NIEUWE LEiDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 24 DECEMBER 1926
Uit het grijs verleden.
DE MOEDER DES HEEREN.
Het eerste boek des Nieuwen Tes
taments vangt aan met het geslachts
register van Jezus Christus (Matth.
1:117); daarna volgt het verhaal van
Zijn ontvangenis van den Heiligen.
Gèest en geboorte uit de maagd Ma
ria, aanvangende met de woorden:
„De geboorte van Jezus Christus was:
nu aldus".
Jozef, die eerst verontrust was door
het onverklaarbare dat in Maria plaats
greep, wordt door den engel des Hee-
ren omtrent dit heilig mysterie on
derricht, en dan lezen wij „heeft
(hij) zijne vrouw tot zich genomen. En
bekende haar niet, totdat zij "dezen ha
ren eerstgeborenen zoon gebaard had
|en heette. Zijnen naam Jezus".
„In geloofsgehoorzaamheid aan het
jwoord der engelen aldus Dr. de
'Moor in een Adventspreek was jo
zef wedergekeerd; in dezelfde gehoor
zaamheid heeft hij ook zijne eigenaar
dige positie aanvaard. Hij is nu man,
maar met heiligen eerbied bekent hij
izijne vrouw niet, hoewel hij haar tot
zich neemt. Hij wordt nu voor het
pog der menschen vader, maar als
Maria en Jozef elkander in de oogea
zien, dan weten zij beter en verheugen
zich met diepe vreugde in hun zoetej
geheim.... Samen zijn ze met dit ge
heim de vijandige wereld ingegaan, en
hebben ieder naar hun aard elkander
vertroost en gesterkt. Hun kind ver-
lenigde hen en was de bron hunner
racnt".
De vraag doet zich nu evenwel voor:
heeft Jozef héél zijn leven in deze zelf
de houding den opzichte van Maria
volhard? Of heeft Jezus wellicht la
ter broeders en zusters gehad, kin
deren van Maria en Jozef Sommigen
rijn van dit laatste gevoelen en be
roepen zich dan op Matth. 1: 25 en wel
een tweetal woorden in dezen tekst
ld', „totdat" en „eerstgeboren".
Om met dit laatste te beginnen,
•eerstgeboren en eeniggeboren sluitén
dkaar niet uit. „Eerstgeboren" was
«jen soort van eeretiiel bij de Joden,
waaraan rechten verbonden waren en
Üie niet afhing van het geval, dat er
nog meer kinderen geboren werden.
Zoo wordt in Jozua 17:1 Machir „dei
eerstgeborene van Manasse" genoemd
terwijl hij, blijkens Nurnen 26:29,
Idienseenigie zoon was. Alle manne
lijke eerstgeborenen, zoowel van de
(menschen als van de beesten, moesten
kien Heere geheiligd worden (Ex. ]3:
12).
Zeer duidelijk verklaart de kerkva-
ider Hieronymus de beteekenis van liet
.woord „eerstgeboren" als hij zegt: ,,Pri
mogienitus est non tantum post quem
let alii, sed ante quem nullus": Eerst
geboren beteekent niet „na hem nog
janderen", maar „vóór hem niemand
Ligt in het „totdat" van Matth. 1
125 een argument tegen het gevoelen,
jdat Maria steeds maagid gebleven is
(Wanneer de Bijbel in het Hollandsch
geschreven was, zou men uit dezen
tekst wellicht deze gevolgtrekking kun
nen maken; nu dit echter niet het ge
val is, moeten we dezen tekst in het
(oorspronkelijke (het Grieksch) lezen en
(bovendien rekening houden met het
Hebreeuwscbe taaleigen. Volgens dit
laatste volgt uit een zin met „totdat"
niet dat hetgeen tot op een bepaald
tijdstip geschiedde daarna anders werd
Lenige voorbeelden mogen dit ver
duidelijken.
Gen. 28:15. „Want Ik zal u niet
Verlaten, totdat Ik zal gedaan heb
ben hetgeen Ik tot u gesproken heb".
jWie zou daaruit de conclusie trekken,
jdat de Heere. daarna Jakob wel ver
laten zal?
