iitf
a
i
i
iü
Iü
ui
w
il
SU
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 19 MAART. 1927
Gewijde en Ongewijde
Historie.
DE LEEFTIJD DER OUDVADERS
In Genesis 5 ligt voor ons het ge
slachtsregister der nakomelingschap
van Adam. via Seth tot Noach. We
hebben hier te doen met een belang
rijk document voor de chronologie of
tijdrekenkunde van de oudste geschie
denis van het menschelijk geslacht,
n.l. den tijd vóór den zondvloed. Van
de verschillende oudvaders wordt ons
achtereenvolgens meegedeeld het jaar
waarin zij hun oudsten zoon gewon
nen alsmede hun totale leeftijd, en
dit maakt het ons mogelijk vast te stel
Hen in welk jaar der Schepping de
zondvloed plaats had, welke laatste
imimer8 viel in het 600ste jaar van
'Noach.
Nu is er evenwel een groote moei
lijkheid. De getallen die in onze bij
bels voorkomen zijn in overeenstem-
ar ing met den Hebreeuwschen grond
tekst. De Grieksche vertaling van het
Oude Testament, de Septuagint, heeft
evenwel afwijkende cijfers, en het is
'de vraag welke juist zijn.
.Wat den totalen levensduur betreft,
kloppen de cijfers met een enkele uit
zondering: de leeftijd van I.amech is
volgens den Hebreeuwschen tekst 777
jaar, volgens de Septuagint 753 jaar.
Het groote verschil rit evenwel in
fcle jaren waarin de oudvaders hun
eerstgeboren zoon gewonnen, en deze
jaren zijn uiteraard voor de tijdreken
kunde van het meeste belang.
Hoe groot deze verschillen zijn,
blijkt uit het volgende staatje, waarin
onder „H" de cijfers van den He
breeuwschen tekst en onder „S" de
cijfers van de Septuagint volgen:
Adam 130 230
Seth 105 205
Enos 90 190
Kenan 70 170
Mahalal-el 65 165
Jered 162 162
Henoch 65 165
Methüsalach 187 167
Lamech 182 188
Noach 500 500
Tot den zond
vloed nog 100 100 i
Van Adam tot
den zondvloed. 1656 2242
Men ziet, het betreft bier een be
langrijk verschil; de Septuagint stelt
den Zondvloed 586 jaar later dan de
Hebreeuwsche tekst.
Welke getallen zijn nu de juiste, die
yan den Hebreeuwschen grondtekst
of van de Grieksche vertaling? Men
zou geneigd zijn te zeggen: de eerste
als de moest oorspronkelijke. Dit is
evenwel niet met voldoende zekerheid
te zeggen aangezien de mogelijkheid
niet uitgesloten is dat de vertalers
van de Septuagint andere en betere
handschriften van het Oude Testa
ment te hunner beschikking hadden
dan wij, handschriften die dichter
staan hij de autographa (het door de
auteurs geschrevene).
De Bijbelgeleerden zijn het dan ook
over deze kwestie niet met elkander
eens en het laatste woord in dezen is
nog niet gesproken.
Er zijn omstandigheden die voor
-de eene en er zijn die ivoor de andere
opvatting pleiten.
Voor de juistheid van de door de
Septuagint gegeven cijfers pleit het
verband tusschen den levensduur der
•menschen en bun puberteit.
De leeftijd waarop de menschen hun
eersten zoon gewonnen is bij de Sep
tuagint ongeveer 100 jaar booger dan
bij den Hebreeuwschen tekst. Dit is
ook meer in overeenstemming met
den natuurlijken gang van zaken. Als
Seth 912 jaar wordt, is het waarschijn
lijker dat bij omstreeks zijn 200ste
dan omstreeks zijn 100ste jaar (1/9 van
zijn leeftijdl) reeds huwt.
Een uitzondering, zij het slechts
schijnbaar, op dezen regel vormt
Noach. Van Noach lezen we in Gen.
5:32: „En Noach was vijfhonderd ja
ren oud; en Noach ge w on Sem,
Cham en Jafeth". Een juister verta
ling evenwel is: „cn Nóach had ge
wonnen Sem, Cliaan en Jafeth". De
Hebreeuwsche tekst laat heide verta
lingen toe, doch de laatste is met het
oog op het tekstverband te verkiezen.
