9 "Êi m 1 X WA M NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 22 JANUARI 1927 Aan het einde der Week Men heeft den laatsten tijd meerma len gesproken van de crisis van het parlementaire stelsel. Dit is een inter nationaal verschijnsel; de symptomen daarvan zien we niet slechts in de lan den van Zuid-Europa, waar de „demo cratie" plaats maakte voor de dicta tuur, doch ook in Frankrijk en België, waar men inzag dat het niet mogelijk was de financiën te saneeren, indien de regeering voortdurend in al haar handelingen 9tond onder de controle vAn het parlement, in ons land, waar we. een intermezzo-kabinet kregen, omdat het niet mogelijk was een par lementair kabinet te vormen en in Duitschland, waar de regeeringscrisis nog steeds voortduurt. Dr. Curtius heeft de opdracht tot ka binetsformatie moeten neerleggen; en daarna werd Dr. Marx met deze taak belast, doch hij kon evenmin slagen. Nu is Dr. Marx ten tweeden male door rijkspresident Hindenburg tot kabinets formateur benoemd, met de uitdruk kelijke opdracht een burgerlijk kabi net te vormen, terwijl de president te vens een beroep op de burgerlijke par tijen gedaan heeft, Dr. Mars zijn taak mogelijk te maken. De moeilijkheid is', dat de rijkspre sident klaarblijkelijk met alle geweld de Duitsch-nationalen in de regeering wil hebben, terwijl het Centrum daar niet van weten wil, doch een midden- kaWnet met steun van de sociaal-de mocraten wenscht. En dit is juist ge zien van het Centrum; vooral thans, nu Briand een verzoeningsgezinde po litiek ten opzichte van Duitschland voert, zou het heel onverstandig zijn, een partij aan het bewind te brengen, die van Locarno niet weten wil doch herstel der monarchie beoogt wat in zich draagt de mogelijkheid van oor logsgevaar. Het blijkt telkens weer, dat er in Duitschland, al zijn de vor sten van het tooneel verdwenen, ove- rgens heel weinig veranderd is. Men is niet gerust over Duitsch land» vredelievendheid. De geallieerde ontwapeningscommissie maakte nog dezer da&en bezwaar tegen de verster kingen aan Duitschlands Oostergren- zen, en in Polen is men er ook niet ge rust op, vandaar dat er in dit land een streven is naar aansluiting bij Sovjet- Rusl'and, ter- bescherming van zijn Wefttergrenzen. Engeland heeft de afgeloopen week besloten met kracht de behartiging zrijner belangen in China ter hand te kiemen. Het was wel te verwachten, dat de eerste koloniale mogendheid cler wereld zich zoo maar niet zonder slag of stoot door de Chineezen zou laten wegdringen. We kunnen dan ook in de eerstvolgende weken belangrijke gebeurtenissen in het verre Oosten te gemoet zien. En in het uiterste Westen is het ook r.og geen pais en vreê. De Mexicaan- sche president Calles komt in steeds grooter moeilijkheden, zoowel buiten als binnenlandsche. Hij krijgt het nu ernstig met de Ver. Staten aan den stok, niet om zijn kerkvervolging, maar om zijn petroleumwetten, die de belangen van het Amerikaansche ka pitaal schaden. Zoo zit de wereld nog volbp in de moeilijkheden en heeft de internatio nale toestand nog weinig stabiliteit be reikt. Niet slechts op economisch doch niet minder op politiek, ja, op schier alle gebied maken we een crisis door, en het is niet te voorspellen waarop •dit alles nog zal uitloopen. Uit het grijs verleden. DE SCHRIJVER VAN DEN BRIEF VAN