SHiisck
•fksie metfix>d&
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 APR/L 1927
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE ZONDVLOED EN DE
OVERLEVERING.
Het verhaal van den Zondvloed, ge
lijk ons deze in het eerste Bijbelboek
beschreven wordt, staat niet op zich
zelf. Schier alle volken hebben in hun
overleveringen de herinnering bewaard
aan een dergelijke catastrophe die in
lang vervlogen tijden de wereld ge
teisterd heeft en waaraan slechts en
kelen ontkwamen.
Met name uit de Oudoostersche cul
tuurwereld zijn parallellen van het
Zoindvloedverhaal tot ons gekomen,
die, naast veel verschil, toch ook zulk
een treffende overeenkomst met het
Bijbelsch verhaal vertoonen, dat men
ter verklaring daarvan er niet aan ont
komen kan, rechtstreeksche of zijde-
ling8che betrekkingen tusschen beide
aan te nemen.
De tweei belangrijkste overleverin
gen die voor vergelijking met het
Scbriftverhaal in aanmerking komen,
Zijn een verhaal in. spijkerschrift dat
omstreeks 1870 door George Smith is
ontdekt en dat naar men vermoedt,
dateert uit ten minste 3000 v. Chr., en
het verhaal van Berosus uit 300 v.
Chr.
Wij zullen allereerst dit laatste ver
haal hieronder laten volgen, dat ons
door den kerkvader Eusebius in zijn
Kroniek is bewaard gebleven.
Berosus was een Babylonisch pries
ter van den god Bel of Mardoek; hij
leefde ten tijde van Alexander de Groo-
te en diens onmiddellijke troonopvol
gers. Hij schreef een "drietal boeken,
over de Babylonische Oudbeden, waar
van ons slechts fragmenten bij Euse-
bius van Caesarea en Josephus be
waard gebleven zijn.
Men vergelijke onderstaand verhaal
met Gen. 6 5—9 17.
,»Na den dood van Ardates regeerde
diens zoon Xisoethros 18 sari lang. In
zijn dagen had een groot© vloed plaats,
welks geschiedenis aldus wordt be
schreven.
D© Godheid Kronosx) verscheen
hem in een droomgezicht en openbaar
de hem dat op den vijftienden dag van
de maand Daisios de menschen door
een vloed zouden worden verdelgd.
Daarom beval hij hem een geschied
verhaal te schrijven van het begin,
den voortgang en het einde van alle
dingen, en dit naar d© stad van de
zon Sispara te brengen om het daar
te begraven. Voorts moest hij een vaar
tuig timmeren en met zich daarin zijn
vrienden en betrekkingen opnemen;
hij moest spijze en drank' aan boord
brengen alsmede al de diersoorten,
zoowel gevleugelde als viervoetige die
ren, en alles gereed maken voor de
vaart.
Toen hij aan de godheid vroeg waar
heen hij koers moest zetten, kreeg hij
ten antwoord: ,,Naar de goden om
hun te bidden voor het welzijn der
menschen."
•H'ij was dan gehoorzaam aan de god
delijke vermaning, en timmerde een
vaartuig van 5 stadiën lengte en 2
stadiën breedte, bracht alles wat hem
opgedragen was tezamen en bracht
zijn vrouw, zijn kinderen en zijn vrien
den in het schip.
Nadat d© vloed op de aard© geweest,
en reed9 eenigen tijd aan het minde
ren was, zond Xisoethros eenige zijner
VQgels uit het schip; daar deze echter
geen voedsel noch een plaats waar zij
staan konden, gevonden hadden, keer
den ze terug in het schip. Na eenïge
dagen zond Xisoethros d© vogels an
dermaal uit, en ditmaal keerden ze
terug met slijk aan hun voeten. Toen
hij z© voor d© derde maal uitliet, keer
den ze niet meer naai* het schip te
rug. Toen begreep Xisoethros dat de
oppervlakte der aarde weer boven wa
ter gekomen was; hij maakte een ope
ning in het schip en zag dat het op
een berg geloopen was.
Onmiddellijk verliet hij daarop het
schip met zijn vrouw, zijn dochter en
den stuurman. Xisoethros kU9te de
aarde, richtte een altaar op, offerde
aan de goden en daarna verdween hij
met degenen die met hem uit het schip
gekomen waren.
