NIEUWE LEiDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 24 DECEMBER 1926 Uit het grijs verleden. DE MOEDER DES HEEREN. Het eerste boek des Nieuwen Tes taments vangt aan met het geslachts register van Jezus Christus (Matth. 1:117); daarna volgt het verhaal van Zijn ontvangenis van den Heiligen. Gèest en geboorte uit de maagd Ma ria, aanvangende met de woorden: „De geboorte van Jezus Christus was: nu aldus". Jozef, die eerst verontrust was door het onverklaarbare dat in Maria plaats greep, wordt door den engel des Hee- ren omtrent dit heilig mysterie on derricht, en dan lezen wij „heeft (hij) zijne vrouw tot zich genomen. En bekende haar niet, totdat zij "dezen ha ren eerstgeborenen zoon gebaard had |en heette. Zijnen naam Jezus". „In geloofsgehoorzaamheid aan het jwoord der engelen aldus Dr. de 'Moor in een Adventspreek was jo zef wedergekeerd; in dezelfde gehoor zaamheid heeft hij ook zijne eigenaar dige positie aanvaard. Hij is nu man, maar met heiligen eerbied bekent hij izijne vrouw niet, hoewel hij haar tot zich neemt. Hij wordt nu voor het pog der menschen vader, maar als Maria en Jozef elkander in de oogea zien, dan weten zij beter en verheugen zich met diepe vreugde in hun zoetej geheim.... Samen zijn ze met dit ge heim de vijandige wereld ingegaan, en hebben ieder naar hun aard elkander vertroost en gesterkt. Hun kind ver- lenigde hen en was de bron hunner racnt". De vraag doet zich nu evenwel voor: heeft Jozef héél zijn leven in deze zelf de houding den opzichte van Maria volhard? Of heeft Jezus wellicht la ter broeders en zusters gehad, kin deren van Maria en Jozef Sommigen rijn van dit laatste gevoelen en be roepen zich dan op Matth. 1: 25 en wel een tweetal woorden in dezen tekst ld', „totdat" en „eerstgeboren". Om met dit laatste te beginnen, •eerstgeboren en eeniggeboren sluitén dkaar niet uit. „Eerstgeboren" was «jen soort van eeretiiel bij de Joden, waaraan rechten verbonden waren en Üie niet afhing van het geval, dat er nog meer kinderen geboren werden. Zoo wordt in Jozua 17:1 Machir „dei eerstgeborene van Manasse" genoemd terwijl hij, blijkens Nurnen 26:29, Idienseenigie zoon was. Alle manne lijke eerstgeborenen, zoowel van de (menschen als van de beesten, moesten kien Heere geheiligd worden (Ex. ]3: 12). Zeer duidelijk verklaart de kerkva- ider Hieronymus de beteekenis van liet .woord „eerstgeboren" als hij zegt: ,,Pri mogienitus est non tantum post quem let alii, sed ante quem nullus": Eerst geboren beteekent niet „na hem nog janderen", maar „vóór hem niemand Ligt in het „totdat" van Matth. 1 125 een argument tegen het gevoelen, jdat Maria steeds maagid gebleven is (Wanneer de Bijbel in het Hollandsch geschreven was, zou men uit dezen tekst wellicht deze gevolgtrekking kun nen maken; nu dit echter niet het ge val is, moeten we dezen tekst in het (oorspronkelijke (het Grieksch) lezen en (bovendien rekening houden met het Hebreeuwscbe taaleigen. Volgens dit laatste volgt uit een zin met „totdat" niet dat hetgeen tot op een bepaald tijdstip geschiedde daarna anders werd Lenige voorbeelden mogen dit ver duidelijken. Gen. 28:15. „Want Ik zal u niet Verlaten, totdat Ik zal gedaan heb ben hetgeen Ik tot u gesproken heb". jWie zou daaruit de conclusie trekken, jdat de Heere. daarna Jakob wel ver laten zal? Gen. 49:10. „De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van itusschen zijne voeten, vol dat Silo komt, en denzelve zullen de volkeren tehoorzaam zijn". Uit dezen tekst blijkc eel duidelijk, dat ook als Silo geko- imen is, de schepter van Juda niet wij ken zal. -v 1 Sam. 15:35. „En Samuel zag Saul Leidsche Penkrassen. Amice, Terwijl ik zit te schrijven, blaast buiten de koude noordoostenwind door de kale hoornen. Het is nog net even boven het vriespunt.