NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 31 DECEMBER 1926
DERDE BLAD.
Uit de Schriften.
NACHT EN MORGENSTOND
(Oud- en Nieuwjaar).
'Wachter, wat is er van den nacht?
Deze vraag1, aan Jesaja's profetie
ontleend, wordt in den loop der tij
den telkens weer herhaald. En toch
zijn er velen, die den zin der woor
den van Jesaja 21 niet verstaan.
Wachter, wat is er van den nacht?
het is een gev'euge'd woord ge
worden. Maar de beteekenis van ge
vleugeld^ woorden is meestal niet zoc*
duidelijk, als het veelvuldig- gebruik'
zou dóen vermoeden.
De vraag komt voor in een pro
fetie tegen de Edomieten. Er staat
boven: „De last van Duma".
Duma nu is een afkorting van E-
Idom. Maar het is met opzet, dat de
Profeet juist dit woord gebruikt.
Duma Kan ook beteskenen: „stilte"
(des doods).
Reeds in het opschrift laat Jesaja
het Goddelijk oordeel over Edom ge
voelen.
In het zoo bedrijvige land zal het
straks doodsch en stil worden. De
Heere zal, zooals Obadje het uitdrukt
de wijzen uit Edom en het vers«:andl
uit Ezau's gebergte doen vergaan.
Ook zijn versterkte steden en burch
ten zul en verwoest werden.
Van dat Goddelijk oordeel over E-
dom spreekt ook Jesaja in meer dan
een hoofdstuk.
In bev _isie hoofdstuk is do voor
stelling deze.
De protect ziet zich verplaatst m
den tija vai>sde Babylonische balling,
schap, waarin het nacht was, zoowel
voor Isralël als voor Edom.
De Chaideën ovcrneerscüten.
Eerst was Jeruzalem gievailen en
juich.en do Edomieten. Maar weldra
bleek, dat Nebukadnezar ook hen met
wilde sparen.
Toen iiq egien Egypte wi.de operee
ren, voncf hij het verstandiger, om
eerst Eciurn onscpadelijk te maken.
Zoo werd het trotsere vo.k verne
derd.
Over Seirs bergen daa.de de nacht
Jesaja staat naar de gegeven
voorstelling op zijn wacht.oren.
Uaar komt tot hem een 'stem uit
Seir. „Wachter, wat is er van den
inacht
oaagt de morgen nog niet?
Ko.... e»r nu welhaast verlossing?
Zullen wij spoedig weer een vnj,
volk worden?
Zal we.dra een tijdperk van wel
vaart zich voor ons ontsiuiten?
Er ligt in de vraag van ^dum geen
yer.i.iu^en naar God, geen klacht over
éigen zonde en sciiu.d. Neen, ie. ue-
[geeren gaat slechts un naar din
gen van deze were.d. naar s.oti'eujkoi
welvaart en nationaal geluk.
De man op den waCiiiLur^n, wiens
oog profetisch wordt ver.icht, ziet goe
de dingen, maar voor Isra'v, voor
het volk van God.
Hij ziet het einde van de balling
schap.
Hij schouwt in de verte den her
bouw van Jeruzaiem en van het Huis
Gods. Ja, hij ziet reeds, dat uit den
af0.-avven tronk van Isaï een rijs-
ken voortkomt en dat een s Lcr.e uit
zijne wortelen vrucht voortbrengt.
Daarom kan hij antwoorden: „De
morgenstond is gekomen".
Maar er volgt op: ,,en het is nog
nacht". De profeet wil zeggen, dat
het voor Edom nacht zal biijven, ook
al mag Israël zich over liet aanbre-
Jkien van den morgenstond verheugen
Inderdaad bracht ivores optreden
voor Israël geen verlossing.
In later tijd hebben Edomieten als
de Herodessen,. nog eens, zij het bij1
de gratie der Romeinen, over Israël
geheerscht.
Maar Edom is in den nacht onder
gegaan, terwijl over Israël de zon op
rees, toen God zijn volk bekocht me de
„Opgang uit de Hoogte".
En nu gaat de profejt voort: „Wilt
gijlieden vragen, vraagt; keert weder;
komt".
Ge moogt vragen, nog meer vragen.
