WAALS
DE INSTALLATIE VAN ONZEN
NIEUWEN BURGEMEESTER.
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN DINSDAG 15 FEBRUARI 1927
'Hedenmiddag 2 uur had in een bui
tengewone raadsvergadering de instal
latie plaats van onzen nieuwen burge
meester Mr. A. van de San'de Bakhuij-
zen.
Zooals te begrijpen is, was er veel be
langstelling voor deze plechtigheid. On
der de genoodigden merkten wij o.m.
op de echtgenoot©, schoonmoeder en
twee zusters van den Burgemeester.
Nadat de burgemeester door den
oudsten wethouder, den heer Mulder,
het oudste raadslid, den heer van Ha
mel, en den secretaris, den heer Mr.
van Sstrijen, de raadszaal was binnen
geleid, hield de loco-burgemeester, wet
houder Aug. L. Reimeringer de vol
gende rede:
Rede van den heei v. Hamel.
Hooggeachte heer v. d. Sande
Bakhuijzen,
Het heeft H.M. onze geëerbiedigde
Koningin behaagd U in de plaats van
den heer de Gijselaar te benoemen tot
burgemeester der Gemeente Leiden en
liet is mij een aangename taak U na
mens den Raad en den Secretaris har
telijk geluk te wenschen met Uw© be
noeming en U hier het welkom toe te
roepen; het stemt tot vreugde en goe
de verwachting dat U de op U uitge
brachte benoeming met opgewektheid
heeft aanvaard, wetende en ten volle
overtuigd zijnde dat het geen gemak
kelijke taak zal zijn den bekwamen en
uiterst popülairen burgemeester de Gij
selaar te vervangen. Toch heeft niet
geaarzeld en direct besloten deze eer
volle benoeming te aanvaarden. Dat
geeft goeden moed voor de toekomst,
daarbij Leiden is U bekend, gij hebt
Uw jeugd hier doorgebracht en U heeft
ook hier gestudeerd aan onze aloude
Universiteit. Leiden en de Academie
zijn U geen onbekenden. De taak van
den burgemeester eener gemeente als
Leiden is niet licht en zeker niet on
der d© tegenwoordige omstandigheden.
Nog altijd ligt een zware economische
druk op de bevolking, het aantal werk
loozen neemt weder toe, er is in vele
zaken en industrieën hier ter stede een
malaise, de belastingen ln deze ge
meente zijn uitermate zwaar. Daarbij
vragen alle zaken Uwe voortdurende
aandacht: verkeersmoeilijkheden, nïeu
we bruggen die noodzakelijk zijn. de
nieuwe marktterreinen, voorziening op
onderwijsgebied, nieuwe scholen, het
rioleeringsvraagstuk, woningbouw, en
zorg voor politie en brandweer en de
steeds uitbreidende stad, die vooral
aan de zijde van den Rijnsburger-
weg een grooten omvang heeft ge
nomen.
Leiden is een belangrijke stad door
zijn wereldberoemde Academie en zijn
ligging in het Rijnland en wij mogen
verwachten, dat met een opleving van
handel en industrie, ook de terugslag
op deze Gemeente zich moge doen ge
voelen door zijn1 mooie ligging te mid
den van talrijke welvarende dorpen.
Moge het ook U gegeven zijn aan den
bloei en de welvaart dezer aioudc Ge
meente te mogen medewerken. En wij
mogen van U verwachten. Mijnheer
van de Sande Bakhuijzen, dat door
Uw langdurig verblijf in het buiten
land een ruimen blik moet, hebben op
zaken en dingen, die men vanuit de
yerte beter, onpartijdiger kan beoorde©
len dan hen die er midden in leven,
dat U ook Uwe krachten en talenten
zult aanwenden tot waardige vervul
ling van het Burgemeesterschap. Be
werkzaamheden op consulair en diplo
matiek gebied hebben U geleerd met
menschen1 van allerlei slag om te gaan
en in d© verschillende hoog© ambten
waartoe de Regeering U bij herhaling
heeft geroepen, heeft U getoond een
vasten wil en een goed doorzicht te
hebben. Wij mogen dus veel van U ver
wachten en dan zult U, gesteund door
den voortreffelijken Secretaris, Mr. Dr.
v. Strijen, uitstekend jurist en bekend
met alle voorkomende zaken, omgeven
door een voortreffelijk ambtenaren
corps, met de voor hun taak volkomen
berekende hoofden van dienst, in aan
gename samenwerking met de Wethou
ders en medewerking van den Raad,
zeer zeker veel goeds voor onze Ge
meente tot stand kunnen brengen en
den bloei en de welvaart bevorderen.
