NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 25 MAART 1927 TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEM. Hef verdrag met België. Zn'nal^ begrijpelijk is, staan de cou- ranxen vol van de verwerping van het veH'-ffi floor de Eerste Kamer. Wij la+en bier enkele verkorte pers stemmen volgen; De Nieuwe Rotterdamsche C t. (lib.) verklaart, dat bet gewenscht zal blijken de oorspronkelijke gedach te van 1919 te herva+fen, en de poli tieke herziening van het tractaat van 1839. die welke bet gevolg is van het feitelijk vervallen van de Belgische neutraliteit, af te schéiden van de re gelingen, welke op economisch gebied zullen kunnen worden tot stand ge bracht. Hiertegen' xegt het. blad kan geen redelijk bezwaar bestaan, en er zou door worden verkregen, dat het toezicht der mogendheden bleetf bei- perkt tot het terrein, waarop zij recht van medezeggenschap kunnen laten gelden. Ook practisch zou dit ge wenscht zijr, omdat het onjuist is. en zelfs de schijn moet worden vermeden dat politieke desiderata door economi sche regelingen, of omgekeerd, op sleeptouw worden genomen. Een zuivere, en derhalve duurzame beslissing, zoo verklaart het blad. zal door de afscheiding zonder twijfel in de hand worden gewerkt. Het Centrum (R.K.) zegt met bezorgdheid naar de toekomst te zien. Het is die verdere toekomst, waar in de vraagstukken, in- het Tractaat aan de orde, toch een oplossing zullen moeten krijgen, en waarin die oplos sing zeker voor ons land niet gunsti ger zal zijn. Terwijl «wij een gunstige situatie als zou ontstaan zijn, wan neer dit Tractaat door ons con amore ware aanvaard, hebben verspeeld. Alle nadeelen zullen we krijgen, maar de voordeelen missen. Minister van Karnebeek zal thans gaan. In alle oprechtheid en warme be- be won dering brengen wij hem een eere saluut. Hij heeft zijn land in de moeilijke jaren op voortreffelijke wijze gediend, door wijs beleid, groote behoedzaam heid. scherp doorzicht en zeldzame kracht. Wij. betreuren zijn heengaan, zegt het blad, maar nog meer de oorzaak die hem tot heengaan dwingt. De Maasbode (R.K.) zegt over het vo-um der Eerste Kamer, dat de verwerping van twee kwaden slechts de iets minder kwade oplossin; vormt. Reden tot juichen heeft Nederland op dit oogenblik allerminst. De arbeid en de moeiten van de positieve oplossing van het Nederlandsch-Belgïsch ver drag nemen nu pas een aanvang. België heeft, wel degelijk naar de oprechte meening en den vasten wil der oppositie van Nederland iets te verwachten, iet9, veel, misschien wel meer dan de scheidende minister het beloofde. Er zal aan het gebeurde nog meer commentaar zijn te wijzen. Wij doelen op de lessen voor Nederlands buiten landsch beleid in het algemeen, die uit deze behandeling van het Ned.-Rel- gisch vraagstuk dienen getrokken. Wij doelen r-iet in het minst op een waar dig afscheid van den heen°aarden mi nister van Buitenlandsche Zaken. Hij is aan de voortschrijdende be handeling en de verwerping van het verdrag, zijn levenswerk, ja een deel van ziin leven, en welk een deel!, ten offer gevallen. He mis in het vuur van den strijd merigmaal onrecht aange daan. Moa-e, aldus het blad, het Nederland sche volk ziin sroote daden in moeite vollen tijd dankbaar en vooral in deze dae-en blijven gedenken! De Nederlander schrijft:. Op minister van Karnebeek moet deze beslissing, in het uur, nadat zij gevallen is. den indruk maken van ge mis aan waardeering bij het Neder- landsche volk voor zijnen overwinnen- den arbeid van het jaar 1919 ja van vernietiging van zijn levenswerk van acht moeilijke jaren. Toch is dit niet d© beteekenis der gevallen beslissing. En het zou ons niet verwonderen, als eenmaal ook over deze wonde de tijd zijn genezende kracht zal hebben uitge oefend, dat van Karnebeek dit ook Zelf zal erkennen. „Wat nu?" is de vraag, die in veler harten leeft. Allereerst is er 'behoefte aan rust. Even zullen de tegenstellingen