Degenen, die in het schip achterge
bleven waren, ziende dat Xisoethros
en zijn metgezellen niet weer terug
keerden, verlieten nu ook het schip en
zochten hem, hem aanhoudend bij zijn
naam roepend. Xisoethros kwam hun
x) De Grieksche benaming voor den
Babylonischen god Bel.
echter niet meer voor de oögen, doch
wel konden zij zijn stem onderschei
den in de lucht, die hen vermaande
gelijk het beraamt godvreezend te zijn.
En hij onderrichtte hen, dat het ter-
wille van zijn godsvrucht was dat hij
nu met de goden mocht samenleven,
en dezelfde eer waren zijn vrouw,
dochter en de stuurman deelachtig ge
worden. Hij zeide hun ook dat zij weer
naar Babyion moesten terugkeeren,
en dat het hun was opgedragen in Sis
para de 'geschriften op te graven en
onder de menschen te verspreiden, en
ook nog dat het land waar zij zich be
vonden tot Armenië behoorde.
Toen zij dit gehoord hadden, offer
den zij den goden en gingen te voet
naar Babyion.
Van het schip dat daar in Armenië
gestrand was, zijn nog enkele stukken
over in de Kordyaeïscke bergen van
Armenië, en vele menschen haalden
daar stukken pek vandaan die ze af
krabden en als middel tot afweer van
ziekten benuttigden.
Genen nu kwamen naar Babyion,
groeven de geschriften te Sispara op,
stichtten vele steden, vernieuwden
tempels en hebben zoo ook Baby Ion
weer opgebouwd."
STADSNIEUWS.
GEMEENTEZAKEN.
Verordening heffing schoolgeld
B. en W. stellen voor de bestaande
verordening op de heffing van school
geld Lager Onderwijs, die door de
Kroon is goedgekeurd tot Sept. '27
opnieuw onverahderd vast te stellen.
Benoeming schoolartsen.
B. en W. geven in overweging de
heeren H. W. Blote, Dr. W. Th. M.
Weebers, H. P. Veldhuijzen en J. A.
Schreuder weder vc^r het tijdvak van
1 April 1927 tot 1 April 1928 te benoe
men tot schoolarts.
Bouwplan Amer. Petr. Gomp.
De bouwplannen dezer vMaatsch. be
staan in hoofdzaak uit het vernieu
wen en tot garage inrichten van den
paarden stal, 't bouwen van een nieuw
en het sloopen van een bestaand kan
toortje en het maken van een nieuw
afsluithek.
De paardenstal staat ongeveer 5 M.
buiten de op het uitbreidingsplan aan
gegeven rooilijn en derhalve op voor
straat bestemden grond, terwijl het op
te richten kantoorgebouwtje niet in
die rooilijn zal worden opgetrokken,!
doch daarachter.
Het plan wijkt dus. voor zooveel de
vernieuwing van den paardenstal be
treft, af van het uitbreidingsplan en is
vervolgens in strijd met bet bepaalde
bij de artikelen 1 en 2 van de verorde
ning op het bouwen en sloopen, aange
zien de paardenstal niet staat en het
kantoorgebouwtje niet zal worden op
gericht in de rooilijn en niet aan een
straat of weg toebehoorende aan het
Rijk, de Provincie of de Gemeente.
Ingevolge het tweede lid van artikel
5 van de Woningwet, moet een ver
gunning tot het geheel of voor een ge
deelte vernieuwen van een gebouw
worden geweigerd, indien het plan af
wijkt van een goedgekeurd uitbrei
dingsplan en indien niet aan de voor
schriften van de bouwverordening
wordt voldaan. Derhalve is daarop af
wijzend beschikt.
Tegen die afwijzende beschikking)
komt adressante in beroep voor zoo
veel betreft de vernieuwing van den
paardenstal en wel op grond hiervan,
dat de verandering slechts zal bestaan
in bet maken van enkele groote deu-
;en in den paardenstal, zoodat dus
van vernieuwing van dien stal geen
sprake is.
Blijkens de overgelegde teekening
en de bovengenoemde omschrijving is
deze bewering echter niet juist. De aan
den paardenstal te verrichten werk
zaamheden blijven toch geenszins be
perkt tot het maken van enkele deu
ren, maar omvatten nog verschillende
andere ingrijpende verbouwingen, n.l.
het afbreken van de trap naai* den
hooizolder, het wijzigen van de balk
laag, in dien zin dat de zolderbalken,
die hun dracht verliezen door het zoo
goed als geheel wegbreken van den be
taanden voorgevel, zullen worden op
gevangen door een raamwerk gevormd
door ijzeren balken en stijlen en ten
slotte het verwijderen van de kolonn
men tusschen de paardenstanden en
het maken van een schuifdeur in den
zijgevel.
