SHiisck •fksie metfix>d& NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 APR/L 1927 Gewijde en Ongewijde Historie. DE ZONDVLOED EN DE OVERLEVERING. Het verhaal van den Zondvloed, ge lijk ons deze in het eerste Bijbelboek beschreven wordt, staat niet op zich zelf. Schier alle volken hebben in hun overleveringen de herinnering bewaard aan een dergelijke catastrophe die in lang vervlogen tijden de wereld ge teisterd heeft en waaraan slechts en kelen ontkwamen. Met name uit de Oudoostersche cul tuurwereld zijn parallellen van het Zoindvloedverhaal tot ons gekomen, die, naast veel verschil, toch ook zulk een treffende overeenkomst met het Bijbelsch verhaal vertoonen, dat men ter verklaring daarvan er niet aan ont komen kan, rechtstreeksche of zijde- ling8che betrekkingen tusschen beide aan te nemen. De tweei belangrijkste overleverin gen die voor vergelijking met het Scbriftverhaal in aanmerking komen, Zijn een verhaal in. spijkerschrift dat omstreeks 1870 door George Smith is ontdekt en dat naar men vermoedt, dateert uit ten minste 3000 v. Chr., en het verhaal van Berosus uit 300 v. Chr. Wij zullen allereerst dit laatste ver haal hieronder laten volgen, dat ons door den kerkvader Eusebius in zijn Kroniek is bewaard gebleven. Berosus was een Babylonisch pries ter van den god Bel of Mardoek; hij leefde ten tijde van Alexander de Groo- te en diens onmiddellijke troonopvol gers. Hij schreef een "drietal boeken, over de Babylonische Oudbeden, waar van ons slechts fragmenten bij Euse- bius van Caesarea en Josephus be waard gebleven zijn. Men vergelijke onderstaand verhaal met Gen. 6 5—9 17. ,»Na den dood van Ardates regeerde diens zoon Xisoethros 18 sari lang. In zijn dagen had een groot© vloed plaats, welks geschiedenis aldus wordt be schreven. D© Godheid Kronosx) verscheen hem in een droomgezicht en openbaar de hem dat op den vijftienden dag van de maand Daisios de menschen door een vloed zouden worden verdelgd. Daarom beval hij hem een geschied verhaal te schrijven van het begin, den voortgang en het einde van alle dingen, en dit naar d© stad van de zon Sispara te brengen om het daar te begraven. Voorts moest hij een vaar tuig timmeren en met zich daarin zijn vrienden en betrekkingen opnemen; hij moest spijze en drank' aan boord brengen alsmede al de diersoorten, zoowel gevleugelde als viervoetige die ren, en alles gereed maken voor de vaart. Toen hij aan de godheid vroeg waar heen hij koers moest zetten, kreeg hij ten antwoord: ,,Naar de goden om hun te bidden voor het welzijn der menschen." •H'ij was dan gehoorzaam aan de god delijke vermaning, en timmerde een vaartuig van 5 stadiën lengte en 2 stadiën breedte, bracht alles wat hem opgedragen was tezamen en bracht zijn vrouw, zijn kinderen en zijn vrien den in het schip. Nadat d© vloed op de aard© geweest, en reed9 eenigen tijd aan het minde ren was, zond Xisoethros eenige zijner VQgels uit het schip; daar deze echter geen voedsel noch een plaats waar zij staan konden, gevonden hadden, keer den ze terug in het schip. Na eenïge dagen zond Xisoethros d© vogels an dermaal uit, en ditmaal keerden ze terug met slijk aan hun voeten. Toen hij z© voor d© derde maal uitliet, keer den ze niet meer naai* het schip te rug. Toen begreep Xisoethros dat de oppervlakte der aarde weer boven wa ter gekomen was; hij maakte een ope ning in het schip en zag dat het op een berg geloopen was. Onmiddellijk verliet hij daarop het schip met zijn vrouw, zijn dochter en den stuurman. Xisoethros kU9te de aarde, richtte een