NIEUWE LEIDSCHE
COURANT VAN ZATERDAG 29 JANUARI 1927
Aan het einde der Week
Het schiet nog niet erg op met de be
handeling van het Nederlandsch-Bel-
gisch verdrag in onzen Senaat. Toch
is de afwikkeling dezer zaak deze week
weer een stap naderbij gekomen, door
de "verschijning van het Voorloopig
Verslag der Eerste Kamer over dit
wetsontwerp.
In dit V. V. zijn. uit den aard der
zaak voor- en tegenstanders aan het
woord geweest, doch naar het schijnt
de laatsten het meest. Hieruit behoeft
nog niet te volgen, dat dezen ook het
meest talrijk waren. Gelijk het ge
meenlijk gaat, zoo is het ook met de
bespreking van het pro en contra dezer
zaak in den lande: de tegenstanders
maken het meeste drukte.
Het zou inderdaad een zegen voor
ons land zijn, indien de tusschen Bel
gië en Nederland hangende kwesties
nu eens definitief geregeld werden, en
dit kan natuurlijk alleen maar geschie
den door een compromis, waarin do
belangen en andere tegenstellingen zoo
veel mogelijk met elkaar verzoend en
in een hoogei'e eenheid opgelost wor
den. En naar 't ons wil voorkomen, is
het concept-verdrag, zooals het door
onzen kundigen en bekwamen Minister
van Buitenlandsche Zaken is gesloten,
nog lang zoo kwaad niet als velen, die
hetzij uit beginsel, belang of mode
zucht, er tegen zijn, ons wel willen
doen gelooven.
Men moet rekening houden met de
gewijzigde omstandigheden van na den
oorlog. Duitschland heeft de politieke
hegemonie die het eertijds bezat, moe
ten afstaan aan de Angelsaksische rij
ken Engeland en Amerika, en in eco
nomisch opzicht is evenzeer zijn betee-
kenis gebroken, nu het zijn werkloozen
bij millioenen telt. België daarentegen
heeft na den oorlog een prachtigen eco
nomischen opbloei te zien gegeven en
een nauwere samenwerking van ons
land met fceze zustematie zou in het
belang van heide zijn. terwijl bij een
verwerping van liet verdrag België in
de armen van Frankrijk gedreven
werd en Nederland geheel geisoleerd
zou staan in de volkerengemeenschap.
Gelukkig is het gevaar voor scheu
ring, dat in onze partij dreigde door
de actie van Prof. Visscher tegen het
verdrag en tegen de partijleiding, ook
goeddeels weer voorhij en het is wel
gebleken dat het niet in de bedoeling
ligt der opposanten het groote aantal
partijen in ons land weer met één te
vermeerderen.
De regeeringsvorming in Duitsch
land gaat dezen keer wel op een zeer
wonderlijke manier, hetgeen voor een
groot deel te wijten is aan het per
soonlijk ingrijpen van den Rijkspresi
dent. Deze heeft niet alleen met de
partijleiders geconfereerd en de op
dracht tot kabinetsformatie gegeven
doch tevens aangewezen een hoedanig
kabinet gevormd zou moeten worden:
een uit de „burgerlijke" partijen, zij
bet ook dat er ter voorkoming van
misverstand aan werd toegevoegd, dat
'ook met de wenschen der arbeidende
klasse rekening zou moeten gehouden
worden.
Hen Centrum dat eerst, de kabinets
formatie deed mislukken, omdat, het
een regeering wenschte. die haar steun
aan de linkerzijde^zou zoeken, verleent
thans haar medewerking aan een ka
binet, waarin ook de Duitsch-nationa-
len zitting hebben. En dezen hechten
hun goedkeuring aan een zuiver repu-
blikeinsch program! Wel zijn de gan
gen der politiek wonderlijk!