Moge U ook met Uw gezin in deze goe
de stad gelukkige dagen hebben en U
in de behartiging der aan Uwe zorgen
toevertrouwde belangen een schoon©
voldoening vinden.
En thans verklaar ik U, Mr. Adriaan
van de Sande Bakhuijzen geïnstalleerd
als Burgemeester der Gemeente Lei
den. Ik verzoek U den ambteketen als
te eken Uwer waardigheid te omhangen
den voorzittershamer te aanvaarden
en d© voor U bestemde zetel in t© ne
men.
Mr. A. van de Sande Bakhuijzen be
antwoordde de rede van den heer Rei
meringer als volgt:
Rede van den Burgemeester.
Op het punt staand© het ambt van
burgemeester van onze gemeente te
aanvaarden en voor het eerst de gele
genheid hebbend, als zoodanig voor U,
vertegenwoordigers der burgerij, het
woord te voeren, zult^ U mij willen
toestaan, dat ik aanvang met het uit
spreken van mijnen dank aan Hare
Majesteit de Koningin en Haar raad
gevers, die door mijne benoeming toon
den in mij vertrouwen te stellen. Wan
neer ik tot God bid dat Hij mij de
kracht moge geven voor Leiden een
goed burgemeester te zijn, ben ik be
zield door den vurigen wensch, dat
Hjj imij in' mijn oprecht streven het
welzijn van stad en burgerij te behar
tigen moge leiden en mij helpen het
in mij gestelde vertrouwen te recht
vaardigen.
U, mijnheer Reimeripger, dank ik
voor de hartelijke woorden waarmede
gij mij met mijn nieuwe waardigheid
hebt bekleed; ik dank U voor de hulp
die U mij reeds verleend heeft, ik
dank U voor de opofferingen die gij U
getroost hebt door zoo langen tijd naast
de behartiging Uwer talrijke andere be
langen ook d© tijdroovende arbeid van
het burgemeestersambt op U te nemen.
De vriendelijke ontvangst die U mij
hier bereid heeft, is voor mij daarom
zoo oneindig veel waard, omdat ge mij
daardoor bemoedigd hebt, bemoedigd
op een oogenblik waarop ik daaraan
zeer groote behoefte gevoel. U allen
zult mij toestemmen dat zelfs het groot
ste zelfvertrouwen bij het aanvaarden
dezer betrekking op zeer zware proef
gesteld zou worden en dit in mijn ge
val nog te meer wanneer men daartoe
geroepen wordt uit een werkkring als
die welke ik nu verliet. En eerst dub
bel sterk gevoel ik behoefte aan be
moediging wanneer ik denk aan de
wijze waarop mijn voorganger dit
ambt bekleedde. Jhr. de Gijselaar toch
heeft een' voorbeeld gesteld waaraan
gij en de burgerij mij toetsen gaat en
Uw© verwachtingen zijn dus wel zeer
hoog gespannen. Moge ik niet al te zeer
te kort schieten!
Het past mij niet van deze plaats den
roem van den afgetreden burgemeester
te verkondigen, zijn' daden, zijn takt te
prijzen nadat dit door U met zooveel
meer kennis van zaken en zoo vanhar-
te gedaan is. Het past mij wél te zeg
gen dat ik er mij volop rekenschap van
geef, dat zijn weggaan voor de stad en
voor 15 een groot verlies is, dat niet ge
heel kan worden goed gemaakt, doch
dat ik moet en wil trachten U zoo min
mogelijk te laten gevoelen.
Jhr. de Gijselaar gaf aan Leiden
groote gaven cn een sterk sprekende
persoonlijkheid. Ik zal mij niet ten
doel stellen -die persoonlijkheid na te
bootsen, maar zal mij wel laten bevie
len door het voorbeeld dat hij gaf van
toewijding, aan Leiden's belang, onver
moeide werkzaamheid en hartelijke
hulpvaardigheid. Méér dan een voor
recht acht ik het dat hij mij toestond
om wanneer ik daaraan behoefte mag
gevoelen, een beroep te doen op zijn
rijpe ervaring, zijn grondige kennis
van liet bestuur der stad. Gelukkig mo
gen wij ons alien achten dat zijn band
met de Academie blijft voortbestaan
en dat onz© stad in hem ook behoudt
een onovertrefbaar pleitbezorger in de
volksvertegenwoordiging, die in de
bres springt wanneer de belangen van
gemeenten in het gedrang dreigen te
komen.