altaar op, offerde aan de goden en daarna verdween hij met degenen die met hem uit het schip gekomen waren. Degenen, die in het schip achterge bleven waren, ziende dat Xisoethros en zijn metgezellen niet weer terug keerden, verlieten nu ook het schip en zochten hem, hem aanhoudend bij zijn naam roepend. Xisoethros kwam hun x) De Grieksche benaming voor den Babylonischen god Bel. echter niet meer voor de oögen, doch wel konden zij zijn stem onderschei den in de lucht, die hen vermaande gelijk het beraamt godvreezend te zijn. En hij onderrichtte hen, dat het ter- wille van zijn godsvrucht was dat hij nu met de goden mocht samenleven, en dezelfde eer waren zijn vrouw, dochter en de stuurman deelachtig ge worden. Hij zeide hun ook dat zij weer naar Babyion moesten terugkeeren, en dat het hun was opgedragen in Sis para de 'geschriften op te graven en onder de menschen te verspreiden, en ook nog dat het land waar zij zich be vonden tot Armenië behoorde. Toen zij dit gehoord hadden, offer den zij den goden en gingen te voet naar Babyion. Van het schip dat daar in Armenië gestrand was, zijn nog enkele stukken over in de Kordyaeïscke bergen van Armenië, en vele menschen haalden daar stukken pek vandaan die ze af krabden en als middel tot afweer van ziekten benuttigden. Genen nu kwamen naar Babyion, groeven de geschriften te Sispara op, stichtten vele steden, vernieuwden tempels en hebben zoo ook Baby Ion weer opgebouwd." STADSNIEUWS. GEMEENTEZAKEN. Verordening heffing schoolgeld B. en W. stellen voor de bestaande verordening op de heffing van school geld Lager Onderwijs, die door de Kroon is goedgekeurd tot Sept. '27 opnieuw onverahderd vast te stellen. Benoeming schoolartsen. B. en W. geven in overweging de heeren H. W. Blote, Dr. W. Th. M. Weebers, H. P. Veldhuijzen en J. A. Schreuder weder vc^r het tijdvak van 1 April 1927 tot 1 April 1928 te benoe men tot schoolarts. Bouwplan Amer. Petr. Gomp. De bouwplannen dezer vMaatsch. be staan in hoofdzaak uit het vernieu wen en tot garage inrichten van den paarden stal, 't bouwen van een nieuw en het sloopen van een bestaand kan toortje en het maken van een nieuw afsluithek. De paardenstal staat ongeveer 5 M. buiten de op het uitbreidingsplan aan gegeven rooilijn en derhalve op voor straat bestemden grond, terwijl het op te richten kantoorgebouwtje niet in die rooilijn zal worden opgetrokken,! doch daarachter. Het plan wijkt dus. voor zooveel de vernieuwing van den paardenstal be treft, af van het uitbreidingsplan en is vervolgens in strijd met bet bepaalde bij de artikelen 1 en 2 van de verorde ning op het bouwen en sloopen, aange zien de paardenstal niet staat en het kantoorgebouwtje niet zal worden op gericht in de rooilijn en niet aan een straat of weg toebehoorende aan het Rijk, de Provincie of de Gemeente. Ingevolge het tweede lid van artikel 5 van de Woningwet, moet een ver gunning tot het geheel of voor een ge deelte vernieuwen van een gebouw worden geweigerd, indien het plan af wijkt van een goedgekeurd uitbrei dingsplan en indien niet aan de voor schriften van de bouwverordening wordt voldaan. Derhalve is daarop af wijzend beschikt. Tegen die afwijzende beschikking) komt adressante in beroep voor zoo veel betreft de vernieuwing van den paardenstal en wel op grond hiervan, dat de verandering slechts zal bestaan in bet maken van enkele groote deu- ;en in den paardenstal, zoodat dus van vernieuwing van dien stal geen sprake is. Blijkens de overgelegde teekening en de bovengenoemde omschrijving is deze