NIEUWE LEiüSCHE COURANT VAN DONDERDAG 24 MAART 192? TWEEDE BLAD. WAT DE BLADEN ZEGGEN. Nattige roofvogels. In Schuurman en Jordens' uitgave van Staatswetten is onlangs als „eer- ste-aanvulling der Vogelwet" een rond schrijven van den Minister van Bin- nenlandscKe Zaken aan de burgemees ters verschenen waaraan wij het vol gende ontleenen: „Het kan wel algemeen bekend wor den geacht, dat in den winter een bui tengewone hoeveelheid roofvogels, vooral buizerden, torenvalken en uilen in1 ons land een tijdelijk verblijf vin den. Het is duidelijk, dat dit verblijf wijst op de aanwezigheid van voedsel bronnen, waaruit deze vogels zich vol doende kunnen voeden; dat er gewoon lijk'ruimschoots genoeg is, kan wor den opgemaakt, uit den1 welstand waar in bemachtigde exemplaren gewoon lijk worden aangetroffen. Het voedsel dezer vogels bestaat voor een zeer be langrijk deel uit muizen en musschen, die dus 's winters in wel zeer ruim aantal aanwezig moeten zijn. He aanwezigheid van een groot aan tal dezer en andere vogels mag der halve op zichzelf nooit een reden zijn om aan hun bescherming minder zorg té wijden. Integendeel behoort zij te leiden tot de overweging, dat deze vo gels wel. zeer noodig zouden kunnen zijn wegens een beginnende, door den mensch mogelijk nog niet opgemerkte vermeerdering van musschen, muizen, rupsen en dergelijke. Toch wordt sedert lang op de boven genoemde vogelsoorten jacht uitge oefend met allerlei middelen, zoowel met het geweer als met de klem en komen daarover van den kant van den landbouw talrijke en ernstige klachten in. Hat bij deze jacht een onderscheid tusschen de doortrekkende vogels en de Nederlandsche standvogels kan ge maakt worden, behoeft geen betoog. Evenmin behoeft het nadere toelich ting, dat daarbij de natuurlijke toe standen zeer ernstig uit hun evenwicht worden gebracht, zoodat speciaal de muizen zich meermalen tot een plaag kunnen ontwikkelen, die dan met an dere middelen tot staan moet worden gebracht. Bij een onderzoek t.a.v. kerk uilen b.v. werd gevonden, dat zij zich gevoed hadden met: 9084 spitsmuizen, y764yeldmuizen, lö75musschen, 72 rat ten, 41 spreeuwen, 70 kleine vogels en andere dieren. Bij de tegenwoordige toestanden van de zich steeds uitbreidende cultivee ring van onzen bodem schijnt het in de meeste gevallen uitgesloten, dat do micilies (d.w.z. gebieden, die de vaste of regelmatige woonplaats van bepaal de vogels zijn), die van bun groote vogels zijn beroofd, vooral van uilen en buizerden, opnieuw kunnen worden bezet. Daartoe ontbreken de benoodig- de overschotten van jonge vogels. Ook deze hebben in sterke mate ven ver nieling te lijden. In zeer vele gevallen zijn daarom de gevolgen van het weg nemen der oude vogels voor de naaste omgeving onherstelbaar''. Hierop volgt een vermaning aan de burgemeesters om voorzichtig te zijn met het uitreiken van vergunningen on om streng de hand te houden aan bet uitvoeren der Vogelwet. 