NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 31 DECEMBER 1926 DERDE BLAD. Uit de Schriften. NACHT EN MORGENSTOND (Oud- en Nieuwjaar). 'Wachter, wat is er van den nacht? Deze vraag1, aan Jesaja's profetie ontleend, wordt in den loop der tij den telkens weer herhaald. En toch zijn er velen, die den zin der woor den van Jesaja 21 niet verstaan. Wachter, wat is er van den nacht? het is een gev'euge'd woord ge worden. Maar de beteekenis van ge vleugeld^ woorden is meestal niet zoc* duidelijk, als het veelvuldig- gebruik' zou dóen vermoeden. De vraag komt voor in een pro fetie tegen de Edomieten. Er staat boven: „De last van Duma". Duma nu is een afkorting van E- Idom. Maar het is met opzet, dat de Profeet juist dit woord gebruikt. Duma Kan ook beteskenen: „stilte" (des doods). Reeds in het opschrift laat Jesaja het Goddelijk oordeel over Edom ge voelen. In het zoo bedrijvige land zal het straks doodsch en stil worden. De Heere zal, zooals Obadje het uitdrukt de wijzen uit Edom en het vers«:andl uit Ezau's gebergte doen vergaan. Ook zijn versterkte steden en burch ten zul en verwoest werden. Van dat Goddelijk oordeel over E- dom spreekt ook Jesaja in meer dan een hoofdstuk. In bev _isie hoofdstuk is do voor stelling deze. De protect ziet zich verplaatst m den tija vai>sde Babylonische balling, schap, waarin het nacht was, zoowel voor Isralël als voor Edom. De Chaideën ovcrneerscüten. Eerst was Jeruzalem gievailen en juich.en do Edomieten. Maar weldra bleek, dat Nebukadnezar ook hen met wilde sparen. Toen iiq egien Egypte wi.de operee ren, voncf hij het verstandiger, om eerst Eciurn onscpadelijk te maken. Zoo werd het trotsere vo.k verne derd. Over Seirs bergen daa.de de nacht Jesaja staat naar de gegeven voorstelling op zijn wacht.oren. Uaar komt tot hem een 'stem uit Seir. „Wachter, wat is er van den inacht oaagt de morgen nog niet? Ko.... e»r nu welhaast verlossing? Zullen wij spoedig weer een vnj, volk worden? Zal we.dra een tijdperk van wel vaart zich voor ons ontsiuiten? Er ligt in de vraag van ^dum geen yer.i.iu^en naar God, geen klacht over éigen zonde en sciiu.d. Neen, ie. ue- [geeren gaat slechts un naar din gen van deze were.d. naar s.oti'eujkoi welvaart en nationaal geluk. De man op den waCiiiLur^n, wiens oog profetisch wordt ver.icht, ziet goe de dingen, maar voor Isra'v, voor het volk van God. Hij ziet het einde van de balling schap. Hij schouwt in de verte den her bouw van Jeruzaiem en van het Huis Gods. Ja, hij ziet reeds, dat uit den af0.-avven tronk van Isaï een rijs- ken voortkomt en dat een s Lcr.e uit zijne wortelen vrucht voortbrengt. Daarom kan hij antwoorden: „De morgenstond is gekomen". Maar er volgt op: ,,en het is nog nacht". De profeet wil zeggen, dat het voor Edom nacht zal biijven, ook al mag Israël zich over liet aanbre- Jkien van den morgenstond verheugen Inderdaad bracht ivores optreden voor Israël geen verlossing. In later tijd hebben Edomieten als de Herodessen,. nog eens, zij het bij1 de gratie der Romeinen, over Israël geheerscht. Maar Edom is in den nacht onder gegaan, terwijl over Israël de zon op rees, toen God zijn volk bekocht me de „Opgang uit de Hoogte". En nu gaat de profejt voort: „Wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder; komt". Ge moogt vragen, nog meer vragen. Maar indien gij niet niet schuldbe lijdenis wederkeert, dan zal het