Wat de politiek ten opzichte van
China betreft, bestaat er. hoewel de
Engelsche regeering reeds een beslis
sing daaromtrent genomen heeft, nog
steeds geen eenstemmigheid, noch tus
schen de partijen in dit land zelf, noch
tusschen ge groote mogendheden. Met
name Amerika schijnt in dezen een
ander standpunt in te nemen en de
voorzitter der Senaatscommissie voor
buitenlandsche zaken heeft onomwon
den verklaard het Engelsche besluit
tot het zenden van troepen naar China
af te keuren, met het oog op eventu-
eele gevolgen die er uit zouden kun
nen voortvloeien. Nu is dit ook inder
daad een uiterst netelige zaak, die met
de grootste voorzichtigheid moet afge
wikkeld w-orden.
Uit het grijs verleden.
BIJ DE DOODENBEZWEERSTER
TE ENDOR.
In den laatsten, tragischen nacht
van zijn leven, toen koning Saul meer
dan ooit zieh bewust was, dat de Hee-
re van liem was geweken en hij de ko
mende catastrophe voorvoelde, toen
was het dat hij zijn toevlucht nam tot
de doodenbezweerster te Endor. Alles
wat vastheid gaf en steun in het leven
was hem ontvallen, en daarom gaat
hij de geesten der onderwereld vragen
of die hem iets willen ontsluieren van
de donkere dreigende toekomst.
In den duisteren nacht, vermomd
opdat men hem niet herkennen zal en
van twee vertrouwde dienaren verge
zeld, gaat hij heen tot de vrouw die
hem was aangeduid, en hij vraagt
haar: „doe mij toch door bemiddeling
van den doodengeest de toekomst ken
nen en doe mij opkomen dien ik u noe
men zal".
Nadat de vrouw, die de zaak eerst
niet vertrouwde gerustgesteld was,
vraagt zij: „Wien moet ik voor u doen
opkomen?" En dan antwoordt de ko
ning: „Doe mij Samuel opkomen".
Wie anders dan deze Godsman met
zijn groote kennis en scherpen blik
zou hem raad kunnen geven in de
moeilijke situatie, waarin hij zich
thans bevindt? Doch dan begrijpt de
vrouw ineens, dat Saul voor haar
staat, de koning van Israël, die met
zijn leger naar het gebergte Gilboa is
getogen en wiens positie hachelijk is,
zooals ieder weet. „Waarom hebt gij
mij bedrogen?" zoo klinkt het van
haar lippen.
„Vrees niet", atnwoordt de koning,
die zich niet wil laten afbrengen van
de zaak waarvoor hij gekomen is, „ver
tel mij maar liever, wat gij ziet". Toen
zeide de vrouw: „Ik zie goden uit de
aarde opkomende".
Dit is een merkwaardig woord, om
meer dan één reden. Vooreerst moe
ten wij er tot goed begrip van deze ge
heele geschiedenis op letten, dat het
zoowel hier als ook later steeds de
vrouw is die ziet. De koning ziet
niets, hij hoort alleen de stem van
Samuel zooals die zeer waarschijnlijk
door de vrouw die buikspreken kon
werd nagebootst.
Dat de vrouw de goden uit de aarde
ziet opkomen ia geheel in overeen
stemming met het Oud-Oostersche
wereldbeeld, dat zich het doodenrijk,
den Sjeool, onder de aarde dacht, verg.
b.v. Jes. 14:9, waar tot den koning
van Babel, wiens val daar geprofeteerd
wordt, wordt gezegd: „Het doodenrijk
h e n e d e n geraakt om u in beweging
uwe komst tegemoet".
Doch het merkwaardige is vooral,
dat de vrouw g o d e n uit de aarde ziet
opkomen.
De vrouw spreekt in het meervoud
van „goden" en ook het erbij behooren
de woord opkomende heeft in het oor
spronkelijke den meervoudsvorm. Toch
vat Saul 't als een enkelvoud op, want
hij vraagt: hoe is zijn gedaante. En
dan antwoordt de vrouw, eveneens in
het enkelvoud: „Een oud man komt
op en h ij is met een opperkleed be
kleed.
Welke is de verklaring van dit ver
schijnsel?
Het Hebreeuwsche woord, dat hier
voor „goden" staat („Elohim") kan ook
in 't enkelvoud „god" beteekenen. Zoo
wordt het in Gen. 1 1 en op vele an
dore plaatsen voor den waren God
gebruikt en in 1 Kon. 115 om een af
god aan te duiden: Astoreth wordt
daar de „Elohim" (god) der Sidoniërs
geheeten. Doch behalve in 1 Sam. 28
13 („Ik zie goden uit de aarde opko
mende") wordt dit woord nergens ge
bruikt om één enkelen mensch, het
zij een levenide of een doode, aan te
duiden.