'Wij brengen dit eens onder de al- gemeene aandacht, omdat de hierbo ven genoemde cijfers een denkbeeld geven van het nut van roofvogels en dan nog maar van één bepaalde söort uilen. Alle roofvogels, maar o.i. uilen het minst, doen zeker wel eens kwaad aan jong cultuur gevogelte, maar als men daartegenover het ont zaglijke nut ziet dat zij, blijkens deze cijfers, voor land- en tuinbouw hébben, dan mag men inderdaad wel zeer voorzichtig zijn in hun bestrijding. En men schiet er nog maar veel te veel op los. Kerwaats en derwaarts. D. Hogenbirk schrijft in de „C-har loiséhe Kerkbode' het_ volgende: Het is al meer dan vijf en twintig .iaar geleden, dat ik het volgende typische staaltje van scherpzinnigheid hoorclê ver tellen uit het leven van Dominee Bud ding. Er kwam iemand tot hem met de vraag, of het als een geloofsdaad moest aangemerkt worden, dat Mozes den Egyptenaar versloeg, Budding lacht evén na, en hij antwoordde: ..E11 hn zag herwaarts én derwaarts en toan hn zag dat er niemand was. versloeg' Mi den Egyptenaar, en Verb'ergde hém' in het zand'1. De vrager was nog even wijs. Daaroo zeide Budding nogmaals, maar nu met meer nadruk op die twee woorden: „En hij zag herwaarts en derwaarts", en voegde hii er aan toe: „en het geloof ziet naar boven". Dus stond het vast, dat hier niet van een geloofsdaad sprake is geweest. Tk laat deze verklaring natuurlijk voor rekening van Ds. Budding, die wel meer verklaringen heeft gegeven, 'die nu! niet bepaald onaanvechtbaar zijn, en waarbij men om dit vast te stellen best het licht, dat in later dagen over de Schrift is opgegaan, missen kan. Hij1 was een zeer singulier man. Maar het geval is mij steeds brjgeble ven, en zooals het met zulke uitlatingen van merkwaardige personen gaat, tel kens gaf het mij aanleiding om er een eigengemaakte toepassing hij te vinden. Een dezer toepassingen is de volgende Er zijn allerlei hoorders, die hun ei gonaardigheden ook tconen door de wij ze, waarop zij onder de predikatie zit ten. Sommige hoorders meenen, dat het niet hindert, als zij in de vergadering der gemeente een houding aannemen, die geen fatsoenlijk menèch in zrjn huis gedcogen zou. Zij krommen het hoofd als een bieze, tot het op de bank te rechtkomt. Natuurlijk móet men naar den aard der liefde hierbij aannemen, dat ook hun ziel gansch neergebogen is. Slechts booze tongen kunnen zeggen, dat zij slapen of zich vervelen. Ook de her- en derwaart3krjkers ont breken niet. Onvergetelijk blijft mij een oude broe der, die soms zijn zakdoek noodig had om zijn tranen ai te vegen, voorts dien zakdoek over het deurtje van zijn bank hing en daarbij steeds de heele kerk doorkeek. Ik betwijfelde zeer, of deze vertoo ning als een geloofsdaad was te beschou wen, wat zeer velen met mij eens waren Natuurlijk is dit een zeer zeldzaam geval. Er zijn cok anderen, die her- en der «FTaarts kijken waarom doen zij dat? Om te zien of dok anderen deelen in den zegen, die hun hart verblijdt? Dan is het een verklaarbaar maar toch niet aanbevelingswaardig gebruik. Want men meet altijd denken, dat het recht dat men zelf neemt, ook door anderen kan genomen worden. De gelegenheid om elk ander te doen weten, dat men genoten heeft, komt na de prediking. De stich ting zou er zeer door verminderen, wan neer dit niet vastgehouden werd. Over andere motieven zal ik maar zwijgen. Het wil mg voorkomen, dat er io dat her- en derwaarts zien weinig geloof tot openbaring komt. Voor den prediker kan het zeer hin derlijk zijn, wanneer hij er per ongeluk erg in krijgt. Voor de ïn onze nabijheid zittende broeders en zusters werkt het ook niet gunstig; vooral niet. wanneer men er op gaat letten, dat het in be paalde diensten geschiedt. Moz€3 begroef den Egyptenaar in het zand. Ik denk wel eenszouden die her- en derwaarts-kijkers, als ze zoo onder de preek lijken hebben gemaakt, dit ook doen. Dat komt wel eens uit na de preek. „Nou maar, jij was zeker weer niet Op je gemak?" „OcH. op me gemak, wat zal ik' zeg gen „We zullen broeder „,Her- en Der waarts" maar niet verder afluisteren bij zijn kopje koffie. Alleen is het jammer, dat zijn kinde ren gehoord hebben, wat hij zeide en zij het buiten de deur dragen. De dominéé is doodgeslagen, maar niet begraven. En toch leeft hrj nogen gelukkig weet hij, dat Mozes, toen hij zoo her- en derwaarts keek, in eigen kracht aan het vonnissen ging, en dat de Heere hem toen niet gebruiken kon. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal: Le Leeuwarden, (vac.- Beerekamp). H. P. Fortgens te Voor schoten; T. Kloosterman, te Voorburg; en G. Verdoes Kleijn, teDordrecht, Tweetal: Te Bedum, J. Boonstra te Gieten; en J. .C. Wissing, te Vugt. Beroepen: Te Bedemsvaart, D. Kuilman, te Borne: Te Leeuwarden (vac.-Beerekamp), T. Kloosterman te Voorburg; Te» Mijdrecht, M, B. Ver kerk te Puttershoek; Te Gouderak, J. Ronge te >H'oog Blokland. Bedankt: voor Enter (Ov.), I. Kie vit te Baam. Aangenomen: Naar Kerkwerve en Serooskerke (toez.), F. M. Kuipers, hulpprediker te Zandvoort. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Musselkanaal, D. J. Velsink, te Arum; en L. van Urk te Sexbierum. Aangenomen: naar Berlikum, J. Offers te Laar (graafschap Bent- heim, Duitschland). CHR. GEREF. KERK. Beroepen: Te Steenwijk, J. B. G. Groes, te Naarden-Bussum; Te Dok- kum, K. G. van Smeden, te Kampen. Tweetal: Te Amsterdam, P. de Groot te Rotterdam en L. H. v. d. Meiden te Dordrecht. GEREF. GEMEENTEN. Beroepen: Te Leiden, J. Vreug- denhil te Brainisse. Aangenomen: Naar Giessendam D. C. Overduin, te Nieuw-Beijerland. Bedankt: Voor Sliedrecht, J. R. van Oordt, te Opheusden. BEVESTIGING. INTREDE EN AFSCHEID. D3. B. van den Berg, gekomen van Den Helder, werd Zondagmorgen door Ds. G. Molenaar, van Oud-Beijerland, bevestigd in de Chr. Geref. Kerk te Maassluis. De bevestiger had tot tekst Ezech 33 7. Des avonds sprak de be vestigde over Efeze G 19. Hij werd toe gesproken namens Kerkeraad en Ge meente door ouderling M. den Harder en door den bevestiger. Gezongen werd Ps. 122 3 en de zegenbede uit Ps. 134. Ds. P. N. Tonsbeek nam Zondag afscheid van de Ned. Herv. Gemeente te O. L. Vrouwen Parochie, predikend over 1 Joh. 2 28a: „Blijft in Hem". Hij werd toegesproken door ouderling H. Bijlsma, evangelist De Vries (van Stiens) en den consulent Ds. H. Ger- brandy (van Marrum), terwijl hem toe gezongen werd Ps. 121 4 en Ps. 132 6. BEVESTIGING Ds. J. C. AALDERS. Ds. J. C. Aalders, die het beroep heeft aangenomen naar de geref. kerk van Amsterdam-Groot (buiten 't kerk verband) is gisteravdnd bevestigd in zijn nieuwe gemeente door ds. J. J. Buskes, predikant van Amsterdam- Zuid. Ds. Buskes hield een bevestigings predikatie naar aanleiding van Joh. 12 20—24. Aan 't einde zijner predikatie sprak de bevestiger hartelijke woorden tot ds. Aalders. Daarna ging hij ovfer tot diens bevestiging. Na de bevestiging .werd gezongen Ps. 138 4. Zondag hoopt ds. Aalders bij zijn nieuwe gemeente intrede te doen. TOEGELATEN TOT DEN DIENST DES WOORDS. De classis Barendrecht der Gerefor meerde Kerken heeft in< de gistermid dag gehouden vergadering geëxami neerd en toegelaten tot de bediening des Woords en der Sacramenten den heer J. D. van Ginhoven, candidaat in de theologie aan de V. U. te Amster dam, wonende te Barendrecht. S AL ATIG A-ZENDING. De jaarlijksche vergadering der Sa- latiga-Zending heeft 28 April a.s. te Utrecht plaats onder voorzitterschap van ds. E. B. Couvée te Utrecht. VOOR DE VRIJE UNIVERSITEIT. Bij den heer J. v. d. 