bewering echter niet juist. De aan den paardenstal te verrichten werk zaamheden blijven toch geenszins be perkt tot het maken van enkele deu ren, maar omvatten nog verschillende andere ingrijpende verbouwingen, n.l. het afbreken van de trap naai* den hooizolder, het wijzigen van de balk laag, in dien zin dat de zolderbalken, die hun dracht verliezen door het zoo goed als geheel wegbreken van den be taanden voorgevel, zullen worden op gevangen door een raamwerk gevormd door ijzeren balken en stijlen en ten slotte het verwijderen van de kolonn men tusschen de paardenstanden en het maken van een schuifdeur in den zijgevel. Het College is met de Commissie van Fabricage van oordeel, dat bet aan geen twijfel onderhevig is, dat door uitvoering van al die werkzaam heden de stal zoude worden ver nieuwd cn, gelijk gezegd, moet de ver gunning daartoe wegens strijd met het uitbreidingsplan en de bouwver ordening ingevolge artikel 5 van de Woningwet een artikel, hetwelk adressante in haar verzoekschrift ge heel uit het oog verliest worden ge weigerd. Onder opmerking, dat aan het be zwaar tegen het plan, kan worden gemoet gekomen door den tot garage te vernieuwen paardenstal achteruit te zetten en in de op het uitbreidings plan aangegeven rooilijn te plaatsen en den grond tusschen de rooilijn en den Zijlsingel aan de gemeente in eigendom over te dragen, met storting van een bedrag van f100 in de ge-< meentekas voor het in orde maken van dien grond, geven B. en W. in over weging het beroep ongegrond te ver klaren. VOLHARDING. Men schrijft ons van Chr. Midden standszijde: Volharding moet bij al ons streven voorzitten, wie iets ten halve doet, doet niets. Bij bovenstaande woorden van Tol stoi zouden wij gaarne een oogenblik uw aandacht bepalen. Nog nooit heeft iemand iets bereikt, dat werkelijk de moeite waard was, zonder zich er kranig voor te hebben moeten inspannen. Zelfs de uitdrukking: hij kwam, zag en overwon, al is het dan ook schijn baar nog zoo zeer in tegenspraak hier mede, bij nadere overweging zal het dit toch niet blijven. Immers, hier is wel sprake van een plotselinge over winning, zonder dat inspanning noo- dig schijnt te zijn, maar deze inspan ning was er al aan voorafgegaan. De persoon of de zaak, waarvan men zegt clat deze kwam, zag en overwon, heeft hiervoor eerst een zoodanige hoogt© moeten bereiken dat het mogelijk werd zonder meer te overwinnen. De inspanning bracht dus ook hier het resultaat, steeds moet een per soonlijkheid ergens achter staan wil iets worden bereikt. De overwinning behoort hem, die vol houdt bij zijn streven naar het ge stelde doel. Alle succesrijke menschen hebben deze waarheid gedemonstreerd En wat een vereeniging betreft, zal deze waarlijk succes willen heöïben, dan zal hier het beginsel de belang rijkste plaats moeten innemen en al tijd weer tot volhouden moeten kun nen sterken. Zoo is het ook bij de organisatie van den Middenstand. Hoe vaak wordt ge klaagd door hen die in deze vereeni ging arbeiden clat all© moeite ver- geefsch is, resultaten uitblijven. Doch het werk is eigenlijk pas begonnen en zou men dan nu al liet doel willen be reikt zien? De Middênstandsvereeni- ging kan bogen op veel dat in den afgeloopen tijd resultaten gaf van be lang voor den Middenstand, doch te verslappen in de actie omdat men nog niet veel meer bereikte, is ont kennen de waarde van de hierboven staande woorden. Halverwege ophou den is niets doen. Volharding moet ook hier ons streven zijn. Kort geleden vrceg men ons, welke resultaten wij