ant- wcórd wol niet gunstiger luiden. Dan zal het zijn: De morgenstond', is wel gekomen, maar voor u is heti nog nacht. Van naturel zijn we allen als Ezau. Onheilig, de eerstgeboorte verach tonde. Slechts vragende naar stoffe lijke welvaart, naar aardsch geluk. In zorg en druk vragen wij wel: „Wachter, wat is er van den nacht?" maar niet met den waren, geestelijken ernst. Godlof. Wie van nature een Eclo- miet is, kan veranderd worden door? het bloed en den Geest van Jezus Christus. In het Evangelie staat, tot onze ver troosting, dat Tlij gevolgd werd door* mannen en vrouwen, ook uit Idumea. Naar Jezus heen. Met uw zonden, met uw schuld, met alles wat u drukt. Dan daagt» voor u Israëls heil. Dan is de mor genstond gekomen. O zeker, ook dan kan an bangel tijden uw hart nog met vrees zijn ver" vuld. Er kan zorg zijn, ook voor het tij delijke, aardsche. Maar toch roept heli Woord u toe, ook bij de wisseling der jareix: hoopt op den Heer. Hi> zorgt voor u. Immers „het licht is» voor den rechtvaardige gezaaid en vroolijkheid voor de oprechten van harte". Er is hope, er is verwachting, ook) voor de wereld. De morgenstond komt. Het gaat naar de Voleinding. En van de Stad, net Jeruzalem, dat/ eens in volle heerlijkheid schitteren zal, staat geschreven: „Aldaar zal geen nacht zijn". Duis.ernis moge de aarde bedekken en donkerheid die volkeren, over u, dat is over Israël, over het vo'lfl Gods zal do Heere opgaan, en Zijne heerlijkheid zal over u gezien worden. OOK MIJNE STEM Waea* ik een nachtegjael, ik wou mijn Schepper eeren Met synen grooten lot altijd te quinckeleren, Dat bosschen, berch en dal sou deunen van den clank, En de woutvogeltjens vergeten haren sanck: K'en ben geen nachtegael, maer in veel grooter eere Een mensch, het ever.-beelt van aller Heeren Heere: Jck wil dan mijne stem doen hooren alle man En prijsen Hem soo hooch en verre als ick can: Niet vragende een sier na al het leclijck pruylen Of missel ij ck getier van ae-xters en van uylen, Versekeret dat Hij, die eeuwichlijck en leeft Mijn tong tot synen roem allèen geschapen hééft. ONS KOPJE KOFFIE. „Zien we af van patiënten, die hier omtrent nun dokter behooren te raad- pregen, dan kan gevoeglijk worden ge zegd, dat een zelts meer dan nor maal gebruik van koffie volstrekt niet nadeelig is voor de gezondheid van den drinker". Aldus Dr. A. van Raalte, directeur van den Gemeentelijken keurings dienst, van waren, te Amsterdam, in een hoofdartikel in „Voeding en Hy giëne", En hij geeft daarover een interessante beschouwing, waaraan we het volgende ontleenen: „Laat ons eens zien: Als moeder de vrouw koffie zet, zoodat op ieder lid van het gezin een halt lood (dat is 5 gram) koffie wordt genomen, daD is zij royaal. Nemen we aan, dat alle daarin aanwezige caffeine in de kof fie overgaat, aan krijgt ieder van ons met de gezette koffie 50 m.G. caffeine naar pinnen. Drinken we nu dne maal daags koffie^ dan nemen we per dag dus 150 m.G. caffeine tot ons. Welnu, de Nederlandsche Pharma copoea geeft als grootste hoeveelheid: caffeine, die men mag nemen: per keer 250 m.G., per dag 1 gram. Zeds' een stevig koffiedrinker blijft dus ver beneden de hoeveelheid, die hij onge straft kan drinken^ en daaruit blijkt,, dat de schadelijkheid van koffie voor gezonde personen een fabel is. Intusschen hechten niet alleen kin deren aan fabeltjes en zoo zijn er tal rijke