Maar indien gij niet niet schuldbe
lijdenis wederkeert, dan zal het ant-
wcórd wol niet gunstiger luiden.
Dan zal het zijn: De morgenstond',
is wel gekomen, maar voor u is heti
nog nacht.
Van naturel zijn we allen als Ezau.
Onheilig, de eerstgeboorte verach
tonde. Slechts vragende naar stoffe
lijke welvaart, naar aardsch geluk.
In zorg en druk vragen wij wel:
„Wachter, wat is er van den nacht?"
maar niet met den waren, geestelijken
ernst.
Godlof. Wie van nature een Eclo-
miet is, kan veranderd worden door?
het bloed en den Geest van Jezus
Christus.
In het Evangelie staat, tot onze ver
troosting, dat Tlij gevolgd werd door*
mannen en vrouwen, ook uit Idumea.
Naar Jezus heen.
Met uw zonden, met uw schuld,
met alles wat u drukt. Dan daagt»
voor u Israëls heil. Dan is de mor
genstond gekomen.
O zeker, ook dan kan an bangel
tijden uw hart nog met vrees zijn ver"
vuld.
Er kan zorg zijn, ook voor het tij
delijke, aardsche. Maar toch roept heli
Woord u toe, ook bij de wisseling
der jareix: hoopt op den Heer. Hi>
zorgt voor u. Immers „het licht is»
voor den rechtvaardige gezaaid en
vroolijkheid voor de oprechten van
harte".
Er is hope, er is verwachting, ook)
voor de wereld.
De morgenstond komt. Het gaat
naar de Voleinding.
En van de Stad, net Jeruzalem, dat/
eens in volle heerlijkheid schitteren
zal, staat geschreven: „Aldaar zal geen
nacht zijn".
Duis.ernis moge de aarde bedekken
en donkerheid die volkeren, over u,
dat is over Israël, over het vo'lfl
Gods zal do Heere opgaan, en
Zijne heerlijkheid zal over u gezien
worden.
OOK MIJNE STEM
Waea* ik een nachtegjael,
ik wou mijn Schepper eeren
Met synen grooten lot
altijd te quinckeleren,
Dat bosschen, berch en dal
sou deunen van den clank,
En de woutvogeltjens
vergeten haren sanck:
K'en ben geen nachtegael,
maer in veel grooter eere
Een mensch, het ever.-beelt
van aller Heeren Heere:
Jck wil dan mijne stem
doen hooren alle man
En prijsen Hem soo hooch
en verre als ick can:
Niet vragende een sier
na al het leclijck pruylen
Of missel ij ck getier
van ae-xters en van uylen,
Versekeret dat Hij,
die eeuwichlijck en leeft
Mijn tong tot synen roem
allèen geschapen hééft.
ONS KOPJE KOFFIE.
„Zien we af van patiënten, die hier
omtrent nun dokter behooren te raad-
pregen, dan kan gevoeglijk worden ge
zegd, dat een zelts meer dan nor
maal gebruik van koffie volstrekt niet
nadeelig is voor de gezondheid van
den drinker".
Aldus Dr. A. van Raalte, directeur
van den Gemeentelijken keurings
dienst, van waren, te Amsterdam, in
een hoofdartikel in „Voeding en Hy
giëne", En hij geeft daarover een
interessante beschouwing, waaraan we
het volgende ontleenen:
„Laat ons eens zien: Als moeder
de vrouw koffie zet, zoodat op ieder
lid van het gezin een halt lood (dat
is 5 gram) koffie wordt genomen, daD
is zij royaal. Nemen we aan, dat alle
daarin aanwezige caffeine in de kof
fie overgaat, aan krijgt ieder van
ons met de gezette koffie 50 m.G.
caffeine naar pinnen. Drinken we nu
dne maal daags koffie^ dan nemen
we per dag dus 150 m.G. caffeine tot
ons.
Welnu, de Nederlandsche Pharma
copoea geeft als grootste hoeveelheid:
caffeine, die men mag nemen: per
keer 250 m.G., per dag 1 gram. Zeds'
een stevig koffiedrinker blijft dus ver
beneden de hoeveelheid, die hij onge
straft kan drinken^ en daaruit blijkt,,
dat de schadelijkheid van koffie voor
gezonde personen een fabel is.