* Toch is bet, gerekend naar de laatste weken, reeds tamelijk koud. Er komt een koude kerststemming. De menschen, diep de kin terug-getrokken in jas of mantel kraag, loopen harder dan gewoonlijk. Passeeren ze een winkelraam, dan wordt even vluchtig een blik op de ■etalage gevestigd, soms staat een even stil, en dan gaat het weer verder in snellen pas. Brandstoffenwagens rij den af en aan. Er heerscht in een woord een druk ke kerststemming op straat. Niet druk in dien zin dat er veel menschen zijn, maar druk in dien zin dat degenen die er zijn zich drukker voortbewegen d&n gewoonlijk. Nog aan andere uiterlijkheden is het te merken, dat het groote feest weer in aantocht is. De winkels heb ben bijna alle eén gedempte verlich- tlg. Hier en daar is de étalage van sommige winkels met nagebootste sneeuw bevracht en sjouwen minia tuurmannetjes met geschenken. Weer andere hebben een kerstboom rijkelijk met lichtjes versierd, aan den voet waarvan de waren zijn uitgestald. t'Lijkt mij toe Amice, dat het koo- pen wel eens wat drukker is geweest. Zou het dreigend winterweer mis schien de menschen bewegen de ge spaarde penningen nog te bewaren? Gelukkig de gezinnen waar het ge regeld inkomende week- oi maand- niet meer t o l clen dag? zijns doods toe". Wol niemand zal hioruit do ge- volgt reldcing maken, -dat Samuel na don dag zijns doo.dl Saul wel zag. 2 Sam. 6: 23. ,-,Michal nu, Sauls doch ter, had geen kind .tot den dag van haren |doo<l toe". Het ware al tè» dwaas, op grond van dezen, tekst te meen: n, dat Michal na haar dood nog wel kinderen zou gehad hebben. Job. 27:5. „Totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijne op rechtheid van mij niet-wegdoen". Het spreekt vanzelf, aat Job hier niet kan bedoelen dat hij na zijn dood onop recht zal worden. Uit al deze teksten is wel voldoende duidelijk gew orden, dat ook uit Matth. 125 niet volgt, dat er, na da geboorte! des Heeren wel echtelijk, verkeer be stond tusschen Maria, en Jozef. De be doeling van dit vors is, blijkens het verband, dat de Evangelist nog eens wil herhalen, dat Jezus op wondervollei wijze uit een. maagd' geboren was. De opvatting dat de moeder des Heeren altijd maagd, gebleven is, is niet -nieuw, doch steunt op een. oude traditie. In da eefste.Christelijke eeu wen was men algemeen van dit gevoer Ien en vanaf da1, vroegste tijden 'den Kerk werd Maiia-genoemd „aeiparthe- nos", .d.w.z. de altijd-maagd; ook de vroegere Geref. theologen waren op dit punt bijna eenstemmig. Van da theologen van onze dagen heeft wij.