7d* JAARGANG MAANDAG 7 FEBRUARI 1927 NUMMER SÖ38
Het land van de Kinine.
Het middel tegen de vreeselijke ziek
te, de malaria, die vooral in de warme
landen haar slachtoffers maakt, is de
kipine, een middel bereid uit den bast
van de kinaboomen.
Nu is Java het land waar nagenoeg
de gehcele wereldconsumptie ver
bouwd wordt. Men heeft ook elders de
ledgerboomen, die de beste kinine le
veren, geplant, maar met minder suc
ces.
Geen wonder dus dat er eenige wed
ijver is, die wel eens in naijver om
slaat, om van die producten een deel
mee te krijgen.
Zoo heeft de Britsch-Indische regee
ring ook getracht een deel van die we
reldproductie aan zic-tf te trekken.
In een uitknipsel uit de „Financial
Times" zien wij, dat ook van dien kant
een campagne wordt geopend tegen het
f,profiteering" van ons Indische kinine-
syndicaat, De Britsch-Indische regee
ring zal, zoo lezen wij in genoemd
biad, ru zelf plantages aanleggen.
Best; men kan probeeren of men el
ders óók kinine kan produceeren, al
schijnen de Ledgerboomen op Java
productiever te zijn dan in andere stre
ken. Maar nu is het toch wel aardig
om te constateeren wat de Britsch-In
dische vegeering onmiddellijk heeft af
gekondigd:
„Ten einde aan de behoefte te vol
doen zonder verlies van den Staat,
heeft de regeering bepaald, dat ki
nine roch gekocht, noch verkocht zal
kunnen worden door de plaatselijke
besturen, tenzij op voorwaarden en
tegen prijzen, vastgesteld door de
Centrale Regeering".
De eers'e maatregel, dien de B.-ï re
geering neemt, is dushet vestigen
van" een monopolie, om te waken te
gen ruineuse prijzen door te scherpe
concurrentie. Precies hetzelfde waartoe
de Ned.-Tndische planters eindelijk zijn
moeten komen!
Maar de Nederlandsch-Tndische Be
geering de kinacultuur is voor een
groot deel in handen van de Ree-eerirg
schijnt die concurrence nog niet te
vreezen.
De „Corriere diplomatïco e consolare'
uit Rome zoo lezen wii in bet Han
delsblad komt op tegen de onland
van Fransche zijde geuite beschuldi
ging, dat Nederland misbruik zou ma
ken van zijn monopolistische positie
ten aandien van de kina. „De Neder
landsche regeering beperkt zich ertoe
de kinacultuur ie bevorderen zooals
die op Java gedreven wordt en legt
vreemden die deze ook willen beoefe
nen niets in den weg". Het blad ver
telt dan dat speciaal Italië daarvan
weet mee te praten. De fascistische re
geering heeft een missie r-aar Java ge
zonden om te trachten terreinen te ver
krijgen voor kinacukuur en de produc
tiewijze te bestudeeren. Deze missie
is door de Nederlandsche autoriteiten
zeer hartelijk ontvangen en de Italia
nen hebben uit-gestrekte terreinen ver
kregen. Zij zullen dus zonder tusschen
komst van anderen de kostbare medi
cijn, die voor den strijd tegen de ma
laria in Italië zoo noodig is, kunnen
verkrijgen. Het blad brengt daarvoor
hulde aan onzen geest van solidariteit
bij de bestrijding dezer ziekte.
Hier is weer een geval van ruime
„open-deur"-politiek. In Indië is nog
een zeer breed veld van mogelijkheden
voor verschillende cultures. Dat men
daar gebruik van maakt moet het lancj
ten goede kamen.
Maar toch is het jammer dat door
buitenlanders dit eerder wordt opge
merkt dan door Nederlanders.
STADSNIEUWS.
A.-R., STATENKIESKRING „LEIDEN"
De A.-R. Statenkieskring „Leiden"
komt op Woensdag 9 Febr. a.s. 's nam.
2 uur in Amicitia alhier weder bijeen.
De agenda luidt als volgt: Opening,
Notulen, Ingekomen stukken en me-
dedeelingen. Rapport over de vergade
ring van het Prov. Comité te Rotter
dam, Mededeelingen over de schrifte
lijke propaganda voor de a.s. verkie
zingen, Rondvraag, Sluiting.
