CHRISTELIJK DAGELAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN
7a» JAARGANG
MAANDAG 31 JANUARI 1927
NUMMER 2032
COURANT
ABONNEMENTSPRIJS
In Leiden en buiten Leiden
waar agenten gevestigd zijn
Per kwartaal I 2.50
Per week 0.19
Franco per post per kwartaal 1 2.90
BUREAUHooigracht 35
Leiden
TeL 1278, Postgiro 58936
Postbox 20
ADVERTENTIE-PRIJS
Gewone advertentiën per regel 22fy» cent
Ingezonden Mededeelingen, dobbel tarief»'
Bij contract, belangrijke redactie. j
Kleine advert en ti Sn bij vooruitbetaling
van ten hoogste 30 woorden, worden dage*
lij ka geplaatst ad 40 cent
V De tegenwoordige school-
geldheiiing.
In „De Banier", het orgaan van de
Staatk. Geref. Partij, schrijft Mr. V. een
artikeltje waarmede wij het nu eens
geheel eens kunnen zijn.
Als een der gevolgen van de bevre
diging op onderwijsgebied zoo
schrijit hijhebben wij ook gekregen
de veranderde schoolgeldheffing. Vóór
de bevrediging betaalde men t school
geld op school via het onderwijzend
personeel aan den penningmeester der
schooivereeniging; thans wordt door
Burgemeester en Wethouders het ko
hier van het schoolgeld vastgesteld
en executoir verklaard.
Op sommige plaatsen betaalt men
het schoolgeld rechtstreeks aan den
gemeenteontvanger, op andere plaat
sen via het schoolbestuur. Zoo is dus
ook hier weer meer overheidsbe
moeiing te consiateeren, wat juist met
het karaker en den opzet der bijzon
dere scholen strijdt en wat weer een
band te meer is, die de schood
aan den staat bindt. Een ander be
zwaar is de wijze van betaling. Hier in
Utrecht en waarschijnlijk op vele an
dere plaatsen brengt dat voor talrijke
menschen nogal moeilijkheden mede.
Zulk een geval kwam mij juist ter oore
van een gezin dat twee schoolgaande
kinderen had op een u.l.o.-school ge
durende het tijdperk 1 Sept. 192531
Aug. 192(3. Betaald was 12 maal een
maandelijksch bedrag van 3.10 is on
geveer 37.
Op 14 Jan. 1927 werd bericht ont
vangen, dat door B. en W. op 22 Dec.
1926 volgens het kohier 't schoolgeld
was vastgesteld op pl.m. 29, verder
dat er betaald was per maand 0.55
de rest van wat betaald was, dus
3.10 0.55 is 2.55 was een zgn.
bijdrage voor 't schoolfonds) is totaal
12 keer 0.55 is 6.60, zoodat nog be
taald moest worden 29min 6.60
is ruim 22.
Over dat geld zou beschikt worden
op 20 Jan. *927, dus nog geen week la
ter. Daar 't een niet-kapitaalkrachtig
gezin betrof, begrijpt men wel, dat
men in moeilijkheden kwam om plot
seling dat /oor dit gezin groote be
drag te betalen. En zoo zal het ook
wel 't geval zijn met vele „kleine lui
den". Hoog noodig is het dan ook, dat
er verandering worde gebracht in zul
ke regelingen, die voor vele menschen
moeilijkheden met zich brengen. Men
klaagt in dit geval niet zonder reden
dat men door de gelijkstelling op dit
punt achteruitgegaan is.
Hier wordt de vinger gelegd op een
ernstige wondeplek. Wij willen dit il-
lustreeren met de mededeeling dat
thans hier te Leiden ouders zijn die
nog steeds heden 31 Jan. moeten
whchten op hun aanslagbiljet in het
schoolgeld voor de loo. en curat s
Dat is een ernstige misstand.
Geboortecijfers.
Nu de jaarwisseling weer achter den
rug is, komen verschillende statistie
ken los. Ook hebben thans sommige
cijfers, die men anders over het hoofd
ziet, de aandacht.
