CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN DONDERDAG 3 FEBRUARI 1927 NUMMER2Ö35 ABONNEMENTSPRIJS Is Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaal i 2.50 Per week i 0.19 Franco per post per kwartaal I 3.90 BUREAUHooigracht 33 Leiden TeL 1278, Postgiro 58936 Postbox 20 ADVERTENTIE-PRIJS Gewone advertentiën per regel 22fyt cent Ingezonden Mede deelingen, dobbel tarief^ Bij contract, belangrijke reductie* JS Kleine advertentiën bij vooruitbetaling "j van ten hoogste 30 woorden, worden dage* lij ka geplaatst ad 40 cent 4 V Bitter oi bedroefd. Wanneer wij Gods Woord lezen dan treft ons telkens dat Gods kindeven, wanneer zij met hun medegenooten verschil van meening hadden, daar over zich bedroefd toonden. Toen Abraham en Lot verschil van meening hadden zie met wat teedere voorzichtigheid Abraham dat geschil oplost. Toen Aaron en Mirjam zondig den door zich te stellen tegenover het gezag van Mozes wat teedere liefde dringt Mozes om voor zijn zuster en broeder te pleiten. In het Nieuwe Testament, vindon wij ook telkens weer bewijzen te over dat de apostelen het gebod van Christus om» één te zijn terdege hebben ver staan. Dat het hun lust was om ver schillen te overwinnen. Hoe strijdt daarmede wat wij th^ns onder broederen vaak zien. In de eerste plaats hoe spoedig zijn wij niet beleedigd. Ook dan wanneer het allerminst in de bedoeling geleg°n heeft vatten wij een woord of een oou- ding op als beleediging. Maar 't is vooral de blijvende bitter heid die voorteet als de kanker. Nijd is verrotting der beenderen leert ons de Spreukendichter. "Verrotting van onze eigen heenderen. Dat wordt niet beseft. Het valt op dat er tegenwoordig zelfs onder de beste kinderen Gods 'n stre ven is om in bittere vergelding voldoe ning te zoeken. Dat uit zich in woor- dpn. DatAvordt getoond in verachten de blik en houding. Meermalen zien wij zelfs' dat er he laas e.en duivelsch streven is om hem die ons verongelijkte te 'treffen in het geen hem het meest dierbaar is. Spot achtig schimpen op een gebrek dat hij beeft, den stand waarin hij leeft, een leed dat hij moet dragen, enz. Met dui- velsche handigheid wordt soms ge zocht en gevonden een middel om den- gene die ons tegenstond in zijn brood winning, of in hetgeen hem lief is te benadeelen om maar ons recht te zoe ken. Het moet helaas gezegd worden, dat zelfs in dingen van Gods Koninkrijk in onze dagen veel te gemakkelijk de banden die ons aan onze medebroeders binden om aangedaan onrecht ver broken worden. Krijgen wij in de Kerk onzen zin niet, dan de verplichte vaste bijdrage maar inhouden. Hebben wij in een of andere vereeniging een kwes tie, het opzeggen van het lidmaatschap volgt veel te spoedig. Wij weten he laas maar al te goed dat wij daarme de onze tegenstanders, die toch onze broeders zijn, het gevoeligst treffen, dat we op deze wijze het gemakke lijkst onzen zin krijgen. Maar het is duivels "i. Geen woord mag daarvan af. De Satan .zelf gebruikt ons aldus als zijn instrument. Paulus' vermaan aan de gemeente van Corinthe om liever ongelijk te lij den moet ook tot ons spreken. Ook wij moeten leeren onrecht te willen lijden eerder dan verbitterd te worden. In pnzen omgang moet het zoo zijn dat wij bedroefd zijn om ons aange daan onrecht. Nooit mogen wij bitter zijn. Ieder zie voor zichzelf toe. Ieder zal op zijn beurt zich schuldig weten. Geve God ons genade en zijn Geest om tegen deze zonde te strijden. Wel bedroefd maar nooit bitter zoo past het ons tegen geloofsbroeders. STADSNIEUWS. FELÏX TIMMERMANS OVER ZIJN