- len Dr. A. Ivuyper zich. zeer beslist voor deze opvatting uitgesproken: zie: zijn „De VIeesehvfording des Woords" pag. 131 en zijn „Locus- de Christo" 11, pag. 14lö. WAAR IS UW HART? waar is uw hart, waar is-uw hart; Waar is uw haTt, mijn naaste? Omringt van 's werelds' weelde en smart Vernaai mij, waar gjj 't plaatste. Hebt gij 't verslingerd en verstrooid Op t breede pad der zonde? Ik dacht- niet, dat zfj* nóóit of ooit Dien schat vergoeden konde. Hebt gii 't verloren in' 't gedrang Van duizend \jde!heJen? Mocht elke dwaasheid sedert lang 't VerneedTen en vertreden? Of doet gij u op 't leed te goed Met iamm'rend zelfbehagen? Verdrinkt gij Jt- in een tranenvloed Bij 't kraentverterend klagen? Of speelt gij trouw den sterken held En .toont uw meed bijzonder, En houdt het met barbaarsch geweld, Uit louter hoogmoed onder? Of wel, bekommert g' u niét veel, Wat van uw hart moog' komen, Zoo maar van 's wérelds goed een deel U rijk'Iijk tóe' blijft 'ströómen? Zoo dwfias niet, o m\jii broeder, tart Geen-stem van-God daarbinnen. Zij roept: „Mijn zoon, geef Mij uw hart; Gq zult een hemel, winnen". BEETS. AFGEDWAALD. Ze was van „goede familie". Haar moeder, weduwe, bad liet mis schien niet breed, maar kon tóch haar kinderen een goede opvoeding geven. De sleutelstad, met zijn keur van onderwijs-inrichtingep gaf aan een der twee kinderen, de oudste, een zoon, prachtgelegenheid. Mischien heeft hij nu wel, hier of elders, een goede po sitie. Zij werd opgevoed voor het pracli- sche leven. Geen intellectueele kennis, maar alles wat ze als huisvrouw straks noodig zou hebben, dat moest ze weten. Moeders hart klopte van verlangen straks „Jantje", zoo zullen we haar noemen, haar eigenlijke naam is anders gelukkig te zien aan de zijde van een godvreezend man. Het is 23 jaar geleden, dat ik haar ontmoette, ergens in een "heerlijke om geving niet ver van onze goede stad. Jong, vroolijk, blij, met een oog vol heerlijk levensideaal, huppelde zij, de ongeveer 20-jarige, daarheen. Haar loon in staat stelt om bet noodige te koopen, of waar van bespaarde som metjes de noodige voorraad kan wor den ingeslagen. Maar zoodra de scher pe oostenwind dringerder maant tot opstoken van de kachel, beteekent dit voov vele gezinnen bét begin van ont-, bering. Gelukkig, Amice, dat bij het Kerst feest in velé van. die gezinnen nog een troostende ;'hxifp ge-boden wordt. Daar hébbeft We in de eerste "plaats de uitdeeling vah" extra brandstof. Ver der van Diaconieeh en andere liefda digheidsinstellingen de uitdeeling van extra kleeding" eft'voedsel. Maar ook worden vele particulieren met Kerst mis genoopt om de milde banden ruim voorzien uit te breiden. Onder al onze Christelijke feesten is. het Kerstfeest wel" het meest gemeen schapsfeest. De andere staan vaak veel meer in het teeken van persoon lijk genot. Het Kerstfeest noopt ieder tot milddadigheid, tot deernis en me degevoel. Het Kerstfeest -Van dit Jaar, met zijn winterstemining. 'zooals het zich nu laat aanzien, roept in mij herinnerin gen op va,n vele jaren terug. Daar is in de eerste plaats het Kerstfeest van een jaar geleden, dat ik met mijn fa milie vierde onder zoo geheel, andere omstandigheden en in zoo geheel an der klimaat. Mën moet als Hollander er aan wennen oni in de tropen het Kerstfeest "te y ó'e l e n. 