41EUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 24 DECEMBER 1926 TWEEDE BLAD. H Uit de Schriften. jf| WORD VERLICHT. Maak U op, word verlicht want Uw licht komt, en de heerinkheid des Heeren gaat over U op. Jes. 60:1, In het aangrjjpende tweede deel van 4jn profetie ziet Jesaja zgn volk in ballingschap. Duisternis bedekte de aar de en donkerheid de volken. Ook in Jeruza <m, de oude Godsstad, waar eens de liederen Zions weerklon ken ,was het licht uitgebluscht. Lette de profeet alleen op de uiterlijke om standigheden, dan kon hij slechts gewa gen van zondenacht en oordeel, van wanhoop en vertwijfeling. Voor het ver strooide volk scheen de mogelijkheid van herstel volstrekt uitgesloten. Maar de Geest des Heeren bezielt den proi'eet. Aan het verlaten en vertreden Zion moet Je:aia toeroepen: „Maak u op, word verl'cnt, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op". De tijd van onderdrukking en benauwdheid zou we'hasst voorbij zijn. Straks zou de heerlijkheid des Heeren weer over het volk opgaan. Jeruzalem zou te midden van de duisternis der wereld als de lichtstad schi teren. Van heinde en ver zouden de volken tot haar komen. Zelfs de koningen, de grooien der aarde, zouden zich aangetrokken ge voelen tot den glans, die over de Gods stad zou zijn gespreid. „Want de eilan den zullen van Mg verwachten, en de scheien van Tarsis vooreerst, om uwe kinderen van verre te brengen, hun zil ver en hun goud met hen, tot aen Naam des Heeren uws Gods, en tot den Hei lige Isra'ls, dewijl Hg u heerlijk ge maakt heeft. En de vreemden zullen uwe muren bouWen, en hunne koningen zul len u dienen; want in Mijne verbolgen heid heb Ik u geslagen, maar in mijn welbehagen heb Ik Mrj over u ontfermd En uwe poorten zullen steels open staan zij zullen des daags of des nachts niet tóegesloten worden; opdat men tot u inbrenge' het heir der Heidenen, en hun ne koningen tot u geleid worden De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans Kil de mam u niet licnten; maar ae Heere zal u wezen tot een eeuwig licht, en uw God tot uwe sierlijkheid". Welk een schitterende toekomst. Maar het behoeft wel geen betcog. dat deze profetie niet ten volle vervuld is door de opheffing van de ballingschap en den herbouw van stad en tempel. Ongetwijfeld was Israels herstel het be gin van' de vervulling. Ware het vo k in baling'.chao gebleven, dan zou de Christus niet het terrein hebben gevon den, dat Hij, naar Gods bestel, vcor Zijn gezegende werkeaamheM behoefde. Maar in het perspectief' van Jesaia's profetie ligt vesl meer <;an het tijdelijk herstel van Isral l in het land der va Ie ren. De profeet ziet Vorst Mess a3 ko men, Hij schouwt door de eeuwen heen en bewondert de heerlijkheid der Ge meente, wanneer de Christus zijn Bruid zonder vlek of rimpel den v'aier zal voorstellen. Dan zal die Gemeente- zijn als de gouden stad, wier muren Heii en wier poorten Lof heetm. Met de komst van den Zone Gods in het vieesoh, is de weg tot die heerlijk heid gebaand. In Jezus Christus, in het Kindeke van Bethlehem, is de heer- Iphe^; das Heeren verschenen aan een voik, dat^ onder zondescnuld gebogen, moet belgden: „Wg 'derven de heerlijk heid Gods". Dat Kindeke is de Opgang uit de hoogte, het Licht der wereld. Wie Jezus mej, het oog des geioofs heeft gezien, kan met den Evangelist jubelen: „Wrj hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid a.s des Eemggeborenen van tien Vader". Naar