REIS NAAR ITALIë. Het was een goede gedachte van den Leidschen Kunstkring voor Allen, aan zijn leden en verdere belangstellen den ter afwisseling van de concerten ook eens een avond op letterkundig gebied aan te bieden. De foyer van de Stadsgehoorzaal was gisteravond ge heel gevuld; geen plaatsje bleef onbe zet en het was den aanwezigen aan te zien dat zij genoten van de prettige manier, waarop de heer Felix Tim mermans, van Lier (bij Antwerpen), üe schrijver van Pallieter en andere hoeken, in sappig Vlaamsch vertelde van zijn reis naar het land waar de appelsienen groeien. Na 'n kort inleidend woord van den voorzitter, den heer P. v. d. Hoeve, was het woord aan den spreker, die begon met te vertellen hoe hij reeds als een klein manneke van zeven jaar goesting (smaak) had gekregen om naar Italië te gaan: dat kwam door het appelsie- nenboomke van zijn grootvader, die zoo prachtig kon vertellen van het land waar de appelsienen groeien. En zijn tweede verlangen was rond Pa sehen om de kippen van den paus te zien, die de mooie kleurige Paasch- eieren gelegd hadden. En toen hij op de academie te Lier teekenen leerde, Inreeg hij een verlangen om de gogen- en godinnenbeelden „in levenden lijve" althans in echt marmer te zien. Ten slotte, na het lezen van de Fioretti van Sint Franciscus, wilde ook hij een hoek over dezen heiige schrijven, tnaar hij begreep dat Franciscus niet slechts een heilige maar ook 'n dichter was, die geïnspireerd was door het midden (milieu) waarin hij leefde, zoodat hij het verlangen kreeg naar Assisi te gaan. Zoo besloot Spr. met zijn vrouw, (hoewel ze reeds 13 jaar getrouwd wa ren) de huwelijksreis naar Italië te ondernemén, vergezeld van twee van zijn zusters. Het was na Paschen, het had huwe lijken geregend, en het viel spr. op, dat in den trein naar Bazel in bijna ieder compartiment slechts twee men- schen zaten. In den St. Gothard-tun- nel kregen zij het eerste Italiaansche eten: Sparghetti (macaroni zonder gaatjes, verstopte macaroni). In den kletterenden regen kwamen zij te Mi laan en maakten zij _ennis met het Italiaansche volk, dat iets trotséh heeft, waarschijnlijk omdat heel de wereld naar Italië gaat om te kijken. Het is een stad met peperkleurige mar meren huizen en de Dom van Milaan een van de wonderen althans een van de wondere grillen van de wereld: met zijn duizenden torentjes lijkt hij op een zwaan met gefriseerde pluimen Van Milaan ging het langs Verona (met de herinnering aan Romeo en Julia) en Padua (Antonius van Padua!) naar Venetië. Van de Venetianen viel spr. de beleefdheid op, maar deze komt daardoor dat zij allen lid zijn van de firma Krijgers en Co. Venetië is als een droom, als men met een gondel vaart door de kokers van paleizen; schoon is zijn hoofd kerk de San Marco, waar spijts alle schoonheid de oogen toegaan en de zielen opengaan om te bidden. Van Venetië ging spr naar Flo rence het juweelkistje van de wereld, dat de herinnering bezit aan Dante, Fra Angelico en zooveel andere groote kunstenaars; Fra Angelico, die mot liejfielsche liefde en serafijnsche •vreugde zijn engelenfiguren heeft ge schilderd. Daarna naar Assisi, de stad van Sint Franciscus en Sinte Clara, die hoe langer hoe schooner wordt hoe langer men er vertoeft. Na de pauze vertelde spr. van Rome, waar hij o.a. een bezoek bracht aan de St. Pieterskerk, de grootste kerk der wereld, waar een wijwatervat is, waarop wel een bordje „verboden te zwemmen'.' zou mogen geplaatst wor den: een schelp, vastgehouden door reuzen-engelen. Spr. ging ook bij den Pau^ op