Om deze reden zijn wij geneigd de
cijfers van de Septuagint voor waar
schijnlijk juister te houden, al is hier
vooralsnog niet met zekerheid te spre
ken
Het verschil tusschen de tijdreken
kunde van den Hebreeuwschen tekst
en de Septuagint zit niet slechts in de
periode van Adam tot den Zondvloed,
doch eveneens van den zondvloed tot
de roeping van Abraham en van dit
laatste tijdstip tot den uittocht uit
Egypte.
Volgens den Hebreeuwschen tekst
is de chronologie aldus:
van Adam tot den Zond
vloed 1656 jaren
van den Zondvloed tot de
roeping van Abraham 427
van de roeping van Abra
ham tot den Uittocht 645
van Adam tot den Uittocht 2728 jaren
Volgens de Septuagint:
van Adam tot den Zond
vloed 2242 jaren
van den Zondvloed tot de
roeping van Abraham 1307
van de roeping van Abra
ham tot den Uittocht 430
van Adam tot den Uittocht 3979 jaren
Uit den aard der zaak is het in ver
band met dit verschil niet met zeker
heid uit te maken hoe lang de wereld
bestaan heeft en of de Joodsche tijd
rekening die thans het jaar der Schep
ping 5687 heeft juist is. Op grond van
de Alexandrijnsche tijdrekening (vol
gens de getallen in de Septuagint ge
geven) zou men moeten komen tot het
jaar der wereld 7430.
tournooi zulke groote successen had te
hoeken, geducht aan het Afzakken*
Zijn speelwijze uit do laatste partijen
getuigt dan ook van een zeker? ver
moeidheid. Hiervan' is de volgende par
tij uit de veertiende ronde tusschen
hem en Vidmar een voorbeeld, maai'
tevens moet men het scherpe en door
tastende spel van Vidmar bewonderen
Wit: prof. dr. M. Vidmar.
Zwart: A. Niemzowitsch.
1. (12d4 Pg8—f6
2. Pgl—f3 e7e6
3. g2g3 d7d5
4. Lflg2 Pb8d7
5. 0—0 Lf8d6
6. b2b3 c7c6
7. Pbld2 0-0
i 8. Lel—b2 Dd8e7
9. c2c4 b7b5
10. Pf3e5 Ld6X«5
11. d4Xeö Pf6g4
12. e2e4! (Vidmar maakt van
den tijd die Niemzowitsch noodig heeft
om den aanval op pion eö te doen, ge
bruik om den algeheelen afruil van
de c-, d- en ©-pionnen te forceeren,
hetgeen voor wH zeer gunstig is).
12Pg4Xe6
13. e4Vd5 e6Xd5
14. c4Xd5 c6Xtö
15. Lg2Xd5 TaSb8
16. Tfl—el De7d6
17. Pd2—f3 Pe5Xf3
18. DdlXf3 Kg8h8
19. Tal—cl
Stand na den 19en zet van wit:
Tal—cl
SCHAAKRUBRIEK
Probleem van S. Hertmann.
Ie Prijs in een wedstrijd van den
Britschen probleemhond.
i
M;
ill!
A
^21
ui
g
w
i
J
X
d e f
Wit begint en geeft mat in twee zetten
Oplossing volgt hieronder.
Het Tournooi to New Yoitk,
Capablanca vergroot steeds zijn voor
sprong.
De afgebroken partij uit de zestien
de ronde tusschen Marchall en Capa
blanca werd zonder verder spelen
dóór Marchall opgegeven. Hij stond, er
dan ook minder gunstig voor, daar hij
twee pionnen op den CuJbaan achter
stond.
De stand na de zestiende ronde is
thans.
Capablanca 12
Aljechin 8H
Niemzowitsch 8
Vidmar 8
Spielmann 6H
Marchall 5
Zooals men ziet is Niemzowitsch, d©
speler die in den aanvang van het
x
mtrnt
m
m
(De zwarte officieren staan elkaar
nu in den weg en de zwarte dame
wordt met insluiting bedreigd; als het
paard om aan de andere stuikiken be
wegingsvrijheid te geven, van zijn
plaats gaat, volgt 20. Lb2e6 met kwa
liteitswinst voor wit).
19Tb8b6
20. TclXc8 Tf8Xc8l
21. Df3XI7 Dd6g6
22. Dif7Xd7 en zwart geeft op.
Oplossing der'tweezet: Pf3.
UIT DE OMGEVING.
