31 Jan. tot 5 Febr. aan het zoekucht. NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 29 JANUARI 1927 TWEEDE BLAD. H Uit de Schriften. MET LANTARENS. En het zal geschieden te dien tjjde, Ik zal Jeruzalem metlao tarens doorzoeken, en Ik zal bezoeking doen Zefanja i I2q „Een verberging is de Heere" 1 [ziedaar de naam van den profeet Zefanja; een naam, waarin heel Israels veleden, Israëls heden en Israëls toekomst samengevat is. Zefanja is een man van Koninklijken bloede, een afstammeling zelfs van David, maar even bescheiden, als kon hij op geen enkelen grooten voorzaat bogen: als hij zijn stamvaders opsomt, [noemt hij zich eenvoudig zoon van Gedalja, den zoon van Amarja, den zoon van Hiskia. Opzettelijk laat hij1 de vermelding van diens koningschap weg. Zouden wij dat ook hebben gedaan Of zouden we deze schoone gelegen heid met beide handen hebben aange grepen, temeer? waar het er zoo uiterst gemakkelijk bij gekund had: zoon van Hizkia, den koning te Jeruzalem? We bemerken ook hier weer, wat telkens bij de profeten ons treft, dat ze maar één begeeren hebben, dienst knechten van den Allerhoogste te zijn (Dat is zelf niets te wezen, opdat Godl alles zij. Deze dienstknecht Gods eischt voor zijn God alles op: heel het leven; maar het ligt voor de hand, dat hij zelf aller eerst begonnen is, zich en het zijne Gode te wijden. Zijn verder leven doet er dan ook (heel weinig tpe. We weten van zijn geschiedenis zoo goed als niets. De dagen, waarin Zefanja's profe tisch woord over het volk uitgaat, zijn dagen van zooveel geestelijke en ze delijke ontreddering, dat er zelfs voor afwending van het areigendee oordeel' geen ruimte meer overblijft. Zefanja heeft te doen met een ver hard en hardnekkig volk. Zoo verhard, Idat de roepstem tot bekeering nauwe lijks meer op haar plaats is. 't Is dan ook opmerkelijk, dat hij tot bekeering slechts nog terloops opwekt; hij be paalt zich tot de aankondiging van het froote gericht, en de voortdurende in oud van zijn vermaning is: De Dag !des Heeren is nabij. Bergt u, bergt u. Dan komt niet de vijand slechts, neen, Jehovah zelf komt in dien dagi van dikke dönkerheid; en Hij stelt Zich niet tevreden met een ruigen butit met groote grepen, neen, Hij komt ini de diepst verscholen hoeken, de duis terste schatkelders, ze worden met lantarens doorzocht. Met lantarens. Het wijst op de uiterste zorgvuldig heid, die niets over het hoofd ziet. Het wijst op de uiterste doortastend heid, voor welke geen moeite te zwaar is. Het wijst op de uiterste heerschers- macht, die 'tot in de eenzaamste binnenkameren doordringt met het ge weld; van den meedoogenloozen ver overaar. Doorzoeken. Het wijst op een speuren en spieden, zoolang,, tot het laatste kleinood te voorschijn is gebracht. Het wijst op een volharding, zoolang tol ook dc geheimste stapelplaatsen geplunderd zijn. Dat doet de Heere in Zijn eigen stad. Geen wonder, dat zulk een huiszoe king een bezoeking genoemd wordt. Het is een ontzettende gedachte, dat de Heere zoo komt in Zijn eigeni Stad. Wat vindt de Heere bij ons, die naar Zijn Naam zijn genoemd? Ala Hij komt met Zijn lantarens? Wat zal het zijn, als de vlammende stralen van Zijn felle schijnsel vallen over zooveel, dat we in zonde verga derd en in ongerechtigheid bijeen ge bracht hebben? Als Hij komt om het