Daarom is het gewenscht in deze
dagen de aandacht te vestigen op het
volgende:
Het is een algemeen bekend feit,
dat het geboortecijfer in Frankrijk
sinds de laatste twintig jaar aanmer
kelijk gedaald is en tegenwoordig het
71.000
815.000
55.000
178.000
10 .000
73.100
jaarlijksch aantal geboorten slechts
60 tot 80.000 meer dan het sterfecijfer
bedraagt. Minder bekend is echter, dat
bij de meeste volken van Noord-Euro
pa hetzelfde het geval is, zooals op op
vallende wijze uit de volgende tabel
blijkt:
Landen Aantal geboorten
1901 1913 1925
Frankrijk (Elzas-
Loth, inbegr.) 910.000 790.000 768.000
Duitschland 2.032.000 1.83S.000 1.290.000
België 200.000 171.000 153.000
Denemarken 73.000 72.000
Groot-Brittannië 1.062.000 1.002.000
Noorwegen öó.OOO 61.000
Nederland 168.000 173.000
Zweden 139.000 130.U00
Zwitserland 97.000 89.000
Geboortepercentage
Landen per 1000 inw.
1901
Frankrijk (Elzas-
Loth. inbegr.)
Duitschland
Beigië
Denemarken
Groot-Brittanniê
Noorwegen
Nederland
Zweden
Zwitserland
De percentages zijn, zooals men ziet
in Zweden en Groot-Brittanië nog on
der het Fransche verhoudingscijf^r
gekomen. In België. Noorwegen en
Zwitserland is men bijna tot hetzelfde
punt gedaald en zelfs doet zich dit in
Duitschland voor, waar de afname bui
tengewoon snel heeft plaats gevonden.
Verrassend is verder allereerst te be
merken, dat het verhoudingseijfer dat
in de andere genoemde landen zoo
sterk gedaald is, sinds 1913 in Frank
rijk niet meer sterk naar heneden is
gegaan, al heeft dat land gedurende
den oorlog naai verhouding het groot
ste aantal jonge mannen verloren. 0
Deze cijfers spreken een duidelijke
taal meer en beter dan lange betoogen.
Ook vooi Nederland ligt in de terug
gang 3228- 24 een ernstige klacht.
Moge ons volk het ter harte nemen.
1901
1913
1925
22.3
18.9
16.7
35.7
27.5
20.5
29.4
22.4
19.6
29.7
25.6
21.1
29.0
25.0
12.6
29.6
15.2
19.0
32,3
28.1
24.3
27.0
23.1
17.5
29.1
23.J
19.3
STADSNIEUWS.
DB LEIBSÜxiB HOUT.
Dc plannen betreffende den aanleg
/an een wandelbosch in onze gemeen-'
..e neginnen vasteren vorm aan te ne
men. Keeds is aan den heer K. C. van
Nes, te Apeldoorn, opgedragen een
plan te ontwerpen voor den aanleg van
„De Leidsche Hout".
DUBBEL-MANNENKWARTET
INTER NOS".
Zaterdag werd te Overschie gehou
den het Nationaal Concours voor Zang
Kwartetten, uitgeschreven door de Chr.
Gem. Zangvereeniging „De Lofstem",
aldaar, bij gelegenheid van het 10-ja-
rig bestaan.
Het Leidsche Dubbel-Mannenkwar-
tet „Inter Nos", directeur de heer D.
van 'Wouw, behaalde in de tweede af-
deeling den eersten prijs met het
hoogst aantal punten.
Rotterdam verkreeg de tweede, ter
wijl Amsterdam beslag wist te leggen
op de derde prijs.
Het clubje, dat op zoo'n schittereen-
de wijze den naam der Leidsche zan
gers wist hoog te houden, bestaat uit
de heeren: C. van Holland en C. Buijs,
le tenoren; J. Selier en P. ter Haak, 2e
tenoren; J. Planje en J. Bonarius, ba
ritons; H. Beij en J. Mulder, bassen.
HET NIEUWE NOTARISHUIS.
Vrijdagavond werd 'de eerste ver-
kooping van onroerende goederen in
het nieuwe Venduhuii der Notarissen
aan de Hoogewoerd gehouden.
Deze eerste verkooping had plaats
onder leiding van den heer B. H.
Stumpel, die zulks dus door eenige
plechtigheid kon doen voorafgaan.