De opgravingen in het Oosten heb
ben evenwel, gelijk op zooveel andere
ook op dit woord uit het Oude Testa
ment, een nieuw licht geworpen.
Het Babylonisch-Assyrische woord
voor „goden!" („ilani") komt wel
voor als aanduiding van een enkelen
mensch. Er zijn ons uit de 14de eeuw
v. Chr. verschillende brieven van ko
ningen uit Phoenicië en Palestina be
waard gebleven, waarin de koning
van Egypte wordt aangesproken als
J „mijn goden". Zoo schrijft, om een
voorbeeld te noemen, Soewardata. de
koning van de stad Kelte (het Bijbelseh
Kehila, zie 1 Sam. 23) in een brief aan
den Pharao: „Aan den koning, mijn
heer, mijn g o d e n en zonnen, en
mijn adem". En Biridija van Megiddo
vangt een brief aan den koning van
Egypte aldus aan: „Tot den koning,
mijn lieer en' mijn zon en mijn g o -
d e n".
Hieruit blijkt dus dat „ilani" (go
den) in dien tijd in Palestina gebruikt
werd als benamng voor een koning,
een heerscher. Nu was Samuel wel
niet de evenknie van den koning van
Egypte, maar toch ook hij was eep-
heerscher, immers een richter en
als zoodanig sprak hij recht en had
hij de leiding der binnen- en buiten
landsche politiek. Hij oefende een
soortgelijke functie uit als een koning;
men denjke er slechts aan, hoe het
volk tot Samuel zegt: „Geef ons een
koning om ons te richt© n". (1
Sam. 8 6 en 20).
De uitdrukking goden (in 't He-
breeuwsch „elohim", in 't Assyrisch-
Babylonisch „ilani") kan alzoo, gelijk
zij voor den Egyptischen koning ge
bruikt werd, ook door de doodenbe
zweerster van Endor gebezigd zijn
om den richter Sarhuël aan te duiden.
Nu is er evenwel nog een moeilijk
heid. Want in de brieven die wij straks
citeerden is sprake van den levenden
heerscher v. Egypte, en door de vrouw
te Endor wordt „elohim" gebruikt voor
den dooden heerscher Samuel.
Hierover evenwel geven de teksten
gevonden in de hoofdstad der Hethie-
ten (te Boghaz-keui in Klein-Azië)
licht. Want daaruit blijkt dat wanneer
een heerscher gestorven was, men zeide
dat hij god was geworden. Zoo zegt de
Hethietische koning Chattoesilis III,
die omstreeks 1300 v. Chr. leefde, van
zijn broeder, die vóór hem over dit rijk
geregeerd had: „Wanneer echter mijn
broeder god was geworden, toen nam
ik Oerchi-Tesoep, den zoon van mijn
broeder, en zette hem in de konink
lijke heerschappij".
Nu is het bekend, dat er ten tijde
van Saul en David vele Hethieten in
Kanaan woonden, waarvan sommigen
zelfs een invloedrijke positie innamen
zooals b.v. Bathseba's man, Uria, de
Hethiet (2 Sam. 11). Zelfs is het ver
moeden niet al te gewaagd, dat ook de
doodenbezweerster van Endor een He
thietische vrouw zal geweest zijn.
In elk geval wordt ons, wanneer wij
rekening houden met de beïnvloeding
van Israël door de Hethietische cul
tuur, duidelijk, hoe de vrouw van Sa -
mtiel kon zegen: „Ik zie goden uit
de»aarde opkomende." Samuel was
een heerscher geweest, die na zijn dood
voor het bewustzijn dezer heidin tot
een „god" was geworden. Deze heer-
schersvergoddelijking was een alge
meen 'Oostersch verschijnsel, dat later
ten tijde der keizers, ook in 't Romein-
sche rijk ingang vond.
Tartakower.