JUDAS. Betreffende den schrijver van den algeoieenen brief van Judas doen zich' dezelfde vragen voor als bij Ja kobus. Is deze Judas een apostel? Is hij een van de broeders des Heeren? •Kan hij met den apostel Judas Leb- beüs, toegenaamd Thaddeüs vereen zelvigd worden? De middelste dezer drie vragen is het gemakkelijkst te beantwoorden. De schrijver noemt zich in den aanhef van zijn brief: „Judas, een dienst knecht van Jezus Christus, en broeder van Jacobus". Deze Jacobus, die blijk baar algemeen bekend was zoodat de aanduiding „broeder van Jacobus" voor de geloovigen aan wie Judas schreef voldoende duidelijk was, kan geen ander zijn dan Jacobus, de broe der des Heeren, de eerste opziener der Kerk van Jeruzalem. Uit deze verwantschap van Judas met Jacobus volgt, dat ook Judas tot de broeders des Heeren behoort en de ze meening wordt bevestigd door de Evangeliën. In Marcus 6 3 wordt van Jezus gezegd als hij in de synagoge te Nazareth predikt: „Is deze niet de tim merman, de zoon van Maria, en de broeder van Jacobus en Joses, en van Judas en Simon?" En in den paral leltekst Matfh. 13 55 komen de broe ders des Heeren in deze volgorde voor: Jacobus en Joses en Simon en Ju das. Het is derhalve aan geen rede lijken twijfel onderhevig dat Judas ook een der broeders des Heeren was. Waarom noemt de schrijver van de zen brief zich dan geen broeder, doch alleen een dienstknecht van Jezus Christus? Ja, zelfs ligt er in het oor- spronkeijke een zekere tegenstelling in het eerste vers en zou een nauw keuriger vertaling aldus kunnen lui den: „Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, maar een broeder van Jacobus". Da meest voor de hand liggende ver onderstelling is dat Judas van Jaco bus een broeder was in den gewonen zin des woords, doch van Jezus in den zin van bloedverwant of, zooals de Kantteekenaren 'op den Statenbijbel 't verklaren, „neve". Houdt men daar entegen Jacobus en Joses voor zonen van Alpheüs en Maria, doch Judas en Simon voor zonen van Clopas of Cleo- pas, welke Maria en Cleopas een zus ter en broeder van Jozef, den pleegva der des Heeren waren, dan zijn ook Judas en Jacobus neven. Dan ligt in het tegenstellend voegwoord, dat in het oorspronkelijke gebruikt wordt, een uiting van bescheidenheid. De schrijver stelt er meer eer in, Christus' dienstknecht dan een zijner nabestaanden naar bet vleesch te zijn. Behoorde deze Judas, een der broe ders des Heeren, tot den kring der twaalf apostelen? Er zijn er, die dit ontkennen op grond van het feit, dat de schrijver zich in den aanhef van den brief geen apostel doch alleen een dienstknecht van Jezus Christus noemt. Dit is evenwel een zeer zwak argument. Ook Paulus begint niet al zijn brieven op dezelfde wijze: zoo schrijft hij aan de Filippensen „Paulus en Timotheus,, dienstknechten van Je zus Christus", terwijl- hij zich in de meeste zijner brieven noemt „Paulus een apostel van Jezus Christus". Dat drie broeders des Heeren, n.l. Ja cobus, Simon en Judas, tot den apos telkring behoorden, is op grond van verschillende teksten, waar zij teza men genoemd worden zeer waarschijn lijk. In Hand. 113 worden zij van de elven 't laatst genoemd, en wel aldus: Jacobus (de zoon) van Alpheüs, en Simon Zelotes, en Judas (de broeder) van Jacobus". Ook hier worden Ju das en Jacobus met elkaar in yerband gebracht: Judas ontvangt steeds een bijnaam, 't zij zooals in Marcus 3 18 Thaddeüs, in Matth. 