Wij wekken gaarne op tot getrouw
bezoek aan deze vergadering. Ze is
net het oog op de verkiezingswerk
zaamheden, zeer belangrijk.
Ds. BEEKENKAMP.
Ds G H. Beekenkamp, Ned. Herv.
predikant alhier, heeft met ingang
van 1 Mei ontslag aangevraagd als
ooVganger van de evangelisatie te
Oudshoorn.
PROF. KEESOM NAAR ROME.
Prof. ICeesom is door de Academia
Pontificia dei Nuovi Lincei te Rome
uit!»enoodigd tijdens de Academische
week aldaar die eind April gehouden
zal worden, een voordracht te houden
over het vast" maken van Helium.
JUEUEUM.
Dezer dagen herdenkt mei. H. van
T co den daa, waarop zij voor 25 jaren
eerst, als volontair, daarna als onder
wijzeres in de handwerken, bij de Ge-
ref Schooivereeniging alhier in dienst
♦rad
G^S VERSTIKKING.
De alleenwonende 84-jarige mejuf
frouw Bergman is Zaterdagmiddag te
haren huize aan den Stationsweg 41
r'hier dood in de badkamer gevonden
Aangezien zij daarin veel langer ver-
loefde dan anclers het geval was, ver
moedde het huispersoneel dat haar
e.-n ongeluk was overkomen. Bij het
l ii nenkemen der badkamer bleek, dat
'e gaskraan openstond en de juffrouw
bewusteloos was. Hoewel dadelijk
doo>* een geneesheer is gepoogd de le
vensgeesten op te wekken, heeft dit
,veen resultaat gehad.
DIERENBESCHERMING.
Men schrijft ons:
Het publiek gaat zich verzetten te
gen dierendressuur.
Te Assen ging de tweede voorstel
ling van he1 circus Roberti niet door.
De eerste avond was de tent geheel
leeg. Voorwaar een stap in de goede
richting. Wanneer zal men in Leiden
zoover komen?
Niet alleen met dierendressuur in
de circussen doch met 3 October op
de openbare straat kan men zich ieder
jaar ergeren aan de straatvertooningen
met apen.
PrOF. DR. C. SNOUCK HURGRONJE.
1357 8 Februari 1927.
Morgen, Dinsdag, tegelijk met den
352sten' verjaardag der Leidsche Hoo-
geschool wordt een harer uitnemend-
sie hoogleeraren, prof. dr. C. Snouck
Hurgronje, een geleerde van interna
tionale vermaardheid, 70 jaar. Aan het
eind van dezen academischen cursus
zal hij derhalve, ingevolge de. bepa
lingen der Hooger Onderwijswet, het
hnogleeraarsamht moeten neerleggen.
Slechts weinigen, aldus schreef de
tegenwoordige Utrechtsche hooglee
raar, Prof. Mr. Dr. Th. W. Juynboll jn
1902 in „Mannen en Vrouwen van be-
t eekenis" over Prof. Snouck Hurgron
je, is het gegeven in hunne levens
sfeer zoo het ideale te bereiken. Had
zich reeds dadelijk bij het eerste optre
clf-ti op wetenschappelijk gebied een
groote roep verbreid van de bijzonde
re bekwaamheid en groote gaven van
Snouck Hurgronje, weldra was zijn
naam alom met eere. bekend, niet al
leen in den kring zijner vakgenooten,
maar ook ver daarbuiten. Onder de
mannen, wier hoog en edel streven 't
is, de volheid hunner levenskrachten
te wijden aan het opsporen van de
waarheid om liaarszelfs wil. die woe
keren met hun gaven in dienst der we
tenschap, des vaderlands, ja van de
menschheid, neemt Dr. Snouck Hur
gronje ongetwijfeld een eereplaats in.