1. Pgl—13
Pg8—f6
2. d2d4
d7d5
3. c2c4
e7e6
4. Pblc3
Lf8—e7
5. Lelg5
h7—h6
6. Lg5XI6
Le7Xff>
7. e2e3
0—0
8. Ddl—b3
d5Xc4
9. LflXc4
c7—c5
10. d4Xc5
Pb8d7
11. Pc3e4
Pd7Xe5
12. Pe4Xf6f
Dd8Xf6
13. Db3c2
b7b6
14. 0—0
Lc8b7 (Zw.
staat nu beter. Hij buit in het vervolg
der partij dit voordeel
op meesterlijke
wijze uit).
15. Pf3d4
Ta8c8
16. Dc2e2
e6e5
17. Pd4b3
b3—b5!
DAMRUBRIEK.
De Match FabreSpringer.
Deze match wordt op Zaterdagmid
dagen te Parijs gespeeld, daar'de Za
terdag voor he kampioenschap van
Parijs, waaraan Springer ook deel
neemt, als rustdag is bepaald. Van ver
schillende zijden in Parijs wordt be
weert, dat het een tactische fout van
Springer is, beide èn match èn tour-
nooi, tegelijk te spelen. Hoe het ook
moge wezen, tot dusver heeft hèt in
ieder geval nog geen invloed op zijn
spel geoefend, want in het kampioen
schap staat hij met 12 uit 16aa'n den
kop en in zijn match tegen Fabre werd
gisteren ook de derde partij na vrijwel
volmaakt spel van heide kanten, re
mise.
In de eerste partij had Springer wit
en opende 33—28, door Fabre met zijn
bekenden variant, 1721, 3126, 11
17; en daarna 17—22 enz. beantwoord.
Het werd toen een klassieke partij,
waarin Wit eenig tempo-voordeel be
haalde. Fabre's verdediging was ech
ter subliem en remise was het resul
taat.
In de tweede partij speelde Fabre de
opening Raphaël, door Springer regel
matig beantwoord. Ook nu kreeg de
Nederlanden voordeel, doch ook nu
RECLAME.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabletten 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 «t.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten.75
Bij Apoth. en Drogisten.
was de verdediging te sterk en zoo
werd ook de tweede partij remise.
In onderstaande stelling speelde
Springer op de volgende, bijzonder
sierlijke combinatie:
Zwart: 12/14, 16, 17, 19, 21, 23, 24.
Wit: 27, 28, 30, 32, 34, 35, 37/39.
27—22, 12—18; 22 11, 16 7; '7—31 ge
dwongen. 2429; 31—27 gedw. 29 40;
35 44 gedw. 18—22; 27:20, 21—27;
32 21, 23 14 wint.
Ook in de derde partij had Springer
de leiding, doch ook in deze partij gaf
de wereldkampioen geen kans en wer
den de punten voor de derde maal ge
deeld.
Nog zeven partijen moeten) er ge
speeld worden terwijl de vierde heden
Zaterdag 29 Januari wordt gespeeld.
SCHAAKRUBRIEK
Hieronder volgt nog een mooie par
tij uit het tournooi te Hastings.
Geweigerd Damegambiet.
Wit: R. Reti. Zwart: Dr. S.
Stelling na e7f b6—b5!
Zwart: Dr. Tartakower.
b c d e f g
Wit: Reti.
18. Pb3Xc5 (op Lb5: zou volgen
Pb3:, ab3: DgG, f3, Tc2! en wint 18....
Tc8Xc5
19.vLc4—b3 a7—a5—1
20. e3—e4 (en niet Tfl^—cl we
gens DcG)
20.... Tf8c8
21. Tal—dl a5—a4
22. Lb3d5 Lb7—a6
23. De2eC b5—b4
24. Tdl—cl Te5—c2
25. TclXc2 Tc8Xc2
26. Tfl—hl (Niet Tel? wegens
Df2; f, Df2:, Tel f en wint)