schoonheid, naar geluk, naar heer.ijkheid dorst het menseden art. Nie mand is voldaan rnet het ontluisterde .leven, zoca^ wg dat in dgze zonuige wereld aanschouwen. Wg komen uit het Paradijs. En naar dat Paradijs, met zgn schittering en glans, trekt ons hart heen. Maar helaas, van nature zoeken wii £le glorie op valsche paden. Wij, in dividuen en volken te zamen, grijpen naar aanzien en macht, naar eer en roem ,naar zilver en goud, in één woord naar de heerlijkheid van deze wereld. Wg .snakken naar een paradijs. Maar slechts naar een paradijs, dat wij zelf, met eigen handen, kunnen ontsluiten. Het Kerstfeest predikt ons evenwel, dat de herstelling van het Paradijs een werk Gods is. God heeft Zijn Zoon in gebracht in de wereld. Tot Hem be hoort zich de arme, naar geluk en naar schoonheid dorstende menschheid te wen den. In Hem toch is de heerlijkheid des Heeren opgegaan over een donkere aar de. Maak u op, word verlicht, verlicht door Christus. Hjj ontsteekt voor u het licht der waarheid. Hij ontdekt u aan uw zonden. Maar Hg laat ook voor u op gaan het licht van Zijn genade van ver zoening en verlossing. Er is geen be hoefte zoo diep, of Hg weet haar te bevredigen. Er is geen vraag zoo be nauwend, of Hg geeft er het antwoord op. Naar Jezus dan heen. Hg leidt uit zondenacht tot het licht Duisternis bedekte de aarde en don kerheid de volken, toen het Kindeke van Bethlehem in de kribbe werd neer gelegd. Alleriei ongerechtigheid heersch te in het leven der volken. Maar ziet, daar is in 's werelds duist're wolken, een liolit der lichten opgegaan. Jezus Christus bracht schuldvergeving niet alleen, maar Hg verbrak ook de heer schappij der zonde. Hij maakte kinderen der duisternis tot kinderen des lichts. Zoo deed Hg. En zoo doet Hij nog. Zien wij op onszelf, op de zonde, die nog ^voe.t 6n werkt in ons leven, dan zeggen wij: dien schoonen naam van kinderen des lichts kunnen wg niet dra gen. Maar laat ons op Jezus zien en voor Zijn licht de vensters van ons liart en leven openzetten. Dat licht al leen kan de zonde verdrijven. Ziende op Christus' werk in Zijn voik kon de aiios- tel aan de geloovigen betuigen: eer tijds waart gg duisternis, maar nu zgt ge licht in den Heere. Dat is Je Kerstboodschap. Aanvaardt haar zooa_s de herders in Efratna's velden. En maakt dan alom bekend het woord dat u van het Kindeke gezegd is. 't LICHT DER WERELD. t Licht dezer wereld is reddend verschenen, 't Woord, dat voor d'eeuwen bij God was, word vleescb Christus komt menschen met God weer vereenen, Zondaars verlossen van oordeel en vrees. Hemelen, wilt uw gezangen ons leenen Licht dezer wereld is reddend verschenen Christus daalt neder, geslaakt zijn de banden; c'.'Eeniggeboorne des Vaders maakt z vrij. t Lied der'verlossing weergalmt langs de stranden; Dat nu heel d'aard Hem als Redder bel ij; Moog aller harten van dankbaarheid branden1 Christus daal neder, 'geslaakt zijn de banden! Christus daalt neder, als 't offer der zonden; Dank en aanbidding dien Eenge gebracht! Laat ons met d'Englen zijn liefde verkonden, Prijzen het Lam, aan het kruishout geslachtl Wie kan die diepten van liefde door gronden?' Christus daalt neder, als 't offer der zonden! Christus daalt neder als 't beeld van Vader. Volken! geknield op die beeltnis gestaard Aatfd, dat uw kroost om dien Heer zich vei'gader', Die voor de broedren Zijn leven niet t niet spaart! Amen! Heer Jezus, kom telkens ons ffader! Voer ons te saam in 't huis van Uw Vader. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Krabbendijke: N. Luyendijk, te Nieuwerkerk a. d. IJsel. Aangenomen: Naar Schevenin- gen: (vac. Van Noppen), J. F. Roth, te Almkerk. GEREF. KERKEN. Aangenomen: Naar Leeuwar den: S. W. Bos, te Dokkum. Bedankt: Voor Delft: S. W. Bos, te Dokkum. BEVESTIGING. INTREDE EN AFSCHEID. Na bevestigd te zijn door Dr. O. No- rel, van Leeuwarden, met een predi king over 1 Cor. 4 1, deed Ds. J. A. V i s s c h e r, gekomen van Leeuwar den, zijn intrede in de Ned. Herv. Kerk te Groesbeek, sprekende naar aanlei ding van 1 Sam. 614. De nieuwe leeraar werd toegesproken door Ds. Van Selms, van Nijmegen, namens den ring en door Dr. P. Smit, van Heumen als consulent. EEN LANGDURIGE VACATURE. De kerkvoogdij der Ned. Herv. Gem. te 's-Gravenzande heeft naar de Stand, meldt, besloten den ligger der predi- kantstractementen in orde te doen ma ken, zoodat na verkregen goedkeuring met het beroepen van een predikant een aanvang kan worden gemaakt. Sinds Ds. J. H. Ruysch v. Dugteren in Januari 1920 als legerpredikant naar Breda vertrok, is zijn vacature, waarin men nu zal gaan beroepen, on vervuld gebleven. Ds. H. R. SNIJDER. Te Vlissingen is op 82-jarigen leef tijd overleden Ds. H. R. Snijder, eme ritus-predikant der Ev. Luthersche Gemeente. RADIO-UITZENDING VAN KERK DIENSTEN. Naar wordt medegedeeld zal de uit den Kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Rotterdam gevormde commissie voor radio-uitzending van kerkdien sten Donderdag 6 Jan. a.s. bijeenko men, met het doel een „Landscomité" te vormen, dat de uitzending van kerkdiensten in Hervormd rechtzin- nigen geest kan regelen en financieren ESN DOELMATIG GESCHENK. Men schrijft aan de Standaard: De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Zwolle heeft den heer J. Bosch Ozn., die 70 jaar het orgel in de Plantagekerk bespeelde, een radio toestel ten geschenke gegeven. De 85- jarige grijsaard, thans minder in staat de godsdienstoefeningen te bezoeken, zal op deze wijze, naar den wensch van zijn hart, in de gedegenheid zijn, een stichtelijk woord te hooren. NIEUWE CHR. SCHOLEN. Tê~Uë&fdam is door den heer A. H. C. de Wjit als voorzitter der Chr. Schoolsere ircring de eerste ^teen ge legd voor ri 'ii April 1927 te openen Groen var. Prinslererschool, als wier hoofd de heer H. J. Arnoldussen te Asperen optreden zal, waan/oor hij da op hem buiten sollicitatie uitgebrachte benoeming aangenomen heeft. EEN VERNIETIGD ONTSLAG. Naar de „Chr. Ond." meldt, is door de Commissie van Beroep het aan mef. D., onderwijzeres aan de Chr. Schooi te D., gegeven ontslag vernietigd. Het ontslag was gegeven wegens „over-Gompie, t zijn", wat door appel lante, die bij de behandeling harer zaak voor de Commissie van Beroep werd bijgestaan door den secretaris der Unie van Chr. Onderwijzers werd be twist. VOORSCHOTTEN BÏJZ. SCHOLEN. De Minister van Onderwijs brengt ter kennis van d? Besturen der Bijzon- date Scholen, die aanspraak maken op de Rijksvergö" «ding naar Art. 97 der L.'O.