audiëntie, de zusters met een zwarte sluier om en het viel spr. op hoe schoon zij er zoo uitzagen Na vergeten te hebben 5 lire in de fontein van Neptunus te werpen, waar van het volksgeloof zegt dat men dan nog eens in Rome terugkomt, welk bedrag hij aan een vriend ter hand stelde (zou het zijn bestemming bë- reilct hebben?) aanvaardde Spr. de te rugreis over Pisa, een oud stadje, het Italiaansche Leiden en Genua met zijn havenwijken waar zulke arme men- sciien wonen, naar Zuid-Frankrijk. Door de Provence, het ldnd van Mis tral, Alphonse Daudet en Vincent van Gogh kwam hij in Lourdes, waar hem behalve de leelijke „kunst" die daar verkocht Wordt, trof de liefde voor el kander, die men nergens zoo schoon kan opmerken als daar. Ten slotte over Parijs met zijn Notre Dame en Sainte Chapelle, Brussel en Antwer pen kwam spr. weer thuis te Lier, waar zijn beide dochtertjes hem ston den op te wachten met een nieuwe strik in het haar, een versch voorscho teken voor en een bloem in elke hand, en-hun eerste vraag was: „Wat hebt ge meegebracht?" En spr. moest zijn vrouw beloven, dat ze, als ze 25 jaar getrouwd zijn, nog weer eens op reis zouden gaan. Op de vertelling van den heer Tim mermans volgde een langdurig en har telijk applaus en de voorzitter was wel de tolk der vergadering, toen hij haar dank aan spr. uitsprak: een dank dien de spr. meo moge nemen naar Vlaanderen, het land waarvan wij door nationaliteitsgrenzen gescheiden zijn doch verbonden door de eenheid der taal die wij allen liefhebben. UITVOERING GEREF. ZANGVER- EENIGING HOSANNA". Gisteravond had in de Heerengracht 'kerk een uitvoering van bovengenoem de. vereeniging plaats. Het 'kerkgebouw was goed bezet, waaruit blijkt, dat de vereeniging, hoe wel nog jeugdig, reeds een goeden naam heeft. Ds. W. Bouwman opende de ver gadering met het laten zingen van Psalin 75:1, waarna hij voorging in gebed. Spr. begon met te zeggen, dat wij hedenavond passief moesten zijn, wat voor ons, die graag iets doen, wel eens moeilijk is. Vervolgens uitte spr. er zijn blijd schap over, dat „Hosanna" zoo be reidwillig was een uitvoering te geven, ten bate der Oudervereeniging. Hijl wees er nog op, dat de vereeniging! jong was; doch dat desondanks da verwachting hoog gespannen was. Aangezien spr. kort wilde zijn, gaf hij daarna het woord aan „Hosanna". De organist opende met een orgel nummer: Praeludium en Fuga in f-moll, van G. F; Hiindel, waarvan vooral de Fuga hooge eischen stelde iNo. 3: O, Gulden Hoofd; van J. •Bonset, werd door het koor goed ge zongen, vooral het krachtig slot pakte/ Als no. 4 stond op het programma vermeld: Psalm 8, van S. A. Appel. Sommige gedeelten van dit werk waren niet geheel zuiver. De sopraan solo maakte echter een uitzondering. Soms flikkerde het wat op, doch bij; de fuga werd niet geheel naar wenscE (gezongen. De tenoren zongen het woord „Naam" aan het slot iets te vroeg'. De' orgelbegeleiding van dit stuk, dat hooge eischen stelde, werii •goed verzorgd. No. 5a: Adagio, van L. v. Beetho ven en 5b. Canzona, van Hasse, wa ren vioolsoli, waarvan vooral heti laatste ons'bekoorde door gevoelvol spel. Ook hier was de orgelbegelei ding mooi en niet domineerend. No. 6: Psalm 103, van E. Mobach. Hier scheen het koor goed op dreef te zijn. De inzet van den bassolist was al mooi. Ook de sopraansolo hierin klonk heel teer. Bij het duet, dat* overigens ook goed was, domineerde de sopraan iets. Het koor was in het gedeelte: „De Heer heeft Zijnen troon", in volle, actie, waarna de fuga: „Alles wat adem heeft", pittig en