't Kerstfeest, waaraan wij onwillekeurig verbinden koude, gebrek van onze medemen- scihen en het heerlijke gevoel van een weinig te mógenmedehelpen om dat leed. van koude en gebrek te lenigen. bruine haar, met enkele weerbarstige krulletjes om de slapen, was steeds keurig opgestoken. De kleeding altijd even netjes/ Goedlachs, maan riet wulpsch; niè stijf maar evenmin on verschillig. Onder den arbeid een vroolijk lied, aan moedërs échoot geleerd, mogelijk op de zondagsschool of op de Christe lijke school daar waar nu de kweek school is, in dé vrije uren wandelend met vriendinnen, zoo was zij de aar dige verschijning, het veel beloovende jonge leven. Voor eenige dagen ontmoette ik haar weer. Hier in onze eigen stad. Leiden is geen wereldstad. Toch is ze groot genoeg om te verbergen wat niet gezien wil worden. Schuw sluipt ze langs enkele wel bekende jeugdplekjes. Daar woonde moeder. Daar is het huis waar ze met vrien dinnen speelde. Hier ging ze school. Zoodra een bekende haar aanziet, slaat ze de oogen neer en loopt met haastigen pas een zijstraat in. Het voorhoofd heeft diepe rimpels. Het haar, waaruit alle frischlieid is verdwenen, hangt, slordig tot bijna op de schouders. Ze heeft een hoed op waarvan het oorspronkelijk model niet meer is na. te gaan. Een mantel pak met een kleur, noch blauw, noch grijs, maar met vieze vette vlekken, hangt slobberig om de leden. De voe ten zijn gestoken in kousen, die waar schijnlijk een vleeschkleur hebben gehad. De schoenen hadden eenmaal hooge rechte hakken, maar zijn scheef afgeloopen; ze zijn blijkbaar in de laatste week niet gepoet9t. Zoo is ze uiterlijk! Hoe is ze innerlijk? Een man komt baar tegen en houdt haar staande. Met eenigen tegenzin voldoet ze aan zijn verlangen om naai* hem te luisteren. Wat hij vraagt? Het is niet door anderen gehoord. Haar antwoord is echter maar al te duide lijk. Met een rauwe vloek schreeuwt zij den vrager toe: „Ga het hem zelf vragen, dat dronken beest, ik heb geen geld!" Nu is de vrager echter ook niet be scheiden meer. Met een taal even ruw en onvoegzaam als daar juist door ons vernomen scheldt en raast hij tegen liet arme mensch. Het wederwoord is in gelijken geest. Ik zou ze zóó niet herkend hebben. Levensleed en vervreemding van den God der moeder heeft hier een levens wrak achter gelaten. Een voorwerp van evangelisatie? Ik hoop het! Zal het baten? Wie weet. God is machtig het te doen. Zoo zijn er meey in onze goede stad. Veep werk voor onze Kerken, ook in den,Kersttijd. God zegene het! H. KERSTFEEST EN KLASSENSTRIJD. Het leven is rijk aan tegenstellingen We zien ze, die zich in weelde ba den en we kennen hen, die dag aan dag in kommer en zorg verkeeren. We zien mannen en vrouwen, ge zond en sterk, de levensvreugde ge nieten. We zien ook mannen en vrouwen, die op het ziekbed zijn terneder ge worpen; die niet de levensvreugde smaken, maar wel pijnen en smarten moeten doorstaan. We zouden nog meer tegenstellin gen uit dit zienlijke kunnen aanhalen, want er zijn vele. Maar ook ia het onzienlijke zijn te genstellingen. Er zijn rijken naar de wereld, maar die arm van geest zijn. Er zijn armen naar de wereld, maar die rijk van geest zijn. Er zijn er die bidden om „sociale vrede en gerechtigheid". Er zijn er die met baat vervuld Daarom spreekt dit eerste Kerst feest, na zooveel jaren in bet Vader land te vieren, weer zoo bijzonder, nu ik de koude voel, de heerlijke bedrij vigheid zie, nu ik lees en hoor wat er al zoo gedaan wordt om het lot der armen te verlichten: Het roept ïii mij 'Wakker, Amice, de dagen der jeugd toen ik aan groot moeders hand voor hte eerst naar het Kerstfeest van de,. Zondagsschool ging. De latere jaren "toen ik met broers en zusters kerstfeest vierde bij oom en tante of andere jaren bij vader en moe dei* thuis. De jaren ook toen ik zelf mocht meehelpen Kerstfeest te organi- seeren. De. japen