CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
DONDERDAG 3 FEBRUARI 1927
NUMMER2Ö35
ABONNEMENTSPRIJS
Is Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal i 2.50
Per week i 0.19
Franco per post per kwartaal I 3.90
BUREAUHooigracht 33
Leiden
TeL 1278, Postgiro 58936
Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advertentiën per regel 22fyt cent
Ingezonden Mede deelingen, dobbel tarief^
Bij contract, belangrijke reductie* JS
Kleine advertentiën bij vooruitbetaling "j
van ten hoogste 30 woorden, worden dage*
lij ka geplaatst ad 40 cent 4
V Bitter oi bedroefd.
Wanneer wij Gods Woord lezen dan
treft ons telkens dat Gods kindeven,
wanneer zij met hun medegenooten
verschil van meening hadden, daar
over zich bedroefd toonden.
Toen Abraham en Lot verschil van
meening hadden zie met wat teedere
voorzichtigheid Abraham dat geschil
oplost. Toen Aaron en Mirjam zondig
den door zich te stellen tegenover het
gezag van Mozes wat teedere liefde
dringt Mozes om voor zijn zuster en
broeder te pleiten.
In het Nieuwe Testament, vindon wij
ook telkens weer bewijzen te over dat
de apostelen het gebod van Christus
om» één te zijn terdege hebben ver
staan. Dat het hun lust was om ver
schillen te overwinnen.
Hoe strijdt daarmede wat wij th^ns
onder broederen vaak zien.
In de eerste plaats hoe spoedig zijn
wij niet beleedigd. Ook dan wanneer
het allerminst in de bedoeling geleg°n
heeft vatten wij een woord of een oou-
ding op als beleediging.
Maar 't is vooral de blijvende bitter
heid die voorteet als de kanker. Nijd
is verrotting der beenderen leert ons
de Spreukendichter. "Verrotting van
onze eigen heenderen. Dat wordt niet
beseft.
Het valt op dat er tegenwoordig zelfs
onder de beste kinderen Gods 'n stre
ven is om in bittere vergelding voldoe
ning te zoeken. Dat uit zich in woor-
dpn. DatAvordt getoond in verachten
de blik en houding.
Meermalen zien wij zelfs' dat er he
laas e.en duivelsch streven is om hem
die ons verongelijkte te 'treffen in het
geen hem het meest dierbaar is. Spot
achtig schimpen op een gebrek dat hij
beeft, den stand waarin hij leeft, een
leed dat hij moet dragen, enz. Met dui-
velsche handigheid wordt soms ge
zocht en gevonden een middel om den-
gene die ons tegenstond in zijn brood
winning, of in hetgeen hem lief is te
benadeelen om maar ons recht te zoe
ken.
Het moet helaas gezegd worden, dat
zelfs in dingen van Gods Koninkrijk
in onze dagen veel te gemakkelijk de
banden die ons aan onze medebroeders
binden om aangedaan onrecht ver
broken worden. Krijgen wij in de Kerk
onzen zin niet, dan de verplichte vaste
bijdrage maar inhouden. Hebben wij
in een of andere vereeniging een kwes
tie, het opzeggen van het lidmaatschap
volgt veel te spoedig. Wij weten he
laas maar al te goed dat wij daarme
de onze tegenstanders, die toch onze
broeders zijn, het gevoeligst treffen,
dat we op deze wijze het gemakke
lijkst onzen zin krijgen.
Maar het is duivels "i. Geen woord
mag daarvan af. De Satan .zelf gebruikt
ons aldus als zijn instrument.
Paulus' vermaan aan de gemeente
van Corinthe om liever ongelijk te lij
den moet ook tot ons spreken.
Ook wij moeten leeren onrecht te
willen lijden eerder dan verbitterd te
worden.
In pnzen omgang moet het zoo zijn
dat wij bedroefd zijn om ons aange
daan onrecht. Nooit mogen wij bitter
zijn.
Ieder zie voor zichzelf toe. Ieder zal
op zijn beurt zich schuldig weten.
Geve God ons genade en zijn Geest
om tegen deze zonde te strijden. Wel
bedroefd maar nooit bitter zoo past
het ons tegen geloofsbroeders.
STADSNIEUWS.
FELÏX TIMMERMANS OVER ZIJN
REIS NAAR ITALIë.