Notaris Stumpel riep de aanwezi
gen, die in talrijke mato bij deze eer
ste verkooping aanwezig waren, het
welkom toe en uitte den wensch dat
zij steeds in een gropt aantal als vroe
ger de verkoopingen zouden bezoeken
en dat zij daarbij steeds dezelfde ener
gie aan den dag zouden leggen. Tevens
uitte liij den wensch, dat de ver
standhouding tusschen notarissen en
koopend publiek op denzelfden voet
zou bestendigd woeden.
Te kwart voor acht kwamen de no
tarissen v. Hamel, mr. Coebergh en
Bon, waarna de inwijdingsplechtigheid
nog eens overgedaan werd.
De heer v. Hamel hield op de van
hem bekende wijze een geestig speech-
je, dat zeer in den geest der aanwezi
gen viel.
Verschillende bezoekers o.m. de hee
ren J. B. Huurman, die het pand ver
bouwd heeft en de heer de Cler voer
den nog het woord, ér werd een glas
wijn geschonken en een deel bleef tot
ongeveer half tien gezellig hijeen.
Er waren bloemstukken van de can-
didaat-notarissen, van de afslagers, de
heer Licht hiela nog een hartelijke toe
spraak en bood den notarissen na
mens afslagers en personeel van het
Venduhuis een zilveren inktkoker aan
Zoo werd het een ongewoon aange
name avond voor de bezoekers.
MAATSCHAPPIJ DER NED.
LETTERKUNDE.
De Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde zal Vrijdagavond haar
gewone maandelijksche vergadering
houden in het Nütsgebouw alhier.
Als spreker zal optreden de heer C.
L. Schepp, te Haarlem, met het onder
werp: De romans van Maurits (Paul
Adriaan Douw).
DE ROOFOVERVAL.
De politie te 's-Gravenhage verzoekt
thans, in verband met den gepleegden
roofmoord aan het Bezuidenhout, op
sporing van een man met een Bra-
bantsch dialect.
Wij vernemen hieromtrent van de
zijde der politie dat het niet onmoge
lijk wordt geacht, dat de dader van
den roofmoord in Den Haag dezelfde
is als die, welke hier ter stede Vrijdag
morgen den rooioverval op de weduwe
Scheper aan den Lagen Rijndijk ge
pleegd heeft, welke man volgens de
verklaringen van deze weduwe ook
een Brabantsch dialect sprak
Geruchten, welke de ronde doen, als1
zou in verband met dezen roofoverval
zekere S. zijn gearresteerd, zijn naar
de politie ons mededeelde van allen
grond ontbloot.
Prof. Dr. W. J. de Haas, hoogleer
aar in de natuurkunde, die in het Dia-
conessenhuis een ernstige operatie
heeft ondergaan, is thans in zooverre
hersteld, dat hij hedenavond deze in
richting zal kunnen verlaten. Alvo
rens echter zijn colleges te hervatten,
zal de hoogleeraar eenigen tijd rust
nemen.
In de Stedelijke Werkinrichting
zijn in de afigeloopen week opgenomen
266 volwassen personen, 12 kinderen,
totaal 278 personen.
Zaterdagmorgen 11 uur werd in
de Donkersteeg J. H. v. H., wed. van J.
P., aangereden door een wagen met
een lading hout, bestuurd door H. V.
De vrouw bekwam een verwonding
aan haar rechterenkel en werd naar
het Acad. Ziekenhuis overgebracht
om verbonden te worden.
Door C., te Wormerveer, is bij de
politie aangifte gedaan, dat Vrijdag
avond uit zijn auto, die in de Lijster
straat stond, een dekkleed is ont
vreemd.
BINNENL/ ND.
EE INTREKKING DER HUUR
WETTEN.