-wet 1923, le. dat overeenkomstig art. 7, twee de lid, van het Kon. Besluit van 4» September -1923 (Staatsblad no. 423), zoolang heit voorschot oo de Rijksver goeding, voor het jaar 1927 nog niet is vastglesteld, vóór het eind van eikei maand een voorloopig voorschot zal worden betaalbaar gesteld, ten bedra ge van een twaalfde gedeelte van het voorschot over het jaar 1926; 2e. dat de betaalbaarstelling van dit „voorloopig voorschot" zal geschieden per postgiro, indien althans het ver- tangjen daartoe is te kennen gegeven, of anders per postchèque; 3e. dat in de voörscnotopgaven over 1927 (model Bj bahooren te worden vermeld alle onderwijzers, die op L Januari 1927 aan da schoei waren ver bonden, met vermelding achter ieders naam van dan datum van indiensttre ding aan da school; dat in de aanvragen om Rijks ver- goading over 1926 (model G) even eens behooren te worden opgenomen, alle onderwijzers, die in het jaar 1926 aan de school werkzaam waren, met varmelding van den datum van in diensttreding aan de school waarop de aanvrage betrekking heeft; dat de voorschotopga ven en de aan vragen om Rijksvergoeding, welke met volledig zijn ingevuld, vertraging in de afdoening ondervinden. GESTICHTEN. Daar is een tijd gieweest en die Iigü nog niet zoo ver achter ons, zoo schreef onlangs Ds. L(andweihr) in de Rot- terdamsche Kerkbode, dat de krank zinnigen, idioten, doofstommen, blin den, zenuwlijders enz., of 'in eigen huis moesten varzorgjd worden, of naar z.g. neutrale inrichtingen moesten gezon den worden. Dij tijd is voorbij. God "gat ons vele schoon© stichtin gen, waarin men barmhartigheid je gens ellendigen oefent en waar men de bezochten door Gods hand wijst op den grooten Medicijnmeester. Daar danken wij den Heere voor. iVeel, ontzaglijk veel goeds is door deze stichtingen onder den zegen des Heeren tot stand gekomen. Eerst heb ben deze stichtingen een moeilijk leven gehad. De stichting, loet onderhoud, alles kostte veel geld; men moest veel leenen en men worstelde steeds met tekorten. Nu is dat in de laatste jaren wat andiers geworden. Bijzonderhjk omdat da verpieeggelden zeer verhoogd zijn. Dat- moest, zei men, en wij geloo- ven dat' ook. D© economische toestanden drongen er toe. Maar, nu die toestanden wat mil der geworden zijn, blijven de verpleeg- kosten maar even hoog. Sommige besturen maken van het feit, dat er jaarlijks duizenden over gehouden wordt (men leze de versla gen) gebruik om" de leemngen at te lossen, om op de goederen at te schrij ven, om pensioenfondsen te verbeteren, altemaal goedle en noodzakelijke dingen maar kon men nu oo'k eens niet een gedeelte van de winst gebrui ken, om de verpieeggelden te ver iagen? Vooral Diaconieën zuchten onder de hoogte verpleegge»den. Een kerk als Rotterdam moet sommen bijeen bren gen voor de verpleging in gestichten. Kon, met het oog op die zeer be zwaarde Diaconieën, niet eens overwo gen worden,v ct de vcrpleegkosten niet wat omlaag kunnen Ik ben bang, als men dat niet doet, dat er algemeen© k* achten zulien gaan rijzen en, om dat te voorkomen., om het gezegende werk der otichtin- gen niet in gevaar te brengen, moet men tijdig de verpieeggelden verlagen. Men moet zóo verlage n, dat de stich tingen niet in gevaar komen. Dat spreekt van zelve, maar zonder dat er gevaren dreigen, kan er <xi, wel wat van de verpieegkosten at. DIALECT IN DE SCHOOL. In hoever zal in de school der toe komst het dialect mogen meeklinken? Deze vraag stelt Dr. J. B. Schepers in „Vragen van den Dag" en hij ant woordt: Dit staat vast: meester moet er het kind niet om uitlachen; dat is een arro gante, pedante manier van doen, die als een nachtvorst werkt. Meester moet mee helpen om plaatselijke moeilijkheden te overwinnen; er moet aan klankleer ge daan worden* spreekt men ergens zoo wat zonder aen mond te