Intusschen hechten niet alleen kin
deren aan fabeltjes en zoo zijn er tal
rijke personen, die gelooven, dat het)
gebruik van koffie hen nerveus maakt?
Liever gezegd, de verhalen omtrent'
de schadelijkheid van koffie maken,
dat nerveuze menschen voor het ge
bruik van gewone koffie angstig zijn
geworden.
Natuurlijk heeft de industrie van
dit angstgevoel van zoovelen gebruik*
gemaakt.
Ot zij er mee begonnen is, om caf
feine uit koffieboonen te winnen, en
zich een afzetgebied te scheppen voor
de zoo ontstane caffeine-vnje koffie,,
dan wel, ot zij opzettelijk cafteine-vrije
koffie wilde gaan bereiden, wetende,
dat de tegelijk veikregen caffeine te
gen een behoorlijken prijs zou kunnen
worden afgezet, zeker is het, dat tal
van uitvinders hebben gepoogd', koffie
boonen zóó van caffeine te bevrijden,
dat de boonen nog verkoopwaarde hiei
den.
De Bremer Kaffee-Handels-Aktien)
Gezellschaft („Hag") volgt, volgens
Wimmer, het volgend recept:
De rauwe koffie wordt gereinigd;
met stoom behandeld en dan in extracj
tie-apparaten, elk van 2000 L. mhoud,,
met een vluchtig extractiemiddel in
aanraking gebracht. Het extractiemid
del stroomt langzaam door de koftia
en neemt de grootste hoeveelheid vair
de aanwezige caffeine op. Uit de
extractietoestellen komt de koffie in
draaiende trommels, waarin ze door
behandeling met stoom van het nog
aanwezige extractiemiddel worden be
vrijd. Na drooging worden de 'boonen
verpakt.
In deze caffeinevrije koffie zit nogi
slechts 0.10.26 pet. caffeine. Vani
deze caffeine lost 70 pet. op in heö
voor koffiezetten gebruikte water. Zet
men nu uit 5 giam caftemev^ije koffie
die nog 0.15 pet. caffeine bevat, eèn
kop 'koffie van 125 kub. c.M., dan be
vat deze nog slechts 0.5 m.G. caffeine
Dat geeft den fabrikant het moreele
recht, de koffie als caffemevrij aan
te duiden.
De drinker van caffeinevrije koffie
krijgt dus practisch geen caffeine naar
binnen; hij drinkt b.v. kaftee H.A.G.
dan alleen om de smaakvolle stoffen
niet om de opwekkende werking
want die bezitten dergelijke produc
ten niet.
Wij ïeven in een gejaagden, nerveu-
zen tijd. Jn zulk een tijd hebben vele
menschen behoefte aan stimulantia en
onder deze is koffie wel de meest on
schuldige.
Wie echter geen behoefte heeft aan
prikkels, kan gerust caffeinevrije kot1
tie drinken, en ais de medicus hem
het gebruik van baffeme verbiedt, zal
hij goed doen, zichzelf wij's te maken,
dat hij toch koffie drinkt, wil hij Kaf
fee H.A.G. ot een dergelijk produeti
gebruiken".
Maar zonder medisch verbod van
caffeinegebruik aidus eindigt schr.
achten wij het drinken van Kaffee
H.A.G. slechts verklaarbaar door den
invloed van de reclame, die, speclee-
rende op het nervosisme van zooveel
twintigste-eeuwsche menschen, ook ge
zonde menschen nerveus, d.i. angstig,
maakt voor het gebruik van een on
schuldig genotmiddel ais koffie inder
daad is.
INGEZONDEN.
(Bulten verantwoordelijk.ieid der Hedactie.)
Geachte Redactie I
Mag ik nog even een plaatsje om
twee misvattingen van- C. H. even
recht te zetten?
De eerste is dat ik hij mijn schrijven
niet gedreven werd door den wensch
zoo mogelijk het vraagstuk „Medezeg
genschap" in helderder licht te plaat
sen. Waar ik zelf bekende, dat ik in
deze kwestie „de noodige klaarheid"
mis, volgt hieruit vanzelf, dat deze ge
dachte mii vreemd was.