In zijn antwoord op de vragen, wel
ke de heer J. ter Laan dezer dagen tot
minister de Geer richtte, inzake de in
trekking van de Huurwetten, schrijft
de minister o.m. het volgende:
De vraag, of de Regeering, in ver
band met het uitgangspunt en den
grondslag der Huurwetten, „dat door
een veel voorkomend gebrek aan ge
schikte woningen de huurprijzen meer
wórden verhoogd dan onder normale
omstandigheden van vraag en aanbod
mogelijk zou zijn" (Memorie van Toe
lichting), de omstandigheden thans zóó
acht, dat vraag en aanbod van wonin
gen weer normaal moet worden geacht
kan niet zonder een meer uitvoerige
aanhaling uit de Memorie van Toelich
ting beantwoord worden, wijl de geci
teerde woorden door onvolledigheid een
min juisten indruk zouden kunnen wek
ken. Het geheele verband luidt aldus
„In den loop van dit jaar zijn uit
verschillende oorden des lands klach
ten tot de regeering gekomen omtrent
onredelijke opdrijving van de huurprij
zen van woningen, meer in het hijzon
der van die woningen, welke gebruikt
plegen te worden door lieden, behooren
de tot wat men zou kunnen noemen
den arbeidersstand en den lageren
middenstand.
Gebruik makende van een veel voor
komend gebrek aan geschikte wonin
gen, schijnen meerdere eigenaars den
gewonen huurprijs meer te hebben ver
hoogd. dan onder normale omstandig
heden van vraag en aanbod mogelijk
zoude zijn.
In gewone tijden kunnen zij zulks
niet lang volhouden. Immers er zal
dan vanzelf weer aanbod komen tegen
de prijzen, tegen welke de bouwnijver
heid juist nog woningen kan aanbie
den. En als zulks niet liet geval is, als
door een of andere omstandigheid aan
bod tegen den kostprijs uitblijft, dan
zullen bouwvereenigingen, zoo noodig
met Rijksvoorschotten, daarin kunnen
voorzien. De huurprijzen zullen dan al
ras weder tot een redelijk bedrag da
len.
Thans echter is die natuurlijke gang
van zaken uitgesloten. Voornamelijk
om twee redenen. In de eerste plaats
is de woningnood in verscheidene
gemeenten slechts van tijdelijken aard,
wordt hij veroorzaakt, of althans ver
scherpt, door de aanwezigheid van tal
van gezinnen van buitenlanders, die
ongetwijfeld zoo spoedig mogelijk hun
vroegere haardsteden in eigen land
weder zullen gaan betrekken.
Naar alle waarschijnlijkheid dus zul
len, wanneer de normale omstandighe
den hersteld zijn, op vele plaatsen des
lands talrijke woningen weder beschik
baar komen.
Maar-daarbij komt, dat thans de prij
zen van vele materialen, ten deele ver
moedelijk tijdelijk, sterk gestegen zijn.
Niemand zal woningen bouwen bij die
materiaalprijzen met groot gevaar, dat
die dure woningen later niet concur-
reeren kunnen met de alsdan met goed
koopere materialen gebouwde, en dus,
als de huurprijzen weer normaal zijn
geworden, met belangrijk verlies zullen
moeten worden verhuurd".
Aangezien de hier opgesomde om
standigheden geheel zijn verdwenen,
kan de vraag, mits gelezen in het licht
van het gansche verband, niet anders
dan bevestigend beantwoord worden.
De „gewone tijden" uit de derde alinea
van bovenstaande aanhaling zijn we
der aangebroken.
In pntwoord op de tot hem over het
zelfde onderwerp door den heer ter
Laan gerichte vragen deelt de Minister
van Arbeid, Handel en Nijverheid me
de, dat hij er zich inderdaad zooveel
mogelijk rekenschap van heeft gegeven
wat de vermoedelijke gevolgen van de
intrekking der Huurwetten zullen zijn.
Natuurlijk kunnen thans niet met vol
komen zekerheid die toekomstige ge
volgen worden vastgesteld. Maar wel
is de minister tot fle conclusie geko
men, dat huurverhooging als de wetge
ver heeft willen keeren, bijde tegen
woordige verhoudingen op woningge-
bied is uitgesloten te achten.
Herhaaldelijk is een advies over de
intrekkingen der wetten bij de daar
voor in aanmerking komende gemeen
ten ingewonnen.
EEN ADRES AAN PROF. VISSCHER.
Door 48 Hervormd Gereformeerde
predikanten uit alle deelen des lands,
aldus meldt het Handelsblad,' is het
navolgende adres aan prof. H. Visscher
gezonden
„In tegenstelling met, de commissie
uit de anti-revolutionaire Kamerclub,
die naar aanleiding van het geschil tus
schen u en haar uitsprak, dat „haar
vertrouwen in u ernstig geschokt is",
gevoelen ondergeteekenden, allen predi
kant der Ned. Herv. Kerk, zich ge
drongen u te verklaren, dat zij het vol
le vertrouwen stellen in het politiek be
ginsel. door u steeds voorgesiaan, het
welk ook hij de bestrijding van het Ned.