openen, dan moet de meester de heldere" a van het algemeen Nederlandsch uit de' kinder monden weten te lokken door deze te openen; spreekt, men h's, waar de al- gemeen-Nederlandsch sprekende, die nooit laat hooren, dan moeten hard nekkige taal-, d.w.z. spreekoefeningen die bestrijden, om het kind het elders uitgelachen-worden te besparen; maar evengoed als de onderwijzer zgn best doet om het beschaafde spraakgebruik in de hand te werken, moet hg in die zelfde schooljaren het kind eerbied lee leeren hebben voor de landstaal, die zoo rechtstreeks uit de ziel opbloeit, frisch als de morgendauw, helder als de dorps klokken, forsch als de golven van de zee of meer tegen buiten- en binnen dijken, warm als de zon over de weiden meren en heiden, weemoedig ook als de wind bruisen kan door de boomen om de boerderijen, melodieus als het suizen van de graanvelden, als meerle- zang en leeuwrikslied; of pittig van schilderende uitdrukkingen,-stoer al3 de noorderzee-wind, geestig en raak van kwinkslag, het eigene leven, de eigen dingen typeerena met een woord, waar de humor omheen ligt als kleur om de dingen, door een prisma in zonnelicht bekeken. Het eigene mag niet langer het lood je leggen en evenals de folklore onze eigenaardigheden in gebruiken vastlegt en in levende waardeering wil bewaren evenzoo moet de school dat eigene lee ren eerbiedigen. Wat is daarvoor nu noodig? In de N eerste plaats, dat het kind, al is het maar een paar uur in de week de eigen klanken hoort: de schoonheid van Geert Teis, Rietema, de Bit court, en van mevr. l>e Haas-Oikken, van de Waicüersche Beunke, van Limburger ais Seipgens, van Tweneenaars, Acnterhoekers, Be- tuw naren, enz. moet tot haar recht kun nen komen, zoogoed ais in Friesland wat Kanna, Sytstra, Troelstra, Hof en Wiring Dijkstra schrijven en schreven. Zgn ae hinderen wat ouder, dreigen ze na scnooi niet hooger op te gaan, dan hebüen ze tenminste naast het aigemee- n© Nederianüsch hun eigen taai leeren lezen en, waarueeren, ook wellicht lee ren senrijven. in ieder gevai, meester moet dan van het eigen dialect van de kinderen gebruik kunnen maken, om liun taaieigenaardigheden te plaatsen te genover die van net algemeene, Zoo zal er een doorioopende ontwik keling zgn van de kindei'gedachte; zij zal zich niet schamen over haar eerste eigen taal, zij zaï haar waarueeren. Overai, zo^ zegt de schrijver, waar be hoeite Dujkt te Destaan in oreede krin gen aer oevoxking, om de eigen gouw spraak ook te xeeren leezen en senrrj- ven, moet naar zooveel mogeiga aan wor den voldaan, door haar op de lagere scüoien in te voeren en er een paar uur per week aan te besteden. EEN OUDE SAGE UIT HET VERRE OOSTEN. In het verre Oosten bestaat een sa ge, die verhaalt, dat een man zijn eenigen zoon drie glazen met wonder baar water gevuld, als erfenis had na gelaten. Werd dit water na elkêyader op een levenloos lichaam gegoten, dan zou het leven weer terugkeeren. Na lange jaren stierf de zoon, zoo vertelt de sage dan verder. Voor zijn einde gaf hij den bediende nauwkeu rige aanwijzing, wat hij te doen had, om zijn dooden heer weer tot het le ven te verwekken. Hij goot alzoo het water over zijn dooden heer uit, en zie, de doode sloeg de oogen op. Daar na goot hij het tweede glas over hem uit, en hij die dood geweest was, richtte zich op en riep: „Giet uit, giet uit het derde glas!" Daar greep ont zetting den bediende aan. Hij pakte het glas heet, maar