijgend aan, ter wijl hij deze woorden sprak. Hare lip pen waren doodsbleek geworden en hare kleine hapden hal den zich tot vuisten. Hij wilde haar voorbijgaan om water te scheppen, maar zij trad hem in den weg en hield hem staande met den strakken blik harer oogen. „Wat heb ik u gedaan?" vroeg zij met bevende lippen en eene doffe stem, waarbij eene kille huivering hem door de leden voer. „Laat mij met rust", sprak hij, en hief zijne hand op om haar van het water weg te dringen. „Gij zult mij nie aanraken", riep zij buiten zichzelve van toorn. „Wat heb ik u toch gedaan?" „Gij weet niets van God", antwoord de hij, „en wie God niet toebehoort is des duivels." „Dat zegt gij niet uit u zelf," her nam zij, en wederom klonk er iets spottends in haar stem. „Wat zij u la ten gelooven, dat brengt uw tong in beweging, evenals de hand het koord van een ledepop. Wie heeft u gezegd, dat ik des duivels ben!" „Waarom zou ik het voor u verber gen?" antwoordde hij trotsch. „De vro me Paulus heeft mij voor u gewaar schuwd, en ik mag er hem dankbaar voor zijn. Uit uw oog, zeide hij, ziet de booze u aan. En hij heeft gelijk, dui zendmaal gelijk. Als gij mij aanziet is het mij, als moest ik alles met voeten treden wat mij heilig is. In den afge loopen, nacht heb ik gedroomd, dat ik met u ronJ zweefde in luchtigen dans Bij deze woorden verdwenen ernst en boosheid uit Mirjam's oogen. Zij klapte in de banden en riep: „Ware het maar werkelijkheid geweest en geen droom! Schrikt nu niet weder, gij gek! Weet ge wat het is, als de sna ren klinken bij de tonen der fluiten, en de voeten zich in de maat opheffen, als hadden ze vleugels?" „De vleugels van den Satan", her nam Henmas op strengen toon. „Gij. zijt eene duivelin, eene verstokte heidin". „Zoo zegt de vrome Paulus", sprak Mirjam lachende. „Dat zeg ook ik!" zeide de jongeling. „Wie heeft u ooit in de vergadering der vromen gezien? Bidt gij? Dankt gij den Heer en Heiland?" „Waarom zal ik toch danken?" vroeg Mirjam. „Daarvoor misschien, dat de vroomste onder u mij voor een boozen geest uitmaakt?" „Juist omdat gij eene zondares zijt, onthoudt de hemel u het goede. ,vNeen, neen, duizendmaal neen!" riep Mirjam uit. „Geen godheid heeft zich ooit om mij bekommerd. Ben ik niet goed, hoe zou ik het kunnen zijn, daar mij nooit anders dan het kwade ten deel viel. Weet gij wie ik ben. en hoe ik zoo werd? Was ik misschien reeds slecht, toen zij op den pelgrims tocht hierheen mijne beide ouders doodsloegen? (Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5