Belgische tractaat u leidde".
FRAUDE BIJ EEN LOTERIJ?
Het Tweede Kamerlid de heer Braat
heeft den Min. van Justitie gevraagd
of het hem bekend is:
dat aam de groote Nationale Land
bouwtentoonstelling, gehouden van 5
tot 9 September 1925 te Wijchen, een
loterij verbonden was, waarvan de ba
ten kwamen aan den plaatselijken boe
renbond; dat vele belangstellenden
twijfelen aan de zuiverheid van het be
heer van die loterij; dat destijds, in
1925, door de rijksveldwacht proces-ver
baal tegen de loterijcommissie is opge
maakt; dat tot op heden die zaak nog
niet openlijk door den rechter behan
deld is?
Is vraagt de heer Braat de Mi
nister bereid mede te deelen, welk ge
volg aan het destijds opgemaakte pro
ces-verbaal is gegeven en wat hem ter
zake verder bekend is of in verband
met °P grond van deze vragen in
te stellen onderzoek te zijner kennis
mocht komen?
FEUILLETON.
BLOED EN TRANEN.
Dan zingen de ballingen, terwijl zij
nog een blik achterwaarts werpen op
die steenen zuil, waar de hoop en de
wanhoop elkander ontmoeten. Doch zij
staken geen oogenblik hun marsch:
deze een-en-twintig teUega's, door een
dubbele haag van groene uniformen
omringd. Zij trekken al maar voort
naar het Oosten, langs die ontzaglijke
heirbaan, zooals Europa er geen twee
de kent, en vinden eiken avond een
pleisterplaats: een houten loods, waar
de wind doorheen giert, en eiken mor
gen trekken ze verder. De dooden, de
stervenden en de hopeloos zieken blij
ven achter, doch de anderen spoeden
voort langs de heirbaan, die als een
sombere stroom alles medevoert, wat
door de Russische regeering als een
pest, als een melaatschheid wordt uit-
gestooten.
De kapitein houdt op alles het oog;
hij zit rechtop in het zadel, en zijn sol
daten bewaken met hun flikkerende
bajonetten deze menschelijke ellende
De geluiden verwijderen zich, en
het lied der ballingen en het zacht ge
rinkel hunner ketenen smelt samen
tot een zacht geklaag, dat de hardste
harten zou ontroeren.
Het wordt nog even gehoord als de
zachte doodsnik van een bezwijkend
volk, en dan is alles verstomd. En Ivan
en Peter zien niets meer; de stoet der
ballingen is bij een buiging van de
breede heirbaan achter een dennen
bosch verdwenen, en eenzaam en ver
laten staat daar de sombere grenspaal
Ivan en Peter staan er bij met ver
slagen harten. Doch het winterkonink
je, huppelend in de takken der hooge
zilverberk, zingt weer zijn vroolijk
lied, en de besneeuwde toppen der ver
re heuvelen blinken als goud in den
glans der Decemberzon.
HOOFDSTUK II.
Het was op hun terugreis, dat Ivan
Nekalof en Peter Alwin bij dien som
beren grenspaal stonden. Zij hadden
het kerstfeest te Tjoemen gevierd bij
een oom van Peter, die rijksambte
naar was; na een stevige wandeling
bereikten zij in den avond het naaste
dorp, en vertrokken van hier met de
arreslede der Russische rijkspost, die
voor de geregelde verbinding zorgde,
naar Jekaterinenburg, vanwaar zij per
spoor te Nischni-Nowgorod aankwa
men.
Hier liet Ivan zijn vriend achter, en
met een sterken doornstok gewapend,
wandelde de jonge boer huiswaarts.
De afstand was trouwens niet zoo
groot; in vier uur kon men van Now-
gorod het dorp Pasakof, dat aan den
rand der steppe lag, bereiken, en Ivan
kon vóór donker thuis zijn, zoo hij
flink doorstapte. Dat deed hij trou
wens; hij keek naar de zon, die juist
hare middaghoogte had bereikt en jong
en sterk als hij was, zag hij niet op te
gen zoo'n loop van eenige uren.