'Waals, penning meester van het Locaal Comité, te Nij- kerk, is voor het Uitbreidingsfonds dei' V. U. van N.N. te N., een 'gift inge komen van f500. W. NIPPERUS. In den ouderdom vna 80 jaar Is te Ulrum overleden de beer W. Nipperus die lange jaren hoofd was der Chr. school aldaar. DE SCHOOLKWESTIE TE APELDOORN. In de gister gehouden openbare zit ting van den Raad van State, af dee ling voor d© geschillen' van bestuur, is voorlezing gedaan van het Konink lijke Besluit, waarbij ongegrond is ver klaard het beroep van vijf ingezete nen van Apeldoorn tegen het besluit van Ged Staten van Gelderland tot ongegrondverklaring van hun beroep tegen het Raadsbesluit, waarbij, ten behoeve van de Vereeniging tot stich ting en instandhouding eener Christe lijke school voor lager onderwijs in 't Zuid-Oostelijk gedeelte der gemeente, medewerking werd verleerd tot de stichting van een bijzondere lagere school aan den Kratonweg aldaar. BIBLIOTHEEK VOOR HET CHR. ONDERWIJS. Mr. J. Terpstra, Sweelinckstraat 39 te Den Haag, verzoekt namens het be stuur van bovengenoemde bibliotheek dat zijn vdbrraad boeken en brochures betreffende den schoolstrijd zoo volle dig mogelijk wil maken, de volgende geschriften voor de bibliotheek te mo gen ontvangen: Meister Albert en zijn zonen, 1909 (uitgave Kok, Kampen); B. J. Gratama Subsidie en Bijzondere scholen. 1868; J. H. Gunning Jr.: Mededeelingen; idem: Schoolwetsherziening 1868; D. C. de Haas: Een woord over school, godsdienst en Bijbel; F. A. Hartsen: Dr. A. Pierson en de Schoolwet, 1869; H. Hemkes Kzn.: Gebrekkig onderwijs schoolverzuim, schoolverbond, 1870; G. \*an Heusden: Schets eener wet op hét L. en M. O. 1851; J. W. van Hille: Het stelsel van gemengde scholen, 1854; A. W. N. Hinririis: Een woord over den stand der partijen, 1877; L. A. Hissimk, Aanstaande regeling, 1852; A. v. d. Hoeven: De vrijheid van onderwijs, hét schrikbeeld dezer dagen, 1848; W. Hoevers: De Remonstrantsche broeder schap, een getuige voor de gemeng de school, 1869; P. Hofstede de Groot: Het onderwijs, een voorwerp van de aanhoudende zorg, 1853; J. M. Hoog: Restitutie? 1875; S. A. v. d. Hoorn: E enige gedachten in betrekking tot het schoolwetsontwerp, 1877; J. F. Hu- malda van Eysinga: Verplichte" school geldheffing, 1877; R. HusenDe onder wijswet goedgekeurd, 1878; J. F. Jan sen: Het openbaar onderwijs in Neder land is godsdienstig en nationaal, 1869 J. F. Jansen: Opzet of onkunde. Een woord tot K. de Beyl. 1869. Het bestuur hoopt, dat de vrienden van ons Chr. Onderwijs, indien zij een of meer van bovenstaande werkjes in hun bezit mochten hebben', het door toezending daarvan (desnoods in bruik leen) te willen verblijden. HOE MEN DE KIEZERS VOORLICHT. Met de stembus in het gezicht wordt er alweer heel wat koollaan de kiezers verkocht. Op 16 Maart j.L sprak te Bergschen- hoek de heer Ds. Joh. Langman, Chr. Hist, lid der Tweede Kamer. Aan de hand van het verslag, dat men ons van deze vergadering toezond, en voor welks correctheid onze zegslieden instaan, wil len we een paar blaadjes proeven van de politieke kool, welke de heer Lang man daar zrjn gasten heeft opgedischt. De titel van de rede luidde: Van uit het beginsel. Ziehier iets van wat de spreker be weerde y „De Chr. Hist. Partij is een calvinis tische partij. Wie positief Her vér md is, behoort Christelijk Historisch te zrjn. De C. H. Partij