te nemen Wat vindt de Heere, als Hij bij ons huiszoeking doet? Laat ons toch niet meenen, dat onze Christennaam, onze Christelijke opvoeding, ons uitwendig Christelijk leven voldoende dekking bieden zal tegen de aanvallen van Gods heirben den, als ze onze vesting bestormen. Laat ons toch niet vergeten, dait God Zelf de heimelijke zónden zal Btellen in het licht van Gods heilig aanschijn. Psalm 90. Laat ons toch niet vergieten, dat Christus een van Zijn machtigste pre dikatiën heeft aangevangen met deze woorden: „Er is niets bedekt, dat nieti zal ontdekt worden, en verborgen, dat niet zal geweten worden. Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden, en wat gij in het oor gesproken hebt in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden Luk. 12:2, 3. Met lantarens komt God ook in onze schuilplaatsen. En zooals, Hij in Jeruzalem te voorschijn bracht, zoo veel dingen, waarop de Joden hadden vertrouwd, zilver en goud, waaraan allerle» zonde kleefde, zoo brengt Hiji ook bij ons te voorschijn allerlei din- fen, die voor Zijn aangezicht niet unnen bestaan. Ook onze boezemzonden. Gode zij dank, dat de toestand1 van den zondaar nog niet hopeloos is ge lijk die van Jeruzalem. Ons wordt de bekeering niet terloops, maar met den ernstigsten nadruk aangedrongen. Zoo kan Gods huiszoeking nog een zegen zijn. Zoo wordt het kwade nog. ten 'goede. Zalig, tindien wij onze schuld en izonde belijdende, den Heere Jezus Christus mogen aangrijpen tot ons be houd. Indien we Zijn eigendom zijn, be hoeven we de huiszoeking met lan- taarnen niet te vreezen; we weten, dat dan al onze ongerechtigheden door Christus' dierbaar bloed zijn be dekt. Is er een volkomener bedekkingi denkbaar ZALIGSPREKINGEN. Zalig zijn de geestlijk armen. Hunner is Gods koninkrijk! 't Oinuitputlijk Godserbarmen, Maakt aan d' Eng'len hen gelijk. Uit Zijn rijken overvloed Schenkt de Heer hun 't hoogste goed. Zalig, die berouwvol treuren Want de Trooster is nabij. Die hen vriend'lijk op zal beuren, Met een hemelsch medelij! Tranen, dus tot God geschreid, Werken eeuw'ge zaligheid. Zalig, die zachtmoedig dragen. Met geen boozen wrok vervuld. Die, waar and'ren morrend klagen Stil zich oef'nen in geduld! Hoe gering hun deel ook schijn; 't Aardrijk zal hun erfgoed zijn. Zalig zijn, die dorstend smachten Hongren naar gerechtigheid. Die naar beter voedsel smachten, Dan de wereld toebereid! Wie verlangend opwaar «is blikt, Wordt verzadigd en verkwikt. Zalig, die barmhartig deel en In des 'broeders jammerstaat. Tranen drogen, wonden b-eelen. Zegenen met woord en daad! Hun, als zij hun Rechter zien, Zal barmhartigheid geschien. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Beroepen: Te Sommelsdijk, jWl Deur te Schoonhoven. Te Etten (N. Br.) P. van Lelyveld, cand. te Dinther j(N. Br.). Te Leiden, A. D. Meete? te Loosduinen. Te noog|evéen, H. A. Degens te "WadidinxVeen. CHR. GERÈF. KERK. Tweetal: Te Amsterdam-Oost, H Hoogendoorn, te Bunschoten, en J. P. Meiiering te Nieuwpoort. Aangenomen: Naar Baren- jdrecht, J. W|. van Ree, te Schiedam. BEVESTIGING. INTREDE EN AFSCHEID. Djsi. J. Naula is voornemens D. iV'. 