Het is verbazingwekkend te zien hoe
productief de jongst verloopcn periode
'voor Leiden geweest is in degelijke ver
be.erin'gen. in nieuwe uitrusting, in
nieuwen bouw, nieuwe regelingen
nieuwe organisatie. Een frïssche wind
heeft gewaaid door de stad, en haar
bestuur, het uitzicht der burgerij, baai-
werkingssfeer is verruimd, het voor
komen van de stad verjongd.
De stad heeft zich tot een onmisbaar
centrum gemaakt van een steeds wij
der ziclvuitbreidend district waaraan
Leiden tal van diensten bewijst van al
gemeen belang, dat van Leiden meer
dan. ooit tevoren afhankelijk geworden
is en dat omgekeerd aan deze veste
v/elvaart en voorspoed brengt. Hi weet,
dat dit ten allen tijde d© verhouding
van Leiden tot het Rijnland geweest
is, doch onder geen mijner voorgan
gers heeft Leiden in de omliggen-de
landbouw zoo ver en zoo diep wortel
geschoten ^als onder den laatste hun
ner.
Ik zal een opsomming van al wat in
di© nu. afgeloopen period© gewrocht
werd aan U die daarvan een zoo werk
dadig aandeel genomen heeft, bespa
ren.
Het zal mijn voorrecht zijn mede te
mogen werken aan de afwerking van'
wat reeds ondernomen werd of waar
toe reeds besloten is en waaronder lk
noem het nieuwe politiebureau, het
rioleringsstelsel, het marktwezen,
weel verkeersverbeteringen en den Leid
schen Hout.
Aan het uitspreken van een pro
gramma van hetgeen nu verder in het
gemeentelijk belang zal moeten wor
den nagestreefd en ondernomen, wil ik
mij niet wagen.
Het leven gaat gestadig voort nieu
we eischen naar voren te brengen, het
aantal gerechte wenschen naar veran
deringen, vernieuwingen, verbeterin
gen groeit op onrustbarende wijze en
al bestaat er helaas voor den be
stuurder onontkoombare noodzake-
lijheid de rem dikwijls aan te zetten
waar het zoo prettig zoude zijn vrij
van zorg een toelachend verschiet te
gemoet t© 'ijlen, d© gemeente kan toch
ook niet stil zitten; zij moet zich blij
ven aanpassen aan het leven zooals
zich dat om en in haar ontwikkelt.
Voor Leiden zijn en blijven er drie
groot© levensbelangen die ik mij zeer
bewust ben' en waarvan ik het oog niet
zal afwenden.
Daar is de Academie. Wel verre van
een bron van zorgen voor het gemeen
tebestuur te zijn, is zij het di© alma
mater die zij altijd blijft aan Leiden
overvloedig goeds brengt. Een zoete
^roem voor de stad, een schoon doel,
waarvoor zij mag blijven leven! Ik be
hoef niet uit te wijden over d© beteeke-
nis der academie voor Leiden. Zelf had
ik het voorrecht dicht in haar buurt
op te groeien, zelf werd ik tenslotte
door haar gevormd en ge begrijpt dus
dat ik besef hoe noodig het is dat het
gemeentebestuur niets verzuime wat
haar tot nut en voordeel kan strekken.
Aan Leiden is d© Academie toever
trouwd, Leiden zal harerzijds alles
doen wat zij kan om een waardige
behuizing te zijn voor zoo'n roemruchte
bewoonster.
Meer aandacht vergt van het gemeen
tebestuur een ander levensbelang on
zer goede stad, haar industrie, een
ouder maar teerder plant.