staat, waar het nooaig is, pal voor de Hervormde Kerk. Men zegt wel, dat de Overheid de Kerkmo&t vrrj maken, maar ik weet niet wat men daarmee bedoelt. Want de Kerk is vrij dus de Overheid heeft niets vrij te ma ken, mag ook niets vrij maken. Staat en Kerk zijn twee. De aaad van Koning Willem I was wel foutief, maar zij be hoort nu tot het historisch geworaene. Wjj zijn historisch, dus houden we dezs historische lijn vast, ook voor wat de Hervormde Kerk betreft". „Er is geen partij positiever dan de onze". Op dezen grond verdedigde de spre ker "de stem ziiner Kamerfractie tegen het Ned. Belg. verdrag en tegen het Ge- z^ntschan hij den Paus. Een drietal Anti-Revolutionairen stel den Ds. Langman vragen: 1. 'Als de C. H. Pairtij zoo positief is. hoe komt het dan dat ten plattel*nde zoo vele liberalen zich in de C. H. Unie hebben opgelost? 2. Het'was steeds van algemeene be kendheid, dat de A. R. Partij de draag ster was van het Calvinistische begin sel op staatkundig gebied. U beweert heit omgekeerde. Hoe zit dat? 3. Bljjkt niet uit de praktijk, dat de Chr. Historischen in positief beleid bij de A. R. ten achter komen? Dr. Kuyper benoemde een Gereformeerd Theoloog, Dr. H. Visscher, tot Hoogleeraar aan ae Theol. Faculteit der Rijks-Universiteit te Utrecht. De Chr. Hist. Minister Dr de Visser echter, benoemde daar weer een geleerde van Linksch-Ethische rich ting. Wie heeft in dezen meer gedaan voor het Calvinistisch beginsel èn het belang der Ned. Herv. Kerk? Op deze vragen antwoordde Dg. Lang man: 1. _Ik ken geen Liberalen in onze partij; ik ken ook niet alle menschen hier, maar dat doet ook van het begin sel niets af. 2. U kunt U vergissen; een mensch is nooit te oud om zijn dwaling in te zien* 3. Zoudt u Dr. Kuyper willen voorstel len als een, die het belang der Ned. Her vormde Kerk op het oog "had? Hrj heeft Prof. Visscher benoemd, omdat het zco'n knappe kop was, niet omdat hrj gereformeerd was. Kuyper. Weet gij, noe die over de Herv. Kerk sprak Liijr noemde haar: de driewerf van God ver vloekte Herv. Kerk. Trouwens, de man is nu dood, en we hopen, dat hii in den Hemel is, maar er is heel wat in zijn leven gebeurd. Denk maar aan de lin tjeskwestie. Op een interruptie: Daar heeft hg hef (boetekleed v<oor «aangetrokken, anfc«- woordde de spreker: Ja, dat boetekleed, maar het is dan toch gebeurd. Waarop! hg vervolgde: En wilt ge het positieve onzer partij in twijfel Wekken? Dr. de Visser heeft aan dit kabinet de Zondags wet voorgehouden, uit den drang van onze beginselen, terwijl Mr. Heemskerk toen hesft gezegd, dat dit niet van dit kabinet was te vergen. Tot zooverre onze verslaggevers. We zouden nu gaarne een paar opmer kingen bij deze politieke koolverkoope^ rij plaatsen. Öp de vraag, of er veel liberalen in de C. H. Unie onderdak hebben gezocht, zullen we maar niet ingaan. Ds. Lang man kent ze niet; wij evenmin, hoewel men ze ten plattelanae in de gemeenten toch wel meent te kennen. Evenmin willen we diep ingaan op het} bedroevende feit, dat een man als Ds. Langman zich niet ontziet, om in den ja! re 1927 nog politieke speculatie te ma ken met de „lintjeskwestie". We willen ^rUgencv.'T slechts herinneren aan wat de overleden leider zijner partij, da heer De Savornin Lohman, in zijn bro chure „Hereeniging" daarvan nog in het jaar 1916 schreef: hoe' ik, in de Kamerzitting van den i9den November I9°9, dus ten aanhcoré van heel het volk, juist zijn persoon krachtig heb ver dediga, en hoe ik in datzelfde jaar uit mijn ziekbed bsn opgestaan, alleenlijk om hem in de Kamer te verdedigen te gen het houden eener enquête, die nietsi anders beoogde, althans ten gevolge kon hebben, dan zijn persoonlijke verneda- ring". Hiermede basta over dit onverkwik kelijk incident in de vergadering te Bergschenhoek. De heer Langman ver antwoorde deze vlek op zijn rede voon zichzelf. 