Het was een goede gedachte van den
Leidschen Kunstkring voor Allen, aan
zijn leden en verdere belangstellen
den ter afwisseling van de concerten
ook eens een avond op letterkundig
gebied aan te bieden. De foyer van de
Stadsgehoorzaal was gisteravond ge
heel gevuld; geen plaatsje bleef onbe
zet en het was den aanwezigen aan te
zien dat zij genoten van de prettige
manier, waarop de heer Felix Tim
mermans, van Lier (bij Antwerpen),
üe schrijver van Pallieter en andere
hoeken, in sappig Vlaamsch vertelde
van zijn reis naar het land waar de
appelsienen groeien.
Na 'n kort inleidend woord van den
voorzitter, den heer P. v. d. Hoeve, was
het woord aan den spreker, die begon
met te vertellen hoe hij reeds als een
klein manneke van zeven jaar goesting
(smaak) had gekregen om naar Italië
te gaan: dat kwam door het appelsie-
nenboomke van zijn grootvader, die
zoo prachtig kon vertellen van het
land waar de appelsienen groeien. En
zijn tweede verlangen was rond Pa
sehen om de kippen van den paus te
zien, die de mooie kleurige Paasch-
eieren gelegd hadden. En toen hij op
de academie te Lier teekenen leerde,
Inreeg hij een verlangen om de gogen-
en godinnenbeelden „in levenden lijve"
althans in echt marmer te zien. Ten
slotte, na het lezen van de Fioretti van
Sint Franciscus, wilde ook hij een
hoek over dezen heiige schrijven, tnaar
hij begreep dat Franciscus niet slechts
een heilige maar ook 'n dichter was, die
geïnspireerd was door het midden
(milieu) waarin hij leefde, zoodat hij
het verlangen kreeg naar Assisi te
gaan.
Zoo besloot Spr. met zijn vrouw,
(hoewel ze reeds 13 jaar getrouwd wa
ren) de huwelijksreis naar Italië te
ondernemén, vergezeld van twee van
zijn zusters.
Het was na Paschen, het had huwe
lijken geregend, en het viel spr. op,
dat in den trein naar Bazel in bijna
ieder compartiment slechts twee men-
schen zaten. In den St. Gothard-tun-
nel kregen zij het eerste Italiaansche
eten: Sparghetti (macaroni zonder
gaatjes, verstopte macaroni). In den
kletterenden regen kwamen zij te Mi
laan en maakten zij _ennis met het
Italiaansche volk, dat iets trotséh
heeft, waarschijnlijk omdat heel de
wereld naar Italië gaat om te kijken.
Het is een stad met peperkleurige mar
meren huizen en de Dom van Milaan
een van de wonderen althans een van
de wondere grillen van de wereld:
met zijn duizenden torentjes lijkt hij
op een zwaan met gefriseerde pluimen
Van Milaan ging het langs Verona
(met de herinnering aan Romeo en
Julia) en Padua (Antonius van Padua!)
naar Venetië. Van de Venetianen viel
spr. de beleefdheid op, maar deze
komt daardoor dat zij allen lid zijn
van de firma Krijgers en Co.
Venetië is als een droom, als men
met een gondel vaart door de kokers
van paleizen; schoon is zijn hoofd
kerk de San Marco, waar spijts alle
schoonheid de oogen toegaan en de
zielen opengaan om te bidden.
Van Venetië ging spr naar Flo
rence het juweelkistje van de wereld,
dat de herinnering bezit aan Dante,
Fra Angelico en zooveel andere groote
kunstenaars; Fra Angelico, die mot
liejfielsche liefde en serafijnsche
•vreugde zijn engelenfiguren heeft ge
schilderd. Daarna naar Assisi, de stad
van Sint Franciscus en Sinte Clara,
die hoe langer hoe schooner wordt hoe
langer men er vertoeft.
Na de pauze vertelde spr. van Rome,
waar hij o.a. een bezoek bracht aan
de St. Pieterskerk, de grootste kerk
der wereld, waar een wijwatervat is,
waarop wel een bordje „verboden te
zwemmen'.' zou mogen geplaatst wor
den: een schelp, vastgehouden door
reuzen-engelen. Spr. ging ook bij den
Pau^ op audiëntie, de zusters met een
zwarte sluier om en het viel spr. op
hoe schoon zij er zoo uitzagen
Na vergeten te hebben 5 lire in de
fontein van Neptunus te werpen, waar
van het volksgeloof zegt dat men dan
nog eens in Rome terugkomt, welk
bedrag hij aan een vriend ter hand
stelde (zou het zijn bestemming bë-
reilct hebben?) aanvaardde Spr. de te
rugreis over Pisa, een oud stadje, het
Italiaansche Leiden en Genua met zijn
havenwijken waar zulke arme men-
sciien wonen, naar Zuid-Frankrijk.
