NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 20 JUNI 1G27
TWEEDE BLAD.
WBT DE BLADEN ZEGGEN.
Organische Schriiibeschouwing.
Nog telkens wordt ook onder ons
aldus schrijft Prof. G(rosheide) in
Noord-Hollandsch Kerkblad de uit
drukking organische Schriftbeschou
wing gebruikt.
Men leere toch zien, dat die term
niet deugt, althans weinig zin heeft.
Van de inspiratie houden we staan
de, dat ze organisch geschiedde. Bij
de inspiratie gaat het om de wijze,
waarop de Heere de Schrift deed ont
staan. De inspiratie ligt vóór, achter
de Schrift. Zelfs het spreken van orga
nische inspiratie kan misverstand
wekken. B.v. wanneer het zoo opgevat
wordt, dat men in organisch het eigen
lijke, het meest belangrijke van de in
spiratie vindt uitgedrukt. Of wanneer
men meent, dat organische inspiratie
in houdt, dat ook de gebreken, de
kortzichtigheden der Bijbelschrijvers
in den heiligen tekst geslopen zijn. Or
ganisch is alleen zoo te verstaan, dat
het uitdrukt, hoe God de Heere de na
tuurlijke gaven, die Hij zelf den Bij
belschrijvers had geschonken, gebruikt
heeft bij het geven van Zijn bijzondere
openbaring, die in de Heilige Schrift
is vervat.
Schriftbeschouwing onderscheide men
toch wel van inspiratiebeschouwing.
De Schriftbeschouwing begint als de
inspiratie afgeloopen is en de Schrift
gereed voor ons ligt. Dan kunnen we
over de Schrift als geheel denken en
spreken, onze Schriftbeschouwing ge
ven, die dan is het verwerken van de
gegevens, welke de Schrift biedt over
zichzelf.
Natuurlijk heeft zulk een Schriftbe
schouwing rekening te houden met
het feit, dat de inspiratie organisch is.
Maar daardoor wordt deze Schrift
beschouwing niet organisch. Men
vraagt zich af, wat organisch bij de
Schriftbeschouwing moet uitdrukken.
Het kan eigenlijk slechts misverstand
wekken. Immers het woord wordt hier
niet van de Schrift gebezigd, waarvan
ieder erkent, dat ze een organisme is,
maar van de beschouwing.
Men spreke daarom niet van orga
nische Schriftbeschouwing.
Kerk en politiek.
De vermenging van kerk en politiek]
schrijft,.De Rotterdammer", is steeds)
voor beiden noodlottig geweest".
Vandaar, dat'de voormannen in de'
Unti-revolutionaire politiek altijd tegen
vertroebeling gewaarschuwd, gewaakt
en gestreden hebben.
Afgewezen werd daarom steeds dei
gepachte als zouden wij een k e r k e 1 ijl
k e nartij vormen.
Afgewezen werd steeds de toeleg
der vrijzinnige woordvoerders, die bi?
voorkeur van ke h k o 1 ij k e partijen
Bureken.
Afgewezen wordt mer kracht 't op
treden der \Herv. Geref. Staatspartij,
die de Ned. Herv. Kerk in 't middel
punt narer politieke actie zet.
Om de politiek zuiver te houden, on
getwijfeld.
Maar evenzeer in 't waarachtig be
lang der Kerk, welke men zegt her te
hebben en te verdedigen.
Hoezeer de Ned. Herv. Kerk under
!deze noodlottige vermenging v. Kerk
en politiek lijdt, blijkt wel, uoo merjet
de Zuid-Hollander, het Chr. Historisch
weekblad, terecht op, uit het jaarboek
je van de Confessioneele vereenig'ing,
welke sinds een lange reeks van :aréii
on lustige, ernstige wijze heeft gear
beid, om in de Ned. Herv. Kerk op
te komen voor. de gedachte der *00
[noodzakelijke reorganisatie van ue
kerk.
Lr Algemeene Propagandacommïs
sic geeft in het jaarboekje een verslag
■van haar arbeid, en zij moet daarin
deze woorden neerschrijven, als ;n
wnst op datgene, wat haar arbeid be
moeilijkt: ,.Daar is ook het ernstige feit
van de politieke wigge, in onze ver-
eeniging hier en daar ingedreven. Wiji
beleven het nu, dat confessioneel ge
leide gemeenten worden verscheurd.