1. Maar nu wat betreft het Calvinis tisch karakter der C. H. Partij. 4 In de zooeven genoemde orochure „Hereeniging", maakte de heer Lohman Ds. Langman's greote voorganger, er Dr. Kuyper juist een grief van, dat de ze althans na 1894 „met -eten! naam Calvinistisch geschermd" heeft. Welke beteekenis nu dit beroep op Cal vgn en het zich toeëigenen van den naam „Calvinistisch" voor den heer Lohman had, blijkt uit wat hij daarom FEUILLETON. BLOED EN TRANEN. 52 En als de overkant is bereikt, springt hij. vlug te paard, en -geeft het de spo ren. Maar hij heeft al weer tegenspoed; hij moet zijn paard inhouden, want het loeit op de straten van de men schen. Daar wandelen Afghanen met hun Spitse hoeden; Arabieren met hun kleurige tulbanden; Chineezen met hun scheeve oogleden Engelschen, die het Russisch radbraken, alsof zij een gloeienden aardappel in den mond hebben. Men houdt hem aan, om handel te doen; de straat, de daken, de lucht en de pleinen weergalmen van het geroep en het geschreeuw, maar hij is blind en doof, en slechts dit gTOote doel staat met vlammende letteren voor zijn oogen geschreven: „Red uw broeder, en lever den moor denaar over!" Hoe hij dat eigenlijk moet doen, weet hij niet; hij heeft nog geen tijd gehad, om er over na te denken. Hij heeft feitelijk geen bewijzen; het zijn slechts losse vermoedens, maar de Of ficier van justitie, tegen wien hij op ziet als tegen een tweeden Salomo, zal hem helpen, om dén moordenaar te ontdekken. Nu staat hij op "de blauwzeiken stoep, met den teugel in de hanJ; hij kijkt tegen de hooge ramen op en belt. Hij moet lang wachten en heeft geen tijd. En daarom belt hij ten tweeden male forscher en krachtiger, en de zen keer bereikt hij zijn doel. Een pleegzuster der Grieksche Kerk komt voor. „Mag ik u vriendelijk verzoeken, op een anderen keer wat bedaarder té schellen?" vraagt zij. „Ik had zoo'n haast ik moet nood zakelijk en aanstonds den Officieï* van justitie spreken". „Zijn EdelAchtbare is hard ziek, en voor niemand te spreken." De jonge boer staat daar als door den donder getroffen. „Is hij ziek hard ziek?" stamelt hij. „Ja hard ziek", zegt de pleegzuster, en terwijl Simeon niet weet, wat te doen, duwt zij bedaard de deur voor zijn neus dicht. Daar staat hij, als versuft en ver bijsterd. Hij weet niet, wat hij zal doen; hij is radeloos als een wolf, die vastgerend is in de klem. Hij voelt zich ongelukkig, beklagenswaardig, en terwijl de wakkere bles met de poo ten stampt en met den staart de flan ken zwiept, om die venijnige vliegen van zich af te weren, ziet hij al zijn hoop tot asch vergaan. Zijn moed, zijn energie is ingekrom pen tot een nietige vonk, die door den geringsten windstoot kan worden uit gedoofd, en deze jonge moujik zal voor den machtigen Starosta geen ge vaar meer opleveren. Zoo schijnt het ten minste, en toch is het niets dan schijn. Deze kleine vonk is onuitdoofbaar, en zal opnieuw de gehëele ziel van SHaaeon Nekalof in vlam zetten. En terw5ü de Starosta zal voortgaan met te zoeken naar den verdwaalden