personen, die gelooven, dat het) gebruik van koffie hen nerveus maakt? Liever gezegd, de verhalen omtrent' de schadelijkheid van koffie maken, dat nerveuze menschen voor het ge bruik van gewone koffie angstig zijn geworden. Natuurlijk heeft de industrie van dit angstgevoel van zoovelen gebruik* gemaakt. Ot zij er mee begonnen is, om caf feine uit koffieboonen te winnen, en zich een afzetgebied te scheppen voor de zoo ontstane caffeine-vnje koffie,, dan wel, ot zij opzettelijk cafteine-vrije koffie wilde gaan bereiden, wetende, dat de tegelijk veikregen caffeine te gen een behoorlijken prijs zou kunnen worden afgezet, zeker is het, dat tal van uitvinders hebben gepoogd', koffie boonen zóó van caffeine te bevrijden, dat de boonen nog verkoopwaarde hiei den. De Bremer Kaffee-Handels-Aktien) Gezellschaft („Hag") volgt, volgens Wimmer, het volgend recept: De rauwe koffie wordt gereinigd; met stoom behandeld en dan in extracj tie-apparaten, elk van 2000 L. mhoud,, met een vluchtig extractiemiddel in aanraking gebracht. Het extractiemid del stroomt langzaam door de koftia en neemt de grootste hoeveelheid vair de aanwezige caffeine op. Uit de extractietoestellen komt de koffie in draaiende trommels, waarin ze door behandeling met stoom van het nog aanwezige extractiemiddel worden be vrijd. Na drooging worden de 'boonen verpakt. In deze caffeinevrije koffie zit nogi slechts 0.10.26 pet. caffeine. Vani deze caffeine lost 70 pet. op in heö voor koffiezetten gebruikte water. Zet men nu uit 5 giam caftemev^ije koffie die nog 0.15 pet. caffeine bevat, eèn kop 'koffie van 125 kub. c.M., dan be vat deze nog slechts 0.5 m.G. caffeine Dat geeft den fabrikant het moreele recht, de koffie als caffemevrij aan te duiden. De drinker van caffeinevrije koffie krijgt dus practisch geen caffeine naar binnen; hij drinkt b.v. kaftee H.A.G. dan alleen om de smaakvolle stoffen niet om de opwekkende werking want die bezitten dergelijke produc ten niet. Wij ïeven in een gejaagden, nerveu- zen tijd. Jn zulk een tijd hebben vele menschen behoefte aan stimulantia en onder deze is koffie wel de meest on schuldige. Wie echter geen behoefte heeft aan prikkels, kan gerust caffeinevrije kot1 tie drinken, en ais de medicus hem het gebruik van baffeme verbiedt, zal hij goed doen, zichzelf wij's te maken, dat hij toch koffie drinkt, wil hij Kaf fee H.A.G. ot een dergelijk produeti gebruiken". Maar zonder medisch verbod van caffeinegebruik aidus eindigt schr. achten wij het drinken van Kaffee H.A.G. slechts verklaarbaar door den invloed van de reclame, die, speclee- rende op het nervosisme van zooveel twintigste-eeuwsche menschen, ook ge zonde menschen nerveus, d.i. angstig, maakt voor het gebruik van een on schuldig genotmiddel ais koffie inder daad is. INGEZONDEN. (Bulten verantwoordelijk.ieid der Hedactie.) Geachte Redactie I Mag ik nog even een plaatsje om twee misvattingen van- C. H. even recht te zetten? De eerste is dat ik hij mijn schrijven niet gedreven werd door den wensch zoo mogelijk het vraagstuk „Medezeg genschap" in helderder licht te plaat sen. Waar ik zelf bekende, dat ik in deze kwestie „de noodige klaarheid" mis, volgt hieruit vanzelf, dat deze ge dachte mii vreemd was. De tweede misvatting is dat niet ik opmerkte dat C. H. door de 4 door gemaakte revoluties niet veel geleerd heeft, maar clat ik anderen deze mee ning hoorde