RUNSBURO
We verwijzen naar een advertentie
in dit blad waarin de aandacht wordt ge
vestigd van bloemkweeksrs en bloemen-
koopers op de veiling ,,Bloemenlust" als
zijnde „je" gelegenheid om zaken te
doen. Ben steeds toenemende aanvoer
waarborgt dat men goede keuze kan
doen en geeft voor kweekers zekerheid
van beste prijzen. De veilingomzet is
ook aanzienlijk grooter dan vorig jaar.
Naar men ons mededeelt zaa'de vol
gende week op Woensdag 23 Maart het
Gereformeerd Schoolverband in het Dis
trict Leiden alhier eene middag- en
avondvergadering houden.
In de middagvergaderingen zullen als
sprekers optreden de heeren T. S. Gos-
linga en de beer J. Wiepkema uit Sas-
senheim, met zeer belangrijke onder
werpen. Tot deze vergadering hebben
toegang bestuursleden en onderwijzend
personeel der aangesloten scholen, maar
ook andere belangstellenden rijn van
harte welkom. Door het schoolbestuur
van Rijnsburg, zal voor de bezoekers
van buiten een koffietafel worden aan-
In de avondvergadering zal De. J.
van Jferksen van Hillegom, spreken over
„De beteekenis van den Doop voor Op
voeding en Onderwijs". Voorwaar een
onderwerp, waarmenig ouder wel
nieuwsgierig naar .zal wezen.
Deze beide vergaderingen zullen plaats
hebben in „Concordia", en respectieve
lijk aanvangen ons half vier en half acht.
Bloemenhandel. Met h'et móóie
weer gaat hét trokken zeer voorspoedig
en is de aanvoer van beteekenis. Ook van
de koude kassen komen al veel tulpen
De prijzen blijven zeier goed. Cramoisie
Brillant 33,30, La Reone 2,803,70,
Couronhe d' Or 4.70—5,10, Murillo4,3o
4,50, Prins van Oostenrijk 4,50—4,80,
Crimson Queen 3,203,30, Herman
Schlegel 4,20—4,30, Roi Cramoisie 2,40
2,60, Ducnesse de Panna 4,404,50,
Theeroos
WOÜBRUOOE.
Door den Kerkeraad der Ned.
Herv. Kerk is tot binnen vader en moe
dar van het Rusthuis voor Ouden van
Dagen" (Weeshuis en Armhuis) be
noemd de heer van Straten en Echtge-
noote van Nieuwveen.
Door B. en W. dezer gemeente
is benoemd tot ambtenaar belast met
het oud-archief dezer gemeente de heer
O. C. van Hemossen alhier.
Amerikaansche brieven
Welvaaxt en hooge loonen
De groote en voortdurende welvaart
die Amerika nu al sinds eenige jaren
geniet, trekt ook in de oude wereld in
bijzondere mate de aandacht.
En dit spreekt eigenlijk van zelf,
want het verschijnsel is opmerkelijk
genoeg.
Zijn er ook in het verleden perioden
van groote welvaart in Amerika aan te
wijzen, ik geloof niet dat er een tijd
vak is aan te wijzen, dat de zaken zich
in zoo'n gestadigen en geweldigen
bloei mochten verbengen als in de
laatste jaren.
Vroeger werd een periode van bloei
steeds weer door een meer óf minder
sterke depressie gevolgd. De jaren,
waarin een Presidentsverkiezing moest
plaats hebben, werden bijna steeds
met een zekere bezorgdheid tegemoet
gezien, daar bekend was, dat de hier
aan verbonden onzekerheid, wat be
treft het toekomstige regeeringsbeleid,
bijna steeds een zeer drukkende in
vloed op het zakenleven deed gevoe
len
Maar dat is nu alles anders. De vo
rige maal, toen Coolidge werd geko
zen, werd er aan geen depressie ge
dacht. En ofschoon men nu ook do
groote verkiezing weer tegengaat,
spreekt niemand over den invloed die
dit op het zakenleven kan hebben.
De welvaart is hier, zegt men, en de
welvaart zal nog wel een poos blijven.
Verschillende Hollandsche bladen
hebben aan deze kwestie ook hun aan
dacht geschonken. En verschillende
beschouwingen worden, in verband
daarmede, ten besté gegeven.
Over 't algemeen loopt men gevaar
in twee uitersten te vervallen. Er zijn
menschen die meenen, dat men, door
eenvoudig zoo veel mogelijk te copi-
eeren wat hier in Amerika gebeurt,
ook in de Europeesche landen binnen
afzienbaren tijd dezelfde trap van wel
vaart kan bereiken, als hier wordt ge
noten.