mét vuur ge- izongen werd. Psalm 103 mocht een waardige plaats innemen op het programma. No. 7a: Hij zal Zijn kudde weiden, van G. F. Handel en 7b: Heer Jezus heeft een Hofke, werden door de sopraansoliste mooi en zonder op smuk gezongen, en de zangeres wist gevoel in haar zang te leggen. In no. S: De wereld zingt Gods lof, van J. tW. Franck en no. 9: Avondliedi van F. Pijlman, kwam het koor weer aan het woord. Beide stukjes werden goed gezon gen, al doet cle moderne accoordvor- ming van no. 9 in het eerst wel iets vreemd aan. Deze vereeniging heeft in haar di recteur, die in zoo'n korten tijd haar op zulk hoog peil bracht, wel een goede keus gedaan. In een kort slotwoord werd door Ds. Bouwman dank gébracht aan „Ho sanna" voor het genotene; aan cle so liste voor haar gevoelvollen zang, en in het bijzonder aan den directeur,, die heel den avond onafgebroken wa3 bezig geweest, hetzij als dirigent, het zij als" organist. Spr. zeide, dat het geen gewoonte is te applaudisseeren in een kerk, doch dat het applaus daarom wel verdiend! was. Spr. riep „Hosanna" een tot weer ziens toe, te meer, daar zij zich ten (dienste stelt van den arbeid in Gods Koninkrijk. Daarna sloot spr. den avond met Idan'kgebed. Ten slotte moet ons nog een op- meiking van het hart. iWanneer het koor zweeg, dan zaten verscheidenen te praten, onverschillig of het orgel speelde, of vioolsolo's ten gehoore werden gebracht. Dit nu getuigt van weinig muzikalen smaak en is bovendien onbeleefd tegen over de muciseerenden. Denzulken geven wij een .ipokrie- fen tekst in overweging, en wel uit het boek Jezus Sirach, ïioofdst. 32: 5 en 6, waar staat: „En verhinder hen niet, die muziek maken; en,als men liederen zingt, zoo praat er niet onder maar spaar uw wijsheid tot op een' anderen tijd". NEDERL LEGER DES HEILS. In verband met het dezer dagen te. Den Haag gehouden nationaal jaar-, congres van het Nederl. Leger des Heils heeft gisteravond, nadat eerst 11 rondgang met muziek door de stad ge maakt was, in café 1'Union, Steen straat, een groote openbare congres-, bijeenkomst plaats gehad, waar vele vertegenwoordigers uit verschillende plaatsen en meerder© officieren, tegen woordig waren. In deze bijeenkomst, welke grooten-. deels een godsdienstig karakter droeg, heeft de commandant G. Maste eenige meededeelingen omtrent het doel en werk van liet Ned. Leger gedaan, dat thans 5 jaar bestaat en op het oogen-! 'blik 60 officieren en 500 soldaten telt.' NATIONALE PLUIMVEETENTOON STELLING. Hedenmorgen namen wij een kijk je op de pluimveetentoonstidling in de stadsgehoorzaal, die morgen geopend wordt. Her is een zeer belangrijk© show; er zijn niet minder dan 2000 in zendingen uit het geheelo land. Als men het gebouw binnenkomt, hoort men reeds van verre een symphonie van hanengekraai, kippeagekakeh eendengesnater en duiVengekir. De kippen en hanen zijn in de bene denzaal ondergebracht, de postduiven, op de galerij; in de vestibule hebben cie kalkoenen, eenden en konijnen een plaats gevonden. Men vindt er prach tige exemplaren onder; voor ons als leeken op dit gebied was een bezoek zelfs belangwekkend, het is dit na tuurlijk nog veel meer voor de ken ners We kunnen tie plui.nveeliefheb bers dan ook een bezoek aan deze ten toonstelling van harte aanbevelen. Op cle tentoonstelling ié ook op ruime schaal reclame gemaakt voor P. Shiys" opfok- en ochtendvoer; er zijn een tweetal stands van deze bekende firma. Gisteren heeft de keuring' der in* zendingen plaats gehad. De volgende bijzondere eereprijzon werden toegekend: Groot