De tweede misvatting is dat niet
ik opmerkte dat C. H. door de 4 door
gemaakte revoluties niet veel geleerd
heeft, maar clat ik anderen deze mee
ning hoorde uiten.
Ik kwam hier juist tegen op.
De bedoeling van mijn eerste schrij
ven was te waarschuwen tegen het ge
vaar. dat m.i.i tegenwoordig ernstig
dreigt, dat we ons door verschil van
inzicht in zake practische kwesties, in.
zake afgeleide beginselen, uit el
kaar laten slaan.
C. H. meent, dat de houding van on
ze A. R. menschen die in het stuk der
„Medezeggenschap" wat verder gaan
dan hij, reden geeft tot ernstige onge
rustheid.
Anderen staan direct klaar om te
beweren dat iemand als C. H. de re
volutie in de hand werkt, doordat hij
in deze kwestie niet zoo vooruitstre
vend is als hij.
Ik beschouw deze tweeërlei uitingen
als typeerend. voor de verschillende
stroomingen, die in onze partij leven.
Men gaat elkander te lijf over kwes
ties, die of geheel niet. of slechts iin
afgeleid verband met onze beginselen
staan. Men strijdt over vraagstukken,
die niet eens in den vollen omvang
worden begrepen. Het stuk der „Me
dezeggenschap" en het Tractaat Hol-
land-België zijn hiervan mi. de meest
sprekende bewijzen.
Zoo ontstaat het gevaar dat we MJ
dezen onderlingen strijd uit het oor
verliezen de groote grondbeginselen,
die van veel grooter beteekenis zijn,
en die ons allen in de eerste plaats
ter harte behooren te gaan. En het ge
volg hiervan is. dat er tusschen dezp
verschillende groepen verwijdering ont
staat, en dat hierdoor onze kracht ge
broken wordt.
Hiertegen wilde ik waarschuwen
Daarom zei ik: Laten we in de eerste
plaats trachten onze groote grondbe
ginselen vast te houden ,en hiieiïn on
ze éénheid voelen.
Dat ik waarschuwde om voorzichtig
te zijn met het gebruik van Bijbeltek
sten, beduidt natuurlijk niet, dat we
de Schrift niet zouden moeten bestu-
deeren.
Maar C. H. zal zelf wel toe geven,
dat de Bijbel niet is een sociaal of eco
nomisch handboek, wat we maar even
op kunnen slaan om voor iedere prac
tische kwestie een oplossing te vinden.
Daarom moeten we voorzichtig zijn.
Ook C. H. zelf zal toch toegeven, dat
teksten ook wel eens worden mis
bruikt. Noemde ik niet o.a. „Patrimo
nium", Ghr. Vakbeweging en Sociale
Overheidszorg, alle zaken die meerma
len op grond van „principes" scherp
werden bestreden? Deze voorbeelden
werden trouwens door C. H. niet ont
kende.
En zoo zeg ik nogmaals: Laat ons
in de eerste plaats zorgen dat we ons
fundament niet verliezen. Laten we
onze groote gemeenschappelijke begin
selen in bet oog houden. Dan zullen
we onze éénheid blijven gevoelen. En
dan behoeven we ons niet direct onge
rust te maken als in zake bet Bel
gisch Verdrag de heer Schouten een
ander standpunt inneemt dan de heer
Colijn. En evenmin behoeft het ons
met zorg te vervullen, als in het stuk
der „Medezeggenschap" de. heer
Smeenk wat verder gaat dan de heer
Diemer, en C. H. van meening is dat
ook de heer Diemer nog niet krachtig
genoeg tegen deze z.i. gevaarlijke zaak
positie neemt.
Indien de éénheid in de hoofdzaken
blijft, behoeft het niet te verontrusten
als we het in een meer of minder on
dergeschikt punt eens wat van mee
ning verschillen. Maar verloren zou
den we zijn als deze hoogere éénheid
zoek raakte door den onderlingen
strijd over afgeleide kwesties.
A .WARNAAR Jr.
Sassenheim, 29 Dec. 1926.