103 Lebbeüs toe genaamd Thaddeüs of zoo als in Lucas 6 16 (en in Hand.) Judas van Jacobus Wat deze bijnamen Thaddeüs of Lehbaüs beteekenen, in niet met ze kerheid te zeggen, doch de bedoeling is duidelijk: de Evangelisten wilden dezen Judas onderscheiden van den verrader Judas, die toegenaamd wordt Iskarioth, d.w.z. man van Karioth, een stadje in den stam van Juda. Ook de kantteekenaren op den Sta tenbijbel zijn de meening toegedaan, dat de apostel Judas de schrij ver van dezen brief is, getuige het vol gende citaat: „Onder de Apostelen Christi zijnder twee geweest van desen name: een die toegenaemt was Isca- rioth, de verrader onses Heeren: ende een die ook genaemt is geweest Thad deüs ende Lebbeus, Matth. 10 vers 3, die om van den anderen te onder- scheyden gezeght wordt, Judas niet de Iscarioth, Joan. 14 vs. 22, welcke wort ook tot onderscheyt genaemt Ju das J.acobi, Luce 6 vs. 16, Actor 113. Dese is bet die desen Sendtbrief heeft geschreven". Van den apostel Judas, den schrij ver van den algeaneenen zendbrief, we ten wij heel weinig. Er is ons van hem slechts één enkel woord bewaard, en wel door den Evangelist Johannes. Toen Jezus in zijn afscheidsrede na het laatste avondmaal gezegd had: „Die mijne geboden heeft en ze be waart, die is het die mij liefheeft; en die mij liefheeft, zal van mijnen Va der geliefd worden: en ik zal hem lief hebben, en ik zal mijzelven aan hem openbaren", zeide „Judas, niet de Is- kariot" tot hem: „Heere, wat is het, dat gij uzelven aan ons zult openba ren en niet aan de wereld?" (Joh. 14 22). Voorts weten we uit de ongewijde schrijvers, dat Judas gehuwd geweest is, want Hegesippos vermeldt, twee zijner afstammelingen. Toen keizer Domitianus zoo verhaalt hij de Christenen vervolgde, had hij het voor al gemunt op de afstammelingen van koning David. Dientengevolge werden Zoker en Jacobus, twee kleinzonen van Judas, die „naar het vleesch een broe der" van Christus „genoemd werd", als Davidszonen bij hem aangeklaagd en door een officier van het keizerlijk leger in zijn tegenwoordigheid ge bracht, zoodat hij hen persoonlijk in verhoor kon nemen. Zij bekenden met alle vrijmoedigheid, dat ze tot het huis van David behoorden. Doch naar hun maatschappelijke positie gevraagd, ver zekerden ze, dat ze slechts een beschei den vermogen bezaten: een gemeen schappelijk bezit v. 39 plethron bouw land (ongeveer 3K—4 bunder), ter waarde van 9000 penningen (ongeveer f 3600), waarop zij door eigen veldar beid hun brood verdienden. Tot bewijs konden ze geheel hun landelijk voor komen en vooral het eelt hunner han den toonen. Ten slotte ondervroeg hen de keizer over het koninkrijk van Christus. Ze antwoordden, dat dit geen aardsch, maar een hemelsch rijk was, en dat het eerst zijn aanvang zou nemen op het einde der tijden, wanneer Hij zou wederkeeren om levenden en dooden te oordeelen en iedereen naar verdien ste te vergelden. Deze eerlijke belij denis bracht Domitianus tot de over tuiging, dat zijn keizerstroon vanwege deze eenvoudige landlieden geen ge vaar dreigde, zoodat hij hen onge deerd naar hun vaderlijk erf liet te- rugkeeren en wat meer is, de vervol ging der Christenen staakte. Later evenwel vermoedelijk wijl dit feit