Bronzen Medaille, beschik baar gesteld door H. M. de Koningin voor cle fraaiste inzending hetzij Kuif- heenders, Ivraaikoppen, Tïollandsche Hoenders, Barnevelders oi' een ander groot Nederlandsch ras: \Y. E. Neute boom, Leiden; Groote zilveren Medaille, beschik* baar gesteld door TI. M. de Koningin* Moeder voor de fraaiste inzending Dwerghoenders één kleur, één ras (min stens 12 put.): J. A. Boom Azn., Arn hem; Groote Zilveren Medaille, beschik baar gesteld door den lieer E. L. Ba ron Sweerts de Landas Wyborgh, Com rnissaris der Koningin in Zuid-Holland voor de fraaiste inzenclng, hetzij Leg horns, Orpingtons-Susse?:, Rhode Is lands, Plym. Rocks of Wyandottes: H. P. Kit ver, Rijsenburg; Groot Verguld Zièveren Medaille, be schikbaar gesteld door Z. Edelachtba re Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, oud- Burgemeester van Leiden, voor de fraaiste inzending Siérduiven: C. A. M. Spruyt, Gouda; Zilveren Lustrum-beker, ter waar de van twee honderd vijf en twintig gulden; aangeboden in 1921 door eeni ge leden van de L.PA". voor dengene, FEUILLETON. BLOED EN TRANEN. 10 Alexander had het daarbij niet gela ten; hij wilde hen tot landbezitters verheffen, en hij stichtte creclietban- ken, die hun voorschotten gaven. Doch de onwetendheid onder de moujiks wa§ groot; in die eeuwenlan ge verdrukking waren hun verstande lijke vermogens ingekrompen, en ter wijl zij lezen noch schrijven konden, zochten de meesten in de gevloekte vodka hun heil. Manke Ivan stond ver ten achter bij dien fieren Alexis Hohenau hij voelde dat wel, maar dat hij dit voel de, was een bewijs, dat hij boven den gewonen moujik stond. Hij zuchtte; hij keek links, en zag nu de witte muren van het klooster. Het stevige gebouw stond op een hoog te, temidden van een ingesneeuwden tuin; het was door een steenen ring muur van den dorpsweg gescheiden, en paalde met zijn tuin aan de wo ning van den Pope. Daarop volgde de kerk met haar hoogten zilveren koepel en haar gou den kruis, doch alles was met sneeuw bedekt, en het licht der kaarsen viel door de gekleurde glasramen rustig en kalm op het kerkhof met zijn vele kruisen. Ivan bleef even staan; Sidorski sloop hem voorbij, met het geweer on der den arm, aan den anderen kant van den weg. Hij wilde Sidorski nog even aanroe pen, want Sidorski liep in dezelfde richting als Ivan, doch hij bedacht zich. „Zoo'n strooper", dacht Ivan „hij gaat er weer op uit!" Het was nu avond geworden; de lichten werden overal aangestoken, en de kleine, verlichte vensters leken op schitterende oogen, die nieuwsgierig naar buiten keken. Het zou niet donker worclen, al be trok de lucht; het was lichte maan, en de blanke sneeuw verhelderde den omtrek. Ivan liep weer voort, maar plotse ling hield hij stand. „Bij den heiligen Nicolaas", prevel de „wie staat ginds met Sidorski te praten?" Het leek de Starotsa wel hij was het werkelijk. Misschien waarschuw de hij Sidorski, om het stroopen te la ten; het was intusschen ook mogelijk, dat Sidorski hem vergunning vraagde, om een paar hazen te schieten. Maar wat kon het Ivan schelen? Hij had er niets mee te maken, en hij wandelde bedaard voort naar den zuidkant van het dorp, terwijl de Sta rotsa hem tegenkwam. De Starotsa zag er toch geweldig en indrukwekkend uit, zooals hij daar heenstapte op den dorpsweg. Hij had een kostbare bontmuts op het hoofd, en zijn lange meenen staken in 'n paar hooge kaplaarzen. Hij ging naar den noordkant van het dorp; misschien had hij wel een boodschap voor moeder Mezikof. Hij keek den anderen kant uit, terwijl