toch dachten ie hebben met de artikelen in ons blad over den Middenstand, waar toch al een half jaar iedere week een artikel van. onzen hand werd opgenomen, en dez.e naar men vermoedde niet of zoo goed als niet werden gelezen door hen die be reikt moeten worden. Wij hebben ge antwoord, dat als slechts één Midden stander onze stukken lezen zou, onze moeit© niet te vergeefs was, en on ze artikelen tot beter inzicht betref fende den Middenstand zouden komen. Wij hebben dezen arbeid aangevan gen en meenen er ojizen stand door te steunen, wat voor nut zou het hebben als wij ophielden na een1 half jaar? Volharden moet bij al ons streven voorzitten. Geeft toch niet zoo gauw den moed op! Als ieder iets doet voor de Midden- standsvereeniging op zijn eigen wijze, zullen de resultaten niet uitblijven. Wanneer de candidatenlijsten voor d© Gemeenteraadsverkiezing tegenval len omdat er weer zoo weinig met den Middenstand is gerekend, is dit toch geen reden ontmoedigd te zijn. Het is voor een groot gedeelte eigen schuld. Eerst moet de idee der Middenstands organisatie meerdere ingang vinden, dan zal ook de kracht toenemen die ten nutte van de maatschappij kan worden aangewend. Maar dan ten nutte, laten we dat toch nooit ver geten. Onze vereeniging moet een aantrek kelijke sfeer hebben, wij moeten voor alles positief zijn, opbouwen, idealen hebben, sympathie opwekken. Het nut van onzen stand moet helder door een ieder kunnen worden ingezien', wij moeten arbeiden, wij moeten volhar den. En als onze vereeniging dan voor d© verschillende vakken en groepen veel zal kunnen doen zal dit zijn nut hebben. Maar dit kan toch onze ver eeniging niet dragen, dat moeten de hooger© beginselen doen. Zoo moeten wij voortgaan, en arbeiden, getuigen en doorzetten. Want volharding moet bij ons stre ven voorzitten. ~SCHAAKRUBRIEK Probleem van L. A. ISSAEF. 3de prijs in een wedstrijd van den Britschen Probleembond. Wit begint en geeft mat in twee zet ten. Oplossing volgt hieronder. NiemzowitschCapablanca. Uit den1 wedstrijd te New York. Met analysaties uit de N. R. C. Wit: Niemzowitsch Zw.: Capablanca Koninginnegambiet. 1. c2—c4 Pg8—f6 2. Pgl—f3 e7e6 3. cl2d4 d7d5 Marshall speelde later in den wed strijd tegen Niemzowitsch c5, waarop 4. d5! volgde. 4. e2e3 Rf8—e7 5.Pbld2 0—0 6. Rfld3 c7c5 Gewoonlijk speelt men eerst Pbd7 om op c5 te kunnen terugnemen met liet paard. 7. d4Xc5 Zie 7. cd5: Pd5: Pe3:! fe3: Dd8: Of 7. cd5: Pd5:, 8. e4 Pb4 met ruil van het paard tegen den raadsheer d3. 7Pb8a6 Hierdoor bereikt Zwart hetgeen Wit met 5. Pd2 wenschte te bereiken, een paard op een veld van de c-baan dat toegang geeft tot het vijfde veld op de e-baan. 8. 00 PaöXco 9. Rd3e2 b7—b6 10. c4Xd5 Beter was b3. Capablanca krijgt nu een klein stellings-voordeel. 10Pf6Xd5 Nu zou b3 niet gedeugd hebben we gens 10Rf6, 11. Pd4 Pc3. 11. Pd?b3 Rc8b7 12. Pb3Xc5 Re7Xc5 Het paard d5 is voor Wit hinderlijk. Hij kan het bezwaarlijk door e4 ver jagen, want dan staat deze pion bloot aan een aanval en b3 Pc? gevolgd door Pe2f zou hem zijn besten raads- h«cr kosten. 13. Ddla4 Om door Ra6 den gevaarlijken raads heer L7 onschadelvk te maken. 13Dd8f6 ■4 Re2a6 Rb7Xa6 'b. Da4Xa6 Pd5b4 Den tijd. die:: Wit noodig had om ü<t. raadsheer 1-7 tegen den zijnen van £•2 te ruilen, benutte Zwart tot het ver beteren van zija stelling. 16 Ua6e2 Lf8—d8 De zwarten winnen steeds mee- ter rein. De partij is een teekenen l staal tje vfin Oapablancas stijl. 