toen ik als diaken in de gemeente van Gbristus mee mocht helpen de armen .de verzamelde gaven uit te deelen en. hun de heerlijke Kerstboodschap te brengen. Vooral hoe gelukkig ik was te vernemen, dat in al die ellende Gods geest de harten soms van liefde voor Zijn naam deed gloeien, waaraan wij als diakenen ons konden warmen. Heerlijke o ogenblik ken. Hoe heb ik ze latere jaren be geerd te mogen terug ontvangen. Zie Amice, die Kerststemming héb ik in jaren niet zóó gevoeld. Ik heb ze gekend en van anderen beluisterd de weemoedsstemmmg naaf de koude buiten, maar de heerlijke warmte in huis, de heerlijke warmte vooral die er uitstraalt van de gemeenschappe lijke behoefte om God te danken en andérer koude-leed te verzachten. Natuurlijk blijft het wezen der zaak hetzelfde. Ik mag dan ook niet ontkennen dat ik wel eens een bijzonderen Kerstze gen ontvangen heb. Ondanks het ge staan tegenover de menschelijke sa menleving- en die de tegenwoordige (maatschappelijke verhoudingen ver vloeken. Dit zijn tegenstellingen. Zoo is ook Kerstfeest en klassen strijd een tegenstelling. Die twee zijn niet samen te vereeni gen; het is hier öf het één of het ander Hier kan geen accoord. worden ge troffen. Wat is Kerstfeest? Och, dat weet- men u soms nog wel te vertellen. Niet allen, maar er zijn er dan toch nog die wel weten, dat we dan vieren het feest van Christus geboorte. Met Kerstfeest Viert zoo wat alles feest. In de café's branden dan de kerstboomen en de roocle lichten, en ook in de gezinnen worden de kerst boomen, en de geschenken, het lekke re eten en drinken niet versmaad. Maar dat alles heeft met Kerstfeest het feest van Christus' geboorte niets- te maken. De wéreld grijpt iedere gelegenheid om fees te vieren met beide handen aan. Dat komt omdat ze arm is. Hoe armer aftn ziele^vréugde, hoe meer men het uitwendig genot zoekt. Christus geboreft dat zegt ons: „de Vredevorst is gekomen". De stralen de ster van Bethlehem verkondigt bet aan de wereld, dat Hij is gekomen, die onze zonden zal verzoenen; die de vloek dér wereld op zich zal nemen; die licht zal brengén in de duisternis. Hij is gekomen om een blijde bood schap te brengén, voor wie waarlijk zachmoedig is. Hij is gekomen otd te verbinden, die gebroken is Ven hart. Hij i9 gekomen óm de vrijheid uit te roepen voor wie waarlijk gevangen .zit. Hij is gekomen om verzoening te brengen tusschen God en mensch, tusschen hemel en aarde, in men schen een welbehagen. Dat is het lied van Christus' geboorte. Vrede op aarde, want de vredevorst is gekomen. Strijd op aarde, want nu zal spoe dig de beslissende slag vallen van God en Satan. Maar als straks op Gol gotha vanaf het kruis zal >vorden ge roepen: „Het is volbracht", dan kan bij al onze droefenis onze ziel juichen. Want dan is de verzoening tot stand gekomen; dan is die tegenstelling weg genomen. Dan zegt onze ziel bet Gods Woord na: Alzoo lief heeft God de wereld ge- bad. De geboorte van Christus predikt ons Gods'onpëilbare liefde. Het leven van Christus is Voor ons allen een volheid van liefde; een liefde niet al leen voor zijn vrienden, maar ook voor zijn vijanden. Vader, vergeef bet hiun, want zij weten niet wat' ze doen. En stel tegenover die prediking van liefde, nu eens de prediking van den klassenstrijd. Dan stelt ge het Evangelie van ge nade en liefde, tegenover een evange lie van haat en