Door de Provence, het ldnd van Mis
tral, Alphonse Daudet en Vincent van
Gogh kwam hij in Lourdes, waar hem
behalve de leelijke „kunst" die daar
verkocht Wordt, trof de liefde voor el
kander, die men nergens zoo schoon
kan opmerken als daar. Ten slotte
over Parijs met zijn Notre Dame en
Sainte Chapelle, Brussel en Antwer
pen kwam spr. weer thuis te Lier,
waar zijn beide dochtertjes hem ston
den op te wachten met een nieuwe
strik in het haar, een versch voorscho
teken voor en een bloem in elke hand,
en-hun eerste vraag was: „Wat hebt
ge meegebracht?" En spr. moest zijn
vrouw beloven, dat ze, als ze 25 jaar
getrouwd zijn, nog weer eens op reis
zouden gaan.
Op de vertelling van den heer Tim
mermans volgde een langdurig en har
telijk applaus en de voorzitter was
wel de tolk der vergadering, toen hij
haar dank aan spr. uitsprak: een dank
dien de spr. meo moge nemen naar
Vlaanderen, het land waarvan wij door
nationaliteitsgrenzen gescheiden zijn
doch verbonden door de eenheid der
taal die wij allen liefhebben.
UITVOERING GEREF. ZANGVER-
EENIGING HOSANNA".
Gisteravond had in de Heerengracht
'kerk een uitvoering van bovengenoem
de. vereeniging plaats.
Het 'kerkgebouw was goed bezet,
waaruit blijkt, dat de vereeniging, hoe
wel nog jeugdig, reeds een goeden
naam heeft.
Ds. W. Bouwman opende de ver
gadering met het laten zingen van
Psalin 75:1, waarna hij voorging in
gebed.
Spr. begon met te zeggen, dat wij
hedenavond passief moesten zijn, wat
voor ons, die graag iets doen, wel
eens moeilijk is.
Vervolgens uitte spr. er zijn blijd
schap over, dat „Hosanna" zoo be
reidwillig was een uitvoering te geven,
ten bate der Oudervereeniging. Hijl
wees er nog op, dat de vereeniging!
jong was; doch dat desondanks da
verwachting hoog gespannen was.
Aangezien spr. kort wilde zijn, gaf
hij daarna het woord aan „Hosanna".
De organist opende met een orgel
nummer: Praeludium en Fuga in
f-moll, van G. F; Hiindel, waarvan
vooral de Fuga hooge eischen stelde
iNo. 3: O, Gulden Hoofd; van J.
•Bonset, werd door het koor goed ge
zongen, vooral het krachtig slot pakte/
Als no. 4 stond op het programma
vermeld: Psalm 8, van S. A. Appel.
Sommige gedeelten van dit werk
waren niet geheel zuiver. De sopraan
solo maakte echter een uitzondering.
Soms flikkerde het wat op, doch bij;
de fuga werd niet geheel naar wenscE
(gezongen. De tenoren zongen het
woord „Naam" aan het slot iets te
vroeg'. De' orgelbegeleiding van dit
stuk, dat hooge eischen stelde, werii
•goed verzorgd.
No. 5a: Adagio, van L. v. Beetho
ven en 5b. Canzona, van Hasse, wa
ren vioolsoli, waarvan vooral heti
laatste ons'bekoorde door gevoelvol
spel. Ook hier was de orgelbegelei
ding mooi en niet domineerend.
No. 6: Psalm 103, van E. Mobach.
Hier scheen het koor goed op dreef
te zijn. De inzet van den bassolist was
al mooi. Ook de sopraansolo hierin
klonk heel teer. Bij het duet, dat*
overigens ook goed was, domineerde
de sopraan iets.
Het koor was in het gedeelte: „De
Heer heeft Zijnen troon", in volle,
actie, waarna de fuga: „Alles wat
adem heeft", pittig en mét vuur ge-
izongen werd.