beefde zoo hevig dat hij het liet vallen. Daarop zonk de man op zijn leger terug en was wederom een lijk. Deze drie glazen zijn een treffend beeld van de drie artikelen van ons geloof in den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest. Velen zijn er, die aan den Schepper en Onderhouder aller dingen gelooven. Anderen eeren in Christus Jezus den Heiland en roe men Zijn heiligen wandel, ja ook wel Zijn verlossing. Dit heeft alles wel een zekere kracht in zich. maar zonder het derde glas. dus zonder het derde artikel des geioofs, ontbreekt, toch het ware leven. De Heilive .Geest alleen vermag de geestelijk dooden tot nieuw waar leven te verwekken. *'£UiLLgTON. Opoffering beloond. 25/ De ongelukkige! Hij offerde alles op aan den hartstocht van het spel: plicht, godsdienst, geweten, alles scheen dood in hem. „Ga nu heen" drong Kees spottend aan, „Ik weet, dat ik je een misdadi ger moet toeschijnen. Maar wanneer ik over enkele weken officieel uit E- gypte zal zijn teruggekomen, moeten We onze oude vriendschappelijke be trekkingen weer aanknoopen, anders zou men gaan vermoeden, dat er iets tusschen ons is voorgevallen en dat wil ik niet." Walter antwoordde niet. In doode-. lijke droefheid overschreed hij den drempel van het bureau. En terwijl de deur achter hem dichtviel met, den somberen klank als van een schopvol zand. die op een doodkist wordt ge gooid, kwamen tot zijn ooren de ac- coorden van een rusteloos wals-tempo vermengd met een uitbundig schater lachen. Walter Lenooy opende het hek en bevond zich op de straat. Het sloeg drie uur van een naastbijgelegen kerk Hij verhaastte zijn pas en ging, zon der het te merken, langs verschillen de groentenboeren, die zich naar de markt begaven met hun karretjes, be laden met frisch fruit en ruikers, versch gesneden bloemen, wier tinten schoon uitkwamen en wier geuren heerlijk riekten onder het bleekgele licht van de opkomende zon. Maar de jonge man dacht er niet aan te genie ten van die ochtend-poësie. Hij had nog juist den tijd van kleerèn te ver wisselen en,zich te wasschen, om zich naar zijn post ie begeven. Het koude zweet liep nog steeds van zijn voor hoofd. Hij zocht zijn kleinen batisten zakdoek, dien hij gebruikt had gedu rende dien avond, die zoo gelukkig voor hem begonnen, maar zoo ramp zalig was geëindigd; doch hij kon hem niet vinden. •Hij had hem ongetwijfeld verloren gedurende den wals, ook het rozen knopje dat van Pieta's borst gevallen was en dat hij had opgeraapt om het niet te laten vertrappen, was hij kwijt. „Piëta!Piëta!Hij herhaalde dien naam, die hem troost en sterkte bracht. Teeder geliefde, hoe zoji zij moeten lijden om het onwaardig ge drag ,van haar broeder!.. Maar zij zal het niet te weten komen, want zij meent, dat hij in Gairo is en daarom zal zij zijn diepen val niet vermoe den; of, als zij er ook kennis van zal krijgen, dan zal hij, Walter, het haar niet hebben meegedeeld. O! neen, nooit! Hij zou liever sterven als het mce-ri dan te vertellen, waarvan hij getuige geweest was. De salons van den bankier, den laat- sten nacht zoo vol opgeruimde vreug de, zijn nu stil en verlaten. Verwelkte bloemen liggen in de gangen, de stille instrumenten door de artisten in de haast van hel vertrek achtergelaten, liggen hier en daar; een lichte damp bedekt de spiegels, waarvan de vergul de lijsten dof zijn door' een laag stof; alles draagt een melancoHeken stem pel; alles herhaalt in stomme