uiten. Ik kwam hier juist tegen op. De bedoeling van mijn eerste schrij ven was te waarschuwen tegen het ge vaar. dat m.i.i tegenwoordig ernstig dreigt, dat we ons door verschil van inzicht in zake practische kwesties, in. zake afgeleide beginselen, uit el kaar laten slaan. C. H. meent, dat de houding van on ze A. R. menschen die in het stuk der „Medezeggenschap" wat verder gaan dan hij, reden geeft tot ernstige onge rustheid. Anderen staan direct klaar om te beweren dat iemand als C. H. de re volutie in de hand werkt, doordat hij in deze kwestie niet zoo vooruitstre vend is als hij. Ik beschouw deze tweeërlei uitingen als typeerend. voor de verschillende stroomingen, die in onze partij leven. Men gaat elkander te lijf over kwes ties, die of geheel niet. of slechts iin afgeleid verband met onze beginselen staan. Men strijdt over vraagstukken, die niet eens in den vollen omvang worden begrepen. Het stuk der „Me dezeggenschap" en het Tractaat Hol- land-België zijn hiervan mi. de meest sprekende bewijzen. Zoo ontstaat het gevaar dat we MJ dezen onderlingen strijd uit het oor verliezen de groote grondbeginselen, die van veel grooter beteekenis zijn, en die ons allen in de eerste plaats ter harte behooren te gaan. En het ge volg hiervan is. dat er tusschen dezp verschillende groepen verwijdering ont staat, en dat hierdoor onze kracht ge broken wordt. Hiertegen wilde ik waarschuwen Daarom zei ik: Laten we in de eerste plaats trachten onze groote grondbe ginselen vast te houden ,en hiieiïn on ze éénheid voelen. Dat ik waarschuwde om voorzichtig te zijn met het gebruik van Bijbeltek sten, beduidt natuurlijk niet, dat we de Schrift niet zouden moeten bestu- deeren. Maar C. H. zal zelf wel toe geven, dat de Bijbel niet is een sociaal of eco nomisch handboek, wat we maar even op kunnen slaan om voor iedere prac tische kwestie een oplossing te vinden. Daarom moeten we voorzichtig zijn. Ook C. H. zelf zal toch toegeven, dat teksten ook wel eens worden mis bruikt. Noemde ik niet o.a. „Patrimo nium", Ghr. Vakbeweging en Sociale Overheidszorg, alle zaken die meerma len op grond van „principes" scherp werden bestreden? Deze voorbeelden werden trouwens door C. H. niet ont kende. En zoo zeg ik nogmaals: Laat ons in de eerste plaats zorgen dat we ons fundament niet verliezen. Laten we onze groote gemeenschappelijke begin selen in bet oog houden. Dan zullen we onze éénheid blijven gevoelen. En dan behoeven we ons niet direct onge rust te maken als in zake bet Bel gisch Verdrag de heer Schouten een ander standpunt inneemt dan de heer Colijn. En evenmin behoeft het ons met zorg te vervullen, als in het stuk der „Medezeggenschap" de. heer Smeenk wat verder gaat dan de heer Diemer, en C. H. van meening is dat ook de heer Diemer nog niet krachtig genoeg tegen deze z.i. gevaarlijke zaak positie neemt. Indien de éénheid in de hoofdzaken blijft, behoeft het niet te verontrusten als we het in een meer of minder on dergeschikt punt eens wat van mee ning verschillen. Maar verloren zou den we zijn als deze hoogere éénheid zoek raakte door den onderlingen strijd over afgeleide kwesties. A .WARNAAR Jr. Sassenheim, 29 Dec. 1926. EEN GROOT AANTAL KINDEREN DER ARMEN uit'de Leidsche bevolking stemmen ze ker in om op dezen gewichtigen avond in de laatste uren des jaars, hartelijk dank te brengen aan allen die ons hielpen om het in het