.Dat is zeer smartelijk.
En verder wordt vermeld, dat een
van de leden der propaganda-comaiis-
sie „Het me'de ondervond, dat sommi
gen, ons welgezind, terugschrikken
van kerkelijke actie.
Dat alles is het gevolg van het on
besuisd optreden der H. G. S., 'die
'zoogenaamd de Herv. Kerk reü'den
wil.
•Het eerste gevolg is, dat zij de een
heid tusschen hen, die het wet meenen
met de Kerk, verscheurt en verbreekt,
•Hierbij lette men op het eigenaar
dige^ verschijnsel, dat de vrijzinnige!
partijen zich thans niet in t mmsfl
bekommeren om het kwaad, dat in aa
kerk gesticht wordt; terwijl ze vroe
ger naar hun beweren, de anti-these-
politiek zoo gram waren, omdat ze
iae kerk buiten den politieken strijü
wilden houden.
Alsof deze van onze zijde in 'de
politieke actie betrokken werd.
Het een zoowel als het ander moge
veler oogen doen opengaan voor het
gevaar, dat dreigt, Niet alleen doon
het optreden van een partii als de H.
G. S„ maar evenzeer tegen het, hiep
en daar veldwinnend streven, om bin
nen het partijverband tot een kunst
matige, kerkelijke evenredige verte
genwoordiging te geraken.
Kerk en politiek behooren geschei-
iden te blijven. 1
In beider belang.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK.
Beroepen, te Nieuwe Pekela: M.
D. Gijsman, te Zunderdorp. Te Oos-
terwolde (Geld.): G. Alers, te Nieuw-
Lekkerland. Te 's-Heerenberg
(toez): H. M. Sasse, te Schoonoord (Dr.)
B e dank)t, voor Assen: W. A. Eerd-
beek, te Standaarbuiten.
GEREF. EERKEN.
Aangenomen, naar Oudehorne:
G. C. Berkouwer, cand. te 's-Gravenha-
ge.Naar Hoorn: S E. Westbonk, te
Jutrijp-Hommerts.
Bedankt, voor Haamstede, Hij-
laard, Ooster-Nijkerk en Ternaard: G
C. Berkouwer, cand, te 's-Gravenhage.
Ds. A. v. d. HEIJDEN.
De toestand van Ds. A. v. d. Heijden,
rector der Theol. School der Chr.
Geref. Kerken te Apeldoorn, is iets
gunstiger. De hartaanval is voorbij,
waardoor de hevige benauw oheid mo
menteel minder is en de patiënt zich
wat opgewekter gevoelt.
Gil TEN EN LEGATEN.
Door wijlen den heer M. J. Deel, te
Franeker, is besproken: 500 aan de
Vereeniging tot Evangelisatie Bethel
van de Ned. Herv. Gemeente te Frane
ker; 2000 aan het tehuis voor Ouden
van Dagen „Bethesda" te Franeker; en
een legaat van ongeveer 45000 aan do
Diaconie der Ned. Herv. Gem. te Fra
neker.
Ds. P. Groote, Evang. Luth. pre dl
kant te Amsterdam, heeft van Mevr.
V. H. 500 ontvangen voor de Rijn-
sche Zending.
DE ARBEID ONDER DE
VERSTROOIDEN IN INDIë.
Door den heer H. Colijn werd op
tweeden Pinksterdag van een anony
mus een bedrag van 300 T>ntvangen
met verzoek daaraan de bestemming
te geven, die den heer Colijn goed-
dacht. Deze heeft het bedrag doen toe
komen aan den penningmeester van
Deputaten voor den arbeid onder de
verstrooiden in Indië.
Aangezien de gever zich verbMjddr-
over de geestelijke zegeningen des
Evangelies door hem ervaren, daar
zal hij ook verstaan de groote beteeke-
nis van den arbeid onder de broeders
en zusters in Indië, die slechts nu en
dan het voorrecht genieten van de be
diening des Woords en der Sacramen
ten.
FIDES QUAERIT INTELLJSCTUM TE
KAMPEN.