maar welsprekende taal, de onbetwistbare waarheid van het oordeel, uitgespro ken door den koninklijken profeet over de zaken dezer wereld: vanitas vanitatum (ijdelheid der ijdelheden). Niettegenstaande het late morgen uur, slapen bijna alle bewoners van het huis nog. Alleen Piëta zij meent ten minste, dat zij alleen is, heeft niet lang van den verkwikkende» slaap kunnen genieten. Blij, dat zij aan haar vader het ge lukkig resultaat kan melden van het verzoek, dat zij aan Walter gedaan heeft, spoedt het jonge meisje zich naar de kamer van mijnheer De Ver- brugge, Door dien verstandigen steun, dien bij ongetwijfeld zal vinden ln zijn toekomstigen secretaris, zal haar vader zich niet meer zóó behoeven af te tobben als voor enkele maanden. Zij zal zelf ook veel meer van hem kunnen profiteeren. Wat een heerlijke wandelingen in het bosch en in de omstreken zal zij kunnen maken. Zij voelt zicb lichter, haar oogen schitteren, haar hart juicht; nooit heeft de hemel haar helderder, de zon stralender geschenen. Zijt gij er zeker van, kleine Piëta, dat alleen de gedachte om aan uw vader, dien gij lief hebt, een weinig rust te verschaffen, in u die innige blijdschap wekt?Of zou het booze god je uit de fabel u met zijn vleugel hebben aangeraakt? Als gij gisteren met onverschilligheid, maar toch met glimlachende bevalligheid de eerbe wijzen in ontvangst naamt, die men u bracht, was dat toen niet, omdat uw hart zich had weggeschonken? Zij geeft zich over aan dat onbekende ge voel, zij roept in haar geest den blik van den officier, waarmee hij haar antwoord gaf op haar verzoek en zij gevoelt, evenals in den afgeloopen nacht, een onrustige blijdschap. Zij opent de kamer van haar vader, hij is er niet. „Hij kan alleen op zijn bureau zijn1 denkt zij. En met denzelfden lichten stap gaat zij het terras over, de marmeren trap af langs de volière, waar de vogels, naar het haar voorkomt, vroolijker ringen dan anders, als wilden zij zich vereenigen met de stemmen, die zin gen in haar hart. „Al heeft het leven dro«*e dagen, het heeft toch ook blijde dagen" fluis terde Piëta, terwijl zij een dankbaren blik ten hemel sloeg. Zij stond op den drempel van het bureau. De bankier is er werkelijk, maar hij zit niet voor zijn werktafel, waarvoor zij hem anders gewoonlijk op dit uur aantreft. Hij loopt heen en weer met sombere blik, een diepe, zor gelijke plooi op zijn voorhoofd, alsof hij een geheimzinnig raadsel trachtte te ontcijferen en op vreemden toon be antwoordt hij de innige morgengroet van zijn dochter. Piëta bemerkt nu de vreemde wan orde in het vertrek: laden staan open getrokken en hun inhoud ligt hier en daar verspreid: kaarsvetvlekken lig gen op de stoelen en de tapijten, een oude vaas ligt omvergestooten, het water is van de tafel gestroomd en heeft vuile spatten achtergelaten op de dagbladen en tijdschriften. De verwonderde verontruste blik van 'tjonge meisje wendde zich van het wanordelijk tooneel op het ver: stoorde gelaat van haar vader. Zij na dert hem en teeder kust zij hem op het voorhoofd. „Ik zoü haast zeggen, dat u niet ge slapen hebt, zoo vermoeid lijkt u?" zeide zij deelnemend. „Hebt u iets ver loren, pa?.. Kan ik u helpen zoeken? Spoedig zult u zich niet meer zoo be hoeven te overspannen. Walter heeft me gisteren gezegd dat hij bereid is u te komen helpen als secretaris, als u dat wilt, ik ben er erg blij om." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5