Het College is met de Commissie
van Fabricage van oordeel, dat bet
aan geen twijfel onderhevig is, dat
door uitvoering van al die werkzaam
heden de stal zoude worden ver
nieuwd cn, gelijk gezegd, moet de ver
gunning daartoe wegens strijd met
het uitbreidingsplan en de bouwver
ordening ingevolge artikel 5 van de
Woningwet een artikel, hetwelk
adressante in haar verzoekschrift ge
heel uit het oog verliest worden ge
weigerd.
Onder opmerking, dat aan het be
zwaar tegen het plan, kan worden
gemoet gekomen door den tot garage
te vernieuwen paardenstal achteruit
te zetten en in de op het uitbreidings
plan aangegeven rooilijn te plaatsen
en den grond tusschen de rooilijn en
den Zijlsingel aan de gemeente in
eigendom over te dragen, met storting
van een bedrag van f100 in de ge-<
meentekas voor het in orde maken
van dien grond, geven B. en W. in over
weging het beroep ongegrond te ver
klaren.
VOLHARDING.
Men schrijft ons van Chr. Midden
standszijde:
Volharding moet bij al ons streven
voorzitten, wie iets ten halve doet,
doet niets.
Bij bovenstaande woorden van Tol
stoi zouden wij gaarne een oogenblik
uw aandacht bepalen.
Nog nooit heeft iemand iets bereikt,
dat werkelijk de moeite waard was,
zonder zich er kranig voor te hebben
moeten inspannen.
Zelfs de uitdrukking: hij kwam, zag
en overwon, al is het dan ook schijn
baar nog zoo zeer in tegenspraak hier
mede, bij nadere overweging zal het
dit toch niet blijven. Immers, hier is
wel sprake van een plotselinge over
winning, zonder dat inspanning noo-
dig schijnt te zijn, maar deze inspan
ning was er al aan voorafgegaan. De
persoon of de zaak, waarvan men zegt
clat deze kwam, zag en overwon, heeft
hiervoor eerst een zoodanige hoogt©
moeten bereiken dat het mogelijk werd
zonder meer te overwinnen.
De inspanning bracht dus ook hier
het resultaat, steeds moet een per
soonlijkheid ergens achter staan wil
iets worden bereikt.
De overwinning behoort hem, die
vol houdt bij zijn streven naar het ge
stelde doel. Alle succesrijke menschen
hebben deze waarheid gedemonstreerd
En wat een vereeniging betreft, zal
deze waarlijk succes willen heöïben,
dan zal hier het beginsel de belang
rijkste plaats moeten innemen en al
tijd weer tot volhouden moeten kun
nen sterken.
Zoo is het ook bij de organisatie van
den Middenstand. Hoe vaak wordt ge
klaagd door hen die in deze vereeni
ging arbeiden clat all© moeite ver-
geefsch is, resultaten uitblijven. Doch
het werk is eigenlijk pas begonnen en
zou men dan nu al liet doel willen be
reikt zien? De Middênstandsvereeni-
ging kan bogen op veel dat in den
afgeloopen tijd resultaten gaf van be
lang voor den Middenstand, doch te
verslappen in de actie omdat men
nog niet veel meer bereikte, is ont
kennen de waarde van de hierboven
staande woorden. Halverwege ophou
den is niets doen. Volharding moet
ook hier ons streven zijn.
Kort geleden vrceg men ons, welke
resultaten wij toch dachten ie hebben
met de artikelen in ons blad over den
Middenstand, waar toch al een half
jaar iedere week een artikel van. onzen
hand werd opgenomen, en dez.e naar
men vermoedde niet of zoo goed als
niet werden gelezen door hen die be
reikt moeten worden. Wij hebben ge
antwoord, dat als slechts één Midden
stander onze stukken lezen zou, onze
moeit© niet te vergeefs was, en on
ze artikelen tot beter inzicht betref
fende den Middenstand zouden komen.
Wij hebben dezen arbeid aangevan
gen en meenen er ojizen stand door te
steunen, wat voor nut zou het hebben
als wij ophielden na een1 half jaar?
Volharden moet bij al ons streven
voorzitten.
Geeft toch niet zoo gauw den moed
op!
Als ieder iets doet voor de Midden-
standsvereeniging op zijn eigen wijze,
zullen de resultaten niet uitblijven.