Psalm 103 mocht een waardige
plaats innemen op het programma.
No. 7a: Hij zal Zijn kudde weiden,
van G. F. Handel en 7b: Heer Jezus
heeft een Hofke, werden door de
sopraansoliste mooi en zonder op
smuk gezongen, en de zangeres wist
gevoel in haar zang te leggen.
In no. S: De wereld zingt Gods lof,
van J. tW. Franck en no. 9: Avondliedi
van F. Pijlman, kwam het koor weer
aan het woord.
Beide stukjes werden goed gezon
gen, al doet cle moderne accoordvor-
ming van no. 9 in het eerst wel iets
vreemd aan.
Deze vereeniging heeft in haar di
recteur, die in zoo'n korten tijd haar
op zulk hoog peil bracht, wel een
goede keus gedaan.
In een kort slotwoord werd door
Ds. Bouwman dank gébracht aan „Ho
sanna" voor het genotene; aan cle so
liste voor haar gevoelvollen zang, en
in het bijzonder aan den directeur,,
die heel den avond onafgebroken wa3
bezig geweest, hetzij als dirigent, het
zij als" organist.
Spr. zeide, dat het geen gewoonte is
te applaudisseeren in een kerk, doch
dat het applaus daarom wel verdiend!
was.
Spr. riep „Hosanna" een tot weer
ziens toe, te meer, daar zij zich ten
(dienste stelt van den arbeid in Gods
Koninkrijk.
Daarna sloot spr. den avond met
Idan'kgebed.
Ten slotte moet ons nog een op-
meiking van het hart.
iWanneer het koor zweeg, dan zaten
verscheidenen te praten, onverschillig
of het orgel speelde, of vioolsolo's
ten gehoore werden gebracht.
Dit nu getuigt van weinig muzikalen
smaak en is bovendien onbeleefd tegen
over de muciseerenden.
Denzulken geven wij een .ipokrie-
fen tekst in overweging, en wel uit
het boek Jezus Sirach, ïioofdst. 32: 5
en 6, waar staat: „En verhinder hen
niet, die muziek maken; en,als men
liederen zingt, zoo praat er niet onder
maar spaar uw wijsheid tot op een'
anderen tijd".
NEDERL LEGER DES HEILS.
In verband met het dezer dagen te.
Den Haag gehouden nationaal jaar-,
congres van het Nederl. Leger des
Heils heeft gisteravond, nadat eerst 11
rondgang met muziek door de stad ge
maakt was, in café 1'Union, Steen
straat, een groote openbare congres-,
bijeenkomst plaats gehad, waar vele
vertegenwoordigers uit verschillende
plaatsen en meerder© officieren, tegen
woordig waren.
In deze bijeenkomst, welke grooten-.
deels een godsdienstig karakter droeg,
heeft de commandant G. Maste eenige
meededeelingen omtrent het doel en
werk van liet Ned. Leger gedaan, dat
thans 5 jaar bestaat en op het oogen-!
'blik 60 officieren en 500 soldaten telt.'
NATIONALE PLUIMVEETENTOON
STELLING.
Hedenmorgen namen wij een kijk
je op de pluimveetentoonstidling in de
stadsgehoorzaal, die morgen geopend
wordt. Her is een zeer belangrijk©
show; er zijn niet minder dan 2000 in
zendingen uit het geheelo land. Als
men het gebouw binnenkomt, hoort
men reeds van verre een symphonie
van hanengekraai, kippeagekakeh
eendengesnater en duiVengekir.
De kippen en hanen zijn in de bene
denzaal ondergebracht, de postduiven,
op de galerij; in de vestibule hebben
cie kalkoenen, eenden en konijnen een
plaats gevonden. Men vindt er prach
tige exemplaren onder; voor ons als
leeken op dit gebied was een bezoek
zelfs belangwekkend, het is dit na
tuurlijk nog veel meer voor de ken
ners We kunnen tie plui.nveeliefheb
bers dan ook een bezoek aan deze ten
toonstelling van harte aanbevelen.
Op cle tentoonstelling ié ook op
ruime schaal reclame gemaakt voor P.
Shiys" opfok- en ochtendvoer; er zijn
een tweetal stands van deze bekende
firma.
Gisteren heeft de keuring' der in*
zendingen plaats gehad.