EEN GROOT AANTAL KINDEREN
DER ARMEN
uit'de Leidsche bevolking stemmen ze
ker in om op dezen gewichtigen avond
in de laatste uren des jaars, hartelijk
dank te brengen aan allen die ons
hielpen om het in het voorbijgesnelde
jaar zooveel hulp te bieden. Eerstens
wenschen we de Redactie van dit blad
onze erkentelijkheid te betuigen, voor
de plaatsruimte, ons bij ieder verzoek
welwillend toegestaan, ten anderen,
ieder die 't zij financieel, of in natura
en moreel ons hielp in den strijd tegen
DE RECHTEN DER VROUW.
Wat zijn 'de rechten van efin vrouw R.
Haar arbeid, bidden, liefdie fin trouw*
Te weenen, waar men angstig, schreit*
Te waken, waar men hulp verbeidt.
Den traan te drogen en de pijn
Te stillen daar waar smarten izijnf
De rimpels glad' te strijken; 't hart
T' ontlasten van verdriet en smarfy
Te zorgen, dat geen twist ontstaat*
Te troosten, waar de doodsklok slaatj
En daar waar aardsche hoop verdwijnt
Verkonden, dat Gods ster nog schijnt.
Terug te roepen, Idie verward,
Verloren doolt, door schaamt benard)
Te steunen, en van bange vrees
fTi' ontheffen d'arme weèuw en wees.
Een <rids te zijn voor 't hulploos kmdl
Tot q' allerbesten Kindervrind;
Zijn eerste gangen na te gaan.
Met tee die liefde en zacht vermaan
't fVerstanidi te leiden en 't gevoel
Te wijzen op het hoogste doel;
Den blik te richten boven d' aard
Naar dingen, meer dan d' aardsche'
\waard1.
Te leven voor wie 't hart bemint;
Tot in den dood zoo zijn gezind;
Te sieren eigen huis en staat
Met zachte stem en blij gelaat.
Zijn dat uw rechten, neem ze waar,
Hun invloed' toch is wonderbaar.
[Waarom vraagt gij een ander deel?
Hetgeen gij hebt eischt u geheel.
ëijn dat uw rechten? Mor dan niet
'at gij geen heil'ge roeping ziet.
In Gods beschikking. Doe uw plicht
En wandel voor Zijn" aangezicht.
Die hier beneen, geduldig, trouw,
Steeds vriend'lijk, liefd'rijk zorgen wou
In 's levens vreugde, moeite en rouw
Is gade, moeder, zuster, vrouw.
de ellende in het leven van onze klei
ne beschermelingen. Wanneer men
zoo'n jaar terug blikt en dan becijfert
wat we namens U aan hen konden doen
dan komen we waarlijk diep onder
den indruk en voelen we, dat uiterste
dankbaarheid aan God en het goede
deel der bevoking, waarlijk niet mis
plaatst is. Wat een sommen zijn er
niet voor hulpbetoon in het afgeloo-
pen jaar door de burgerij geofferd. En
daarbij mochten ook wij voor ons nog
zoo bescheiden werk enkele duizen
den benutten. Niet alleen vele klei
nen voeden, doch zelfs in staat gesteld
worden, die in ellendige omgevingen
en met dito voedsel en reiniging ver
zwakten en candidaten werden voor
allerlei chronische kwalen.
't Zal U op dezen Oudejaarsavond
goed doen 't gevoel ook iets te hebben
bijgedragen en nu hopen we maar,
in he tjaar da voor ons ligt in staat
gesteld te worden het tehuis te kun
nen blijven exploiteeren, want dat zal
hoe zuinig we ook rekenen, weer een
kwestie van enkele duizenden guldens
zijn, die met de maandelijksche ver
zameling van allerlei kleine bedragen
bijeengebracht moeten worden. Tel
kens is alles weer op, neen, dit is toch
niet het juiste woord- „Op" gaat het
niet, 't wordt omgezet in gezonde prac
tische, nooit stervende „daad". Laat ik
slechts één geval in die paar maanden
dat ons tehuis open is noemen. Een
der meisjes die we verplegen, werd uit
een krotje gehaald (waar ze met hun
tienen «verkeeren) de kinderen sliepen
vier in één slaapstede onder wat kle
dingstukken, zij zeer ziekelijk, sliep
tusschen het gekrioel van haar broer
tjes en zusjes bijna niet. Ze kwam bij
ons en sterkte in een week of 8 veeris
zoo aan, dat een blos haar wangen
kleurt en over eenige dagen gaat zo
de school bezoeken, doch blijft voor-
loopig nog bij ons en zal wellicht over
eenigen tijd de verzwakking te boven
zijn en zoo zal het ook naar we hopen
met anderen gaan. Dr. A. J. B. Poort
man, die belangeloos medische leiding
geeft, is eveneens vol moed. Laten we
toch bedenken dat voorzorg om chro
nische ziekten te voorkomen veel meer
waard is dan trachten te herstellen of
EEUlLLETOIM.