Meer nog dan met den voorspoed der
Academie is het wel en wee der bur
gerij sam enge weven met den bloei der
nijverheid. Niet één der talrijke hier
gevestigd© bedrijven, hetzij groot of
klein lean worden gemist; niet één kan
in moeilijkheid veykeeren of d© gehee-
le burgerij voelt het mede. Al klonk
de nieuwjaarsrede van den voorzitter
van d© Kamer van Koophandel niet
somher waar hij d© industrie besprak,
op volle capaciteit werken nog niet. al
le fabrieken, zorgelijk ziet het ©r hier
en daar uit en het aantal werkloozen
is niet dalende helaas. Wie verantwoor
delijk zich gevoelt voor het welvaren
der stad kan nooit zonder bezorgdheid
voor Leiden's nijverheid zijn. Bezorgd
heid vooral omdat het niet alleen in
de macht van het gemeentebestuur
staat, noch staan kan, het der indus
trie te doen wel gaan. Te veel facto
ren waarop zoomin leiders als arbei
ders, laat staan gemeente of staat in
vloed hebben, komen daarbij in het
spel. De voorspoed onzer nijverheid
toch wordt ook bepaald door toestan
den en omstandigheden in het buiten
land en daar heerschen opvattingen,
di© het voor de onzen wel zeer moei
lijk maken zich te handhaven, want de
strijd wordt niet met g e 1 ij k wape
nen gevoerd.
Intnsschen bedenk ik met blijmoedig
heid dat d© Leidsche nijver en meer
dan eens bewezen hebben dat zij over
taaie volharding beschikken en dat
aanpassingsvermogen en vindingrijk
heid hun als aangeboren zijn.
Een voorstander van ongevraagde
overheidsbemoeiing ben ik niet, maar
wel acht ik het op den weg van d© ge-
meert© liggen om met rusteloozen
ijver alles te doen wat er toe kan strek
ken dat de industrie zich zeïve kan
blijven ontwikkelen en uitbreiden naar
har© behoefte Er racet naar gestreefd
worden, clat.'alle inwoners van de stad
gelegenheid vinden door productief
werken in hun onderhoud te voorzien.
Met groote belangstelling zal ik volgen
de pogiiigen di© aangewend worden in
verband met omvorming van beroepen
en vakopleiding.
Het derd© Leidsche belang is haar
handel eh verkeer. Vooral hier heeft
cl© gemeente ©en taak die van ingrij
penden aard is. Voor een groot omlig
gend gebied is Leiden d© economische
bemiddelaar, markten, veilingen en tai
van neringen heeft onze stad ten dien
ste van rl© bewoners van dez© streelt
gesteld. Eet handhaven niet alleen,
doch ook het uitbreiden van dien rol
van onze gemeent© is een plicht die
van het gemeentebestuur elscht voor
uitzien. ingrijpen ën helpen. Ook de
handel bloeit het meest wanneer hij
de grootst mogelijke vrijheid geniet
Het verkeer is êeü probleem dat nage
noeg uitsluitend door overheidsinmen
ging en -bemoeiing kan worden opge
lost. Leiden biedt op dat terrein zeer
groo.te moeilijkheden, niet alleen we
gens de duurt© van ieder middel dat
men aangrijpt om daarin de meest noo
dig© verbetering t© brengen, maar ook
vooral omdat de architectuur van dc
stad belemmeringen in den weg legt
- aan d© oplossingen die het meest ra
tioneel schijnen. En juist aan dien aan-
trekkelijken bouw der stad mag niet,
getornd worden, want ik twijfel niet
of U zult met mij van meening zijn, dat
Leiden haar karakter ook naar het
uiterlijke bewaren moet. Laten wij vrij
scheppen naar onzen smaak daar waar
daarvoor ruimte is, doch laat ons hoe
den het schoone dat wij van onz© voor
ouders hier erfden. Moderne architec
tuur, moderne stedenbouw, zij mogen
hun eigen© plaats vinden, laten zij niet
d© stemming van het door vorig© ge
slachten geschapen stadsbeeld versto
ren. Het valt iederen oud-Leidenaar,
die zijn geboortestad na langen tijd
weer betreedt, op hoe in de laatife 15
jaren het verkeer is toegenomen, hoe
ontzaglijk veel levendiger het stads
beeld thans in vergelijking met toen
is. hoe de ondernemingslust der burge
rij is wakker geworden. Deze gelukki
ge omstandigheden maken een ruste
loozen arbeid om voor d© daardoor
ontstaande problemen oplossingen te
vinden noodig en op het zeer vele wat
reeds geschiedde zal meer nog moeten
volgen
Met eenige bezorgdheid heb ik ken
nis genomen van den hoogen belasting
druk die op de burgerij gelegd is, ook
omdat dikwijls de nering naar de te
ring gezet moest worden. De balans
ziet er echter niet slecht uit en de
energie die de burgerij aan den dag
legt, haar wakkere ondernemingsgeest
doen het beste voor de regelmatige
toeneming der inkomsten hopen, maar
de druk is wel zoo zwaar, dat d© prin-
cipieele eisch van een sluitend budget
zich slecht verdraagt met den' wensch
naar verbeteringen en uitbreidingen in
een snel tempo.