Gen. 49:10. „De schepter zal van
Juda niet wijken, noch de wetgever van
itusschen zijne voeten, vol dat Silo
komt, en denzelve zullen de volkeren
tehoorzaam zijn". Uit dezen tekst blijkc
eel duidelijk, dat ook als Silo geko-
imen is, de schepter van Juda niet wij
ken zal. -v
1 Sam. 15:35. „En Samuel zag Saul
Leidsche Penkrassen.
Amice,
Terwijl ik zit te schrijven, blaast
buiten de koude noordoostenwind
door de kale hoornen. Het is nog net
even boven het vriespunt.* Toch is bet,
gerekend naar de laatste weken, reeds
tamelijk koud. Er komt een koude
kerststemming. De menschen, diep de
kin terug-getrokken in jas of mantel
kraag, loopen harder dan gewoonlijk.
Passeeren ze een winkelraam, dan
wordt even vluchtig een blik op de
■etalage gevestigd, soms staat een even
stil, en dan gaat het weer verder in
snellen pas. Brandstoffenwagens rij
den af en aan.
Er heerscht in een woord een druk
ke kerststemming op straat. Niet druk
in dien zin dat er veel menschen zijn,
maar druk in dien zin dat degenen
die er zijn zich drukker voortbewegen
d&n gewoonlijk.
Nog aan andere uiterlijkheden is
het te merken, dat het groote feest
weer in aantocht is. De winkels heb
ben bijna alle eén gedempte verlich-
tlg. Hier en daar is de étalage van
sommige winkels met nagebootste
sneeuw bevracht en sjouwen minia
tuurmannetjes met geschenken. Weer
andere hebben een kerstboom rijkelijk
met lichtjes versierd, aan den voet
waarvan de waren zijn uitgestald.
t'Lijkt mij toe Amice, dat het koo-
pen wel eens wat drukker is geweest.
Zou het dreigend winterweer mis
schien de menschen bewegen de ge
spaarde penningen nog te bewaren?
Gelukkig de gezinnen waar het ge
regeld inkomende week- oi maand-
niet meer t o l clen dag? zijns doods
toe". Wol niemand zal hioruit do ge-
volgt reldcing maken, -dat Samuel na
don dag zijns doo.dl Saul wel zag.
2 Sam. 6: 23. ,-,Michal nu, Sauls doch
ter, had geen kind .tot den dag van
haren |doo<l toe". Het ware al tè»
dwaas, op grond van dezen, tekst te
meen: n, dat Michal na haar dood nog
wel kinderen zou gehad hebben.
Job. 27:5. „Totdat ik den geest
zal gegeven hebben, zal ik mijne op
rechtheid van mij niet-wegdoen". Het
spreekt vanzelf, aat Job hier niet kan
bedoelen dat hij na zijn dood onop
recht zal worden.
Uit al deze teksten is wel voldoende
duidelijk gew orden, dat ook uit Matth.
125 niet volgt, dat er, na da geboorte!
des Heeren wel echtelijk, verkeer be
stond tusschen Maria, en Jozef. De be
doeling van dit vors is, blijkens het
verband, dat de Evangelist nog eens
wil herhalen, dat Jezus op wondervollei
wijze uit een. maagd' geboren was.
De opvatting dat de moeder des
Heeren altijd maagd, gebleven is, is
niet -nieuw, doch steunt op een. oude
traditie. In da eefste.Christelijke eeu
wen was men algemeen van dit gevoer
Ien en vanaf da1, vroegste tijden 'den
Kerk werd Maiia-genoemd „aeiparthe-
nos", .d.w.z. de altijd-maagd; ook de
vroegere Geref. theologen waren op
dit punt bijna eenstemmig. Van da
theologen van onze dagen heeft wij.-
len Dr. A. Ivuyper zich. zeer beslist
voor deze opvatting uitgesproken: zie:
zijn „De VIeesehvfording des Woords"
pag. 131 en zijn „Locus- de Christo"
11, pag. 14lö.
WAAR IS UW HART?
waar is uw hart, waar is-uw hart;
Waar is uw haTt, mijn naaste?
Omringt van 's werelds' weelde en smart
Vernaai mij, waar gjj 't plaatste.