Welk een hooge vlucht de beoefe
ning der Oostersche wetenschappen
in het algemeen gedurende de 19de
eeuw had genomen, is bekend. Toch
waren sommige onderdeelen van het
groote geheel min of meer verwaar
loosd gebleven. Vooral de beoefening
der Islam wetenschap had geen gelij
ken tred gehouden met de studie der
overige vakken. Voor de meeste ori-
entaisten hadden de politieke geschie
denis de Mohammedaansclie volke
ren, de gedichten en andere voort
brengselen hunner.profane litteratuur
grootere aantrekkelijkheid gehad dan
't onderzoek van den Islam, den gods
dienst, waaraan toch de Moslimsche
beschaving haar eigenaardig karakter
ontleent.
Slechts een geleerde, bij wien gron
dige kennis van den geheelen cyclus
ri< r gewijde moslimsche wetenschap
pen en hare geschiedenis samenging
met de zeldzame, maar onontbeerlijke
eigenschappen, welke hem in staat
zcuden stellen den Islam te midden
der Oostersche -wereld, in den omgang
met de Mohammedanen zeiven, te
kunnen onderzoeken, kon daarin be
langrijke verbeteringen brengen.
Zoodanig geleerde nu toonde zich
Dr Snouck Hurgronje te zijn.
Toen in 1880 Snoeck Hurgronje aan
de Leidsche universiteit den doctors
titel verwierf, kreeg zijn dissertatie
over ,„Het Mekkaansche feest" reeds
dadelijk een vermaardheid. De weg
voor de toekomst was daarmede reeds
gekozen en van dien tijd af volgden de
publicaties van zijn hand op het ge
bied der Islam-wetenschap elkander
weldra in schier onafgebroken reeks
op.
Kort na zijn promotie werd Dr.
Snouck Hurgronje, na nog eenigen
tiid te Straatsburg gestudeerd te heb
ben als leeraar, aan de destijds nog be
staande gemeente instelling voor de
opleiding van Oost-Indische ambte
naren alhier belast met het geven van
onderwijs in de godsdienstige instel
lingen van den Islam.
Wil men den Islam kennen dan moet
men ook de Inlandsche talen en letter
kunde bestudeeren. Daarnaast moet
men de dogmatiek bestudeeren.
Met nauwgezetheid heeft Snouck
Hurgronje zich aan dien arbeid gezet.
Wat Snouck Hurgronje in dien eer
sten tijd in het licht gaf, deed besef
fen, welk een schat van geleerdheid en
kennis hij zich binnen korten tijd had
verworven. Warm voorstander van de
historiscli-critische methode van on
derzoek, liet hij op menig punt van de
geschiedenis van de moslimsche in
stellingen voor het eerst een verras-
rassend licht schijnen.
Toen Snouck Hurgronje in 1883 ter
gelegenheid van de internationale ko
loniale tentoonstelling te Amsterdam
zijn nog steeds bekende rede had ge
houden over de betéekenis van den
Islam voor zijn belijders in Oost-Indië,
had hij tot dusver zijn kennis hierom
trent slechts kunnen verkrijgen uit
schriftelijke documenten. Nadien werd
hij echter overtuigd van de noodzake
lijkheid, eenigen tijd te midden der
Mohammedaansche bevolking te ver
blijven, teneinde zich geheel vertrouwd
te maken met de zeden en denkwijzen
der moslims. Zoo rijpte het plan voor
lijn reisje naar Mekka. Een vermetele
onderneming, eerlang bekroond met
een succes zonder weerga.
Een onoverkomelijke moeilijkheid
voor den westerschen geleerde was,
oat het den ongeloovigen verboden is
den heiligen grond van Mekka te be
treden. ErVas dus voor dat waagstuk
groote moed en beleid noodig. Dank
zij bovendien zijn accomodatievermo-
gen slaagde hij er in, de bewoners der
heilige stad in hun leven werkelijk té
kunnen doorgronden.
Den 28sten Augustus 1884 zette
Snouck Hurgronje voor het eerst op
Aiabischen bodem den voet aan wal
te Djeddah, de haven van Mekka, waar
langs het grootste gedeelte der pel
grims deze heilige plaats bereikt. Hier
deed hij reeds een schat van kennis op
Toch bleef Mekka het eenige doel van
zijn reis. Den 21sten Februari 1885
kwam hij daar aan in een gezelschap
van eenige Moh. pelgrims uit onze ko
loniën, zonder dat er voor iemand te
Hokka aanleiding bestond te ver
moeden, dat hier onder den naam van
Abd-al-Ghaffar 'n ongeloovige den ge-
wijden grond betrad. Met zijn groot
acccomodatievermogen, zijn kennis van
de gangbare vormen en gebruiken, el
ke ongewenschte discussie vermijden
de, wist hij elk wantrouwen tegen
hem uit te sluiten. Jammer dat zijn
zoo schitterend aangevangen onderzoek
zoo spoedig moest eindigen.