Ivan hem passeerde, en Ivan mom pelde: „Nitchewo wat geeft het!" Ginds lag de woning van den Sta rotsa: met de ingesneeuwde graskamp er voor. De doornesch stond 'daar een zaam en verlaten; de heifiing van staaldraad zat diep in de sneeuw, en op den achtergrond verhief zich de behuizing. Het huis van den Starotsa wa9 uit steen opgetrokken; het was het eeni ge huis uit het geheele dorp, dat stee nen muren had. De steenen waren duur, en het had den Starotsa heel wat gekost, om ze hier te krijgen. Doch dat hinderde niet; hij wilde boven al do boerene uitschitteren in rijkdom en macht, en daarom had hij een huis ge bouwd van steen. Zijn huis leek wel een kasteel, een burcht bij die andere huizen, waarvan de meeste bouwval lig waren, en de sterkst© van hout wa ren opgetrokken. Bovendien had hij schuren en stallingen; hij had een groot bedrijf, en niemand kon tegen hem aan. Het huis stond honderd meter van den dorpsweg, en was door een laan van linden er mee verbonden. Ivan kon niet nalaten, een blik te slaan in die laan en naar het huis, doch hij zag Katinka niet. Zij zat waarschijnlijk aan den weefstoel, terwijl haar vaar dige handen den kostbaren doek ver vaardigden, die haar bruistooi zou verhoogen. Ivan stapte nu sneller voort, 't Was toch een ellendig ding, dat hij die Ka tinka niet uit het hoofd kon zetten! Hij had aan haar zijn kreupel been, en wat erger was zijn onrustig hart te danken Doch het moest nu uit zijn! het gaf toch alles niets! De lucht betrok, maar de maan scheen nog, en zij overstroomde het landschap met haar vriendelijk licht. Het vroor hard, en cle sneeuw kraakte onder Ivans stap. Hij had de winter- muts diep over cle ooren getrokken, en de kraag van zijn pelsjas opgezet. De huizen met hun spits toeloopende da ken rezen droomerig op uit de blanke sneeuw; de beuken langs den dorps weg bewogen nauwelijks hun naakte toppen, en de schaduw van den kreu pelen Ivan volgde stil en spookachtig het spoor van den jongen boer. Het was de stilte van het dorp, die Ivan omringde, doch uit de beide her bergen, die hij voorbij moest, klonk woest rumoer. Daar zaten de dorpe lingen hun dorst to lesschen, daar za ten zij de smerige vodka te slurpen, en werden zij uitgezogen door de onbarm hartige kroeghouders. Ivan had het land aan de vodka; hij dronk ze niet hij schuwde ze als de pest. En daarom verhaastte hij zijn stap toen hij die beide herbergen, die als de poorten des yerderfs den dorps weg insloten, passeerde. Hij verlangde nu naar huis; hij was moede geworden van dat eindeloos geploeter door de krakende, knerpen de sneeuw, en hij was blijde, toen hij cle acht wieken van clen houten koren molen hoog in de lucht zag uitsteken. Hij behoefde niet eens zoo ver; hij woonde aan dezen kant, aan het einde der laan, die bij haar ingang door twee lioogstammige denneboomen werd ge* flankeerd. „G'en avond!" riep een stem, terwijl, hij de laan inboog. „Ben jij het, Nicolaas?" vraagde Ivan en Nicolaas Tartof antwoordde; „Ik ben het, hooiT' i Nicolaas was een man van dertig jaar en de zoon van den norschen ko renmolenaar, aan wien iedereen het land had. 0 Nicolaas klapte in cle handen, ter wijl hij Ivan zag; hij maakte een lucht sprong, en vertoonde dien onnoozelen lach, waaraan men onfeilbaar den idioot kan herkennen!» Ivan had intusschen geen lust, om zich lang met den onnoozelen Nicolaas op te houden. Hij liep hard voort," zon der een enkel woord meer te verspil* len; en even later trad hij de ouderlij* ke woning binnen, Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 1