Anderen staan scherp critisch te
genover al die wonderen, die van Ame
rika worden verteld. Ze krijgen een
lichte rilling als ze maar iets lezen
of hooren dat wijst in de richting van
"het beroemde of beruchte Taylor-stel-
sel, dat hier door de groote zaken vrij
algemeen! in meerdere of mindere ma
te wordt toegepast. Voor de Ameri
kaansche manier van productie heeft
men de naam Fordisme uitgevonden.
Ter ©ere of ter oneer© van den grooten
automobielkoning Henry Ford. Kort
om, ze willen van al dat moois, dat
van Amerika wordt verteld, niets we
ten, en meenen dat Europa op een an
dere, op een eigen© manier moet trach
ten de zoo zeer begeerde welvaart te
bereiken.
Beide groepen zijn éénzijdig.
Wat de eerstgenoemde betreft, wees
een der Canadeesche bladen er nog
dezer dagen op, dat de menschen die
meenen dat de andere landen maar
eenvoudig Amerika's voorbeeld hebben
t© volgen, verschillende belangrijke
factoren verwaarloozen.
In de eerste plaats dient in aanmer
king genomen te worden dat Amerika
gedurende den oorlog meer dan eenig
ander land heeft verdiend.
'Wel hééft Amerika, toen het zelf
aan den oorlog ging deelnemen, ook
zijn offers gebracht, maar deze staan
tegenover de gemaakt© winsten in ge
heel andere verhouding dan in de Eu
ropeesche landen. De koopkracht van
het eigen volk is in belangrijke mate
toegenomen, terwijl die in Europa
juist afgenomen is.
Daarbij komt, dat Amerika een land
is, fabelachtig rijk aan natuurlijke
hulpbronnen. Bijna alle benoodigde
grondstoffen, worden hier in ruime
mate gevonden. IJzer, hout, steenkool,
olie zijn in overvloedige mate voorra
dig. Een overvloed van natuurlijke
kracht, maakt de electriciteit over 't
algemeen goedkoop. Alle voornaamste
voedingsmiddelen worden in overvloed
binnen de eigen grenzen geproduceerd.
Het geld, dat ander© landen voor
vele van deze artikelen uit moeten ge
ven, de hooge vrachten, die veelal
daarboven moeten worden betaald,
blijft hier binnen. De eigen landge-
nooten genieten er de voordeelen van.
Een koopkrachtige bevolking van
ruim 110 millioen menschen van eigen
land, geeft de Amerikaansche indus
trie een ruim arbeidsveld. Zoodoende
is men in de gelegenheid het bedrijf
groot en sterk te maken, voordat men
de export opneemt en op de buiten-
land-sche markten met de nationale in-
dustrieën moet gaan concurreeren.
Zoo maakte bet groote koopkrach
tige Amerikaansche volk de massa
productie in de automobiel-industrie
mogelijk. En dez© massa-productie
stelde de industrie weer in staat op
de Europeesche markten met succes
te concurreeren.
Welvaart brengt van zelf hoogere
loonen met zich mee. Dat zien wij ook
in Holland. In 't algemeen wordt in
een bedrijf dat bloeit meer verdiend,
ook door den werkman, als in een be
drijf, dat zich met moeite staande
houdt.
Hier komt echter in Amerika nog
iets bij. Amerika voert de laatst© ja
ren een sterk protectionistische poli
tiek. En het Amerikaansche protec
tionisme bemoeit zich niet alleen met
allerlei goederen, maar ook met men
schelijk materiaal.
De uitsluiting van onze Hollandsche
bloembollen, en de zeer sterke beper
king der immigratie komen voort uit
denzelfden protecti-onistischen geest.
Dit rijke,- groote land biedt ongetwij
feld werk en brood voor millioenen
meer mensohen dan er thans wonen.
En dit wordt door tallooze Amerika
nen toegegeven.
Maar de vakvereenigingen weten
maar al te goed, dat de kwestie van
„vraag en aanbod" ook in de bepa
ling der loonen een groote rol speelt.
En de zeer sterke inkrimping van het
aantal landverhuizers dat jaarlijks toe
gelaten wordt, is voor een niet gering
deel te danken aan de actie en de
invloed van de leiders der vakbewe
ging.
Ook' deze omstandigheid werkt de
hooge loonen in niet geringe mate in
de hand.
Daarom zijn de menschen, die hét
Hollandsche zakenleven maar even
naai* Amerikaansch model zouden wil
len knippen, en meenen dat hiermee
de redding verzekerd is, eenzijdig.