De Reünisten-Organisatie van het
Studentencorps „Fides Quaerii Tntel-
lectum" te Kampen hoopt op Woens
dag 22 Juni 1927 te 2 uur n.m. in de
Kleine Aula der Theol. School aldaar
in vergadering bijeen te komen.
Het agendum vermeldt: 1. Opening
door den voorzitter, Prof. Hoekstra; 2.
Notulen; 3. Mededeelingen er. voorstel
len van het Bestuur; 4. Benoeming be
stuurslid; 5. Idem redacteur „Monitor";
0. Voorlezing „Monitor" (redactie: Ds
P. Deddens, Ds. D. v. Dijk. D* W. II.
Oosten, Ds. K. Schilder): 7. Referaat
Ds. A. H. van Minnen: „De liturgie van
Fides"; 8. Inleiding Ds. W. A. Wier-
singa: „Tegenwoordige toestand en
beteekenis der G. S. B."; 9. Rondvraag;
10. Sluiting.
MUZIEK EN WERELD
BESCHOUWING.
Naar wij vernemen, stelt Prof. Dr.
A. H. de Hartog zich voor, van 18 tot
23 Juli aan de internationale school
voor wijsbegeerte te Amersfoort (in
plaats van den aangekondigden cursus
over den vorm) een cursus te geven
over muziek en wereldbeschouwing:
het tellurische (Brahms), het ethische
(Beethoven), het religieuse (Bach), het
tragische (Nietzsche-Wagner), het kos
mische (Mahler), het chaotische (de
modernen).
„JACHIN".
Verschenen is de agenda van de 53ste
jaarvergadering van Jachin, welke op
12 en 13 Juli te Scheveningen gehou
den wordt. De vergadering staat on
der leiding van Prof. Dr-, F. W. Gros
heide. In den bidstond gaat voor Ds.
J. A. Tazelaar, van Rotterdam. Dr. K.
Dijk, van 's-Gravenhage, hoopt in de
middagvergadering van 13 Juli een re
feraat te houden over: „Arbeid en
roeping".
KERKELIJK TOEZICHT OP DE
SCHOLEN.
Dienaangaande werden door den
Kerkeraad der Geref. van Leeuwarden
de volgende conclusies aangenomen:
a. Het recht van het kerkelijk toe
zicht:
Behalve dat de Kerk er belang bij
heeft, dat haar jeugdige leden een on
derwijs ontvangen, dat hen in staat
stelt later als mondige leden goed te
kunnen meeleven, heeft de Kerk er
recht op, van de ouders te vragen, dat
ze hun kinderen onderwijzen of doen
onderwijzen in de leer der Kerk. en dat
ze aan de Kerk in gemoede kunnen
verzekeren dat dit geschiedt.
Het eenvoudigste zou daarom zijn,
dat de ouders aan het betreffende
schoolbestuur vroegen, zich onder ker
kelijk toezicht te willen stellen, en
waar dit niet geschiedt, dat door den
Kerkeraad, feitelijk namens de ouders
aan het Bestuur gevraagd wordt dit
toezicht te mogen oefenen.
b. De scholen, waarop toezicht dient
te worden uitgeoefend:
Niet de scholen, die zich voor neu
traal uitgeven of voor niet-Gerefor-
meei'd. Wat dergelijke scholen aan
gaat, dient de Kerkeraad er hij de
ouders op aan te dringen, hun kinde
ren niet naar zulk een inrichting te
zenden, tenzij er anders geen gelegen
heid is voor een onderwijs, als daar
wordt gegeven.
Ook niet de scholen, bezocht door
leerlingen, die al volwassen zijn.
Wel de scholen voor Lager en Uitge
breid Onderwijs: ook de Kweekschool
en het Gymnasium.
c. Wat onder toezicht valt:
In de eerste plaats het onderwijs in
vakken als Bijb. Geschiedenis, Kerkge
schiedenis, Vad. en Algem. Geschiede
nis, Zending. Zelfs ook nog Kennis der
Natuur, Aardrijkskunde. Zang.
d. De wijze van het toezicht:
In de gegeven omstandigheden zou
liet de beste oplossing zijn. dat. de Ker
keraad tot de Besturen der betreffen
de scholen een verzoek richtte, om toe
stemming te vragen, een of meerdere
commissies te mogen zenden. 1ie zich
ervan op de hoogte trachten te stellen,
of inderdaad het onderwijs gegeven
wordt in overeenstemming met de
doopsbelofte".