de aandacht op hen gevestigd had schijnt men den beiden broe ders, als belijders en verwanten van Christus, de regeering eener kerk te hebben opgedragen, in welke bediening ze tot aan de dagen van Trajanus ge leefd hebben. Hun aanzien en invloed zou zich zelfs tot alle kerken van Pa lestina hebben uitgestrekt. Voorts moeten tot ver in de 3de eeuw te Nazareth en ook elders verwanten des Heeren geleefd hebben, 'waarvan evenwel niet vermeld wordt of dezen van Judas afstammen. SCHAAKRUBRIEK SCHITTERENDE PRESTATIES. In 1926 gaf meester Samisch 50 blind-séances met het volgende prach tige resultaat: hij speelde 549 partijen, waarvan hij er 431 won, 40 verloor en 78 remise maakte. Alzoo een percen tage van 85. De Russische meester Sno9ko- Borowski heeft in een lange touraée door het noorden van Engeland en een deel van Schotland niet minder dan 454 partijen gespeeld met het re sultaat: gewonnen 373, verloren 37 en remise 44. Een gemiddelde van 87 procent. FRANSCHE PARTIJ. Hieronder volgt een door Dr. Ema nuel Lasker geanalyseerde partij uit het tournooi te Meran. Wit: R. Spielmann. Zwart: D. Prze- piorka. 1. e2e4 e7e€ 2. d2d4 d7d5 3. Pbl—e3 Lf8b4 4. Lfld3 Wit heeft nauwelijks iets beters of sterker dan 4. e4e5, hoe gewaagd het ook zij. 4d5Xé4 Dit is klaarder dan c7c5 Op onmiddellijk 5. Pg8f6 kan 6. Lel—g5 gebeuren. 6. a2a3 Hier kwam 6. d4d5 in aanmerking 0Lb4Xc3f 7. b2Xc3 Pg8—f6 8. Le4do Wit had zeer goed een pionoffer kunnen brengen, door bijv. te spelen: 8. Lel—g5 Dd8a5; 9. Lg5Xf6 Da5X c3f10. Kei—fl g7Xf6; 11. Pgl—e2 Dc3c4 (anders dld5); 12. Le4d3 Dc4d5; 13. c2—c4 benevens d4d5. Wilde hij dit niet, zoo verdiende toch Le4f3 de voorkeur, daar de hooper op die plaats een gewichtige diago naal bestrijkt. 8/ 0—0 9. Pgl—13 Pb8d7 10. 0—0 b7—b6 11. Pf3—e5 Lc8—b7 12. Ddle2 Ta8—c8 STELLING NA 12Ta8—c8. Zwart:Przepiorka.( g I it i .f -- M 11 it n 11 ■*IS 1 jg§ m B! Wit: Spielmann. 13. Lel—g5? Deze zet wordt door eene combina tie, die blijkbaar door zwart voorzien was, weerlegd. Juist was 13. Lel—b2 om dan met c3c4 door te stooten, en op de kracht der beide loopers te ver trouwen. 13 Pd7Xe5 14. d4X.e5. Thans was 4. De2Xe5 de minste van twee kwaden. 1 4Dd8—d5 15. f2—f4 c5c4 16. e5Xf6 c4Xd3 17. c2Xd3 Tc8Xc3 18. f4—f5 e6Xf5 19. f6Xg7 Tf8c8 20. Tal—cl! Wit verdedigt zich goed. 20Kg8Xg7 Maar zwart speelt klaar en sterk. 21. TclXc3 Tc8Xc3 22. De2d2 Tc3—c6! De zwakte van wit's stelling vormt g2. Slecht ware 22 Kg7—g6? wegens 23. Lg5f6! en wit wint. 23. h2h4 h7h6 24. Lg5—f4 Tc6g6 25. Tfl—f2 Dd5—d4 26. Kglh2 Kg7—h7 27. Dd2e3 Dd4—d5 28. Lf4r-g3 Misschien bood 28. De3f3, iri weer wil van 28 TgGg4^ hardnekkiger tegenstand. 28Tg6g4 Nu speelt voortdurend f5g4 als latente dreiging mee. 29. De3—e2 h6—h5 30. Tf2—f4 Kh7g6 31. De2d2 b6—b5! De witte officieren worden bezig ge houden en zijn gebonden. En nu wor den zij afgeleid door den opmarsch der pionnen. 32. d3—d4 a7—a5 33. Tf4—f3 b5—b4! 34. a3Xb4 a5Xb£ 35. Dd2c2 Sloeg de koningin den pion h>4, zoo zou 35. f5-—f4 36. Lg3—el Tgi Xg2f snel winnen. 35Dd5e4 Gm op Dc3—c7 met f5—f4 te ant woorden. 36. Dc2Xe4 Lh7Xe4 37. Tf3—b3 f5—f4 38. Lg3—el Tg4Xg2+ Wit geeft op. Het als gewoonlijk kla re, krachtige en doelbewuste spel van Przepiorka is bewonderenswaardig. Uit het Sociale Leven. ACTIE IN DE TEXTIEL-INDUSTRIE. De wevers 'der N. V. Katoenmaat schappij, voorheen Gebr. 