26.... Tc2—e2
27. De3—f3 La6—d3!
28. Tbl—cl Te2Xb2
29. Df3Xf6 g7Xfl6
30. Tel—c8f Kg8g7
31. h2h3 L13bl
32. Tc8b8 a4a3
33. g2—g4 b4b3
34. Tb8XbS Tb2Xb3
35. Ld5Xb3 LblXe4
36. Kgl—h2 f6—f5
'37. g4Xf5 Le4Xf5
38. Kh2—g3 f7—f6
39. Kg3h4 Lf5—g6
40. Kh4—g4 f6f5f
41. Kg4h4 Kg7—f6
42. Lb3c2 f5—f4
43. Lc2b3 Lg6—f7
44. Lb3Xf7 Kg7Xf7
45. Kh4g4 Kf7—g6. Wit.
geeft op. Op f3 volgt h5f, Kh4, Kf5,
Kh5:, e4, fe4:f, Ke4: en pion f4 haalt'
dam. Een zeer fraaie partij.
REIS NAAR DE MAAN.
In Ide Tijd lezen we het volgende:
De reis naar !de maan, die tot nu toè
slechts een een fantasie van Jules Ver
ne beschouwd werd, schijnt toch nog]
eenmaal werkelijkheid1 te worden.
De buitenlandsche pers heeft de gje*
nichten, idie in den laatsten tijd inj,
omloop waren over de plannen voor
het afschieten van een projectiel naar,
de maan ,meer of minder als een grap
behandeld.
Het schijnt nu echter ernst te wor-|
iden, want de bekende Deensche ge
leerde, Franz Hoefft, zoon van eert
lOostenrijksch groot-industrieel, heeft
verklaard, de reis1 naar de maan te wil',
len doen. J
Dr. Hoefft heeft verscheidene we-i
tenschappelijke werken geschreven op'
het gebied der physische chemie, ter-,
wijl zijn voordrachten op de natuur
kundige congressen te W.eenen in 19131
en te Innbruck in 1924 bijzonder def
aandacht getrokken hebben. Hij heeft
de volgende mededeelingen gedaan:/
„De heer H. Oberth uit Trans-'
Bylvanië heeft in zijn boek „Die Ra-;
k'ete zu den Planetenraumen", bere
keningen gemaakt, die, evenals die v.
den Amenkaanschen ingenieur God
dart, theoretische mogelijkheden schepf
pen, in verband met ae tegenwoor-|
laige chemische energie, het doel1 te
bereiken.
Op mijn verzoek heeft Prof. Oberth1,
op ae in Innsbruck gehouden verga-,
dering van natuuronderzoekers een
voordracht over zijn berekeningen ert
een beschouwing over zijn theorie ge-J
houden, en duidelijk- gemaakt, hoe
men door het afschieten van projec-'
tielen, voorzien van registreerende en,
fotografische instrumenten het moge
lijk maken kan de tot nu toe onbe-,
kende deelen van den cosmos nader
te onderzoeken.
Om deze theorie in de practijk" tel
kunnen omzetten, is in W,eenen toert
een maatschappij opgericht voor ort
Iderzoekingen in het heelal, waarin
verschillende bekende geleerden op
het gebied der physica, der chemie,
der techniek ,der astronomie, en der'
meteorologie zitting hebben.
Aan het bestuur werd een project'
voorgelegd van een zelfregistreer'end(
projectief, dat een barograaf, voor het'
'meten van den luchtdruk, een ther-,
mograaf, voor het opnemen der tem-,
përatuur en een hydrograaf voor het
vaststellen van de vochtigheid op eert
hoogte van 100 K.M. meevoert.
Het projectiel is uit aluminium ver-,
vaardigt! en weegt 29 kilogram. Aan'
den kop van het projectiel is een in
richting aangebracht, die zich bij het:
terugvallen tot een valscherm ont
plooit.
Het projectiel' moet onder meer voor'
zien zijn van een reservoir, waarin
7 K.G. spiritus gegoten kan worden,
en een met 15 K. ,G. zuurstof, ver
der een accumulator en een kleinen'
electromotor".
Dr. Hoefft gaf daarna een overzicht!
van de buitengewoon ingewikkelde wij
ze, waarop het projectie! tot een snel
heid van 30 M. in ae seconde gebracht!
wordt. Een rubber ballon^ moet heti
projectiel tot op 5 of 10 K.M. boven
de onderste en dichtste luchtlagen
heenvoeren, op welke hoogte het door
middel van een uurwerk afgeschoten!
wordt.