LUTHER EN CALVIJN.
Het is zeker niet onaardig te weten!
hoe Calvijn over een man als Luther
•gedacht neeft.
Eigenaardig is, dat deze beide groa
te mannen in het Koninkrijk Godsi
elkander, voorzoover wij weten, nim
mer hebben ontmoet.
En ook hebben ze feitelijk nooit met
elkander gecorrespondeerd.
De eenige brief, dien Calvijn aan Lui
ther geschreven heeft is dezen nim
mer ter hand gesteld en de eeniga
brief, dien Luther aan Calvijn zou
hebben gezonden, is niet echt.
Vcor het jaar 1539 dacht Calvijn
over Luther niet zeer gunstig.
Nanmrhik, aan T.other's vroomheVI
twrfehrle bif niet. Maar hij vindt, d^t*
Luther's standvastigheid evengoed
kopoigheid kan heeten. Zijn trots en
booze tong, aldus Calvijn, hebben al
heel wat kwaad gesticht. En niet min
ider zijn onwetendheid. Ook vindt hij
Luther tamelijk heerschzuchtig.
Wonderlijk is het, dat Calvijn's oor
deel over Luther na October 1539
plotseling is gewijzigd.
Wat was daarvan de oorzaak?
Betrekkelijk een kleinigheid.
Allereerst liet Luther in een brief
aan Bucer te Straatsburg Calvijn har
telijk groeten.
voorts gaf hij een vriendehjke be-
cordeeling van eenige geschriften van
Calvijn. Hij had deze boeken van Caf
vijn met zeldzaam genoegen gelezen.
Ja, Melanchton schreef aan Calvijn.
dat deze bij Luther in hooge eere
istond.
En Calvijn, hij was toen 30 jaar
oud en Luther bijna 56 jaar, was met
dit alles zoo in de wolken, dat hij aan
zijn boezemvriend Farel deze woor
den schreef: „Als men van zulk een
bezadigdheid niet verplet zou staan
dan is men een keisteen gelijk. Ik ten
minste ben er door getroffen."
Van dat oogenblik af, was Calvijn
voor goed voor den persoon van Lu
ther gewonnen.
Sedert heet hij Luther den uitnemen
den apostel van Jezus Christus. „Zelfs
al zou Luther mij een duivel noemen,
dan kan ik hem toch de eere niet ont
houden, van hem te erkennen als een
uitstekenden dienstknecht des Hee-
ren", zegt Calvijn.
Daarom zag Calvijn in zijn eigen 1e-
formatie niet anders dan de voort
zetting van die van Luther.
Hoort wat Calvijn schrijft: „Toen
ik uit de schemering van het Paus
dom begon te voorschijn te komen
en een nog maar weinig ontwikkelden
smaak had voor de gezonde waarheid'
las ik bij Luther, dat er in de beschou
wing van Zwingli over de sacramenten
niets overbleef dan leege en ijdele zin
nebeelden; ik beken, dat ik van zijn
boeken vervreemd geraakte, en lan
gen tijd mij van het lezen er in heb»
•onthouden".
Wie Calvijn later niet verdragen
kon? De discipelen van Luther.
„O Luther", riep hij uit, wat hebt
ge toch weinige navolgers van uwe
uitnemendheid, maar vee naapers van
uwe gewijde grootdoenerij achter ge
laten.
Aan Luther-vergoding heeft Calviin
dan ook nooit willen meedoen. Ér
waren menschen, die Luther verheer
lijkten. Luther was de tweede Elia
die komen zou. Zelfs zijn gebreken
iverden toegejuicht.
Dit kon Calvijn niet verdragen. Hiji
vond het een uiting van dwaas en on
gepast liefdebetoon en een hoon voor
den Allerhoogste, alsof alle gaven
Gods in de hand van één mensch wa
ren gelegd.