Maar dat wil niet zeggen, dat zij
gelijk hebben die beweren dat alles,
wat we in Amerika kunnen opmerken,
voor ons van weinig of geen beteekenis
is. Ze maken zich aan even groote een
zijdigheid schuldig."
In een volgend briefje hoop ik ihdier-
op nog nader terug te komen.
Toronto, 28 Februari 1927.
JLeidsche Penkrassen.
Amice,
W&t is de menschelijke samenleving
itocb in veel opzichten gelijk aan de
samenleving in de dierenwereld. Wan
neer in het vroege voorjaar de dagen
Tvat langer en wat lonniger gaan wor
den, dan loont bet de moeite om de
bewoners van ons hoenderhok eens
aandachtig gade te slaan. Onze geve
derde vrienden kunnen in den kou
den winterdag soms zoo troosteloos
en stil, met opgetrokken poot en den
kop diep in de veeren verborgen
staan te dutten. Maar zoodra er wat
milder weer komt, dan wordt de geest
weer vaardig. Het instinct drijft de hen
tot drukke bezigheid.
Een ander beeld uit de dierenwe
reld zij zijn bij tientallen te vinden
levert de bijenbevolking.. Wam.ecr
de Meimaand veld en beemd siert met
bloemen, dan gonst het heirleger van
nijvere werkers af en aan. Maar nu
rusten ze nog. Er wordt verkend door
vaste patrouille*, maar het groote le
ger blijft nog binnen.
Zoo ia het ook in de menschelijke
samenleving, ten opzichte van sommi
ge gebeurteniseen op politiek terrein.
Zoolang geen verkiezing in aantocht
is, is er stilte. Met geen mogelijkheid
krijgt gij de menschen warm voor de
politiek. Het is de tijd niet.
Maar zoodra een verkiezing in het
verschiet is, dan verandert de situa
tie. Berst komen de enkelen voor den
dag. De patrouille uit den bijenstal
die eene rondneust. Straks volgt een
drukker patrouilleeren en eindelijk,
eenige dagen voor de stemming, is
het een nijver gegons en gevlieg als in
de bijenwoning. Of wilt ge, een geka
kel en een drukte als in bet boender-
hok, waar iedere ben van den toom
zijn aandeel levert.
Nu moet je me niet kwalijk nemen,
Amice, dat ik een oogenblik die ver
gelijking maak. 't Is mij heusch er
niet om te doen om U of mij, of wie
ook, met kippen of bijen op een lijn
te stellen. Laten wij aannemen dat ik
nog wel een weinig zelfrespect heb,
maar ook teveel liefhebbend vriend
ben, om daartoe te vervallen.
Maar vergelijken is ook geen ge
lijkstellen, nietwaar? 't Was mij al
leen te doen om een paar pakkende
voorbeelden.
Om dan bij deze dierenwereld te
blijven als voorbeeld, wil ik nog op
iets anders wijzen. Als het niet in den
honigtijd is, zijn de bijen o zoo mak,
maar o, wee als ze bedrijvig in hun
werk zijn, plaag ze dan niet! Een nij
dige prik, die bet beestje wel zelf den
dood kost, maar waar het niet op let,
zal de belooning zijn.
Evenzoo In de kippenren. Zoo vreed
zaam tezamen, wanneer het bedrijvig
instinct sluimert, zoo jaloersch en bij-
terig is het volkje als de natuur ze
aandrijft tot groote driften.
Zoo is het mischien ook te verkla
ren dat in verkiezingstijden de men
schen geprikkeld en boos, bedrijvig
en jaloersch zijn. Onze verkiezingsda
gen zijn in zekeren zin ook cultuur-
uitbreidingsperioden in onze samen
leving. Vallen ze al niet samen met
het doel van de dierenwereld, waar de
instandhouding der soort tot actie
prikkelt, bij den mensch is het toch
wel de instandhouding der cultuur
ontwikkeling die er achter zit.
Wij zien immers in dien strijd ook
het middel door God ons gegeven om
ons beginsel verder te dragen en tot
gelding te brengen. Zoo is er daarom
in wezen niet zoo groot verschil. Ik
geloof zelfs, Amice, dat God ons ook
in die gewone dingen van de dieren
wereld heel wat te leeren geeft voor
onze samenleving.
Nemen wij b.v. den drang tot druk
doen, het prikkelend verweer, die wij
vaak voor ongepaste nijdigheid aan
zien, als wij eens even letten op de
dierenwereld, wat noopt ons dat om
wat zachter te oordeelen over die in
nerlijke intentie.