Wanneer de candidatenlijsten voor
d© Gemeenteraadsverkiezing tegenval
len omdat er weer zoo weinig met den
Middenstand is gerekend, is dit toch
geen reden ontmoedigd te zijn. Het is
voor een groot gedeelte eigen schuld.
Eerst moet de idee der Middenstands
organisatie meerdere ingang vinden,
dan zal ook de kracht toenemen die
ten nutte van de maatschappij kan
worden aangewend. Maar dan ten
nutte, laten we dat toch nooit ver
geten.
Onze vereeniging moet een aantrek
kelijke sfeer hebben, wij moeten voor
alles positief zijn, opbouwen, idealen
hebben, sympathie opwekken. Het nut
van onzen stand moet helder door een
ieder kunnen worden ingezien', wij
moeten arbeiden, wij moeten volhar
den. En als onze vereeniging dan voor
d© verschillende vakken en groepen
veel zal kunnen doen zal dit zijn nut
hebben. Maar dit kan toch onze ver
eeniging niet dragen, dat moeten de
hooger© beginselen doen. Zoo moeten
wij voortgaan, en arbeiden, getuigen
en doorzetten.
Want volharding moet bij ons stre
ven voorzitten.
~SCHAAKRUBRIEK
Probleem van L. A. ISSAEF.
3de prijs in een wedstrijd van den
Britschen Probleembond.
Wit begint en geeft mat in twee zet
ten. Oplossing volgt hieronder.
NiemzowitschCapablanca.
Uit den1 wedstrijd te New York.
Met analysaties uit de N. R. C.
Wit: Niemzowitsch Zw.: Capablanca
Koninginnegambiet.
1. c2—c4 Pg8—f6
2. Pgl—f3 e7e6
3. cl2d4 d7d5
Marshall speelde later in den wed
strijd tegen Niemzowitsch c5, waarop
4. d5! volgde.
4. e2e3 Rf8—e7
5.Pbld2 0—0
6. Rfld3 c7c5
Gewoonlijk speelt men eerst Pbd7
om op c5 te kunnen terugnemen met
liet paard.
7. d4Xc5
Zie 7. cd5: Pd5: Pe3:! fe3: Dd8: Of 7.
cd5: Pd5:, 8. e4 Pb4 met ruil van het
paard tegen den raadsheer d3.
7Pb8a6
Hierdoor bereikt Zwart hetgeen Wit
met 5. Pd2 wenschte te bereiken, een
paard op een veld van de c-baan dat
toegang geeft tot het vijfde veld op de
e-baan.
8. 00 PaöXco
9. Rd3e2 b7—b6
10. c4Xd5
Beter was b3. Capablanca krijgt nu
een klein stellings-voordeel.
10Pf6Xd5
Nu zou b3 niet gedeugd hebben we
gens 10Rf6, 11. Pd4 Pc3.
11. Pd?b3 Rc8b7
12. Pb3Xc5 Re7Xc5
Het paard d5 is voor Wit hinderlijk.
Hij kan het bezwaarlijk door e4 ver
jagen, want dan staat deze pion bloot
aan een aanval en b3 Pc? gevolgd
door Pe2f zou hem zijn besten raads-
h«cr kosten.
13. Ddla4
Om door Ra6 den gevaarlijken raads
heer L7 onschadelvk te maken.
13Dd8f6
■4 Re2a6 Rb7Xa6
'b. Da4Xa6 Pd5b4
Den tijd. die:: Wit noodig had om
ü<t. raadsheer 1-7 tegen den zijnen van
£•2 te ruilen, benutte Zwart tot het ver
beteren van zija stelling.
16 Ua6e2 Lf8—d8
De zwarten winnen steeds mee- ter
rein. De partij is een teekenen l staal
tje vfin Oapablancas stijl.
17. a2a3 Pb4d3
18. Pf3—el Pd3Xel
19. TflXel TaS—c8
Zwart heeft het vereenvoudigen van
het opel niet or-tweken en toch een
overwegend betore stelling gekregen
car zijn tegenstander.
20 Tal—bl Df6 -e5!
Een fijne zet. Zwart kan bierna
voortzetten met Rd6 en Dc4 en Tc2 of
met Dd5.
21. g2—gS De5—d5
RECALME.