'Scholten te Almelo, hebben verschillende frieven, fdo'ór middel van 'de besturen van 'de Eendracht, de Landelijke ^Federatie, èen Neutralen en FederatTeven "Boncfi aan de directie medegedeeld. De voornaamste grieven Letreüen de boeten en het voorschrift, dat van .3Va' K.G. cops niet meer dan 300 Gr* afval mag worden ingeleverd. .Ge-* vraagd wordt thans: 1. Afschaffing of sterke verlaging! der boeten; 2. net nemen van maat* regelen, waardoor het maken van on- noodig veel afval wordt voorkomenj 3. schadevergoeding aan wevers, diei loonverlies lijden door oponthoud bij het verkrijgen van nieuwe kettingen;; 4. volledige toepassing der hulpen-re geling. De direectie heeft o.m. geantwoordl dat voor het beboeten bij inlevering! van te veel afval herhaaldelijk woroiti gewaarschuwid, en strengere maatre gelen alleen genomen worden als de wevers het alval verbergen. Boeten bij nieuwe soorten stot wen den alleen opgelegd, indien de fouv ten aan onoplettendheid en gebrek aan zorg zijn toe te schrijven. H,et extra wérk, dat deze soorten eischen, wordt beloond 'door 'het hoo- Igere stukloon ,dat er voor 'betaald! wordt. Afvaar niet voife'dig de "hand wefcj gehouden aan cfe Tiulpenregefing, wordt hét te weinig omvangene aani de wevers vergoed". In een vergadering van de wevers en weefsters aer firma G. J. van'Heekl en Zn, te .Enschedé, met de besturen ider „Eendracht", en der Federatie, zijn de volgeride wenscfren naar vot ren geóraent en aan 'de directie me"Se gedeeld r. 10 pet. verfïoogfng op 'tfe smaJiel soorten goed" en eveneens op de 6rea Idere soorten, welke er voor in aan merking komen: 2. schadevergoeding! voor het verwerken van slechte grondl stoffen: 3. beperking van boeten en( afschaffing ,yan het premiestelsel; 4., wachtgeld van 10 cent per uur enj per getouw; 5. vermindering van werk! voor de touwbazen, door het aanstellen! van helpers. 6. betere hulpenregehngi. In de vergadering van het wevers-* personeel der firma A. Wjllink cn Co. te Wiinterswijk, heeft men besloten bij ide directie o(d 15 pet. loonsverhoogmg; aan te dringen en voorts intrekking van de loonsverlaging bij enkele weef getouwen te eischen. Zoo deze eisch op 24 Jan. a.s. niet ingewilligd is, zal varT dién dag, at heti werk worden neergelegd. De actie staat onder leiding van den; modernen Textiel-arbeidersbond „De? Eendracht". - Het valt op, dat bij geen dezer acties| ide naam van de Clir. Textielorgani- saties genoemd worden. LOGNSVERHOOGING IN RUSLAND. Naar de Troed meldt, heeft Tomski, de voorzitter van den centralen raad der Russische vakbonden verklaard, dat deze raad ten volle overtuigd is v. cie noodzakelijkheid van loonsverhoo- gingen voor verschillende categorieën, van arbeiders in de metaalindustrie, de mijnwerkers, het spoorweg- en het post- en telegraafpersoneel. Een loons- verhooging van eenige heteekenis voor deze groepen zou evenwel de betrokken industrieën en diensten in groote moei lijkheden, brengen, vertraging in de uitbetaling der loonen tengevolge heb ben en ook den koers van den tsjer- wonets in gevaar brengen. Niettemin heeft de Sovjet-regeering het mogelijk geacht aan de gerecht vaardigde eischen van de genoemde groepen ten deele tegemoet te komen; de overige takken van industrie zullen echter moeten wachten. Gaan