In 1883 had de Straatsburger hoog
leeraar Euting met den Frans ohen ge
leerde dr. Huber een wetenschappelijke
reis naar Centraal Azië ondernomen.
Kort voor de aankomst van Snouck
Hurgronje te Djiddah had men de
treurmare ontvangen, dat de verdien
stelijke Franschman daar vermoord
was. De toenmalige Fransche vice-con
sul te Djiddah, De Lostalot, had toen
van zijn regeering de opdracht ontvan
gen te pogen, dr. Huber's nagelaten
bezittingen in handen te krijgen, en
naar Frankrijk op te zenden, Tot die
nalatenschap werd o.m. geacht ook een
steen met inscriptie te behooren, welke
de aandacht der Fransche geleerden ge
trokken had door een verhandeling
van den Straatsburger hoogleeraar dr.
Möldeke, die in Juli 1884 de sedert be
roemd geworden inscriptie van Taima
naar prof. Eutings teekening had ont
cijferd, en welke steen zich in het door
Huber bewoond huis te Haïl moest be
vinden. Huber had na Euting het huis
verlaten en zoodoende meende de Fran
sche regeering een speciaal recht op
dezen steen te kunnen doem gelden.
Dezen in handen te krijgen, was geen
gemakkelijke taak, maar voor den doos
het Fransche gouvernement naar Mek-!
ka verbannen Algerijn Si Azïz gehee-
ten, die niets vuriger verlangde dan
naar zijn vaderland terug te keeren,
een gelegenheid, zich verdienstelijk te
maken, die daarom aanbood den steen,
uit het huis te gaan halen, welk aan
bod werd aangenomen. De Algerijn
slaagde erini zich van zijn opdracht te
kwijten, nadat de vorst Ebn Rasjid zich}
bereid had verklaard hem al het ach tear
gelatene mede te geven.
De Lostalot reisde toen met de ver»
worven schatten naar Parijs en ver
spreidde daar geheel onware voorstel
lingen omtrent de wijze, waarop hij de
schatten in handen had gekregen, blijk
baar met geen ander doel om zichzelf
daarbij een gewichtige rol te doen spe
len. Onder degenen, die volgens hem
ook getracht hadden dezen steen te
bemachtigen was ook Snouck Hur
gronje, die onder den naam van Abd-
el Ghaffar van Mekka uit zulks ver
geefs zou hebben beproefd. Door mid
del van de Temps vonden deze verha
len hun weg naar het Oosten, wat ten
gevolge had, dat Snouck Hurgronje op
hoog hevel plotseling uit Mekka werd
verbannen. Men wist nu dat hij meer
belang stelde in de beschreven steenen
en dergelijke dan in de swdie der hei
lige wet. Hoewel hij door de Turksche
regeering beleefd werd behandeld, is
het niet aan De Lo^telot te danken,
dat hij er heelhuids is afgekomen.
Zoo eindigde door de domheid en het
gebrek aan karakter van oen consulair
ambtenaar, zqp schreef Snouck Hur
gronje, mijn onder de bor;'^ voorteeke
nen begonnen reis. Gelukkig had ik
toen reeds in menig opzicht mijne er
varing verrijkt en mijn blik op de ge
liefkoosde voorwerpen mijner studie
verhelderd.
Te Leiden teruggekeerd, hervatte hij
daar zijn werkzaamheden als docent,
en zagen spoedig achter elkaar veel be
langrijke geschriften van zijn hand het
licht, o.a. het bekende Gids-artikel: De
Islam. Ook te Delft gaf hij onderricht
in de Islam-wetenschap. Een aanbod,
om te Delft den 4den Februari 1887
overleden hoogleeraar Juynboll op te
volgen, slceg hij af. Hij bleef te Leiden
en werd 9 Maart 1887 te Leiden tot lec
tor aan de Leidsche Universiteit be-
njpemd. In 1889 was zijn in twee deelen
samengevat werk over Mekka voltooid
dat zoowel door Nederlandsche als bui-!
tenlandsche bevoegde beoordeelaars
als een meesterwerk van den eersten
rang werd genoemd.