Om den haarbodem geheel vrij
te maken en vrij te houden van
de hinderlijke en den haaruitval
bevorderende roos, is het de
beste methode zoo nu en dan met
de vingertoppen sléchts een weinig
Purol goed in de hoofdhuid te
wrijven. Hoofdhuid en haar ne»
men Purol snel in zich op, zoo
dat er geen spoor van eenig vet
in het haar achterblijftdit wor^t
alleen zachter en handelbaarder,
en blijft daardoor onberispelijk
zitten.
Purol in Doozen 30. 60, Tube 80 cent.
Bi) Apoth. co Drogisten.
Wit moet nu trachten Zwart'a
macht op de d-baan te fnuiken.
22. b2—b4 Rc5—f8
Zetten als deze onderscheiden groo
te van gewone schaakmeesters. Capa
blanca heeft natuurlijk deugdelijke
redenen gehad om den raadsheer niet
op e7 terug te trekken, doch'welke is
niet gemakkelijk te bevroeden.
23. Rel—b2
Zou het dekken van g7 tegen een
aanval met Rb2 en Dg4 de reden zijn
geweest om welke Zwart Rf8 in plaats
van Re7 speelde?
23Dd5a2
24. Tbl—al Da2b3
25. Rb2d4 Tc8—c2
26. De2—a6
Df3 mocht niet wegens Td4: en Dg4
zou eveneens het pion-offer op e5 ten
gevolge hebben gehad.
26eöe5!
Om het kasteel van d8 op d2 te kun
nen plaatsen.
27. Rd4Xe5 Td8—d2
Wit kan f2 niet dekken. Zie 28. Tfl
Dc3:, 29. Rf4 Tf2:, 30. Re3: Tg2t en
mat in drie zetten.
Stand na 27Td2.
h
Td2Xf2
Db3e6
28. Da6—b7
29. g3g4
30. Re5g3
Zwart heeft langzaam doch zeker
zijn stellingsvoordeel zoodanig uitge
breid, dat als vanzelf de beslissende
combinatie mogelijk is geworden.
30Tf2Xh2!
Als Wit het kasteel neemt met zijn
koning, volgt er Dg4:f, 32. Khl Dh3, 33
Db8 Dg2 mat. Of 31. Rh2: Dg4f, 32.
Kfl Dh3f, 33. Kgl Dh2:f, 34. Kfl Df2
mat.
Men merke op welke goede dien
sten de raadsheer op f8 bewijst. AU
deze op e7 bad gestaan zou het offer
van het kasteel niet juist zijn geweest
wegens 31. Rg2: Dg4:f, 32. Khl Dh3, 33
Db8f Rf8. 34. Dg3 en Wit wint.
31. Db7—f3 Tb2—g2f
Zwart komt nu voldoende pionnen!
voor om zijn beide sterke ka9teelen
te ruilen tegen de konigin.
32. Df3Xg2
Tc2Xg2t
33. KglXg2
De6Xg4
34. Tal—dl
h7—h5
35. Tdld4
Dg4g5
36. Kg21ï2
a7a5
37. Tel—e2
a5Xb4
38. a3XM
Rf8—e7
39. Td4e4
Re7-f6
40. Te2—f2
Dg5d5
41. Te4e8t
In deze stelling onderbrak men de
partij. Zij werd echter niet hervat,
doch door Niemzowitsch opgegeven.
Oplossing van den tweezet: Dgl.
Leidsche Penkrassen.
ar *1
Amice,
Zie zoo, de strijd is beslecht.
Onwillekeurig rijst de vraag welke
stemming ons past. Mogen wij tevre
den zijn, omdat Leiden geen slee].: fi
guur gemaakt heeft, of moeten wij ons
beschuldigen, omdat wij deelen in de
nederlaag in de provincie?
Naar het mij voorkomt. Amice, bei
de. Wij hebben nog reden tot dank.
Wij gingen hier niet merkbaar ach
teruit, ondanks de actie tegen ons.
Maar toch aan de andere zijd© ook ons
treft d© nederlaag die wij in de pro
vincie leden. Het is de vraag ook voor
ons, of het niet mogelijk was geweest
ons cijfer nog wat hooger op te voe
ren.
Zoo zal het echter wel altijd zijn.
Wij zijn niet alleen zwak in ons zelf,
maar ook nalatig. Telkens weer be
trappen wij ons op gebrek aan activi
teit. Ook nu weer bij deze verkiezing
zal, wanneer ieder voor zichzelf ern
stig de vraag aan zijn consciëntie legt
of hij alles deed wat mogelijk was, het
antwoord moeten zijn dat niet alle
krachten werden ingespannen.