De volgende bijzondere eereprijzon
werden toegekend:
Groot Bronzen Medaille, beschik
baar gesteld door H. M. de Koningin
voor cle fraaiste inzending hetzij Kuif-
heenders, Ivraaikoppen, Tïollandsche
Hoenders, Barnevelders oi' een ander
groot Nederlandsch ras: \Y. E. Neute
boom, Leiden;
Groote zilveren Medaille, beschik*
baar gesteld door TI. M. de Koningin*
Moeder voor de fraaiste inzending
Dwerghoenders één kleur, één ras (min
stens 12 put.): J. A. Boom Azn., Arn
hem;
Groote Zilveren Medaille, beschik
baar gesteld door den lieer E. L. Ba
ron Sweerts de Landas Wyborgh, Com
rnissaris der Koningin in Zuid-Holland
voor de fraaiste inzenclng, hetzij Leg
horns, Orpingtons-Susse?:, Rhode Is
lands, Plym. Rocks of Wyandottes:
H. P. Kit ver, Rijsenburg;
Groot Verguld Zièveren Medaille, be
schikbaar gesteld door Z. Edelachtba
re Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, oud-
Burgemeester van Leiden, voor de
fraaiste inzending Siérduiven: C. A. M.
Spruyt, Gouda;
Zilveren Lustrum-beker, ter waar
de van twee honderd vijf en twintig
gulden; aangeboden in 1921 door eeni
ge leden van de L.PA". voor dengene,
FEUILLETON.
BLOED EN TRANEN.
10
Alexander had het daarbij niet gela
ten; hij wilde hen tot landbezitters
verheffen, en hij stichtte creclietban-
ken, die hun voorschotten gaven.
Doch de onwetendheid onder de
moujiks wa§ groot; in die eeuwenlan
ge verdrukking waren hun verstande
lijke vermogens ingekrompen, en ter
wijl zij lezen noch schrijven konden,
zochten de meesten in de gevloekte
vodka hun heil.
Manke Ivan stond ver ten achter bij
dien fieren Alexis Hohenau hij
voelde dat wel, maar dat hij dit voel
de, was een bewijs, dat hij boven den
gewonen moujik stond.
Hij zuchtte; hij keek links, en zag
nu de witte muren van het klooster.
Het stevige gebouw stond op een hoog
te, temidden van een ingesneeuwden
tuin; het was door een steenen ring
muur van den dorpsweg gescheiden,
en paalde met zijn tuin aan de wo
ning van den Pope.
Daarop volgde de kerk met haar
hoogten zilveren koepel en haar gou
den kruis, doch alles was met sneeuw
bedekt, en het licht der kaarsen viel
door de gekleurde glasramen rustig
en kalm op het kerkhof met zijn vele
kruisen.
Ivan bleef even staan; Sidorski
sloop hem voorbij, met het geweer on
der den arm, aan den anderen kant
van den weg.
Hij wilde Sidorski nog even aanroe
pen, want Sidorski liep in dezelfde
richting als Ivan, doch hij bedacht
zich. „Zoo'n strooper", dacht Ivan
„hij gaat er weer op uit!"
Het was nu avond geworden; de
lichten werden overal aangestoken, en
de kleine, verlichte vensters leken op
schitterende oogen, die nieuwsgierig
naar buiten keken.
Het zou niet donker worclen, al be
trok de lucht; het was lichte maan, en
de blanke sneeuw verhelderde den
omtrek.
Ivan liep weer voort, maar plotse
ling hield hij stand.
„Bij den heiligen Nicolaas", prevel
de „wie staat ginds met Sidorski te
praten?"
Het leek de Starotsa wel hij was
het werkelijk. Misschien waarschuw
de hij Sidorski, om het stroopen te la
ten; het was intusschen ook mogelijk,
dat Sidorski hem vergunning vraagde,
om een paar hazen te schieten.
Maar wat kon het Ivan schelen? Hij
had er niets mee te maken, en hij
wandelde bedaard voort naar den
zuidkant van het dorp, terwijl de Sta
rotsa hem tegenkwam.
De Starotsa zag er toch geweldig en
indrukwekkend uit, zooals hij daar
heenstapte op den dorpsweg. Hij had
een kostbare bontmuts op het hoofd,
en zijn lange meenen staken in 'n paar
hooge kaplaarzen.