opvlam men, dit kan niet anders. Maar dan moet er rust komen. Dan zal van Karnebeek inzien, dat door de beslissing van 24 Maart 1927 z.ijn werk van 1919 niet is vernietigd, integendeel, dat op den grondslag van het toen verkregen resultaat kan wor den voortgebouwd. Dan zullen de verantwoordelijke per sonen in België inzien, dat het ook in België's belang is, dat een overeen komst van vriendschap en wederkee- rige ontwikkeling tot stand kome tus- schen het vrije souvereine België en het vrije souvereine Nederland, in vol komen oprechtheid en eensgezindheid, zonder achterdocht en zonder eenig voorbehoud, aan een van beide zijden. Dan zal de grond gelegd kunnen worden voor een tijdperk van langdu rige en hartelijke overeenstemming tusschen de beide Staten, die door af komst, taal, bodem en ligging onmis kenbaar tot eenheid en samenwerking zijn geroepen. Zou misschien van Karnebeek, dan, bij deze nieuwe onderhandeling ,de eerste Nederlandsche gevolmachtigde kunnen zijn? De T ij d schrijft: Velen in Nederland zullen met ons vreezen, dat de bewindsman, die, nu zijn levenswerk is vernietigd, de taak aan anderen overdraagt, door de komende feiten in het gelijk zal wor den gesteld. Met hem betruren wij dan ook het gevallen votum, dat niet in het belang zal blijken te zijn van ons vaderland. Wij betreuren het o.m het verdrag zelf, om Nederland's positie in den Raad der Volken, om de verwikkelin gen, die niet te vreezen, doch wel te verwachten zijn. ten slotte omdat de eerste groote practische proeve tot de mocratiseering onzer buitenlandsche politiek door middel van tijdige rui me openbaarheid op een zóó bescha mend fiasco is uitgeloopen, dat een prof. Struycken, indien hij nog leefde, daaruit wel eenige scherpe conclusies voor de toekomst zou hebben getrok ken. In eensgezindheid rond de nationale zaak zal het Nederlandsche volk, zoo besluit het blad, »kracht zoeken om sterk te staan in de moeilijkheden, waaruit voortgezet rustig beleid een uitweg moet vinden. Het Handelsblad (lib.) schrijft: Van de nachtmerrv van het Bel gische Verdrag zijn wij door de Eer ste Kamer voorshands velost. Men hoorde echter aanstonds na het be kend worden van den uitslag vragen: Eh wat gaat er nu gebeuren? Wel niets. Evenmin als er iets gebeurde toen België het verdrag har' verworpen. Thans eerst kunnen wij, beter dan toen, werkelijk niets doen, rustig wachten. Tot de Belgen weer bij ons komen. Want dat zullen zij stel lig doen evenals zij het na 1920 wij weten nu van den heer Van Karne beek: feitelijk zelfs reeds in 1920 hebben gedaan. Want wat zij van ons verlangen is zóó veel meer dan wat wij van hen zouden kunnen vragen, dat zij onvermijdelijk degenen moeten zijn die het eerst wachtensmoede wor den. Maar de Mogendheden! Zeker. Bel gië zal wel naar zijn groote broers loopen. En misschien krijgen wij dan wel van die „diplomatieke nota's" waarover de heer Wibaut sprak. Wel nu^ wij zullen kunnen antwoorden, ge lijk' wij dezer dagen reeds opmerkten, dat deze belangstelling ons wel ver baast na de onaandoenlijkheid die van den kant van „Europa" in 1920 werd betoond, maar dat wij volkomen be reid b 1 ij v e n om met België tot een redel ij k tractaat te komen, een verdrag op den voet van gelijkheid. Niet in den geest van Versailles maar in dien van Genève en Locarno. En dan kunnen we, te eeniger tijd, weer gaan onderhandelen. Voort, geven wij hieronder nog eeni ge uitlatingen van de Belgische bla den. Met betrekking tot de verwerping van het verdrag schrijft de Nation Beige: Men begrijpt wel, dat wij „de come- die der onderhandelingen" nu niet weer zullen beginnen. Het woord is thans aan de mogendheden. Want het vraagstuk van de Hollandsche delta van ScheldeMaas en Rijn is een in ternationaal vraagstuk. De Soir zegt: Men kan wel dadelijk verklaren, dat het geen waardige politiek zou zijn nieuwe bespi^ekingen met Den Haag te openen. De Vingtième Siecle