zij hier niet mee accoord, er. ondernemen zij eenigerlei daadwerkelijke actie, dan zal zoo verklaarde Tomski voorts de regeering niet voor strenge maat regelen terugdeinzen. Bovengenoemde verklaring van Tomski heeft ernstige protesten ontmoet van de zijde van verschillende vakbonden. De textielarbeiders stelden in het licht, dat hun bezoldiging in het alge meen 20 pet. lager is dan. het gemid delde loon in andere takken van in dustrie, terwijl de vertegenwoordigers der onderwijzers en artsen er op wezen dat hun bezoldiging, die varieert van 30 tot 40 roebel per maand, slechts 2/3 bedraagt van een gemiddeld arbeiders loon. In verband hiermede meenden ook zij voor loonsverhooging in aan merking te moeten komen. Het door de Sovjet-regeering toege stane bedrag van 200 millioen roebel, voor een tijd van één jaar, is daartoe echter niet toereikend, weshalve men zich zal moeten beperken tot de hier voor genoemde groepen. .Leidsche genkrassen. Amice. Wat kunnen toch eenvoudige voor vallen een diepen indruk op iemand maken indien men die eenvoudige din Ben vergelijkt met andere, zij het ook op zichzelf onvergelijkbare. Deze week kwam het bericht dat Prinses Juliana dit jaar eenigen tijd te Katwijk een eigen huis zal bewonen en als studente college zal loopen. De Prinses temidden van het Katwijksch strandpubliek, straks bezoek ontvan gend van haar ouders en grootmoeder miuschien. De Prinses straks een gere gelde bezoekster van onze Academie a«n het Rapenburg. Hoe idyllisch klinkt dat alles. Vergelijk nu daarmede eens bet slot Van bet droeve deerniswekkende le ven van Prinses Charlotte van België, dat ook deze week ons bracht. Wat hebben wij dan toch een reden voor dank. Dank voor het bezit van ons Vorstenhuis. Maar ook dank dat ons volk met innige banden is gebonden aan Oranje. Hier geen intriges geluk kig. Hier slechts liefde en achting. Maar ook nog in ander opzicht brengt ons bericht een aanschouwelij ke werkelijkheid waar wij zoo weinig rekening mee houden. Dit n.1, dat ze Prinses de kinderschoenen is ont groeid. Zij is niet meer het Prinsesje in wier spel het volk zich vermaakt; zij is vrouw geworden. Een vrouw die zich nu door zelf-opvoeding bekwaamt voor de groote taak die eenmaal Haar wacht. Nu en dan lezen wij dat zij de reis van het eene verblijf naar het an dere maakt. Nog onlangs vernamen wij dat zij voor het eerst mee aanzat aan de tafel der diplomaten. Nu weer dat zij een eigen huis zij het ook tij delijk gaat bewonen. 't Zijn maar kleinigheden, Amice, maar toch maken zij op mij indruk. Ik zie daarin het gelukkig verschijnsel, dat onze Koninklijke familie niet schroomt om in het gewone leven te blijven. Dat onze Prinses zich be geeft temidden van Haar volk en op de meest ongedwongen wijze haar ont wikkeling wil genieten. Ik hoop niet, Amice, dat je me kwa lijk neemt dat ik deze week eens wat grasduin in die kleine dingen. Zoo had ik deze week ook een jaar dag. Geen verjaardag van mijzelf of een van m'n familie. Ook geen jaar dag van een kennis. Neen 't was een jaar geleden dat ik in Leiden kwam wonen, 't Is egn jaar geweest waarin ik veel gezien en geleerd heb. 