Opoffering beloond.
30) —o—
„Wie weet?" fluisterde Piëta na
denkend, en plotseling bekroop haar
een ontzettende gedachte.
Zij herinnerde zich het optreden van
Walter gisterenavond, toen hij haar
mededeelde, haar broer gezien te heb
ben en zoo straks, toen zij hem gespro
ken had Kees ter hulp te roepen om
den dief te vinden.
„Als de schuldige eens.... Maar
neen, neen. Het was afgrijselijk, dat
die gedachte bij baar kon opkomen.
Zii zette ze van zich af, maar hoe meer
zij baar best ervoor deed, des te drin
gender en pijnlijker kwam die gedach
te terug.
Was het niet ontzettend, als zij, om
de onschuld van haar verloofde te be
wijzen. de schuld zou moeten aantoo-
ren van hem.... Maar neen! Wat een
afschuwelijk, onmogelijk idee kwam
toch op haar af om haar te kwellen?
Kees was ver weg, heel ver weg.
gelukkig. Dat was een geruststelling
voor haar.
De zware stem van den bankier
klonk in liet hooge vertrek en onttrok
het meisie aan haar smartelijke over
denkingen.
„Laat me alleen, kind".
„Vergeeft u mij mijn bekentenis
aan Walter?" vroeg zij teeder.
„Ja, omdat ik jullie niet als ver
loofd beschouw".
Dat was niet haar bedoeling. Toch
stond zij op en vertrok zonden* een
•voord te zeggen.
Waar was het ook eigenlijk voor
noodig? Het meest dringende was op
'toogenblik den schuldige van den ge
heimziinnigen diefstal te achterhalen.
Hoe zou zij het aanleggen? Zii wist
bet nietMaar wat zij wist, dat
was, dat zij zou ondervragen, zou be
spieden en naspeuren, zou bidden voor
al. En zij had de vaste overtuiging,
haar doel te zullen bereiken.
En terwijl het jonge meisje in de
vredige stilte van haar rustig kamer
tje nadenkt over de middelen, die zij
zal kunnen aanwenden om den schul
dige te vinden; terwijl Walter, gebro
ken door smart, zich afvraagt, of hij
werkelijk geleefd of gedroomd heeft
gedurende dat verschrikkelijk uur dat
juist is voorbijgegaan; ligt Kees wel-
behagelijk uitgestrekt op de weelde*
rige kussens van den exprestrein, die
zich met vollen stoom naar Egypte be
geeft, en hii denkt na over de nieuwe
kansen om geld te verdienen na. zim
„«ereschuld", zooals ze valschelijk ge-
.noemd wordt, afbetaald te hebben.
XVI.
Middernacht. De kanonneerboot
„Julienne", diie den luitenant Lenooy
naar Peking voert, klieft met volle
snelheid het kalme water onder een
met sterren bezaaide hemeL
Na den vermoeien den dag onder de
drukkend heete zon is de vochtige
koelte van den stillen nacht zacht en
verkwikkend. Walter is juist van de
wacht afgelost, hij zou rust kunnen
gaan nemen, maar de slaap b)ijft hard
nekkiig weigeren zijn oogleden te slui
ten. In zijn hut teruggekeerd, legt hij
aanstonds zijn hoofd in het raampje;
altijd die zelfde eenzaamheid in die
onmeetbare eindeloosheid van zee en
hemel. Meer dan vijf duizend mijlen
strekten zich uit, als een reusachtige
streep, over de rampzalige gebeurte
nissen, die den doorslag hadden gege
ven tot zijn vertrek, en tot zijn hart
verscheurende scheiding. Rust is nu in
hem wedergekeerd, de verontwaardi
ging en de onzegbare droefenis die
hij eerst zoo levendig had gevoeld, zijn
langzamerhand verdwenen gelijk de
landstreken aan den horizon langs
beide kanten van het schip zich zacht
aan zijn oogen onttrekken.