schrijft: Te Londen, Rome en Parijs moet men herinneren aan de plechtige be loften ons onmiddellijk na den oorlog gedaan. Nederland heeft opnieuw blijk gegeven van zijn verlangen ons „tot verstikking" te veroordeelen. Maar het vergist zich, indien het meent dat de Belgen zullen berusten in zijn dwaze eischen en zouden toestaan, dat, wie van onze leiders ook. nog verder terug wijken. De P e u p 1 e trekt een vergelijking tusschen de campagne van eenige Hol landsche belanghebbenden en de kalme en waardige houding van de Belgische pers. Het blad zegt, dat het thans in elk geval de taak der Neder landsche regeering is nieuwe stappen te doen. De Libr© Belgique schrijft: In gezaghebbende Belgische kringen verklaart men, dat Holland een ern- stigen blunder heeft gemaakt. Neder lands souvereiniteit over de Schelde zal thans in het geding worden ge bracht en het is wel zeker, dat er in dezen belangengemeenschap bestaat tusschen België en zijn vroegere bond genooten. Volgens het blad heeft de burgemeester van Antwerpen, Van Cauwelaert, geweigerd zijn meening kenbaar te maken. Hij zeide alleen: de zaak is ernstig genoeg om tijd te ne men er over na te denken. Belgische afgevaardigden en senatoren hebben uiting gegeven aan hun verontwaar diging en verklaard, dat er niets an ders overblijft, dan de zaak thans op internationaal terrein te brengen. Vlaamsche Kamerleden verbergen bun teleurstelling niet en verklaren dat zij gedupeerd zijn. De Echo du Soir van Antwerpen schrijft, dat Nederlands optreden streng zal worden beoordeeld in het buitenland. Het zal wel noodig zijn, dat men van dit besluit in beroep komt. De F 1 a n d r e liberale te Gent schrijft: De Nederlanders vergaven ons nog niet, dat wij in 1830 tegenover ben on ze vrijheid hebben veroverd, en zij konden zich er geen denkbeeld van vormen, dat de winst van den oorlog van België een onafhankelijk land heeft gemaakt en de noodzakelijke herziening van het verdrag van 1839 meebrengt. De nieuwe Gazette d'Anvers schrijft: Nederland heeft het tafellaken door gesneden. Het moet het maar weten. Onze regeering is tot de uiterste toege vingen gegaan. Zij heeft niet naar nieuwe voorstellen van Holland meer te luisteren, vooral niet meer, nu het voorgoed uitgemaakt is, welke geest de meerderheid van dit land ten on zen opzichte bezielt. Nu dient de kwes tie gebracht te worden voor bet tribu naal der mogendheden. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Ouddorp (Z. H.)< J. v. d. Graaf te Ridderkerk. Bedankt: Voor Ijlst, G. P. vam Itterson, te Gelselaar. Voor Putten op de Veluwe, B. G. G. Steenbeek te de sterke Simson zou met zijn naakte vuist den. gepantserden dwerg een er veile bureaucratie vermorzelen. De grenspaal was nu dicht bij: op geen twee honderd pas afstands, en Ivan voelde den grond onder zijn hope wegzinken, nu er geen renbode van den Gouverneur verscheen, om hem de Vrijheid te brengen. De stoet der ellendigen wandelde al langzamer: voetje voor voetje, en hij zou in zijn gang zijn gestremd als een stroom, die door onzichtbare hinder nis wordt gestuit, zoo er de soj daten met hun dreigende bajonetten niet waren geweest. En de vogelen zongen, en de hooge luchten juichten, terwijl het gerinkel der ketenen rondom den somberen grenspaal weerklonk De ballingen zetten zich neder: met het gelaat naar het Westen, dat hun hart en hunne liefde bezat, en Peter Alwin voegde zich hij Ivan Nekalof. Zij zetten zich naast elkander neder op een omgekantelden klipsteen, als twee moede grijsaards, die den last en de moeite van een lang menschen- leven hebben getorst. De stugheid, de trots was uit Peter's gelaat gewe ken; liij sloeg den arm om Ivan's hals en steunde: ,.0 broederke, wat zijn we ongelukkig!" Zij zaten daar op den omgekantel den klipsteen, aan den Siberisclien kant van den grenspaal, waar het wa pen van Tobolék was te zien. Wierden. Voor Opheusden. J. H. Kos< ter le Montfoort. GEPwEF. KERKEN. Tweetal: Te Zwartsluis, H. M. Ploeger te 'Appelscha, en IJ. K. Vel- Ttnga te Oosyrzee Aangenomen: Naar Oud-L'oos- 'drecht. P. D. Kuiper, cand. te Kampen' Bedankt: Voor Fijnaart, Ottoland Baambrugge, Nieuwerkerk a. d. IJsseli "Mildam, A,mbt-Vollenhove A, Gene- muiden, Koog-Zaandijk efi Hoorn, Pu D. Kuiper, cand. te Kampen. CHR. GEREF. KERK. 