Hebt gij 't verslingerd en verstrooid
Op t breede pad der zonde?
Ik dacht- niet, dat zfj* nóóit of ooit
Dien schat vergoeden konde.
Hebt gii 't verloren in' 't gedrang
Van duizend \jde!heJen?
Mocht elke dwaasheid sedert lang
't VerneedTen en vertreden?
Of doet gij u op 't leed te goed
Met iamm'rend zelfbehagen?
Verdrinkt gij Jt- in een tranenvloed
Bij 't kraentverterend klagen?
Of speelt gij trouw den sterken held
En .toont uw meed bijzonder,
En houdt het met barbaarsch geweld,
Uit louter hoogmoed onder?
Of wel, bekommert g' u niét veel,
Wat van uw hart moog' komen,
Zoo maar van 's wérelds goed een deel
U rijk'Iijk tóe' blijft 'ströómen?
Zoo dwfias niet, o m\jii broeder, tart
Geen-stem van-God daarbinnen.
Zij roept: „Mijn zoon, geef Mij uw hart;
Gq zult een hemel, winnen".
BEETS.
AFGEDWAALD.
Ze was van „goede familie".
Haar moeder, weduwe, bad liet mis
schien niet breed, maar kon tóch haar
kinderen een goede opvoeding geven.
De sleutelstad, met zijn keur van
onderwijs-inrichtingep gaf aan een der
twee kinderen, de oudste, een zoon,
prachtgelegenheid. Mischien heeft hij
nu wel, hier of elders, een goede po
sitie.
Zij werd opgevoed voor het pracli-
sche leven. Geen intellectueele kennis,
maar alles wat ze als huisvrouw
straks noodig zou hebben, dat moest
ze weten. Moeders hart klopte van
verlangen straks „Jantje", zoo zullen
we haar noemen, haar eigenlijke naam
is anders gelukkig te zien aan de
zijde van een godvreezend man.
Het is 23 jaar geleden, dat ik haar
ontmoette, ergens in een "heerlijke om
geving niet ver van onze goede stad.
Jong, vroolijk, blij, met een oog vol
heerlijk levensideaal, huppelde zij, de
ongeveer 20-jarige, daarheen. Haar
loon in staat stelt om bet noodige te
koopen, of waar van bespaarde som
metjes de noodige voorraad kan wor
den ingeslagen. Maar zoodra de scher
pe oostenwind dringerder maant tot
opstoken van de kachel, beteekent dit
voov vele gezinnen bét begin van ont-,
bering.
Gelukkig, Amice, dat bij het Kerst
feest in velé van. die gezinnen nog
een troostende ;'hxifp ge-boden wordt.
Daar hébbeft We in de eerste "plaats
de uitdeeling vah" extra brandstof. Ver
der van Diaconieeh en andere liefda
digheidsinstellingen de uitdeeling van
extra kleeding" eft'voedsel. Maar ook
worden vele particulieren met Kerst
mis genoopt om de milde banden
ruim voorzien uit te breiden.
Onder al onze Christelijke feesten is.
het Kerstfeest wel" het meest gemeen
schapsfeest. De andere staan vaak
veel meer in het teeken van persoon
lijk genot. Het Kerstfeest noopt ieder
tot milddadigheid, tot deernis en me
degevoel.
Het Kerstfeest -Van dit Jaar, met zijn
winterstemining. 'zooals het zich nu
laat aanzien, roept in mij herinnerin
gen op va,n vele jaren terug. Daar is
in de eerste plaats het Kerstfeest van
een jaar geleden, dat ik met mijn fa
milie vierde onder zoo geheel, andere
omstandigheden en in zoo geheel an
der klimaat. Mën moet als Hollander
er aan wennen oni in de tropen het
Kerstfeest "te y ó'e l e n. 't Kerstfeest,
waaraan wij onwillekeurig verbinden
koude, gebrek van onze medemen-
scihen en het heerlijke gevoel van een
weinig te mógenmedehelpen om dat
leed. van koude en gebrek te lenigen.
bruine haar, met enkele weerbarstige
krulletjes om de slapen, was steeds
keurig opgestoken. De kleeding altijd
even netjes/ Goedlachs, maan riet
wulpsch; niè stijf maar evenmin on
verschillig.