verdelging. Kapitalist eenerzijds, proletariër an derzijds. Marx sprak eens: „Maar als eens de groote dag zal zijn aangebroken, waarop de dictatuur van het proletariaat zal worden inge luid dan wordt de beslissende slag geslagen. Dan zullen de kapitalisten worden onttroond, en het doodsuur der bourgoisie is dan onverbiddellijk geslagen. De dag komt zeker en gewis, waar op het proletariaat als de wrekende Nemesis recht zal doen. Het „gewogen en. te licht bevonden" is te lezen op de wanden van het gan- sche maatschappelijke gebouw. De proletariërs hebben niets te ver liezen. Zij hebben een wereld te win nen. - Het is niet de bedoeling om thans het onhoudbare- van deze klassenstrijd theorie uiteen te zetten. Thans slechts de. vraag, voelt ge de tegenstelling tusschen het feit en de be doeling van Christus' geboorte en de prediking van dit evangelie van den haat? Zeg niet, dat het alleen een „maat schappelijk stelsel" is; dat het. met ge loof of godsdienst niets te maken heeft Wie den klassenstrijd aanvaardt, en daarmede natuurlijk ook de conse quenties, moet begrijpen dat hij in plaats van een prediking van liefde een prediking van haat brengt. Dat scheurt uw zieJ van God af. Ge zult God liefhebbeji boven alles en Uw naaste als u zeiven. En dan kunt ge uw naaste zelf niet uitzoe ken; neen God plaatst u midden in deze wereld in deze tijden in de ze omstandigheden. Klassenstrijd een prediking van haat. Kerstfeest een prediking van liefde. Welk een scherpe, maar toch juiste tegenstellng. God geve dat op dit Kerstfeest velen de oogen mogen open gaan. We zijn zoo ziende blind. De wereld biedt zooveel schoons en bekoorlijks. Geld en goed trekken zoo 9terk. Laat ons bidden, dat al die banden worden losgemaakt en dat we weer oog krijgen voor die geestelijke goe deren, die in waardij niet opwegen te gen goud of zilver. Laat ons naar Beth lehem gaan en daar gaan rusten bij de kribbe. Al de glans der wereld zwicht voor dit lieflijk Kind gezicht. Al der wereld roem verdwijnt waar dit God'lijk kind verschijnt. Ach, dat in mijn arme ziel óók een vonk Uws Levens viell Jezus, Jezus, wil mij hooren! Kom, wordt ook in mij geboren. „Patrimonium". OFFERS, DIE GOD BEVALLEN. Een oude Hebreeuwsche geschiede nis verhaalt van een armen man, die op zekeren dag van zijn ziekbed op stond en met bever.de ledematen in den tempel kwam. De arme man schaamde zich te ko men, want hij was zeer arm en had geen offer, dat hij kon brengen. Maar toen hij schuchter naderbij trad, hoor de hij het koor in den tempel zingen: „In offeranden en brandoffers hebt Gij geen welbehagen, anders wilde ik ze U wel geven. De offers, die God be vallen, zijn een verslagen geest; een ge broken hart en een verslagen geest zult Gij, o God, niet verachten". Toen kwamen anderen om te aan bidden, die naar voren drongen en hunne offers brachten, maar hij had er geen. Ten slotte wierp hij zich voor den priester neer, die tot hem zeide: „Wat wit gij, mijn zoon? Hebt gij geen offer meegebracht?" En hij antwoordde: „Neen, vader, want gisterenavond laat kwam een weduwe met haar kinderen bij mij, en ik had niets om hen aan te bieden, dan de twee duiven, die ik heden bad willen offeren". „Breng dan", zeide de priester ,een epha meel". „Ook .dat kan ik niet", zeide de ge brekkige man. ,Door mijn ziekte en arm/oede heb ik slechts zeer weinig kunnen overhouden en er is thans