Eens schreef Calvijn zelf aan Luther
„Och, werd het mij gegeven, om naar
u heen te vliegen, opdat ik tenminste
enkele uren van uw samenzijn genie
ten mocht. Want dan zou ik liever
met u persoonlijk niet alleen over deze
aangelegenheid, maar ook nog over
andere met u willen handelen. Even
wel, wat ons hier op aarde niet wordt
geschonken, zal binnenkort, naar ik
hoop, in het Koninkrijk Gods ons deel
zijn".
Deze wensch is reeds sinds eeuwen
vervuld.
Uit het Sociale Leven.
ARM RUSLAND.
NORMALISATIE VAN DE
LINDEBEEK.
Het waterschap „De Regge" in Over-
ijsel heeft 9inds eenige weken een
nieuw ontwateringswerk ter hand ge
nomen, n.l. het normaiiseeren van de
Lindebeek.
Aan dit werk, dat zich over 15 K.M.
uitstrekt, zijn momenteel 150 arbeiders
uit verschillende plaatsen te werk ge
steld, terwijl het (in afwijking van de
gewoonte) niet in werkverschaffing
(dus zonder subsidie) wordt uitgevoerd
door de Ned. Heide Maatschappij
Dientengevolge kregen de arbeiders in
Arm Russisch volk! 't Hart van den
Satanist
Eischt wrakebloed. Het moet zijn
woede koelen.
Des tsaren beul viel door misdadig
woelen,
Dies, uit den kerker 't offerlam gegrist.
Der wereld kond gedaan van 't ruw
bedoelen,
Opdat de toornepijl het wit niet mist;
Geen plaats voor weekheid bij den
Antichrist;
Godloosheid kent geen recht van
rechterstoelen.
Uit Rusland gaat de brultroep over de
aard:
Zie op ons volk! Zie op zijn
zegeningent
Welk hei! heeft Satan 't arme volk
gebaard?
Is dat het heil? Der roodgekleurde
klingen?
Arm Rusland, dat den Christus dorst
verdringen,
Wat is het leven in Uw gouwen
waard?
II.
En toch, des Satans roep moog'
ommegaan,
Het Woord van God gescholden als
een logen,
Heil, dat niet allen voor liet beeld
zich bogen:
Klonk de bazuin, er bleven velen
staan.
Is ook Gods Geest het land niet
doorgegaan,
En zag de Christus niet met goedige
oogen
Op die daar aan Zijn voet de knieën
bogen,
En d'Afvalsoproep dorsten te
weerstaan?
't Gebed om Ruslands heil heeft Hij
verhoord;
Het steeg in stilheid nit de millioenen
Die schokten bij het klinken der
klaroenen,
En sidderden bij eiken wrakernoord.
O wandel voort, Geest Gods, van oord
tot oord,
Dat Ruslands kinderen zich met
God verzoenen!
13 Juni 1927.
J. P. VERGOUWEN
geen enkelen vorm bijslag op het loon.
Vooral voor hen, die van de werkver
schaffingen uit veraf gelegen plaatsen
in Drente en Friesland naar 'ȕt werk
verwezen werden, bleek hol loon van
gemiddeld 35 cent per uur onvoldoen
de te zijn. Dit heeft dan ook tengevol
ge gehad, dat-verschillende arbeiders
weer terug kwamen.
Thans vernemen wij, dat de door de
Landarbeidersbonden geoefende aan
drang tot verbetering tot gevolg ge
had heeft, dat de loonen met ruiai 10
percent zijn verhoogd, zoodat nu ge'
middeld 40 cent per uur yrdiend kan
worden.
VOOR-ONTWERP VAN WET OP
ARBEIDSBEMIDDELING.
De Minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid heeft advies van den Hoo
gen Raad van Arbeid gevraagd om
trent een voor-ontwerp van wet op de
arbeidsbemiddeling. Het ligt in de be
doeling van den voorzitter van dei
Hoogen Raad van Arbeid een bijzon
dere commissie uit den ?aad in te stel
len, die omtrent dit voor-ontwer;
prae-advies zal uitbrengt n.