Kort daarop, in het voorjaar van 1889
vertrok hij naar Indië om daar een-
nieuw, hoogst belangrijk arbeidsveld te
ontsluiten.
Zijn verblijf in Indië bood toen aan
de regeering de gunstige gelegenheid,
zich over verschillende aangelegenhe
den in Indië door Snouck Hurgronje te
laten voorlichten, wat haar tot dusver
niet mogelijk was geweest, omdat zij
daartoe niet over bevoegde personen be
schikte. Zoo werd hij, officieel, advi
seur der Nederlandscii-Indische regee
ring.
Na door den Gouverneur-generaal te
zijn aangesteld voor de plaatselijke be
oefening van de instellingen van den
Islam op Java en zoo noodig ook in
één of meer gewesten der Buitenbezit
tingen, vestigde hij in hoofdzaak zijn
aandacht, op de locale eigenaardighe
den in de practijk van dein Islam op
FEUILLETON.
BLOED EN TRANEN.
13
Hij was vol ernst. Hij had, toen hij
den meelwagen niet zag, gemeend, dat
de molenaar nog onderweg was, maai
de wagen was in de schuur gereden
terwijl de oude Tartof reeds drie uur
thuis was. Simeon was ontdaan, en
een angstig voorgevoel van een ont
zettende ramp vervulde plotseling zijn
ziel.
Moeder Nekalof stond hem reeds op
te wachten aan de deur; zij had een
wollen doek omgeslagen voor de erge
koude, terwijl zij door onrust werd
verteerd.
„Wat is 't, Simeon?" vraagde zij, en
Simeon antwoordde: „De molenaar is
al drie uur thuis."
Hij trad met zijn moeder binnen; de
uurwijzer op de klok schreed al voort,
en in de pijnlijke stilte, terwijl nie
mand sprak, klonk het getiktak met
de kracht van zware hamerslagen.
„Vader is het niet gewoon, om 's
nachts te Sarski over te blijven zeide
moeder „hij doet het nooit!"
Er volgde een sombere pauze, en
niemand sprak een woord. Doch dan
oprijzend op zijn stram geloopen
knieën, zeide Ivan: „Kom Simeon
wij gaan ons vaderke tegemoet!"
„Ja", zeide Simeon wij gaan ons
traderke halen!"
Wat klonk het kinderlijk, dat „va
derke!" Het was het groote kinder
hart van den moujik, van den Russi-
schen boer, dat zich in dat woord
openbaarde.
De beide gebroeders voorzagen zich
van een stevigen doornstok; zij had
den om op alle .gebeurlijkheden
voorbereid te zijn het mes los in
den koker, en terwijl zij, de harige
mutsen diep over het hoofd getrok
ken, voor hun moeder stonden, zagen
zij er in hun jonge, frissche kracht
moedig en vastberaden uit.
Moeder Nekalof schepte nu ook
weer moed; „God zegene uwen tocht,
kinderen!" zeide zij, en zij begeleidde
hen tot aan de buitendeur.
De sneeuw dwarrelde geruischloos
neder, doch de wolken verdeelden
zich, en in het Oosten werden de ster
ren reeds gezien.
Ivan en Simeon passeerden het
open erf van den korenmolen, een
paar bouwvallige hutten en hadden
toen het dorp achter den rug.
Zij stapteh stevig dooi', en wissel
den weinig woorden; een onmetelijke
sneeuwvlakte strekte zich voor hen
nit, en in de verte op den drie
sprong verhieven zich de drie sta
tige linden.
Ivan en Simeon bezaten den moed
van hun vader; zij waren niet licht
vervaard, en waren onbekend met de
vrees, die den nacht schuwt. Doch het
bijgeloof der Russische boeren zat
hen in merg en been, en toen zij de
drie linden naderden, ging er een hui
vering door hun leden. Zij wisselden
geen enkel woord, maar dezelfde ge
dachte vervulde hen; zij bleven even
staan, om eerbiedig het teeken des
kruises te maken, en dan zetten zij
hun tocht voort.