zelfs geen epha meel". „Maar waarom zijt gij dan eigen lijk gekomen, wanneer gij geen offer hebt te brengen?" vroeg de priester. „Omdat ik hoorde zingen: „De of fers, waaraan God een welgevallen heeft, zijn een verslagen geest". En zal God mijn offer niet aannemen, wan neer ik smeek: „Heer wees mij, zon daar genadig?" Toen richtte de priester den ouden man op en zede: „Ja, wees gezegend, mijn zoon, dat is een offer, dat beter is dan stroomen van olie en menigte van dieren". (Klanken des Vredes). mis^der uiterlijke omstandigheden ge noot ik en anderen wel de innerlijke waarde van het vrede op aarde en het welbehagen in" menschen en kon ook volmondig instemmen met het eere zij God. Maar tooh zóó als nu sprak in lanige jaren het Kerstfeest niet. Het is zoo nuttig voor ons, Amice, dat wij. ons onvoorwaardelijk aan Gods leiding overgeven. Dat leer3n wij niet in eens> Dat is zelfs een heel moei lijke oefenschool. Ik heb er tenminste a! heel wat struikelingen in beleefd. Ik heb ook op mijn leivensizwerftoch ten heel wat menschen ontmoet die als vrome kinderen Gods bekend ston den, maar die tot een onvoorwaarde lijke overgave maar niet konden ko men. Het heeft mij altijd als een heerlijk ideaal voor o.ogen gestaan. Ik kan daar ook wel eenige verklaring van geven. Mijn moeder nu reeds een 8-tal jaren dood, werd door God met een jaren lange krankheid bezocht. Zij heeft het leed door God haar- gezon den niet altijd even ge!a+~P kunnen dragen. Daarentegen was mijn Vader steeds dankbaar voor ie kleinste ze gening. Als een dierbaar kleinood heelt hij ons kinderen meegegeven die zlels-ontroerende gebeden die hij voor mceder en ons opzond. God heeft ze alle verhoord, omdat de inhoud was, dat Hij onzen weg wilde leiden en dat wij Zijn hand wilden vatten en hem denkbaar volgen. Gok in eigen leven bleven mij de moeiten en zorgen niet gespaard. Ook weid menig gebed tot God opgezon den om wegneming yap, can lóèd drukte, totdat het God beliefde om het re zien als een scherpe doorn in h*t vlees ch, die niet kon worden wegge nomen. In dat alles echter heb ik zoo ken nelijk de leiding Gods ervaren en ben innig dankbaar voorai voor die mo menten dat ik geloovig Hem kon vol gen.- Hief waren de Eben Haëzers in mijn leven. Zie, Amice, nu versta je waarschijn lijk waarom ik in zoo bijzondere stem ming sta voor dit Kerstfeest. Het pre dikt mij en mijn gezin de groote da den Gods. Het doet mij weer inleven in de heerlijke jaren der jeugd en de jaren van de mannelijke kracht. Ge heel bijzonder spreekt tot mij het ein de van dezen adventstijd en beluister ik de stem van den komenden Ko ning en den zang der engelen in het: Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen. Ik weet niet of ik er goed aan deed, Amice, om zoo te schrijven. Als ik de geschreven regels nog eens overzie, dan lijkt het mij zelfs vrij onbeteeke- nend. Eenigszins onsamenhangend zelfs. Wil het mij niet euvel duiden. Neem het op als een uiting van een ontroerde ziel bij het herdenken van des Heeren weldaden. Als uiting van een ziel die dankbaar het komende Kerstfeest tegemoet gaat, in de vaste overtuiging dat het vrede en eeuwig welbehagen dat gevonden werd in den geboren Christus noodzakelijk maakt om mede te werken aan de eere van God. Moge ik u en anderen op dien weg steeds ontmoeten. VEfilTAS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6