Wanneer wij van deze verkiezing
het aantal door iedere partij uitge
brachte geldige stemmen nemen, dan
zien wij dat de Sociaal-democraten heb
ben uitgebracht 26.02%, de Christelijk
Historischen 22.92 de Roomsch-Ka-
tholieken 20.39 en de Antirevolutio
nairen 1057 terwijl de resteerende
20.10 door alle andere partijen sa
men is uitgebracht. Ons percentage
van 10.57 is vroeger veel hooger ge
weest, zelfs hooger dan door samen
telling met de S.G.P.-stemmen verkre
gen wordt. Ook haalt het nog lang
niet het percentage dat in de provincie
behaald werd, n.l. 15.6 Toch meen
ik, Amice, dat wij ons percentage met
eenigen goeden wil tot dat cijfer best
kunnen opvoeren.
Daarom is er ■wel reden tot klacht.
Willen wij winst behalen, dan1 moeten
wij niet alleen zorgen, dat wij goede
Candida ten hebben en een goede or
ganisatie, maar dan moet vooral meer
en intensiever huisbezoek worden ge
daan.
Onder de van onwaarde verklaarde
stembiljetten (op de ruim 30.000 ruim
1800) waren er natuurlijk een groot
aantal, die op onz© candidaten hadden
moeten1 stemmen. Daarenboven ook in
deze verkiezingsdagen is het weer ge
bleken hoe veel kiezers ter nauwer-
nood weten hoe ze stemmen moeten.
Al die wateren moeten worden afge-
vischt, want daaronder schuilt nog
heel wat, dat hij ons hoort.
Laat d© tegenspoed bij deze stem
ming ons mogen zijn als een stevige
ribbestoot om de weken, die ons res
ten tot 24 Mei, nuttig te besteden.
Uit dit verlies moeten wij winst ha
len. Even1 pauzeeren, even schaften,
maar nog niet huistoe! Dat zij de
leuze!
Overigens, Amice, weinig politiek
nieuws.
Onze Gemeenteraad houdt Maandag
weer eens een vergadering met een
onbeteekenende agenda. De punten 1
tot en met 8, benoemingen en ontslag.
Dan bij punt 9 de uitbetalingen aan de
Bijzondere scholen over 1922. Als dat
nu niet eens het bewijs is van verkeer
den gang van de administratie, dan
weet ik het niet meer. Vier jaar heeft
een kwestie tijd noodig om opgelost
te worden. Dat is meer dan lang.
Vervolgens bevat de agenda nog een
aantal hamerpunten, maar, wedden
dat bij punt 14 de sociaal-democraten
weer heel wat zullen praten? Als er
wat te praten valt, dan is het dit, dat
men B. en W. zou mogen aanraden
niet al te soepel t© zijn met het voor
schrijven van verbeteringen, want
vele z.g.n. onbewoonbare woningen
zouden heel wat bewoonbaarder zijn,
als ze goed onderhouden werden. Maar
er zal wel weer propaganda inzitten,
vermoed ik, dus praten maarl
Tot slot de uitgestelde, en nog eens
uitgestelde interpellaties. De laatste
interpellatie, die van wijlen den1 heer
Witmans, overgenomen door mevr.
Dietrich de Rooy, heeft een zusje ge
kregen in de nieuwe interpellatie-Syts-
ma over d© benoeming bij d© Bank
van Leening.
Slechts één opmerking zou ik, als
vriendelijk buitenstaander, willen ma
ken, Amice. Het is te hopen, dat onze
raadsleden, en ook het College als zoo
danig, er voor zullen waken dat de
innerlijke waarde van de interpella
ties niet omgekeerd evenredig zullen1
worden aan den efnst dien het inter-
pellatierecht veronderstelt.
Het interpolloeren in zijn eigenlijken
vorm toch is, het Burg. en Weth. tot
verantwoording roepen over daden of
gezindheden inzake hun bestuur. Dus
een heel ernstige zaak. Maar de inhoud
der interpellatie'vragen is vaak niet
veel verder gaand dan een inlichting
die men ook bij de rondvraag aan het
einde van elke vergadering kan ver
krijgen. Een vragendag hebben wij ln
onzen Raad nog niet moodig. Daarom
zou ik zeggen, deed men wèl, om het
interpellatierecht niet te vaak t© han-
teeren, opdat het een hoogheddsrecht
moge blijven.
VERITAS.