20 Maart afscheid te nemen van zijn Gemeente te Katwijk en intrede te idoen te Sexbierum op 27 Maart d.a.v. na bevestiging door zijn zwager Ds. B. Dijkstra van Harich (Fr.). PRAEP. GEëAMINEERDEN, DIE NIET BEROEPBAAR ZIJN. Dé Kerkeraad der Geref. Kerk van! Loppersum heeft bij de classis Ap- pingedam het volgende voorstel inge- (diend Candidaten, welke met gunstig ge volg het praeparatoir examen heb ben afgelegd, zullen gehouden zijn, zich uiterlijk na een jaar in de Geref. Kerken beroepbaar te stellen, zullen de zij bij het ingebreke blijven hiervan hun rechten als proponent verbeuren. Ds. L. BOER. Ds. L'. Boer, Ned. Herv. predikant te Amsterdam, zou Zaterdag 1.1., des avonds een lezing houden op 'teiland Marken en Zondag daar tevens pree ken. Daartoe begaf hij zich Zaterdag naar Marken, doch kort na zijn aankomst had hij het ongeluk te vallen, waarbij, hij een zijner voeten inwendig kneusde Na per schip weder naar den over kant te zijn gebracht,, is Dr. Boer per auto naar zijn woning te Amsterdam vervoerd, waar hij nu rust moet hou den, daar hij zijn gekneusden voet riiet mag gebruiken. CAND. J. F. DE GIER. Cand. J. F. de Gier te Waarder, tijdelijk te Hardenberg, die op me disch advies een tijdlang rust moet nemen, is thans in zooverre hersteld, idat hij gaarne weer in de bediening des Woords in de Geref. Kerken voor wenscht te gaan. Zijn tijdelijk adres is: Geref. partorie? Hard enó erg. DE HERV. GEREF. TE NIJKERK. Van Herv. Geref. zijde worden te Nijkerk pogingen in het werk gesteld! teneinde een eigen lokaal te verkrij gen. Terrein is reeds aanwezig, n.l. het plantsoen achter de Ned. Herv. Kerk. De kosten worden op plm. t 4000 geschat. Men hoopt dat bedrag met vrije giften binnen afzienbaren tifdi bij een te brengen. IN DEN KRUITDAMP. Den 3den Februari a s. zal het 40 jaar geleden zijn, dat de Geref. Kerk} te Oude en Nieuwe W.etering tot open baring kwam. De historie der doleantie in dezfl gemeente is vastgelegd in een boekje: „In den kruitdamp", geschreven door Ds. O. L. F. van Schelven, thans pro- Idikant te Wapeningen. vroeger te O. en N. iWietering. „KERKELIJK LEVEN" TE WASSENAAR. Het bericht, betreffende de opricht ting Ider Vereeniging „Kerkelijk Le ven" te Wassenaar schijht op éen punt niet geheel duidelijk te zijh geweest, n.l. dat, betreffende de Kievitskeik. Deze keik heeft geen eigen predi kant en dus treden daar in den regel predikanten van elders op. Het bestuur der Vereen, hoopt er nu in te slagen, gedaan te krijgen, dat bij de keuze van. predikanten meer dan tot nu toe worde gelet op de ver schillende schakeexingën onder de rechtzinnigen. IS LUIGI MOCGIA EEN BEDRIEGER? Romeinsche bladen bevatten on langs de mededeeling, dat Luigi Moc- cia te Cerignola in het bezit was van een aantal, perkamenten, die de bron zouden bevatten, waaruit de Evang:e- lieschrijvers geput zouden hebben. Een telegram uit Cerignola aan de (Engelsche bladen meldt thans, dat men ernstige vermoedens van bedrog tegen Moccia heeft. Deze zegt, dat hij de perkamenten van een Palestijnschen Tood ontvangen heeft, doch men gelooft, dat zijn docu menten allerminst authentiek, doch' slechts vervalschingen zijn. Naar verluidt, moet Moccia „Het leven van Jezus" eenigeh tijd geleden aan Ford te koop hebben aangeboden voor 400.000 pond sterling. HET ZENDINGSEOSPITAAL TE KLATEN. Tot gjeneesheer directeur van het? Zendingshospitaal te Klaten is be noemd Dr. D. Bakker Jr., geneesheer aan het Petronella-hospitaal te Djoca.j Dr. Bakker heeft aeze benoeming) aangenomen. BINNENLAND. DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DE PROV. STATENVERKIEZINGEN. Mr. Dr. J. Schokking heeft voor de Ghrist.