voorbijgesnelde jaar zooveel hulp te bieden. Eerstens wenschen we de Redactie van dit blad onze erkentelijkheid te betuigen, voor de plaatsruimte, ons bij ieder verzoek welwillend toegestaan, ten anderen, ieder die 't zij financieel, of in natura en moreel ons hielp in den strijd tegen DE RECHTEN DER VROUW. Wat zijn 'de rechten van efin vrouw R. Haar arbeid, bidden, liefdie fin trouw* Te weenen, waar men angstig, schreit* Te waken, waar men hulp verbeidt. Den traan te drogen en de pijn Te stillen daar waar smarten izijnf De rimpels glad' te strijken; 't hart T' ontlasten van verdriet en smarfy Te zorgen, dat geen twist ontstaat* Te troosten, waar de doodsklok slaatj En daar waar aardsche hoop verdwijnt Verkonden, dat Gods ster nog schijnt. Terug te roepen, Idie verward, Verloren doolt, door schaamt benard) Te steunen, en van bange vrees fTi' ontheffen d'arme weèuw en wees. Een <rids te zijn voor 't hulploos kmdl Tot q' allerbesten Kindervrind; Zijn eerste gangen na te gaan. Met tee die liefde en zacht vermaan 't fVerstanidi te leiden en 't gevoel Te wijzen op het hoogste doel; Den blik te richten boven d' aard Naar dingen, meer dan d' aardsche' \waard1. Te leven voor wie 't hart bemint; Tot in den dood zoo zijn gezind; Te sieren eigen huis en staat Met zachte stem en blij gelaat. Zijn dat uw rechten, neem ze waar, Hun invloed' toch is wonderbaar. [Waarom vraagt gij een ander deel? Hetgeen gij hebt eischt u geheel. ëijn dat uw rechten? Mor dan niet 'at gij geen heil'ge roeping ziet. In Gods beschikking. Doe uw plicht En wandel voor Zijn" aangezicht. Die hier beneen, geduldig, trouw, Steeds vriend'lijk, liefd'rijk zorgen wou In 's levens vreugde, moeite en rouw Is gade, moeder, zuster, vrouw. de ellende in het leven van onze klei ne beschermelingen. Wanneer men zoo'n jaar terug blikt en dan becijfert wat we namens U aan hen konden doen dan komen we waarlijk diep onder den indruk en voelen we, dat uiterste dankbaarheid aan God en het goede deel der bevoking, waarlijk niet mis plaatst is. Wat een sommen zijn er niet voor hulpbetoon in het afgeloo- pen jaar door de burgerij geofferd. En daarbij mochten ook wij voor ons nog zoo bescheiden werk enkele duizen den benutten. Niet alleen vele klei nen voeden, doch zelfs in staat gesteld worden, die in ellendige omgevingen en met dito voedsel en reiniging ver zwakten en candidaten werden voor allerlei chronische kwalen. 't Zal U op dezen Oudejaarsavond goed doen 't gevoel ook iets te hebben bijgedragen en nu hopen we maar, in he tjaar da voor ons ligt in staat gesteld te worden het tehuis te kun nen blijven exploiteeren, want dat zal hoe zuinig we ook rekenen, weer een kwestie van enkele duizenden guldens zijn, die met de maandelijksche ver zameling van allerlei kleine bedragen bijeengebracht moeten worden. Tel kens is alles weer op, neen, dit is toch niet het juiste woord- „Op" gaat het niet, 't wordt omgezet in gezonde prac tische, nooit stervende „daad". Laat ik slechts één geval in die paar maanden dat ons tehuis open is noemen. Een der meisjes die we verplegen, werd uit een krotje gehaald (waar ze met hun tienen «verkeeren) de kinderen sliepen vier in één slaapstede onder wat kle dingstukken, zij zeer ziekelijk, sliep tusschen het gekrioel van haar broer tjes en zusjes bijna niet. Ze kwam bij ons en sterkte in een week of 8 veeris zoo aan, dat een blos haar wangen kleurt en over eenige dagen gaat zo de school bezoeken, doch blijft voor- loopig nog bij ons en zal wellicht over eenigen tijd de verzwakking te boven zijn en zoo zal het ook naar we hopen met anderen gaan. Dr. A. J. B. Poort man, die belangeloos medische leiding geeft, is eveneens vol moed. Laten we toch bedenken dat voorzorg om chro nische ziekten te voorkomen veel meer waard is dan trachten te herstellen of EEUlLLETOIM. Opoffering beloond. 