Maar hij liep kreupel; hij had een
gebrek aan zijn rechterbeen, waarvan
de spieren waren opgetrokken.
Het was wel jammer van dien jon
gen, frisschen man, dat hij kreupel
was; men noemde hem „manken
Ivan", en hij kon er niets tegen zeg
gen want het was waar.
Doch hij behoefde zich voor dat ge
brek toch niet te schamen; integen
deel: dat gebrek was een eereteeken,
evenals het kreupele been, dat de
krijgsman in een heldhaftigen strijd op
het slagveld haalt.
Het was bijna drie jaar geleden, dat
het ongeluk gebeurde op de graskamp
vlak voor het huis van den Starotsa.
I-Iet was op een namiddag in de len
te, even voor Paschen, en het was een
late Paschen. Katinka kwam juist met
twee volle emmers melk aandragen,
want zij had de koeien gemolken, toen
een dol geworden os op haar aan
stormde.
Katinka was midden op de gras
kamp, en Wladimir haar broeder, was
vlak in de nabijheid. Hij had haar be-
hooren te beschermen, maar hij deed
het niet, want hij was een lafaard, en
Starotsa vrederechter, burge
meester van het doro.
hij nam de vlucht. oor Katinka
schoot er toen niets anders over dan
eveneens te vluchten, maar zij wilde
de melk niet in den steek laten, en
vluchtte met de volle emmers naar
het hek, dat op het erf uitkwam. Doch
zij kreeg geen kans, om het hek te be
reiken, en zoo Ivan niet zoo moedig
voor haar in de bres was gesprongen,
zou het er slecht voor haar hebben uit
gezien.
Ivan reed juist op een telega voorbij
toen Katinka in hevigen schrik vlucht
te; hij bedacht zich geen oogenblik, en
het paard aan zijn lot overlatend,
sprong hij over het staaldraad, dat de
weide van den dorpsweg scheide. Hij
ging den os met vastberadenheid tege
moet; hij stelde zich op tusschen Ka
tinka en het woedendende beest, en
terwijl het naar adem hijgende meisje
de kans kreeg, om het hek te bereiken
stoof het beest met schuimende bek
op Ivan aan.
De jonge boer was hij zijn volle zin
nen; hij maakte telkens geschikte zij
sprongen, en de os zou hem waar
schijnlijk geen letsel hebben gedaan,
zoo hij niet op een ongelukkig oogen
blik over een klipsteen was gestrui
keld.
De os was vlak bij, toen dit gebeur
de. Hij nam den jongen boer op de ho
rens, en wierp hem de lucht in. Ivan
plofte neer op den grond, en brak zijn
been.
Dit was de reder; van Ivan9 kreupel
heid, en hij zou mank blijven zijn le
ven lang.
Ivan zag in de daad niets bijzonders
hij had zijn plicht gedaan en anders
niets. Doch of hij voor een ander met
dezelfde toewijding zijn plicht zou
hebben gedaan, stond noch te bezien.
Want hij hield veel van Katinka, van
kindsbeen aan, en toen hij daar ge
wond en gekneusd neerlag bij den
hoogen doornesch, en de lippen op el
kander moest persen, om het niet uit
te schreeuwen van pijn, was Katinka's
komst voor hem de zoetste belooning
geweest.
Hij had geen oog gehad voor den
trotschen Starotsa, Katinka's vader,
die opnieuw had getoond, hoe scherp
van oog en vast van hand hij was. De
Starotsa had het zware dubbelloopge
weer, waarmede hij op de berenjacht
placht te gaan, genomen, en onmid
dellijk achter elkander twee kogels
den razenden 09 in den kop gejaagd.
En het woedende beest was neerge
stort, als door den bliksem getroffen
dood.... Doch Ivan had geen oog
gehad voor dat meesterlijk schot, om
dat Katinka's verschijning bij hem al
het andere verdrong.
Haar wangen waren bleek, en zij
schreide, toen zij Ivan daar hulpeloos
zag liggen. Doch Ivan in de blauwe
oogen starende, borstte zij in een juich
kreet uit, en zij riep: Geloofd zij God
Ivan Serguwitch leeftl"
(Wordt vervolgd)^