-H .istKiesvereeniging in Drach ten een rede gehouden over de komen de Prov. Statenverkiezingen en daar in op verschillende wijze betoogd, waar om het noodig is ook voor deze verkie zingen, alhoewel niet zoo gewichtig als die voor de Tweede Kamer, belang stelling te wekken. Uit die rede ontleenen wij de volgen de passage aan het verslag in de Ned: Wat nu betreft het verband van deze verkiezingen met de algemeene poli tiek, meent spreker, dat de statenver kiezingen van dit jaar haar heteekenis ontleenen hieraan, dat ze een aanwij zing zullen zijn van wat er leeft met betrekking tot de groote politieke ge dachten. Het is bekend, dat de schuld van den loop der zaken in 1925 door een deel der R.K., der A.R. en van den V.B. is geweten aan de Christ.-Hist. Het verblijdt spr., dat althans in de A.- R. pers die gedachte thans niet meer in die mate als in het begin wordt terug gevonden .Naar sprekers oordeel, is die opvatting dan ook niet alleen on juist, maar wordt ze ook niet door de feiten gedekt. Men kan nooit beweren, dat handhaving van een eens ingeno- Leiden, 29 Januari 1927. Het Haagsche Volk ontving van zijn Leidschen berichtgever een verhaal over de inning der Kerkelijke belas ting in de Ned. Herv. Kerk alhier. Natuurlijk is de man boos dat men de aanslagen voldoen moet, ook dan wanneer men reeds lang niet meer ter Kerk gaat. Hij geeft degenen d4e slechts dooplid der Kerk zijn den raad om zich toch vooral niet bij verstek te laten veroordeelen. Als handig S.D.A.P.-propagandist verwijst hij belanghebbenden naar het Bureau voor Arbeidsrecht. Maar dan komt het voornaamste waarop ik mijn zoeklicht wilde doen vallen. Hij zegt woordelijk: „En de anderen doen goed zich maar als lid te doen schrappen" Dat is nu eens weer het onbegrijpe lijke. De S.D.A.P. is niet tegen gods dienst, niet tegen de Kerk, maar toch moeten de leden zich maar zoo spoe dig mogelijk laten schrappen. Kan men God dienen zonder zijn wil te volbrengen? Kan men aanspraak maken op de Kerk als men moedwillig den band verbreekt? OBSERVATOR men pricipieel standpunt ongeoorloofd zou zijn. EISGHEN VAN HET SNELVERKEER. In een ministerieele circulaire aan de burgemeesters wordt er de aan dacht op gevestigd, dat het verbod om een Rijksweg te berijden met een voer tuig, waarvan tijdens het vervoer, af vallen mest, vuilnis, kolenslib. ruigte, puin enz., en w-aarvan de wielen'niet van klei en modder zijn ontdaan, niet voldoende wordt nageleefd. Aangezien d.e aanwezigheid, op de wegen van dergelijke stoffen gevaren met zich mede kan brengeA, inzonder heid voor het snelverkeer, wordt nauw keurig toezicht ten deze zeer gewenscht geacht. De Rijkswaterstaat is uitgenoodigd voor zooveel dien dienst betreft te wil len bevorderen, dat de desbetreffende bepalingen stipt worden nageleefd, ter wijl ook de medewerking van den mi nister van Justitie is verzooht. DORUS RIJKERS. Den gelieelen dag heeft het Donder dag in de woning van den tachtigjari gen Dorus Rijkers te Den Helder brie yen en telegrammen gestroomd. Ook vele persoonlijke gelukwenschen moest de jubilaris in ontvangst nemen. In den namiddag maakte het plaat selijk