HET BEDRIJF BIJ HILLEN'S
SIGARENFABRIEKEN
INGEKROMPEN
Naar men van werknemers zij de m<
dedeelt, zal aan A. Hillen's Sigaren- e
Tabaksfabriek te Delft het bedrijf aai.
merkelijk worden ingekrompen. Met
ingang van heden zullen de sigaren
makers slechts halve dagen te werk
worden gesteld. Door één ploeg zal ge
durende de ochtenduren en door een
andere ploeg gedurende de middag
uren arbeid worden verricht. Boven
dien is aan enkele sigarenmakers ont
slag aangezegd.
Het machinale bedrijf zal, naar
wordt medegedeeld, op volle kracht
blijven werken.
FEUILLETON.
Niets giiertsclieiifks vreemd
Een episode uit de geschiedenis van
de Christenen op het Sinaïtisch
Schiereiland omstreeks het jaar 300.
2 -o-
Hij kreeg een kleur, wees onwillig
op de bron en zeide norsch: „Uw vee
heeft het water als altijd troebel ge
maakt. Ik zal hier moeten wachten tot
het weer helder wordt en ik er uit
scheppen kan".
„D-e dag is lang", gaf de herderin
ten antwoord, en rolde, terwijl zij op
stond, als geschiedde het bij ongeluk,
een nieuwen steen in het water.
De zegevierende blik, waarmede zij
in de bron had neergezien, was den jon
geling niet ontgaan, en toornig her
nam hij: „Hij heeft gelijk! Gij zijt cene
vergiftige slang, een demon der hel".
Lachend keerde zij zich tot hem. en
zette een gezicht, alsof zij wilde too-
nen, dat zij werkelijk een schrikkelijk
monster was; en dit viel haar gemak
kelijk bij het buitengewoon scherpe
van hare licht bewegelijke, jeugdige
trekken. Zij bereikte dan ook volko
men haar doel, want onder allerlei tee
kenen van ontzetting ging hij achter
uit, strekte hij de armen uit als wilde
hij haar van zich weren, sprak hij den
naam van God uit, en riep, toen hij
haar zag lachen: „Terug, demon, te
rug! In naam des Heeren vraag ik u,
wie zijt gij?"
„Mirjam hen ik, wie anders?" ant
woordde zij overmoedig.
Hij had een ander antwoord ver
wacht. Hare dartelheid verdroot hem,
en met weerzin zeide hij: „Hoe gij dan
ook heet, gij zijt een monster, en ik
zal Paulus verzoeken u te verbieden,
uw vee te drenken uit onze bron".
„Wat mij betreft mocht ge naar uw
voedster loopen en mij bij haar aan
klagen, als ge er eene hadt", hernam
zij, terwijl zij verachtelijk de lippen
optrok.
Het bloed steeg hem naar het hoofd,
doch zij ging onbevreesd en met le
vendig gebarenspel voort: „Gij behoor-
det een man te zijn, want gij zijt sterk
en groot, maar gij laat u als een kind
of als een hulpeloos meisje leiden.
Uw dagelijltsehe bezigheid is wortels
en bessen te zoeken, en uit die arm
zalige bron daar water te scheppen.
Dat heb ik geleerd, toen ik zóó klein
was". Bij deze laatste woorden duidde
zij met de stijf uitgestrekte spitse vin
gers harer beide handen, die niet min
der bewegelijk waren dan hare ge
laatstrekken, eene bespottelijke kleine
maat aan. „Schaam u toch! Gij zijt
sterker en schooner gebouwd, dan al
die Amalekietenknapen daar beneden,
doch beproef het eens u met hen te
meten in het pijlschieten of in het
werpen met de lans!"
„Kon ik maar doen wat ik wil", viel
hij haar in de rede, terwijl hij rood
werd tot over de ooren. „Ik zou wel
tien van die schrale wichten kunnen
staan!"
„Dat wil ik gaarne gelooven", her
nam het meisje, en met haar levendig
oog monsterde zij vol fièrheid de bree-
öe borst en de sterk gespierde armen
van den jongeling. „Dat geloof ik wel;
maar waarom durft gij niet? Zijt gij
de slaaf van dien man daarboven?"