Onder den arbeid een vroolijk lied,
aan moedërs échoot geleerd, mogelijk
op de zondagsschool of op de Christe
lijke school daar waar nu de kweek
school is, in dé vrije uren wandelend
met vriendinnen, zoo was zij de aar
dige verschijning, het veel beloovende
jonge leven.
Voor eenige dagen ontmoette ik
haar weer.
Hier in onze eigen stad.
Leiden is geen wereldstad. Toch is
ze groot genoeg om te verbergen wat
niet gezien wil worden.
Schuw sluipt ze langs enkele wel
bekende jeugdplekjes.
Daar woonde moeder.
Daar is het huis waar ze met vrien
dinnen speelde.
Hier ging ze school.
Zoodra een bekende haar aanziet,
slaat ze de oogen neer en loopt met
haastigen pas een zijstraat in.
Het voorhoofd heeft diepe rimpels.
Het haar, waaruit alle frischlieid is
verdwenen, hangt, slordig tot bijna op
de schouders. Ze heeft een hoed op
waarvan het oorspronkelijk model
niet meer is na. te gaan. Een mantel
pak met een kleur, noch blauw, noch
grijs, maar met vieze vette vlekken,
hangt slobberig om de leden. De voe
ten zijn gestoken in kousen, die waar
schijnlijk een vleeschkleur hebben
gehad. De schoenen hadden eenmaal
hooge rechte hakken, maar zijn scheef
afgeloopen; ze zijn blijkbaar in de
laatste week niet gepoet9t.
Zoo is ze uiterlijk!
Hoe is ze innerlijk?
Een man komt baar tegen en houdt
haar staande. Met eenigen tegenzin
voldoet ze aan zijn verlangen om naai*
hem te luisteren.
Wat hij vraagt?
Het is niet door anderen gehoord. Haar
antwoord is echter maar al te duide
lijk. Met een rauwe vloek schreeuwt
zij den vrager toe: „Ga het hem zelf
vragen, dat dronken beest, ik heb geen
geld!"
Nu is de vrager echter ook niet be
scheiden meer. Met een taal even ruw
en onvoegzaam als daar juist door ons
vernomen scheldt en raast hij tegen
liet arme mensch. Het wederwoord is
in gelijken geest.
Ik zou ze zóó niet herkend hebben.
Levensleed en vervreemding van den
God der moeder heeft hier een levens
wrak achter gelaten.
Een voorwerp van evangelisatie? Ik
hoop het!
Zal het baten? Wie weet. God is
machtig het te doen.
Zoo zijn er meey in onze goede stad.
Veep werk voor onze Kerken, ook in
den,Kersttijd. God zegene het! H.
KERSTFEEST EN KLASSENSTRIJD.
Het leven is rijk aan tegenstellingen
We zien ze, die zich in weelde ba
den en we kennen hen, die dag aan
dag in kommer en zorg verkeeren.
We zien mannen en vrouwen, ge
zond en sterk, de levensvreugde ge
nieten.
We zien ook mannen en vrouwen,
die op het ziekbed zijn terneder ge
worpen; die niet de levensvreugde
smaken, maar wel pijnen en smarten
moeten doorstaan.
We zouden nog meer tegenstellin
gen uit dit zienlijke kunnen aanhalen,
want er zijn vele.
Maar ook ia het onzienlijke zijn te
genstellingen.
Er zijn rijken naar de wereld, maar
die arm van geest zijn.
Er zijn armen naar de wereld, maar
die rijk van geest zijn.
Er zijn er die bidden om „sociale
vrede en gerechtigheid".
Er zijn er die met baat vervuld
Daarom spreekt dit eerste Kerst
feest, na zooveel jaren in bet Vader
land te vieren, weer zoo bijzonder, nu
ik de koude voel, de heerlijke bedrij
vigheid zie, nu ik lees en hoor wat er
al zoo gedaan wordt om het lot der
armen te verlichten:
Het roept ïii mij 'Wakker, Amice, de
dagen der jeugd toen ik aan groot
moeders hand voor hte eerst naar het
Kerstfeest van de,. Zondagsschool ging.