'Beroepen: Te Schiedam, T. D. Barth te Alphen a. d. Rijn. Te Broek' P. de Smit te Boskoop. DOOPSGEZINDE GEMEENTE Beroepen: Te Aalsmeer, R. C. 'de Lange te Krommenie en Wormer. Ds. H. C. DE GROOT, f In den ouderdom van 55 jaar is te Angerlo overleden Ds. H. C. tfê Groot .Ned. Herv. pred. aldaar. Ds. H. O. de Groot werd in '1895 cand. t. d. H. Dienst en stond te Lich tenvoorde (1894) en te Angerio sindg 6 April 1902. KERKELIJKE BEDIENING. Op verzoek is aan G. Ch. H. F. Va ges, geboren te Hannover, op verzoek! toestemming verleend* tot het aanvaar den van de kerkelijke bediening van predikant bij de Evang. Luth. .Gemeen te te Amsterdam. Ds. C. J. LEENMANS. Men schrijft aan de „Standaard": Zondag 3 April hoopt Ds. C. J. Leenmans, Nea. Herv. pred. te Ga meren, zijn bediening neer te leggen. Meer dan 43 jaren mocht hij jn on derscheidene gemeenten arbeiden en den vollen raad -Gods tot zaligheid ver kondigen. Hij stond pal voor de Geref. waar heid en ondervond vaak bittere vij andschap; hij schaamde zich niet voor ziin Koning uit te komen. Gelukkig mocht hij ook ervaren, dar de Heere zijn prediking wilde gebrui ken, om velen tot zich teleiden. Aan gezien een ernstige krankheid hem reeds langen tijd het bed doet houden, hoopt zijn schoonzoon, Ds. A. H. j. G. van Voorthuizen, van Nijkerk, dien dag een afscheidswoord tot de ge meente van Gameren te spreken. DE GEESTELIJKE NOOD IN DRENTE Drente staat in deze dagen meen idaji ooit in 't middelpunt der belang stelling. In het bijzonder kan dit worden ge- zegd, van het Witteveen, die nieuwe ontginning van de N.V. .„Het Land schap Drente"'. Voor de 50 arbeidersgezinnen, die daar gevestigd zijn, wordt veel ge daan om ze een goed bestaan te ver zekeren. Verschillende vooraanstaande personen 'gaven van hun medeleven blijk, door aan een van de bewoners een geit of ander nuttig huisdier te schenken. Maar nu komt onwillekeurig, do vraag op: wat Wordt er gedaan voor de geestelijke belangen van deze men- echen? En daii moet helaas worden, gezegd, dat in dit opzicht de bewo ners van het Witteveen bijha van al les verstoken zijn. De afstand naar het dorp Westerbroek bedraagt 68 K.M. zoodat ook voor hen, die dit begeeren, het uiterst moeilijk is, kerkelijk meda te leven. Een school laat staan dan een Christelijke school, bestaat er nog niet, evenmin een localiteit waar Zon dagsschool- of andere samenkomsten kunnen worden gehouden. De kerkeraad der Geref. Kerk van Westerbork was van meening, dat er toch iets moest worden gedaan om in dezen nood te voorzien. Hij besloot daarom pogingen in het werk te ste® len om te komen tot stichting, van een evangelisatielokaal. Door heeren com missarissen van de N. V. werd voor dat doel op zeer giunstige voorwaar den een terrein toegezegd, Ook in eigen kring werd reeds een bedrag! bijeengebracht. Maar er is meer noodig, idan deze kleine kerk kan dragen. En daarom! doet de kerkeraad een beroep op de offervaardigheid van het Geref. volk Waar ve^en getoond hebben "voor de natuunijke nooden van Witteveen hart/ te hebben, laten zij nu hetzelfde doen ten opzichte van cfe geestelijke no oefen En Ivan wees met den vinger naar boven, waar de tekst te lezen was, dien Peter Alwin er zes maanden geleden met vaste hand had opgeschreven: „Komt herwaarts tot Mij allen, die ver moeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven". De halen waren hier en daar ver vaagd door regen en wind, doch de tekst was nog leesbaar, en Ivan wees met den vinger naar den tekst. „Peter Petrowitch". zeide hij, zijn eigen ellende vergetend „daar vindt ge rust!" „Wie geeft die rust, Ivan?" ,,Dat is Jezus". Peter schudde het hoofd. „Vader Kansof zeide dat ook, maar de Poolsche Jood wist het beter; hij geloofde niet aan Jezus maar aan den dood als den waren rustaanbrenger." Toen zeide Ivan met droeve stem: „Laten wij bidden, broederke!" doch Peter 9chudde andermaal het hoofd. „Het geeft niet3,' Ivan Serguwitch het geeft niets! 