„Hij is mijn vader, en dan
„Wat dan!" riep zij, met de hand
zwaaiende als wilde zij een vleermuis
verjagen. „Het zou een mooi gewemel
worden in het nest, als geen vogel wil
de uitvliegen! Zie mijne jonge gei
len daar. zoolang zij haar noodig heb
ben loopen zij de moeder achterna,
maar zoodra zij zelve hun voedsel
kunnen opsporen, zoeken zij 't waar
zij het vinden kunnen. Die eenjarige
ginds, dat verzeker ik u, weet niet
eens meer of zij door de gele of door
de zwarte gezoogd is. En wat voor
treffelijks doet uw vader dan voor u?"
„Zwijg!" viel de jongeling haar in
de rede, met kennelijken onwil. „Er
spreekt een booze geest uit u. Ga weg
van mij, want ik mag niet aanhooren,
wat ik niet zou durven uitspreken."
„Durven, durven, durven," brauwde
zij liem na. „Wat durft gij dan? Gij
durft niet eens luisteren'-'.
„Allerminst naar de dingen, die gij
zegt, gij duivelin!" riep hij op helti-
gen toon. „Ik haat je stem, en als ik je
weder bij de bron vind, zal ik je met
steehen wegjagen".
Zij staarde hem zwijgend aan, ter
wijl hij deze woorden sprak. Hare lip
pen waren doodsbleek geworden en
hare kleine hapden hal den zich tot
vuisten. Hij wilde haar voorbijgaan
om water te scheppen, maar zij trad
hem in den weg en hield hem staande
met den strakken blik harer oogen.
„Wat heb ik u gedaan?" vroeg zij
met bevende lippen en eene doffe
stem, waarbij eene kille huivering
hem door de leden voer.
„Laat mij met rust", sprak hij, en
hief zijne hand op om haar van het
water weg te dringen.
„Gij zult mij nie aanraken", riep zij
buiten zichzelve van toorn. „Wat heb
ik u toch gedaan?"
„Gij weet niets van God", antwoord
de hij, „en wie God niet toebehoort is
des duivels."
„Dat zegt gij niet uit u zelf," her
nam zij, en wederom klonk er iets
spottends in haar stem. „Wat zij u la
ten gelooven, dat brengt uw tong in
beweging, evenals de hand het koord
van een ledepop. Wie heeft u gezegd,
dat ik des duivels ben!"
„Waarom zou ik het voor u verber
gen?" antwoordde hij trotsch. „De vro
me Paulus heeft mij voor u gewaar
schuwd, en ik mag er hem dankbaar
voor zijn. Uit uw oog, zeide hij, ziet de
booze u aan. En hij heeft gelijk, dui
zendmaal gelijk. Als gij mij aanziet is
het mij, als moest ik alles met voeten
treden wat mij heilig is. In den afge
loopen, nacht heb ik gedroomd, dat ik
met u ronJ zweefde in luchtigen
dans
Bij deze woorden verdwenen ernst
en boosheid uit Mirjam's oogen. Zij
klapte in de banden en riep: „Ware
het maar werkelijkheid geweest en
geen droom! Schrikt nu niet weder,
gij gek! Weet ge wat het is, als de sna
ren klinken bij de tonen der fluiten,
en de voeten zich in de maat opheffen,
als hadden ze vleugels?"
„De vleugels van den Satan", her
nam Henmas op strengen toon. „Gij.
zijt eene duivelin, eene verstokte
heidin".
„Zoo zegt de vrome Paulus", sprak
Mirjam lachende.
„Dat zeg ook ik!" zeide de jongeling.
„Wie heeft u ooit in de vergadering
der vromen gezien? Bidt gij? Dankt
gij den Heer en Heiland?"
„Waarom zal ik toch danken?" vroeg
Mirjam. „Daarvoor misschien, dat de
vroomste onder u mij voor een boozen
geest uitmaakt?"
„Juist omdat gij eene zondares zijt,
onthoudt de hemel u het goede.
,vNeen, neen, duizendmaal neen!"
riep Mirjam uit. „Geen godheid heeft
zich ooit om mij bekommerd. Ben ik
niet goed, hoe zou ik het kunnen zijn,
daar mij nooit anders dan het kwade
ten deel viel. Weet gij wie ik ben. en
hoe ik zoo werd? Was ik misschien
reeds slecht, toen zij op den pelgrims
tocht hierheen mijne beide ouders
doodsloegen?
(Wordt vervolgd,)