Walter heeft vergeven. Hij heeft
vergeven in de volle beteekenis van
het Goddelijk bevel. Al veroordeelt hij
nog steeds de misdaad, al gruwt hij er
van, toch heeft hii medelijden met den
schuldigen misdadiger, toch vindt hij
verontschuldigingen voor hem. Kees,
met zijn betreurenswaardige opvoe
ding, die hij genoten had. scheen hem
^niet zoo verantwoordelijk toe voor zijn
val; hij beklaagt hem en vormt de vu
rigste wenschen. dat die arme afge
dwaalde weer terug mocht keeren op
den weg van plicht en eer. Zal ziia of
fer voordeel brengen voor den zoon
van zijn weldoener?Hij heeft er
stille hoop op. Als de tot-standkoming
van alle verzoening bloed moet kosten
heeft hij niet zijn hartehloed ver
goten? En as hij niet bereid bet nog
maals te offeren in dienst van het va
derland?
In de geliefde eenzaamheid van de
groote stilte van den nacht over
schrijdt de jonge officier zoo graag in
zijn gedachten den verren afstand, die
hem scheidt van de zijnen. Dan her
leven die onvergetelijke uren doe hii
heeft doorleefd. En hij overdenkt met
droefheiid, hoe 't leven dikwijls wreed
speelt met onze toekomstplannen en
onze begeerten naar geluk, onze mooi
ste verlangens -vernietigt.
Hij had zich gedroomd een innig, on
gestoord leven gedeeld tusschen plicht
en liefde, gewijd aan zorgvolle opoffe
ringsgezindheid voor zijn vaderland
•en zijne familie.En nu, alle edele,
hooge strevingen van zijn jeugd, zijn
voor altijd dood. Elke omwenteling
van de schroef vergroot den afstand
die hem scheidt van alles, wat hij tot
nu toe heeft liefgehad, elke seconde,
brengt hem nader bij zijn balling-
sohap, bij die oevers, waar de dood
op 'toogenblik zulk een m eed oog en-
loos wre-eden oogst binnen haalt.
Zal Walter ziioh gaan overgeven aan
de ontmoediging? Zal hij zich laten
neerdrukken door die slapheid, dat ge
mis aan zedelijken moed, die mis
schien nog meer slachtoffer znaken
dan de moorddadige kogels der Chi-
neezen? Neen! Want hij is krachtig.
Men heeft hem op de catechismus-
banken geleerd, dat het leven 'n str"
is, met den hemel als onschatba
overwinningsprijs. Hii weet dat de
beid de reden van ons bestaan is* cl
wij altijd plichten hebben te vervi
len, altijd hebben wel te doen rondo
ons; hij vervolgt zijn weg onder h
oog van God, met de onuitgesproke
maai* toch frisch levende hoop, dat
slechte dagen eens zullen voorbijgaan
en het eens moge blijken, dat het ge
luk niet slechts een fata morgana voor
hem geweest is.
Uit kieschheid heeft hij zich ver
plicht gerekend juffrouw De Verbrug-
ge het woord terug te geven, dat zij
hem uit eigen beweging gegeven had.
En ofschoon het jonge meisje baar vrij
heid niet had willen terug nemen, be
schouwde hij haar toch voor zich ver
loren.
„Moge zii gelukkig wordenI Ik zal
er mii niet om beklagen!" lispelde bij
in zich zelf, een traan wegvegend uit
zijn oog.
Maar Piëta had er geen genoegen
mee genomen. Zij kon zich ge an ge
luk denken, waarvan Walter geen deel
genoot was. En haar leven sinds het
plotselinge vertrek van haar verloof
de was een aanhoudende kwelling,
fWcrt* wrvoia®.