kogel, zal Simeon het ook doen. Hij zal woekeren met zijn tijd, om de onmisbare uren voor dat naspeuren te veroveren; hij zal zoe ken bij dag en bij nacht als de volle maan den driesprong verlicht en in dat rustelooze zoeken zal zich de be wonderenswaardige taaiheid openba ren van het Russische bloed. HOOFDSTUK XV. Ze telden twee-honderd-en-vijftig ballingen; zij waren gekleed in lange, grauwe jassen, met een ruit op jjen rug, waarop hun nummer stond, en zij werden omringd door de groene uniformen der soldaten. Zij waren met ketenen, die uit dunne ringen be stonden, gekluisterd, en de lange stoet geleek sprekend op den stoet, dien Ivan en Peter verleden winter hadden gezien. Doch nu was het midzomer, en de brandende hitte der steppe, die zij doorliepen, werd getemperd door het koele lommer der reusachtige zilver berken, welker kronen zich boven hun hoofden samenvlochten. Ivan liep naast een misdadiger, wien het brandpaerk „dief" met een gloeiend ijzer op het voorhoofd en de wangen was gebrand, en vlak achter Ivan liep Peter Alwin met neergebo gen hoofd. Ivan was stil en in zichzelve ge keerd; Christus, Dien hij had verloo chend en daarna beleden, zou hem toonen hoeveel hij zou te lijden heb ben om Zijns naams wil. In de span ning en de overspanning van zijn mys tiek gemoedsleven had hij aan de de scherpe doornen van het marte laarsschap niet gedacht, doch thans kwamen de wateren der beproeving tot aan zijn lippen, en bij de gewillig heid van zijn geest voelde hij de zwak heid des vleesches. Zijn ziel was vol droefheid. Hij dacht aan zijn moeder, die ouder werd en hem moest missen; aan Simeon, dien hij liefhad en aan den ouden trouwen Leo. En terwijl hij door de wolken van stof, die de borst beklem den en de ademhaling bemoeilijkten, uit de verte langzaam maar onweer staanbaar dien somberen, vierkanten grenspaal zag naderen, werd hij ge schokt tot in het diepst van zijn ziel. Wat een zeldzaam verbijsterend con trast vormde die stoet van jammer en ellende met het landschap, dat zich uitstrekte aan beide zijden der heir baan I De boomen stonden in hun vol len zomerdos, en de vogelen stegen klapwiekend omhoog boven de groe ne beukenbosschen. Er ging een zacht harmonieus gegons van bijen door de lucht; de weg was omzoomd door wil de rozen en viooltjes, dadelbloemen en gouden regen, zwaardlelies en tataar^ sche kamperfoelie, terwijl de milde, zacht© lucht was doorademd door den welriekenden geur der millioenen bloemen. Doch deze zomersche pracht was niet in staat, om Ivan's droefheid weg te nemen. Integendeel: die .droefheid werd er door verdiept, omdat de tegen stelling zoo schril en pijnigend was. Hij had bij het gevoel zijner ellende liever gehad, dat het winter wa9 ge weest: de takken der boomen kaal; de bloemen gestorven, en de blanke sneeuw een Ljkwade wevend over al het geschapene. De natuur zou dan in overeenstemming zijn geweest met zijn bitter leed, met rijn hartzeer, met zijn schreiende ellende, en hij zou In de sombere, stervende natuur een echo hebben beluisterd van die droeve klacht, die zijn ziel doortrilde. Wat deden daar die bloemen? Waar om zongen de vogelen des hemels? Waarom lachten die hooge. zonnige luchten? Het was een bespotting voor d9ze arme wezens, die door Rusland werden uitgespuwd als melaatschen, als pestkranken, als ellendelingen: on waardig, om de lucht van Rusland langer in te ademen (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5