Aan alle vitale belangen naast die
welke iedere gemeentelijke samenle
ving tegenwoordig naar voren brengt,
zal het mij een groot voorrecht zijn,
met U te mogen samenwerken. Ik ver
heug mij daarop en zal mijnerzijds al
les doen om die samenwerking gemak
kelijk en vruchtbaar te doen zijn. Mag
ik een beroep op U, Dames en Heeren,
doen om ook Uwerzijds, mij Uw© hulp
en steun en vooral Uwen goeden wil
niet te onthouden. De taak die ik mij
sta op te nemen is gewis een zware en
waneer ik op Uwe medewerking zou
mogen rekenen, verlicht ge mij die
aanmerkelijk.
Ter verzorging van de gemeentelijke
belangen heeft de burgerij U hierheen
afgevaardigd en als zoodanig vertegen
woordigt gij talrijke politieke partijen,
gebaseerd op verschillende levensbe
schouwingen, verschillende opvattin
gen over den aard van het staatsleven
en de richting waarin cle landsregee-
ring gevoerd behoort te worden. Dio
splitsing heeft gelukkig in gemeente
lijke belangen niet dezelfde scherpte»
niet dezelfde diepte, die haar in de
landspolitiek kenmerkt.
Het zal, waar mij d© aangename
plicht is ten' deel geworden Uwen Raad
voor te zitten, mijn ernstig streven
zijn om als zoodanig, niet minder dan
in mijn verhouding tot de geheel© bur
gerij, mij steeds boven die partijen te
houden, ieders meening te eerbiedigen
en daaraan recht te doen wedervaren.
Wanneer we ons allen laten leiden
door d© gedachte dat het belang onzer
stad vóór moet gaan, dan moet ook
bij verschil van politiek inzicht sa
menwerking mogelijk zijn.
Tot U. mijne Heeren Wethouders,
richt ik de vraag mij met Uwe rijke en
rijpe kennis van de stad, haar bewo
ners en haar bestuur, welwillend te
willen terzijde staan, yeelvuldig zal de
aanraking met U zijn, overtali'ijk zul
len de moeilijkheden zijn ons ter oplos
sing voorgelegd en vooral in den aan
vang zal ik groote behoeft© aan Uwe
voorlichting, Uwen raad hebben. De
taak die ieder Uwer op zich genomen
heeft, is een dagelijks groeiende, te
veel eischende durf ik bijna zeggen
en het feit dat U zich daarvoor be
schikbaar gesteld heeft en dat gij die
taak op1 zoo voortreffelijke wijze ver
vult, bewijst dat U voor Leiden bezield
zijt met een liefde di© eigen zelf niet
kent. In die gezindheid tegenover de
stad zullen wij elkaar ik hoop het
met heel mijn hart dra vinden.
In U, mijnheer de Secretaris, mag ik
begroeten ik weet het ook uit ande
re bron een bekwaam en grondig
kenner van ons gemeenterecht en voor-
al ook een man geheel thuis in liet la
byrinth der gemeentelijke administra
tie. De roep van hulpvaardigheid die
van U uitgaat, vervult mij met blijd
schap, want ik zal daarop maar al te
vaak een beroep moeten doen, onerva
ren als ik sta in d© nieuwe taak di©
mij wacht. Op d© nauwe aanraking die
wij zullen hebben, verheug ik mij en
ik hoop dat ook U mij zult willen bij
staan op dezelfde voortreffelijke wijze,
waarop U dat mijn voorganger deedt.