De latere jaren "toen ik met broers en
zusters kerstfeest vierde bij oom en
tante of andere jaren bij vader en moe
dei* thuis. De jaren ook toen ik zelf
mocht meehelpen Kerstfeest te organi-
seeren. De. japen toen ik als diaken in
de gemeente van Gbristus mee mocht
helpen de armen .de verzamelde gaven
uit te deelen en. hun de heerlijke
Kerstboodschap te brengen. Vooral
hoe gelukkig ik was te vernemen, dat
in al die ellende Gods geest de harten
soms van liefde voor Zijn naam deed
gloeien, waaraan wij als diakenen ons
konden warmen. Heerlijke o ogenblik
ken. Hoe heb ik ze latere jaren be
geerd te mogen terug ontvangen.
Zie Amice, die Kerststemming héb
ik in jaren niet zóó gevoeld. Ik heb ze
gekend en van anderen beluisterd de
weemoedsstemmmg naaf de koude
buiten, maar de heerlijke warmte in
huis, de heerlijke warmte vooral die
er uitstraalt van de gemeenschappe
lijke behoefte om God te danken en
andérer koude-leed te verzachten.
Natuurlijk blijft het wezen der zaak
hetzelfde.
Ik mag dan ook niet ontkennen dat
ik wel eens een bijzonderen Kerstze
gen ontvangen heb. Ondanks het ge
staan tegenover de menschelijke sa
menleving- en die de tegenwoordige
(maatschappelijke verhoudingen ver
vloeken.
Dit zijn tegenstellingen.
Zoo is ook Kerstfeest en klassen
strijd een tegenstelling.
Die twee zijn niet samen te vereeni
gen; het is hier öf het één of het ander
Hier kan geen accoord. worden ge
troffen.
Wat is Kerstfeest?
Och, dat weet- men u soms nog wel
te vertellen. Niet allen, maar er zijn er
dan toch nog die wel weten, dat we
dan vieren het feest van Christus
geboorte.
Met Kerstfeest Viert zoo wat alles
feest. In de café's branden dan de
kerstboomen en de roocle lichten, en
ook in de gezinnen worden de kerst
boomen, en de geschenken, het lekke
re eten en drinken niet versmaad.
Maar dat alles heeft met Kerstfeest
het feest van Christus' geboorte niets-
te maken.
De wéreld grijpt iedere gelegenheid
om fees te vieren met beide handen
aan. Dat komt omdat ze arm is. Hoe
armer aftn ziele^vréugde, hoe meer
men het uitwendig genot zoekt.
Christus geboreft dat zegt ons: „de
Vredevorst is gekomen". De stralen
de ster van Bethlehem verkondigt bet
aan de wereld, dat Hij is gekomen, die
onze zonden zal verzoenen; die de
vloek dér wereld op zich zal nemen; die
licht zal brengén in de duisternis.
Hij is gekomen om een blijde bood
schap te brengén, voor wie waarlijk
zachmoedig is.
Hij is gekomen otd te verbinden, die
gebroken is Ven hart.
Hij i9 gekomen óm de vrijheid uit te
roepen voor wie waarlijk gevangen
.zit.
Hij is gekomen om verzoening te
brengen tusschen God en mensch,
tusschen hemel en aarde, in men
schen een welbehagen. Dat is het lied
van Christus' geboorte.
Vrede op aarde, want de vredevorst
is gekomen.
Strijd op aarde, want nu zal spoe
dig de beslissende slag vallen van God
en Satan. Maar als straks op Gol
gotha vanaf het kruis zal >vorden ge
roepen: „Het is volbracht", dan kan
bij al onze droefenis onze ziel juichen.
Want dan is de verzoening tot stand
gekomen; dan is die tegenstelling weg
genomen. Dan zegt onze ziel bet
Gods Woord na:
Alzoo lief heeft God de wereld ge-
bad.
De geboorte van Christus predikt
ons Gods'onpëilbare liefde. Het leven
van Christus is Voor ons allen een
volheid van liefde; een liefde niet al
leen voor zijn vrienden, maar ook
voor zijn vijanden.
Vader, vergeef bet hiun, want zij
weten niet wat' ze doen.
En stel tegenover die prediking van
liefde, nu eens de prediking van den
klassenstrijd.