Twintig pas ter rechterzijde van de
linden stond een kruis; hier was ne
gen jaar geleden een rijke Jood ver
moord, en het kruis was er opgericht
tot een waarschuwend teeken. Het
volk zeide, dat de geest van dien Jood
er rondwaarde des nachts; een schaap
herder wilde het bezweren, dat hij
dien geest meer dan eens had gezien,
en verscheiden dorpelingen bevesti
gen zijn mededeeling. Of het waar was
Misten Ivan noch Simeon; hun moe
der zeide, dat het dwaze sprookjes
waren, maar hun moeder, die de voor
treffelijkste vrouw was twintig mijl in
den omtrek, was volgens de verkla
ring van den Griekschen Missionaris
toch met kettersche gevoelens besmet.
In elk geval: zij dachten thans aan die
spookverhalen, en terwijl de lindeboo-
men daar vaag en somber oprezen uit
de dwarrelende sneeuwvlokken, zou
den de broeders Nekalof aan de heili
ge Maagd van Kasan gaarne zes was
kaarsen hebben beloofd, zoo zij deze
vreeselijke plek gelukkig voorbij wa
ren.
De oostenwind streek koud en hui-
1 verend door de kruinen der linden; zü
waren van eiken bladerdos beroofd,
en hare takken strekten zich wee
klagend uit naar boven.
„Wat hoor ik daar?" fluisterde
Ivan met verschrikte stem, en Simeon
antwoordde: „Het is een arend, die
uit de middelste linde opvliegt".
,,'t Is waar," zeide Ivan nu zie ik
lieml"
De arend had met een zwaren wiek
slag een paar dorre takken gebroken,
en nu vloog hij naar het Oosten, met
kracht tegen den wind optornende.
De broeders hadden thans den drie
sprong bereikt, en stonden bij de drie
linden, die het midden van den drie
sprong innamen. Het kruis stond
rechts: aan den kant van den weg, en
wilde men Sarski bereiken, dan moest
men hier den veldweg, dien Ivan en
Simeon waren gevolgd, verlaten en
rechts afslaan.
Op twintig pas afstahds achter de
drie linden was een diepe kuil, die
door een haag van beukenstruiken
was verdekt, terwijl zich achter dien
kuil de gemeepteweide van bet dorp
Fasakof uitstrekte.
De sneeuw had nu opgehouden, en
de oude sporen waren geheel uitge-
wischt De broeders wendden zich
rechts, gingen het verweerde kruis
met zijn Christusbeeld voorbij, eü sloe
gen den weg naar Sarski in.
Zij hadden thans geen menschelij-
ke woning meer in de buurt, maar' zij
waren niet bang zy yreeeden de
wolven niet, zoo deze ten minste niet
in troepen kwamen, zooals tien jaar
geleden in dien ged.uchten winter
toen de wolven de aarde vraten van
den honger.
Doch wat waren Ivan en Simeon
eigenlijk van plan?, Wilden zij, zoo zij
Serguw Nekalof niet tegenkwamen,
doorloopen tot Sarski, dat twaalf wer
sten, meer dan twee uur gaans, ver
was?
Eigenlijk hadden zij daarover niet na
gedacht; Ivan begon te vermoeden,
dat hun vader te Sarski w&s geble
ven, doch Simeon geloofde het tegen-
deel. En zij wandelden al voort in de
richting naar Sarski, terwijl zij scherp
uitkeken naar de verte, die door het
schijnsel der maan en de weerkaat
sing op de blanke sneeruw werd .ver
licht.
Maar zij zagen niets van hun vader:
een paar hazen renden dwars qyeti
den weg dat was alles.
Simeon bleef aarzelend staan,
„Wat moeten wij doen?" vraagde
hij. en Ivan bleef het antwoord schul
dig. Doch Simeon staarde op den
grond en zeide dan: „Kijk Ivan, de
oude sporen zijn door de sneeuw uit-
gewischt, maar hier zijn versche spo-,
ren i diep ingedrukt in de sneeuw."
Ivan knikte met het hoofd,
't Is waar," zeide hij „ze zijn nog
goed zichtbaar, ai zijn ze wat inge
sneeuwd."