't Is in opzichteu het tegenbeeld geweest van betgeen ik me had vcorgsteld. Over het algemeen genomen een jaar van bijzondere zegeningen. Weet je wat ik onder al die zege ningen nu reeds als het voornaamste beschouw, dit, dat Leiden voor mij een aantrekkelijke woonplaats is geworden Ik heb in dit jaar ontzettend veel mop perende Leidenaars ontmoet. Als 't zoo blijven mag wil ik va^t niet in hun ge lederen opgenomen worden. In de eerste plaats mogen wij, ik noch gij, noch al die mopperaars, moppéren alsof God met eerbied gesproken, ons onrecht doet. Voor de geringste welda den moeten wij dankbaar zijn omdat we alles vèrbeurd hebben door onze zonde. Hij, onze God, geeft ons in Zijn vrijmachtige genade wat ons goed is'. Wij moeten dankbaar zijn ook voor het kwade, dat ons toekomt. Dat moeten wij 1 e e r e n, want zelfs voor het goe- ae willen wij van nature nog niet eens danken, laat staan voor het kwade. Dat dankbaar zijn een moeilijk aan te leeren Christelijke deugd is, onder vinden wij krantenmenschen schier dag aan dag. Zoo vertelde ik verleden week van ziekte. Toen kwamen de be wijzen van deelneming bij bosjes. Een oognblik van heerlijk samentreffen. Dankbare medelijdende lezers en een dankbare .Veritas. Maar zie als dan de ziekte weer in zooverre geweken is dat het werk weer nagenoeg normaal kan plaats hebben, dan komen er andere onaan genaamheden. Een zieke machine is nog haast erger dan een ziek lid van het personeel. Schrijven kan dernoods nog in bed. Al hoestende en kuchende kan de krant in elkaar gezet. Maar als een machine de griep krijgt dan wil dat stomnje ding in eens niets meer doen. Alle dokters en alle- verpleegsters tezamen kunnen dan wel dat zieke beestje weer opknappen, maar werken neen daar moet je in dien tijd niet om komen. En toch moet de krant klaar en.... op tijd zijn. Heusch, Amice, een krantenmensch is ook maar een mensch. Hij moest als Christen in tegenspoed geduldig zijn. Maar ik kan je verzekeren, Amice, dat dat een moeilijk aan te leeren deugd is. Dit wordt vooral moeilijk als men dan ook nog onrechtvaardige critiek moet hooren. Nu heb ik al geleerd om die dingen zoo'n beetje door elkaar te nemen. Bemoediging soms op treffen de wijze. Critiek uit een goed hart Soms ook critiek bitter en kwaad. Maar in ons eten gebruiken wij peper, aou.t, azijn, geen van all# opzlchzell, lekker, maar door het op de juiste wij ze te mengen krijgt men een gezond en smakeijk toevoegsel. Zoo nu ook' doe ik met al die opmerkingen. Doe ze •maar gerust in hetzelfde potje het komt best terecht. Maar wij moeten oppassen dat het eten goed blijft. Daar moet de Kok voor zorgen. Als iemand teveel peper aandraagt dan laat je hem maar een poosje wachten. Soms lijkt het wel of die bijkoks het beter weten dan de kok zelf. 't Kan zijn dat ze in een onderdeel van het vak het ook wel veel beter weten, maar er moet tóch tenlsotte één de smaak bepalen. Zoo hoor ik in de journalistiek ook wel eens allerlei opmerkingen die mij doen denken aan een kijvend koksge zelschap in de keuken. Nu eens is het teveel op de hand van „de arbeiders" wat in de krant staat. Dan weer is het teveel Ambtenaarsvriendelijk. De eene tijd is het een teveel voor den Midden stand dan weer een tekort doen aan Kerk of schoolbelangen. Heusch waar, Amice, als in dat ge val de Kok niet oppast wordt het te zout, te peperig, of te zuur. En dat mag niet vindt jij ook niet? .VERITAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1927 | | pagina 6