Dan stelt ge het Evangelie van ge
nade en liefde, tegenover een evange
lie van haat en verdelging.
Kapitalist eenerzijds, proletariër an
derzijds.
Marx sprak eens:
„Maar als eens de groote dag zal
zijn aangebroken, waarop de dictatuur
van het proletariaat zal worden inge
luid dan wordt de beslissende slag
geslagen. Dan zullen de kapitalisten
worden onttroond, en het doodsuur
der bourgoisie is dan onverbiddellijk
geslagen.
De dag komt zeker en gewis, waar
op het proletariaat als de wrekende
Nemesis recht zal doen.
Het „gewogen en. te licht bevonden"
is te lezen op de wanden van het gan-
sche maatschappelijke gebouw.
De proletariërs hebben niets te ver
liezen. Zij hebben een wereld te win
nen. -
Het is niet de bedoeling om thans
het onhoudbare- van deze klassenstrijd
theorie uiteen te zetten.
Thans slechts de. vraag, voelt ge de
tegenstelling tusschen het feit en de be
doeling van Christus' geboorte en de
prediking van dit evangelie van den
haat?
Zeg niet, dat het alleen een „maat
schappelijk stelsel" is; dat het. met ge
loof of godsdienst niets te maken heeft
Wie den klassenstrijd aanvaardt, en
daarmede natuurlijk ook de conse
quenties, moet begrijpen dat hij in
plaats van een prediking van liefde
een prediking van haat brengt. Dat
scheurt uw zieJ van God af.
Ge zult God liefhebbeji boven alles
en Uw naaste als u zeiven. En dan
kunt ge uw naaste zelf niet uitzoe
ken; neen God plaatst u midden in
deze wereld in deze tijden in de
ze omstandigheden.
Klassenstrijd een prediking van
haat.
Kerstfeest een prediking van liefde.
Welk een scherpe, maar toch juiste
tegenstellng.
God geve dat op dit Kerstfeest velen
de oogen mogen open gaan.
We zijn zoo ziende blind. De wereld
biedt zooveel schoons en bekoorlijks.
Geld en goed trekken zoo 9terk.
Laat ons bidden, dat al die banden
worden losgemaakt en dat we weer
oog krijgen voor die geestelijke goe
deren, die in waardij niet opwegen te
gen goud of zilver. Laat ons naar Beth
lehem gaan en daar gaan rusten bij
de kribbe.
Al de glans der wereld zwicht
voor dit lieflijk Kind gezicht.
Al der wereld roem verdwijnt
waar dit God'lijk kind verschijnt.
Ach, dat in mijn arme ziel
óók een vonk Uws Levens viell
Jezus, Jezus, wil mij hooren!
Kom, wordt ook in mij geboren.
„Patrimonium".
OFFERS, DIE GOD BEVALLEN.
Een oude Hebreeuwsche geschiede
nis verhaalt van een armen man, die
op zekeren dag van zijn ziekbed op
stond en met bever.de ledematen in
den tempel kwam.
De arme man schaamde zich te ko
men, want hij was zeer arm en had
geen offer, dat hij kon brengen. Maar
toen hij schuchter naderbij trad, hoor
de hij het koor in den tempel zingen:
„In offeranden en brandoffers hebt
Gij geen welbehagen, anders wilde ik
ze U wel geven. De offers, die God be
vallen, zijn een verslagen geest; een ge
broken hart en een verslagen geest
zult Gij, o God, niet verachten".
Toen kwamen anderen om te aan
bidden, die naar voren drongen en
hunne offers brachten, maar hij had
er geen.
Ten slotte wierp hij zich voor den
priester neer, die tot hem zeide: „Wat
wit gij, mijn zoon? Hebt gij geen offer
meegebracht?"
En hij antwoordde: „Neen, vader,
want gisterenavond laat kwam een
weduwe met haar kinderen bij mij, en
ik had niets om hen aan te bieden,
dan de twee duiven, die ik heden bad
willen offeren".
„Breng dan", zeide de priester ,een
epha meel".
„Ook .dat kan ik niet", zeide de ge
brekkige man. ,Door mijn ziekte en
arm/oede heb ik slechts zeer weinig
kunnen overhouden en er is thans
zelfs geen epha meel".