huldigingscomité zijn opwach ting. De heer Henri ter Hall, voorzitter van het „Dorus Rijkersfonds", was met zijn. echtgenoote overgekomen. Hij sprak treffende woorden tot den jubi laris. Van de Noord- en Zuid-Hollandr sclie Reddingsmaatschappij ontving „Opa" een volledige radio-installatie. Uit alle deelen van Europa zijn tele grafische gelukwenschen gekomen: uit Frankrijk, Duitschland. Italië en zelfs uit Amerika. De officieele huldi- gng heeft gisteravond plaats gehad. EXAMEN KOMMIES. De Minister van Financiën brengt ter kennis dat op 29 Maart 1927 en vol gende dagen te Roterdam zal worden afgenomen het examen voor kommies- verificateur der directet belastingen, in voerrechten en accijnzen, bedoeld bij art. 39 van het Koninklijk Besluit van 16 September 1920. WAALS WAALS FEUILLETON. BLOED EN TRANEN. „Dat is goed!" zegt de grijsaard, en Ivan draagt met zijn goed gespierde armen reeds een klipsteen aan, die Peter tot voetstuk kan dienen. „Wat moet ik schrijven?" vraagt Peter, Üe punt van het potlood tegen het muurvlak houdend, en vader Kan- sof zegt hem den tekst voor: woord voor woord. „Gij schrijft goed, broederke!" zegt de grijsaard met een goedkeurend knikken „broederke, wat hebt gij een duidelijke, vaste hand!" Peter Alwin is er door gestreeld; hij schrijft ijverig voort, totdat de tekst is voltooid, en springt dan van het voetstuk. ,,'t Is heel goed zoo", zegt de grijs aard voldaan ,,'t is mooi gedaan, broederke! En moge de Heere het nog eens zegenen aan je onsterfelijke ziel!" Een Poolsehe Jood, in ketenen ge klonken, staat vlak in de buurt, want ge moet niet denken, dat de willekeur van 't Russische regeeringsstelsel zich enkel tot het Russische ras beperkt. Er zijn Tartaren en Armeniërs, Tur ken en Joden onder deze ballingen; de Russische politie sleept hen uit alle hoeken van het onmetelijke rijk bij een: van de zuidelijke hellingen van den Kaukasus, waar het nooit winter is, en van de kusten der IJszee, waar de witte beren huizen. Daarom heeft die Poolsehe Jood ook niet de minste reden, om zich te be klagen, want geschiedt hem onrecht boven een ander? En dat zijh* enkel door den ijzeren ring is geschaafd en gekneusd, zoodat het bloed zichtbaar wordt i9 het Russische gouverne ment daarvoor verantwoordelijk? Hij ziet er ellendig uit; zijn wangen zijn vermagerd, en de oogen liggen diep in hun kassen. Hij schijnt van God en menschen verlaten; hij heeft zich zuchteni. neergezet in de bevro ren sneeuw, en in doffe vertwijfeling staart hij recht voor zich uit Vader Kansof staat vlak voor hem en den grenspaal en leest harop den tekst, dien Peter met zulke groo, te duidelijke halen heeft geschreven: „Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven". Doch die arme Jood vindt het niet de moeite waard, om er naar te luis teren. Hij heeft honger; hij lijdt ge brek, en die enkel doet hem zoo'n pijn. Niemand kent hem; niemand vraagt naar hem hij is als het verdorde blad, dat door de winden wordt heen gevoerd. Hij- weet niet, wat hij heeft misdaan; ze hebben hem een half jaar in de Peter-en-Pauls-vesting gestopt, en nu gaat hij naar Siberië naar de mijnen. Zijn hart is vol duisternis en vol haat;'hij haat de menschen, die liem mishandelen, en hij fiaat God, die liet gedoogt. Hij heft het vermagerde gelaat op, en leest als toevallig