17. a2a3 Pb4d3 18. Pf3—el Pd3Xel 19. TflXel TaS—c8 Zwart heeft het vereenvoudigen van het opel niet or-tweken en toch een overwegend betore stelling gekregen car zijn tegenstander. 20 Tal—bl Df6 -e5! Een fijne zet. Zwart kan bierna voortzetten met Rd6 en Dc4 en Tc2 of met Dd5. 21. g2—gS De5—d5 RECALME. Om den haarbodem geheel vrij te maken en vrij te houden van de hinderlijke en den haaruitval bevorderende roos, is het de beste methode zoo nu en dan met de vingertoppen sléchts een weinig Purol goed in de hoofdhuid te wrijven. Hoofdhuid en haar ne» men Purol snel in zich op, zoo dat er geen spoor van eenig vet in het haar achterblijftdit wor^t alleen zachter en handelbaarder, en blijft daardoor onberispelijk zitten. Purol in Doozen 30. 60, Tube 80 cent. Bi) Apoth. co Drogisten. Wit moet nu trachten Zwart'a macht op de d-baan te fnuiken. 22. b2—b4 Rc5—f8 Zetten als deze onderscheiden groo te van gewone schaakmeesters. Capa blanca heeft natuurlijk deugdelijke redenen gehad om den raadsheer niet op e7 terug te trekken, doch'welke is niet gemakkelijk te bevroeden. 23. Rel—b2 Zou het dekken van g7 tegen een aanval met Rb2 en Dg4 de reden zijn geweest om welke Zwart Rf8 in plaats van Re7 speelde? 23Dd5a2 24. Tbl—al Da2b3 25. Rb2d4 Tc8—c2 26. De2—a6 Df3 mocht niet wegens Td4: en Dg4 zou eveneens het pion-offer op e5 ten gevolge hebben gehad. 26eöe5! Om het kasteel van d8 op d2 te kun nen plaatsen. 27. Rd4Xe5 Td8—d2 Wit kan f2 niet dekken. Zie 28. Tfl Dc3:, 29. Rf4 Tf2:, 30. Re3: Tg2t en mat in drie zetten. Stand na 27Td2. h Td2Xf2 Db3e6 28. Da6—b7 29. g3g4 30. Re5g3 Zwart heeft langzaam doch zeker zijn stellingsvoordeel zoodanig uitge breid, dat als vanzelf de beslissende combinatie mogelijk is geworden. 30Tf2Xh2! Als Wit het kasteel neemt met zijn koning, volgt er Dg4:f, 32. Khl Dh3, 33 Db8 Dg2 mat. Of 31. Rh2: Dg4f, 32. Kfl Dh3f, 33. Kgl Dh2:f, 34. Kfl Df2 mat. Men merke op welke goede dien sten de raadsheer op f8 bewijst. AU deze op e7 bad gestaan zou het offer van het kasteel niet juist zijn geweest wegens 31. Rg2: Dg4:f, 32. Khl Dh3, 33 Db8f Rf8. 34. Dg3 en Wit wint. 31. Db7—f3 Tb2—g2f Zwart komt nu voldoende pionnen! voor om zijn beide sterke ka9teelen te ruilen tegen de konigin. 32. Df3Xg2 Tc2Xg2t 33. KglXg2 De6Xg4 34. Tal—dl h7—h5 35. Tdld4 Dg4g5 36. Kg21ï2 a7a5 37. Tel—e2 a5Xb4 38. a3XM Rf8—e7 39. Td4e4 Re7-f6 40. Te2—f2 Dg5d5 41. Te4e8t In deze stelling onderbrak men de partij. Zij werd echter niet hervat, doch door Niemzowitsch opgegeven. Oplossing van den tweezet: Dgl. Leidsche Penkrassen. ar *1 Amice, Zie zoo, de strijd is beslecht. Onwillekeurig rijst de vraag welke stemming ons past. Mogen wij tevre den zijn, omdat Leiden geen slee].: fi guur gemaakt heeft, of moeten wij ons beschuldigen, omdat wij deelen in de nederlaag in de provincie? Naar het mij voorkomt. Amice, bei de. Wij hebben nog reden tot dank. Wij gingen hier niet merkbaar ach teruit, ondanks de actie tegen ons. Maar toch aan de andere zijd© ook ons treft d© nederlaag die wij in de pro vincie leden. Het is de vraag ook voor ons, of het niet mogelijk was geweest ons cijfer nog wat hooger op te voe ren. Zoo zal het echter wel altijd zijn. Wij zijn niet alleen zwak in ons zelf, maar ook nalatig. Telkens weer be trappen wij ons op gebrek aan activi teit. Ook nu weer bij deze verkiezing zal, wanneer ieder voor zichzelf ern stig de vraag aan zijn consciëntie legt of hij alles deed wat mogelijk was, het antwoord moeten zijn dat niet alle krachten werden ingespannen. Wanneer wij van deze verkiezing het aantal door iedere partij uitge brachte geldige stemmen nemen, dan zien wij dat de Sociaal-democraten heb ben uitgebracht 26.02%, de Christelijk Historischen 22.92 de Roomsch-Ka- tholieken 20.39 en de Antirevolutio nairen 1057 terwijl de resteerende 20.10 door alle andere partijen sa men is uitgebracht. Ons percentage van 10.57 is vroeger veel hooger ge weest, zelfs hooger dan door samen telling met de S.G.P.