Dit projectiel is-van alle instrumen
ten voorzien, die later grootere appa
raten zullen moeten bevatten, om ook!
de andere hemellichamen te bereiken.'
De groote moeilijkheid is gelegen
in het bereiken der gewenschte aan-
vangjssnelheid Kan werkelijk een aan-
vanglssnelheid van 5 6 K.M. wor-
Iden bereikt, dan bestaat er als het
ware geen hindernis meer voor reizen
tusschen en naar verschillende hemel
lichamen.
Betreffende het medenemen van
'menschen op de toekomstige reizen
naar de maan, moet eerst vastgesteld!
woi'den, hoe dezen reageeren op de
eerste 5 minuten na net afschieten.,
iKan een mensch dezen druk weer
staan, dan zal men in afzienbaren tijd1
werkelijk naar de ihaan kunnen reizgG;
Leidsche Pinkrassen.
'Amice,
Er wordt tegenwoordig nog al eens
geklaagd over de weinige algemeen©
ontwikkeling die onze jonge menschen
zich eigen maken.
Voor zoover ze de Onderwijs-inrich-
tingen bezoeken- moeten z© natuurlijk»
zich voorbereiden voor d© lessen. Dat
kost een flink Stuk van hun vrije tijd.
Maar toch schiet er nog wrel tijd over
voor allerlei vrije arbeid. Ik zeg mot
opzet arbeid, want ook arbeid kan,
ontspanning zijn. Waf. zien wij echter
vaak, dat, elk oogenblik dat vrij is,
wordt besteed aan sport en spel. In het
algemeen is er weinig drang om te le
zen. Men leest het noodzakelijke, maar
meer niet.
Ook onder de jonge menschen, die
de scholen reeds verlaten hebben en
een betrekking hebben is er, gunstige
uitzonderingen daargelaten, dezelfde
trek. Men gevoelt wel voor spel on ont
spanning, maar lezen en zelfopvoeding
wordt minder gewaardeerd.
Het gevolg is dat men ook" de jeugd
organisatie, de Jongelieden- en Jonge
ling svereemiging in het algemeen niet
dan onder zekere drang bezoekt. Maar
ook hoe groot is het getal der ouders,
die ondanks alle moeite hun zonen
niet kunnen bewegen tot het lidmaat
schap van een vereeniging.
Afgescheiden van de louterende on
opvoedende 'kracht van de Jeugdver-
eenigingen komt er een tijd, dat die
lauwheid betreurd "zal worden. Het kan
niet anders of de ontwikkeling moet
eenzijdig worden wanneer men niet
door den slijpenden invloed van ande
ren dat oefent.
Een ander gevolg van deze verslapte
of verkeerd ontwikkelde zelfopvoeding
is dat bij examens de jonge menschen
een schromelijk tekort aan algemeens
kennis toonen. Geschiedkundige fei
ten, die men natuurlijk geleerd heeft,
maar die niet door een bijzondere ver-
eenigingsstudie zijn herhaald en in bet
geheugen geprent, weet men op een ge
geven oogenblik niet meer.
Daarom, Amice, is het zoo no o dig
dat wij aan die jeugdorganisaties alle
aandacht schenken.
Ik meen dat er te Leiden nog al het
een en ander ontbreekt, al zijn. die ge
breken gelukkig niet grooter of talrij
ker dan in andere plaatsen.
't Is opmerkelijk, dat dit jeugdwerk,
dat in zijn besten vorm, n.l. dien van
vorming- voor het leven, door onze te
genstanders wordt overgenomen. Een
Sociaal-democratisch voorman, de heer
Vorrink, een Openbare Onderwijzer,
heeft er slag van om te organiseer en en
op te leiden. Dat is vrijwel alles Calvi
nistisch model.
Natuurlijk komt er bij de S.D.A.P.-
sche jeugdorganisatie ook nog al eens
een middel bij dat in onzen kring con
trabande is, maar over (het algemeen
is de metbode de Calvinistische zelf
opvoeding in vereeniging.