30) —o— „Wie weet?" fluisterde Piëta na denkend, en plotseling bekroop haar een ontzettende gedachte. Zij herinnerde zich het optreden van Walter gisterenavond, toen hij haar mededeelde, haar broer gezien te heb ben en zoo straks, toen zij hem gespro ken had Kees ter hulp te roepen om den dief te vinden. „Als de schuldige eens.... Maar neen, neen. Het was afgrijselijk, dat die gedachte bij baar kon opkomen. Zii zette ze van zich af, maar hoe meer zij baar best ervoor deed, des te drin gender en pijnlijker kwam die gedach te terug. Was het niet ontzettend, als zij, om de onschuld van haar verloofde te be wijzen. de schuld zou moeten aantoo- ren van hem.... Maar neen! Wat een afschuwelijk, onmogelijk idee kwam toch op haar af om haar te kwellen? Kees was ver weg, heel ver weg. gelukkig. Dat was een geruststelling voor haar. De zware stem van den bankier klonk in liet hooge vertrek en onttrok het meisie aan haar smartelijke over denkingen. „Laat me alleen, kind". „Vergeeft u mij mijn bekentenis aan Walter?" vroeg zij teeder. „Ja, omdat ik jullie niet als ver loofd beschouw". Dat was niet haar bedoeling. Toch stond zij op en vertrok zonden* een •voord te zeggen. Waar was het ook eigenlijk voor noodig? Het meest dringende was op 'toogenblik den schuldige van den ge heimziinnigen diefstal te achterhalen. Hoe zou zij het aanleggen? Zii wist bet nietMaar wat zij wist, dat was, dat zij zou ondervragen, zou be spieden en naspeuren, zou bidden voor al. En zij had de vaste overtuiging, haar doel te zullen bereiken. En terwijl het jonge meisje in de vredige stilte van haar rustig kamer tje nadenkt over de middelen, die zij zal kunnen aanwenden om den schul dige te vinden; terwijl Walter, gebro ken door smart, zich afvraagt, of hij werkelijk geleefd of gedroomd heeft gedurende dat verschrikkelijk uur dat juist is voorbijgegaan; ligt Kees wel- behagelijk uitgestrekt op de weelde* rige kussens van den exprestrein, die zich met vollen stoom naar Egypte be geeft, en hii denkt na over de nieuwe kansen om geld te verdienen na. zim „«ereschuld", zooals ze valschelijk ge- .noemd wordt, afbetaald te hebben. XVI. Middernacht. De kanonneerboot „Julienne", diie den luitenant Lenooy naar Peking voert, klieft met volle snelheid het kalme water onder een met sterren bezaaide hemeL Na den vermoeien den dag onder de drukkend heete zon is de vochtige koelte van den stillen nacht zacht en verkwikkend. Walter is juist van de wacht afgelost, hij zou rust kunnen gaan nemen, maar de slaap b)ijft hard nekkiig weigeren zijn oogleden te slui ten. In zijn hut teruggekeerd, legt hij aanstonds zijn hoofd in het raampje; altijd die zelfde eenzaamheid in die onmeetbare eindeloosheid van zee en hemel. Meer dan vijf duizend mijlen strekten zich uit, als een reusachtige streep, over de rampzalige gebeurte nissen, die den doorslag hadden gege ven tot zijn vertrek, en tot zijn hart verscheurende