-stemmen verkre gen wordt. Ook haalt het nog lang niet het percentage dat in de provincie behaald werd, n.l. 15.6 Toch meen ik, Amice, dat wij ons percentage met eenigen goeden wil tot dat cijfer best kunnen opvoeren. Daarom is er ■wel reden tot klacht. Willen wij winst behalen, dan1 moeten wij niet alleen zorgen, dat wij goede Candida ten hebben en een goede or ganisatie, maar dan moet vooral meer en intensiever huisbezoek worden ge daan. Onder de van onwaarde verklaarde stembiljetten (op de ruim 30.000 ruim 1800) waren er natuurlijk een groot aantal, die op onz© candidaten hadden moeten1 stemmen. Daarenboven ook in deze verkiezingsdagen is het weer ge bleken hoe veel kiezers ter nauwer- nood weten hoe ze stemmen moeten. Al die wateren moeten worden afge- vischt, want daaronder schuilt nog heel wat, dat hij ons hoort. Laat d© tegenspoed bij deze stem ming ons mogen zijn als een stevige ribbestoot om de weken, die ons res ten tot 24 Mei, nuttig te besteden. Uit dit verlies moeten wij winst ha len. Even1 pauzeeren, even schaften, maar nog niet huistoe! Dat zij de leuze! Overigens, Amice, weinig politiek nieuws. Onze Gemeenteraad houdt Maandag weer eens een vergadering met een onbeteekenende agenda. De punten 1 tot en met 8, benoemingen en ontslag. Dan bij punt 9 de uitbetalingen aan de Bijzondere scholen over 1922. Als dat nu niet eens het bewijs is van verkeer den gang van de administratie, dan weet ik het niet meer. Vier jaar heeft een kwestie tijd noodig om opgelost te worden. Dat is meer dan lang. Vervolgens bevat de agenda nog een aantal hamerpunten, maar, wedden dat bij punt 14 de sociaal-democraten weer heel wat zullen praten? Als er wat te praten valt, dan is het dit, dat men B. en W. zou mogen aanraden niet al te soepel t© zijn met het voor schrijven van verbeteringen, want vele z.g.n. onbewoonbare woningen zouden heel wat bewoonbaarder zijn, als ze goed onderhouden werden. Maar er zal wel weer propaganda inzitten, vermoed ik, dus praten maarl Tot slot de uitgestelde, en nog eens uitgestelde interpellaties. De laatste interpellatie, die van wijlen den1 heer Witmans, overgenomen door mevr. Dietrich de Rooy, heeft een zusje ge kregen in de nieuwe interpellatie-Syts- ma over d© benoeming bij d© Bank van Leening. Slechts één opmerking zou ik, als vriendelijk buitenstaander, willen ma ken, Amice. Het is te hopen, dat onze raadsleden, en ook het College als zoo danig, er voor zullen waken dat de innerlijke waarde van de interpella ties niet omgekeerd evenredig zullen1 worden aan den efnst dien het inter- pellatierecht veronderstelt. Het interpolloeren in zijn eigenlijken vorm toch is, het Burg. en Weth. tot verantwoording roepen over daden of gezindheden inzake hun bestuur. Dus een heel ernstige zaak. Maar de inhoud der interpellatie'vragen is vaak niet veel verder gaand dan een inlichting die men ook bij de rondvraag aan het einde van elke vergadering kan ver krijgen. Een vragendag hebben wij ln onzen Raad nog niet moodig. Daarom zou ik zeggen, deed men wèl, om het interpellatierecht niet te vaak t© han- teeren, opdat het een hoogheddsrecht moge blijven. VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6