Wanneer wij niet onze jeugdorgani
saties maken tot de instellingen die
onze jonge menschen gaarne bezoeken,-
dan zal er een tijd komen dat de socia
listische ons overvleugelen. Gelukkig
houden wij nog een kern, die trouw en
flink is. In dezen tijd, nu de jaarver
gaderingen en jaarfeesten gehouden
worden, kan men het leven vaii onze
jeugd organisaties het beste peilen.
Maar het is niet alleen een gebrek bij
onze jonge menschen zelf, ook van de
ouders kon er mee belangstelling zijn.
Ik meen te weten, dat het bezoek aan
de vereeniging van toezichthoudende
organisaties, Oudervereeniging. Kerke-
radén enz., nog wel eens wat regelma
tiger kon zijn, Regelmaat en trouw is
hier ©en voorname factor. Past men die
niet toe. dan verflauwt de liefde. Ook
geloof ik. dat men jonge vereenigingan
wel wat te veel laat tobben met geld
gebrek. Wil er een algemeen meeleven
en meewerken van alle leden zijn, dan
moeten bronnen kunnenworden aan
geschaft. Zoo weet ik, dat sommige
Jongeliedenvereenigingen wel meer
stelselmatig bijbelsche geschiedenis
zouden behandelen aan de hand yan
leidraden, indien ze die voor alle leden
konden aanschaffen. 'Helaas als dat
niet kan», dan 'behelpt men zich' met
de oude methode vfim een inleiding van
een der leden of soms met de vers-voor
vers-bespreking, 'n Kleine hulp van al
le belanghebbende ouders zou hier uit
komst kunnen brengen.
Met d© ander© vakken is het door
gaans a.l vrijwel hetzelfde.
Voor onze Jongelingsvereenigingen
klemt dat niet zoo, omdat die. de in
leiding-methode toch moeten toepas
sen. Ook zal het-grootste deel van de
leden daar zelf wel in staat zijn om
een bron die noodig is, zich te verschaf
fen, wanneer de ver e en i gin igsbibl i o -
theek deze niet mocht bevatten.
Ik meen, Amice, dat dit een onder
werp is, dat aller aandacht verdient.
Het is een genot om op een jaarfeest,
zooais ik ook deze week mocht bijwo
nen, d© jongens van 14 of 15 jaar te
hooreri met een vrijmoedigheid en
soms een welsprekendheid, die wat be
loven voor cfe toekomst. Maar dan me©
ten wij ze helpen.
'Wij moeten ook degelijk beseffen,
dat zij het noodig zullen hebben,
waarschijnlijk meer nog dan wij. Als
de Arbeiders Jeugd Centrale (de beken-^
de A.J.C.) straks zijn leden aflevert dan
zijn dat geduchte en geharnaste tegen
standers.
Nu ben ik in 't algemeen daar niet zoo
bevreesd voor, Amice. Een goed Cal
vinist, die werkelijk ernst gemaakt
heeft van de beginselstudie, die staat
zijn man in den strijd: Ik heb ze wel
gekend die geheel alleen op kantoor o1
werkplaats zich verdedigen moesten
tegen felle aanvallen, maar die een
heerlijke overwinning konden behalen.
Bovendien strijd staalt Daarover dus
geen ongerustheid, als er maar geoe
fend is.
Voor ons is het gansche levensterrein
kunst en sport niet uitgezonderd, maar
in de verhouding zooals dat behoort.
Wij moeten ook hierin verstandig letten
op Gods weg. Gods Woord is ook hier
ons een veilige gids.
Je weet wel. Amice, dat wij gewoon
waren om ze er uit te zoeken in onze
jaren. We wisten immers precies wel-'
ke Dominé een flink lid van de Jonge-
lingsvereeniging geweest was. Onder
wijzers, kantoorbedienden, maar ook,
metselaars, timmerlui, boerenknechts,
je kon ze met den vinger aanwijzen,'
wie wel en wie niet de joogelingsver-!
eenigimg met vrucht had bezocht.
Ik hoop, dat onze jonge menschen
ook zoo'n fijnen neus zuilen hebben
en houden. -VERITAS.