scheiding. Rust is nu in hem wedergekeerd, de verontwaardi ging en de onzegbare droefenis die hij eerst zoo levendig had gevoeld, zijn langzamerhand verdwenen gelijk de landstreken aan den horizon langs beide kanten van het schip zich zacht aan zijn oogen onttrekken. Walter heeft vergeven. Hij heeft vergeven in de volle beteekenis van het Goddelijk bevel. Al veroordeelt hij nog steeds de misdaad, al gruwt hij er van, toch heeft hii medelijden met den schuldigen misdadiger, toch vindt hij verontschuldigingen voor hem. Kees, met zijn betreurenswaardige opvoe ding, die hij genoten had. scheen hem ^niet zoo verantwoordelijk toe voor zijn val; hij beklaagt hem en vormt de vu rigste wenschen. dat die arme afge dwaalde weer terug mocht keeren op den weg van plicht en eer. Zal ziia of fer voordeel brengen voor den zoon van zijn weldoener?Hij heeft er stille hoop op. Als de tot-standkoming van alle verzoening bloed moet kosten heeft hij niet zijn hartehloed ver goten? En as hij niet bereid bet nog maals te offeren in dienst van het va derland? In de geliefde eenzaamheid van de groote stilte van den nacht over schrijdt de jonge officier zoo graag in zijn gedachten den verren afstand, die hem scheidt van de zijnen. Dan her leven die onvergetelijke uren doe hii heeft doorleefd. En hij overdenkt met droefheiid, hoe 't leven dikwijls wreed speelt met onze toekomstplannen en onze begeerten naar geluk, onze mooi ste verlangens -vernietigt. Hij had zich gedroomd een innig, on gestoord leven gedeeld tusschen plicht en liefde, gewijd aan zorgvolle opoffe ringsgezindheid voor zijn vaderland •en zijne familie.En nu, alle edele, hooge strevingen van zijn jeugd, zijn voor altijd dood. Elke omwenteling van de schroef vergroot den afstand die hem scheidt van alles, wat hij tot nu toe heeft liefgehad, elke seconde, brengt hem nader bij zijn balling- sohap, bij die oevers, waar de dood op 'toogenblik zulk een m eed oog en- loos wre-eden oogst binnen haalt. Zal Walter ziioh gaan overgeven aan de ontmoediging? Zal hij zich laten neerdrukken door die slapheid, dat ge mis aan zedelijken moed, die mis schien nog meer slachtoffer znaken dan de moorddadige kogels der Chi- neezen? Neen! Want hij is krachtig. Men heeft hem op de catechismus- banken geleerd, dat het leven 'n str" is, met den hemel als onschatba overwinningsprijs. Hii weet dat de beid de reden van ons bestaan is* cl wij altijd plichten hebben te vervi len, altijd hebben wel te doen rondo ons; hij vervolgt zijn weg onder h oog van God, met de onuitgesproke maai* toch frisch levende hoop, dat slechte dagen eens zullen voorbijgaan en het eens moge blijken, dat het ge luk niet slechts een fata morgana voor hem geweest is. Uit kieschheid heeft hij zich ver plicht gerekend juffrouw De Verbrug- ge het woord terug te geven, dat zij hem uit eigen beweging gegeven had. En ofschoon het jonge meisje baar vrij heid niet had willen terug nemen, be schouwde hij haar toch voor zich ver loren. „Moge zii gelukkig wordenI Ik zal er mii niet om beklagen!" lispelde bij in zich zelf, een traan wegvegend uit zijn oog. Maar Piëta had er geen genoegen mee genomen. Zij kon zich ge an ge luk denken, waarvan Walter geen deel genoot was. En haar leven sinds het plotselinge vertrek van haar verloof de was een aanhoudende kwelling, fWcrt* wrvoia®.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 9