't Is een beminne lijke dwaasheid, dat bidden wij gaan naar ons levend graf, en geen God en geen Satan zal er ons uit red den!" Er lag zoo'n vreemde uitdrukking op zijn gelaat, en in die oogen lag een starheid, die Ivan's ziel met schrik vervulde. „Het is zes maanden geleden. Ivan!" „Ja zes maanden!" Peter bedoelde, dat zij zes maanden opdat zoodoende het eerste kerkje iii JWitteveesn kan worden geopend jsoL ook daar het Evangelie kan worden! gebracht. Giften voor dit mooie werk woe den gaarne ingewacht aan het adresf van Db. A. Jloordewier te Western bork. Postrekening no. 125901. 3 ONS GEREF. SCHOOLWEZEN. - Men schrijft ons: Waarom lauwheid op het gebied van hot Gereformeerd Schoolwezen? 'We bedoelen dit vooral in organis»-: torischen zin. Want aan de goed-Geren formeerdheid van onderwijzers en be stuursleden behoeft, gelukkig, nog niet getwijfeld te worden. Maar de liefde tot een Gereformeerd Schoolwezen is zoo bedenkelijk koe] bij velen in den lande! Die koelheid ifit zich op veler-/ lei wijze. Vooreerst: or is zeer weinig behoefte aan organisatie onder de voor-, standers van Geref. Schoolonderwijs. Dan is de financierde offervaardig heid te dien opzichte zeer miniem, ea 't financieele onvermogen in deze schijnbaar vette jaren veelszins zorgen lijk. Men zou wanen, een da capo van de droomen-periode der Pharaonen te zien; de magere jaren werden door vette gevolgd, maar de magerheid bleef! Voor vele scholen" inderdaad vér-, ontrustend. Ja, benauw end. Want wel ke ook de oorzaak zij. is 't nie't be^ klemmend ie zier, hoe ondanks de dui zenden, die in de schoolkosten vloeit den in den loop van onkel© jaren, men desalniettemin zelfs var groote stadsscholen verneemt, dat ze geen contributie voor hun Scholen organisa tie, ten bedrage van een paar tiental len guldens hoogstens por school, kun nen missen? Met duizenden verrijkt en onmachtig om een paar zilver lingen te geven? Hco kan dat? Waar schort het 'em? Met het naspeuren van enkele schijn oorzaken zijn we er niet af! Voor wiei gelooft, dat een Levend God aller men- schen lot regelt, en bijzonderlijk het lot van Zijn volk, is duidelijk dat aller eerst naar diepere motieven moet gezocht worden. We wezen op de beteekenis van den strijd des geloofs in meer dan één zin. Een psychologische verklaring moge hierbij in geding gebracht worden. Ons Gereformeerd volk werd groot in verdrukking en velerlei strijd. Drie alles beheerschend© bewegingen uit de vorige eeuw wijzen dit voldingend uit. De kerkelijke beweging van 1834; de schoolstrijd vanaf de '50er jaren vooral, met de kerkelijke beweging van 1886. Van deze drie heeft niet het minst de schoolstrijd een grooten in vloed geoefend. Deze strijd werd een gansch het volk omvattende beweging. Een strijd, die ware democratie kweek te, die vriend en vijand te wapen riep. Niet geheel ten onrechte is voorspeld, dat de Onderwijs-pacificatie de doods klok zou doen luiden over het Partij wezen' der Antirevolutionairen in Ne derland. In den schoolstrijd is ons Antirev. volk gegroeid; geworden een ernstig meelevend© en meetellende partij! Maar zie: de „Bevrediging" kwam.