Het is zeker niet te kort te doen aan
de bewondering die wij alien voor den
afgetreden burgemeester hebben, wan
neer ik zeg, dat het groot© werk dei'
verjonging van Leiden in zijn uiterlijk,
zijn energie, zijn organisatie, zijn bur
gerzin door hem niet had kunnen wor
den tot stand gebracht, indien.hij niet
den bijstand genoten had van een
corps hoofden van diensten, dat een
waar keurcorps genoemd mag worden.
Dat zij hun krachten aan Leiden's ver
deren bloei en ontwikkeling zullen
blijven geven, stemt mij tot vreugde.
Waar het in mijn vermogen ligt. is
hun mijn warme belangstelling in huil
werk, mijn steun, waar die noodig is,
toegezegd. Het is mij een eer met hen
die1 vele en velerlei belangen te mo
gen behandelen en behartigen1.
Er in den loop der jaren niet zeer
veel veranderd in den aard van het
werk dat de Burgemeester te doen
heeft. Intusschen is do hoeveelheid
daarvan en de verscheidenheid niet
minder, wel zoo gegroeid, dat tusschen
hem en de burgerij een statige rij van
diensten, collega's, commissie's In het
leven geroepen moest worden om al
clie belangen eenigermate tot hun
recht te doen komen. In de grootste
gemeenten van ons land heeft dit de
persoonlijke aanraking tusschen het
hoofd van het stadsbestuur en de bur
gerij noodzakelijkerwijze doen verflau
wen. Niet alzoo hier gelukkig! Zoo
lang ik mij herinneren kan heeft er,
zonder dat daardoor te kort gedaan
werd aan de hooghouding van het ge
zag, een band van onderling vertrou
wen en een van oudsher stammende
bijzondere verhouding bestaan tus
schen den Leidenaar en zijn burge
meester, heeft ieder burger van welke
richting, welken stand ook, iedere ver-
eeniging aanspraak kunnen maken en
gemaakt op de persoonlijke belang
stelling van bet hoofd van het bestuur
voor hun streven, hun vreugde, hun
smart, hun moeilijkheden', hun suc
ces. Wanneer men er in slagen mag de
verhouding zóó te maken, wanneer
inen dat vertrouwen zich weet waardig
te maken, dan moet daarin een groo
te genoegdoening schuilen. Doch om
dat te bereiken, is het noodig dat de
burgemeester der stad en der burgerij
groote liefde toedraagt. En zie hier
nu, Dames en Heeren, het ééne punt
waarin ik mij met mijn voorganger
durf nieten. Met niet dieper gevoelde,
beproefd© liefde voor d©ze stad kon
hij hier binnentreden, dan Ik kom
aandragen als pand voor mijn gelof
ten. De liefde die ik voor Lelden koes
ter is niet di© van iemand di© zijn
geboortestad nooit verliet, het is de
gehechtheid beproefd door verblijf in
tal van' ander© steden, getoetst aan ver
keer. met tal van ander© volken. Met
innig© en toenemende ontroering van
bet gemoed heb ik de gedachte naar 't
vaderland terug te keeren, niet om te
rusten, maar daar nog t© mogen wer
ken, in mij laten bezinken. Nederland
te dienen in den vreemde was mij een
eer en waar ik voor ander© verleiding
nu nog niet zou zijn bezweken, kon ik
daar waar bet Leiden gold aarzelen?
Immers neen! Tusschen Don&u en
RECLAME.
Afd. Fournituren.
Perle d'amoürkn. 2 doz. COIlt
Roestvrije lin. knoopen
Gesort.p.kaart van3 doz. 12 99
Breed kousenband elast. 9 j»
Zijden directoire eïast. 3 /2
Blocksberg, hoe schoon ook, en Bree-
straat, Rapenburg en Singels was d©
keuze licht. Naar Leiden terugkeerend
keer ik terug tot het. volk waartoe ook
ik behoor, waar velen met mij nog
mijn onvergetelijke vader en moeder in
dankbare herinnering houden. Toen ik
gisteren hier aankwam, hen ik geko
men thuis! Thuis, na lange en verre
omzwervingen, bezield met den oprech
ten wensch thans mijn bescheiden
krachten te mogen wijden aan den
voorspoed, het welvaren der stad.
Moge God Zijn hoogen zegen schen*
ken op onzen gemeenschappelijken ar
beid ten bate van Leiden en haar bur
gerij.
En hiermede verklaar ik het voorzit
terschap van den Raad t© aanvaarden.