den tekst. En dan knikt hij, alsof hij zeggen wil: „Ja, 't is waar!" Vader Kansof heeft hem in het oog- gekregen, en zegt met ernstige stem: ,'t Is Christus, Die u roept 1" Doch daarvan wil die arme Pool sehe Jood niets weten. „Toch niet", zegt hij, „de Messias is het niet, want Die moet nog komen, ofschoon ik niet geloof, dat Hij ooit zal komen". „Wie is het dan?" vraagt de oude Stundist, en hij antwoordt: „Het is de dood, die ons roept de dood geeft rust". Vader Kansof is niet licht om een antwoord verlegen, doch in de oogen van dien armen Jood ligt een stug heid en een bitterheid, dat hem de woorden op de lippen verstommen. Ivan echter bukt zich neder tot den Jood. „Knellen de ketenen?" vraagt hij, en •,de Jood antwoordt: „Ja, aan den en kel." Daarop neemt Ivan den voet van den balling, haalt een stuk wit linnen uit zijn buis, en zonder een woord te zeggen, omwikkelt hij den gekwetsten enkel met "dat linnen. „Nu zal het beter gaan!" zegt hij ,en hier hebt ge nog tien kopeken, ar me Jood, om op de eerste pleister plaats wat soep te koopen." De Poolsehe Jood kijkt den barm- hartigen Samaritaan met verwonde ring aan, en terwijl in zijn sombere, stugge oogen een vriendelijken trek komt, vraagt hij: „Hoe heet ge?" „Ik ben Ivan Serguwitch Nekalof", antwoordt de jonge boer „God zij met u, arme Jood!" De zon heeft haar middaghoogte reeds overschreden, en neigt naar de teppen der besneeuwde dennenwou den, die den gezichtseinder afsluiten? terwijl de afstand nog zes werstenl) bedraagt tot de pleisterplaats, waar de nacht zal worden doorgebracht. Reed9 heeft de kapitein den schim mel een zachten por gegeven met de zilveren sporen, terwijl hij langzaam afdaalt van de hoogte; de soldaten schouderen de geweren, en de ballin gen zoeken hun plaats op in de marsch colonne. „Vaarwel, vaderke Kansof 1" zeggen Ivan en Peter beiden, en zij drukken den banneling, wien9 voeten de Rus sische aarde nooit meer zullen druk ken, hartelijk de hand. „God zegene u Hij zegene u bei den!" zegt de grijaard, en terwijl de gelederen worden geformeerd, krijgt hij zijn plaats naast den valschen mun ter met dat gemeene boevengezicht. Een werst ongeveer 1 Kilome ter 11 minuten gaans. De stoet is gauw in orde; de kleine Kozakkenpaardjes behoeven maar even de zweep te voelen, om met kracht aan te zetten, en voorbij trekt de stoet der ellendigenvoorbij! De bellen aan de hooge gareelbogen der paarden klingelen; de ketenen der gevangenen rinkelen met een zacht klagend geluid, en voorbij trekt de stoet der ellendigen —voorbijl Het lied van bet winterkoninkje is erstomd, en de krankzinnige moeder heeft haar zachte wiegeliederen met een schrillen angstkreet afgebroken. En toch wordt er gezongen hoor, zij zingen! Die sombere ballingen, die bleeke vrouwen, die zwakke, uitge mergelde kinderen op de voortstom- melende telega s hoor toch, zij zin gen! Zij zingenjiet lied der ballingschap pen, en het klinkt eeuw in eeuw uit: „In ketenen geklonken, Doorkruisen wij het land; Wij lieten 't zoetste achter Het allerliefste pandl Daar achter steenen muren Zal onze woning zijn, En door die ijzren tralies Blinkt nooit de zonneschijn Wij hongeren en dorsten Wij lijden bitt'ren nood! Wij arme zwervers bidden En smeeken u om brood 1" (Wc«i4 vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 5