- „Die Waffen nieder"! dat scheen de van-zelf sprekende hoogste wijsheid! Alleen spelbrekers; onverzoen lijken, ondankbaren trachtten een waan te voeden, die noodlottig scheen te wor den voor de zoo zeer rust behoevende onderwijswereld(!) Edoch, de ontnuch tering bleef niet uit! Klacht bij klacht rees op uit de schoolwereld! De anna len van Schoolraad en -Unie getuigen het! Maar, het ergste is niet. dat er zooveel onbevredigende bevrediging te conistateeren viel, maar de kentering in de volks-opinie: de omwending, de ombuiging van den volksgeest; de ont wenning aan den voorheen zoo bezie lenden geloofsstrijd dat is het kwaad, waaronder we zuchten! Of liever, waarmee we ziten! Zonder 'het* misschien maar eenigermate te be seffen! En nu? God geve ons nu allereerst, te zien, hoe Zijn volk nimmer kan en mag af laten een strijdbaar volk te zijn, op straffe van afval van den Levenden God zelf! geleden hier waren geweest, en Iva« begreep hem. „Toen heb ik gezegd. Ivan Sergu witch: aan deze grenspaal vliedt de hoop en begint de wanhoop!" Hij deed eenige schreden voorwaartse naar het Westen, en hij wierp zich ter aarde. Zijn jong gemoed werd door, een orkaan beroercf, en hij kuste den vaderlandschen grond onder hartsn tochtelijk snikken. „Vaarwel, mijn vader", zeide. hij i „vaarwel, mijn moeder! vaarwel mijn broeders en zusters gij zult mij nooit wederzien!" Ivan werd ongerust; het bittere zie- leleed van zijn vriend deed zijn. eigen smart voor een oogenblik verstommen en hij wees Peter op Christus, Die machtig is, om ons in onzen groots sten nood te sterken. Het was toch vreemd, dat Ivan dit deed! Hij had zoo pas de smartelijk ste teleurstelling ondervonden, daai- het wonder, waarop hij had gehoopt, en waarom hij had gezucht, was weg gebleven, en des ondanks noemde hij God een Hoorder en een Verhoorder, der gebeden. Het was vreemd het was 'n onge rijmdheid, en Peter vond dit ook. Doch dezen keer spotte hij er niet mee, want zijn droefheid was te groot en hij zeide met tranen in zijn stem: „Ivan Serguwitch, behoud uw geloof! (Wordt vervolgd). jfüUlLLETOIN. BLOED EN TRANEN. Ginds stond de grenspaal; hij ver hief zich dreigend uit de groene ber ken als een reus, die Ivan's geloof, zijn hoop en zijn liefde zou verplette ren. De karavaan schreed al trager voort. Het scheen, dat deze rampzalige we zens zich bewust waren, hoe de hope slonk, naarmate zij meer het levende graf naderden, dat Siberië wordt ge noemd. Doch Ivan begon een donder te ver wachten. Hij bracht immers als Abra ham het offer; hij offerde zijn jeugd, zijn vrijheid, zijn aardsche liefde, en op het hoogste punt van zijn beproe ving zou de Heere tusschenbeide ko men. Er zou een wonder gebeuren was het zoo ongerijmd? Was het geen waarheid, dat het P&d der geloovigen door wonderen was omringd? En daar om keek hij telkens om: in de gTijze stofwolk, die hem schier den adem benam, uitziende naar het wonder, dat hem de redding zou brengen. Vlak achter hem liep Peter Alwin: met op elkander geklemde tanden en gebalde vuisten. „Hoe gaat het?" vraagde Ivan, en hij antwoordde: „Nitchewo het is niets!" Dat Nitchewo, waartegen hij in zijn jonge, vurige kracht zoo dikwijls en zoo heftig had opgetornd, was thans het schild geworden, waarmede hij zich dekte. Maar ach, het was voor Pe ter een papieren schild! Hij hief het hoofd op, en zijn bruine oogen waren wijd open van bitterheid en angst; er lag een bange trek om zijn bleeke lip pen, en zijn hart was vol duisternis en wrok. Een innig medelijden kwam bij Ivan boven. „Zijt gij moede?" 'vraagde hij, en Peter antwoordde: „Broederke'gij zijt vermoeider dan ik". Dat was waar. Peter was vlug op zijn gang, terwijl Ivan hinkte; Peter kon het loopen lichter uithouden, en al was hij door de afmattende voet reizen vermoeid, hij was het minder dan manke Ivan. „Waarom kijkt gij telkens om?" vraagde Peter, en Ivan antwoordde: „Daar kan hulpe komen". „Van wien?" „Van God". Hoe vreemd klonk het Peter in de ooren! Hij had met God afgerekend; hij was tot het inzicht gekoonen, dat er geen God was, en hij beschouwde het voor een ware ramp, dat het Rus sische volk aan God geloofde. Als het volk van dezen waan was genezen, zou het gelukkig worden; het zou uit zijn geestelijke traagheid oprijzen, en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5