Hij ging naar den noordkant van
het dorp; misschien had hij wel een
boodschap voor moeder Mezikof. Hij
keek den anderen kant uit, terwijl
Ivan hem passeerde, en Ivan mom
pelde: „Nitchewo wat geeft het!"
Ginds lag de woning van den Sta
rotsa: met de ingesneeuwde graskamp
er voor. De doornesch stond 'daar een
zaam en verlaten; de heifiing van
staaldraad zat diep in de sneeuw, en
op den achtergrond verhief zich de
behuizing.
Het huis van den Starotsa wa9 uit
steen opgetrokken; het was het eeni
ge huis uit het geheele dorp, dat stee
nen muren had. De steenen waren
duur, en het had den Starotsa heel
wat gekost, om ze hier te krijgen. Doch
dat hinderde niet; hij wilde boven al
do boerene uitschitteren in rijkdom en
macht, en daarom had hij een huis ge
bouwd van steen. Zijn huis leek wel
een kasteel, een burcht bij die andere
huizen, waarvan de meeste bouwval
lig waren, en de sterkst© van hout wa
ren opgetrokken. Bovendien had hij
schuren en stallingen; hij had een
groot bedrijf, en niemand kon tegen
hem aan.
Het huis stond honderd meter van
den dorpsweg, en was door een laan
van linden er mee verbonden. Ivan
kon niet nalaten, een blik te slaan in
die laan en naar het huis, doch hij zag
Katinka niet. Zij zat waarschijnlijk
aan den weefstoel, terwijl haar vaar
dige handen den kostbaren doek ver
vaardigden, die haar bruistooi zou
verhoogen.
Ivan stapte nu sneller voort, 't Was
toch een ellendig ding, dat hij die Ka
tinka niet uit het hoofd kon zetten!
Hij had aan haar zijn kreupel been, en
wat erger was zijn onrustig hart
te danken Doch het moest nu uit zijn!
het gaf toch alles niets!
De lucht betrok, maar de maan
scheen nog, en zij overstroomde het
landschap met haar vriendelijk licht.
Het vroor hard, en cle sneeuw kraakte
onder Ivans stap. Hij had de winter-
muts diep over cle ooren getrokken, en
de kraag van zijn pelsjas opgezet. De
huizen met hun spits toeloopende da
ken rezen droomerig op uit de blanke
sneeuw; de beuken langs den dorps
weg bewogen nauwelijks hun naakte
toppen, en de schaduw van den kreu
pelen Ivan volgde stil en spookachtig
het spoor van den jongen boer.
Het was de stilte van het dorp, die
Ivan omringde, doch uit de beide her
bergen, die hij voorbij moest, klonk
woest rumoer. Daar zaten de dorpe
lingen hun dorst to lesschen, daar za
ten zij de smerige vodka te slurpen, en
werden zij uitgezogen door de onbarm
hartige kroeghouders.
Ivan had het land aan de vodka; hij
dronk ze niet hij schuwde ze als
de pest. En daarom verhaastte hij zijn
stap toen hij die beide herbergen, die
als de poorten des yerderfs den dorps
weg insloten, passeerde.
Hij verlangde nu naar huis; hij was
moede geworden van dat eindeloos
geploeter door de krakende, knerpen
de sneeuw, en hij was blijde, toen hij
cle acht wieken van clen houten koren
molen hoog in de lucht zag uitsteken.
Hij behoefde niet eens zoo ver; hij
woonde aan dezen kant, aan het einde
der laan, die bij haar ingang door twee
lioogstammige denneboomen werd ge*
flankeerd.
„G'en avond!" riep een stem, terwijl,
hij de laan inboog.
„Ben jij het, Nicolaas?" vraagde
Ivan en Nicolaas Tartof antwoordde;
„Ik ben het, hooiT' i
Nicolaas was een man van dertig
jaar en de zoon van den norschen ko
renmolenaar, aan wien iedereen het
land had. 0
Nicolaas klapte in cle handen, ter
wijl hij Ivan zag; hij maakte een lucht
sprong, en vertoonde dien onnoozelen
lach, waaraan men onfeilbaar den
idioot kan herkennen!»
Ivan had intusschen geen lust, om
zich lang met den onnoozelen Nicolaas
op te houden. Hij liep hard voort," zon
der een enkel woord meer te verspil*
len; en even later trad hij de ouderlij*
ke woning binnen,
Wordt vervolgd).