Wanneer dan de Sociaal-Democraat
de Communist, de Vrijzinnig-Demo
craat, on9 bestrijdt en wij hem, dan
gaat het toch eigenlijk niet tegen de
personen als zoodanig, maar tegen de
drijvende kracht in die personen; het
verschil van Gultiveerend beginsel is
de innerlijke ondergrond van dat prik
kelend verschil.
Het is wel opmerkelijk hoe door
gaans in verkiezingsdagen ook onder
werpen die niet onmiddellijk met het
doel van den strijd samenhangen,
soms een felle belichting ontvangen.
Moesten wij niet constateeren dat de
Sociaal-Democraten met het ontwa-
peningsontwerp in de Tweede Kamer,
opmerkelijk demonstratief vlak voor
d© verkiezingen van dit jaar kwamen
Ook de begrootings-behandeling in
den Leidschen Gemeenteraad, en de
actie daarbij van Sociaal-Democrati
sche zijde ontwikkeld, was teekenend
gericht op de verkiezingen van dit
jaar.
Laat ons hopen, Amice, dat wij dit
jaar een verkiezingsstrijd tegemoet
gaan, die de beginselen scherp stelt,
maar die met eerlijke wapenen en met
volledige erkenning van de wederzijd-
sche rechten, gestreden zal worden.
Soms doen zich wel eens verschijn
selen voor die het ergste doen vreezen.
Vroeger was er nog een zekere rem
toen vooraf afspraken gemaakt moes
ten worden, wilde, men bij de stembus
resultaten bereiken. Sinds wij de even
redige vertegenwoordiging gekregen
hebben, krijgen wij de vraag van sa
menwerking eerst zoodra de stembus
gesproken heeft.
Daardoor is de verhouding zuiver
der geworden, maar toch heeft dit ook
zijn bezwaren. Indien niet de wil tot
samenwerking bestaat, is er geen ze
delijke dwang door de stembus meer
aanwezig.
Het eenige verweer tegen aanmati
gende eischén van anderen, is, Amice,
ons aantal zetels uit-breiden. Dat kan!
Wij hebben in Leiden eenmaal zelfs
7 raadszetels gehad, met inspanning
van alle krachten is ons aantal zeker
uit te breiden. Daarvoor moeten wij
dan maar eens buitengewoon ons bést
doen.
Ik hoop dat de Statenverkiezing
reeds een stevige aanloop zal zijn. Als
die ons een belangrijk stemimenaantal
hooger brengt dan de vorige verkie
zing, is dat metéén! een laddertje oeq
voor de gemeenteraadsverkiezing
daarlangs omboog te klimmen.
Nog even wil ik gewag maken van
de vergadering van den gemeenteraad
deze week. Een heel gewoon agendum
met alleen enkele pikante interpella
ties. Eigenlijk wel een buitengewoon
aantal voor onzen, anders nog al ge
moedelijken, gemeenteraad.
Naar mijn meening deden B. en W.
goed om de discussie over de Huur
wetten te leiden in de bedding van een
advies. Zoo kan er tenminste nog een
behoorlijke principieele discussie uit
groeien.
De interpellatie Schoneveld bad een
verloop dat teekenend is. Hoe begrij
pelijk ook overigens, mogen wij dunkt
mij toch juridisch er nooit genoegen
mee nemen, dat een raadsbesluit door
de uitvoerders wordt tegengewerkt,
laat staan in het openbaar bestreden.
Ik heb het betreurd, Amice, dat in
den Raad geen stemmen opgingen, be
halve dan van den interpellant en
dienis eenigen aanwezigen partijge
noot, die het voor dit juridisch zuiver
standpunt opnamen. Het debat is nu
verloopen over bijzaken die, hoe be
grijpelijk ook dat men ze als hoofd
zaak wenscht te zien, dit in geenen
deel© zijn. Dat er inderdaad een steek
je aan los was, bewees wel de uiting
van den heer Knuttel, die juist daar
een mooie afbraak in zag.
Wanneer de Raad op dat pad zou
voortgaan om zijn goedkeuring te
hechten aan dergelijke vrijheden, dan
is er van de mooie stelling, door een
Thorbecke en een Oppenheim zoo ge
niaal verdedigd, van de hoogste macht
van den Raad spoedig niet veel meer
over dan alleen de letter in de wet.
Mogen wij daarvoor bewaard wor
den.
VERITAS.