Na deze red© van den burgemeester,
hield het oudst© raadslid, de heer van
Hamel de volgende rede:
Rede weth. Reimeringer.
Mijnheer de Burgemeester!
Namens den Raad kwijt ik mij, als
oudst© Raadslid, volgaarne van de
taak U welkom te heeten in ons mid
den en U de verzekering te geven, dat
wij U, zooveel als maar mogelijk is,
gaarn© onze medewerking zullen ver
leer en in en bij liet volvoeren van Uwe
niet gemakkelijke taak.
Uwe naamgenooten behoorden tot de
aristocratie van den geest; zij blonken
uit in kennis cler natuur, laat' mij
slechts noemen één uit velen1
Uw hoogvereerden vader, man van Eu-
ropeesch© vermaardheid; voorts waren,
zij op'letterkundig en kunstgebied er
kende sieraden, en„bon sang ne
peut mentir". Zoo koesteren wij de ge
gronde verwachting, dat ook U di© tra
ditie zult levendig houden en de U toe
vertrouwd© Gemeentebelangen naar
eisch zult dienen. Uw verleden is ons
t© dien aanzien, bovendien een' goede
waarborg. De in het buitenland opge
dane ervaring. Uw Verkeer en omgang
met verschillende volken, natiën, diplo
maten, mannen van den handel en de
industrie, dat alles zal U ongetwijfeld
in de uitoefening van Uw bestuurs
taak, al zal deze ook van geheel ande
ren aard zijn, dan die welke tot dus
verre U dagelijks bezig hield, te stade
komen. Tact en beleidvol optreden
was U ook in Uw vroegere loopbaan
niet vreemd.
Vermoedelijk zal dit ten gevolge
kunnen hebben, dat in menigerlei op
zicht, door U het initiatief zal
worden genomen. Uw verdienstelijke
ambtsvoorganger heëft vindingrijk
'als hij was in vele zaken U het gras
voor d© voeten weggemaaid en zoo oo-
genschijnlijk heeft het er wel wat van,
dat in den eersten tijd niet veel nieuws
kar uitgedacht worden.
Evenwelals ik let op hetgeen
door Jhr. de Gijselaar bij zijn intrede-
rede werd gezegd op 1 Maart 1910: „In
d© naaste toekomst zullen electrische -
trams Leiden met Katwijk en Noord-
wijk verbinden en wellicht duurt het
ook niet lang meer of een dergelijk
vervoermiddel leidt naar de Rijnstreek
wat waarschijnlijk de demping van het
Levendaal tengevolge zal hebben", dan
wil het mij toeschijnen, dat die profe
tie, onder Uw burgemeesterschap naar
ik van harte hoop, hier spreek ik
slechts mijn persoonlijk gevoelen uit
al meen ik in dien wensch en hoop niet
alleen te staan, doch ook de meening
te vertolken van een groot aantal
Raadsleden en van de ingezetenen
ik zeg, dat di© voorspelling kans heeft
in vervulling te komen, ten spijt van
hen, die minder rekening houdende
met dringend© verkeersbelangen, in,
dat stille stinkend© grachtje een idyl
lische schoonheid meenen te ontdek
ken een Natuurmonument
M. d. V. Er is een spreekwoord, ,.dat
een profeet in zijn geboorteland zelden
wordt geëerd"; moge Uw burgemees
terschap een glansrijk démenti geven
aan di© spreuk.
Het zielental van Leiden1 mog© in dé
eerstvolgende kwart-eeuw nog wel niet
als Groningen eerlang d© 100.000 nade
ren, ondenkbaar acht ik het niet, dat
het over een tiental jaren 80.000 zal be
reiken. Moogt U dat als Burgemeester
beleven!'
Wij wenschen U van harte toe ge
luk en voorspoed in Uw huisgezin, een
gelukkig familieleven is een zeer be
langrijke, onmisbare factor bij dagelijk
schen arbeid; gezondheid voor Uzelven
en dat de illusiën, die U zich maaktet
bij de aanvaarding van Uw nieuwe'
ambt ten volle mogen verwezenlijkt
worden, dat Leiden alzoo onder Uw
bestuur mog© groeien en bloeien, dat
de vervulling van Uw ambt U mogo
schenken de voldoening, die elke nauw
gezette plichtbetrachting geeft.