„Maar waarom zijt gij dan eigen
lijk gekomen, wanneer gij geen offer
hebt te brengen?" vroeg de priester.
„Omdat ik hoorde zingen: „De of
fers, waaraan God een welgevallen
heeft, zijn een verslagen geest". En
zal God mijn offer niet aannemen, wan
neer ik smeek: „Heer wees mij, zon
daar genadig?"
Toen richtte de priester den ouden
man op en zede: „Ja, wees gezegend,
mijn zoon, dat is een offer, dat beter
is dan stroomen van olie en menigte
van dieren".
(Klanken des Vredes).
mis^der uiterlijke omstandigheden ge
noot ik en anderen wel de innerlijke
waarde van het vrede op aarde en
het welbehagen in" menschen en kon
ook volmondig instemmen met het
eere zij God. Maar tooh zóó als nu
sprak in lanige jaren het Kerstfeest
niet.
Het is zoo nuttig voor ons, Amice,
dat wij. ons onvoorwaardelijk aan
Gods leiding overgeven. Dat leer3n wij
niet in eens> Dat is zelfs een heel moei
lijke oefenschool. Ik heb er tenminste
a! heel wat struikelingen in beleefd.
Ik heb ook op mijn leivensizwerftoch
ten heel wat menschen ontmoet die
als vrome kinderen Gods bekend ston
den, maar die tot een onvoorwaarde
lijke overgave maar niet konden ko
men.
Het heeft mij altijd als een heerlijk
ideaal voor o.ogen gestaan. Ik kan
daar ook wel eenige verklaring van
geven. Mijn moeder nu reeds een 8-tal
jaren dood, werd door God met een
jaren lange krankheid bezocht. Zij
heeft het leed door God haar- gezon
den niet altijd even ge!a+~P kunnen
dragen. Daarentegen was mijn Vader
steeds dankbaar voor ie kleinste ze
gening. Als een dierbaar kleinood
heelt hij ons kinderen meegegeven die
zlels-ontroerende gebeden die hij voor
mceder en ons opzond. God heeft ze
alle verhoord, omdat de inhoud was,
dat Hij onzen weg wilde leiden en dat
wij Zijn hand wilden vatten en hem
denkbaar volgen.
Gok in eigen leven bleven mij de
moeiten en zorgen niet gespaard. Ook
weid menig gebed tot God opgezon
den om wegneming yap, can lóèd
drukte, totdat het God beliefde om het
re zien als een scherpe doorn in h*t
vlees ch, die niet kon worden wegge
nomen.
In dat alles echter heb ik zoo ken
nelijk de leiding Gods ervaren en ben
innig dankbaar voorai voor die mo
menten dat ik geloovig Hem kon vol
gen.- Hief waren de Eben Haëzers in
mijn leven.
Zie, Amice, nu versta je waarschijn
lijk waarom ik in zoo bijzondere stem
ming sta voor dit Kerstfeest. Het pre
dikt mij en mijn gezin de groote da
den Gods. Het doet mij weer inleven
in de heerlijke jaren der jeugd en de
jaren van de mannelijke kracht. Ge
heel bijzonder spreekt tot mij het ein
de van dezen adventstijd en beluister
ik de stem van den komenden Ko
ning en den zang der engelen in het:
Eere zij God in de hoogste hemelen,
vrede op aarde, in de menschen een
welbehagen.
Ik weet niet of ik er goed aan deed,
Amice, om zoo te schrijven. Als ik de
geschreven regels nog eens overzie,
dan lijkt het mij zelfs vrij onbeteeke-
nend. Eenigszins onsamenhangend
zelfs. Wil het mij niet euvel duiden.
Neem het op als een uiting van een
ontroerde ziel bij het herdenken van
des Heeren weldaden. Als uiting van
een ziel die dankbaar het komende
Kerstfeest tegemoet gaat, in de vaste
overtuiging dat het vrede en eeuwig
welbehagen dat gevonden werd in den
geboren Christus noodzakelijk maakt
om mede te werken aan de eere van
God. Moge ik u en anderen op dien
weg steeds ontmoeten.
VEfilTAS.