41EUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 24 DECEMBER 1926
TWEEDE BLAD.
H Uit de Schriften. jf|
WORD VERLICHT.
Maak U op, word verlicht
want Uw licht komt, en de
heerinkheid des Heeren gaat
over U op.
Jes. 60:1,
In het aangrjjpende tweede deel van
4jn profetie ziet Jesaja zgn volk in
ballingschap. Duisternis bedekte de aar
de en donkerheid de volken.
Ook in Jeruza <m, de oude Godsstad,
waar eens de liederen Zions weerklon
ken ,was het licht uitgebluscht. Lette
de profeet alleen op de uiterlijke om
standigheden, dan kon hij slechts gewa
gen van zondenacht en oordeel, van
wanhoop en vertwijfeling. Voor het ver
strooide volk scheen de mogelijkheid van
herstel volstrekt uitgesloten.
Maar de Geest des Heeren bezielt den
proi'eet. Aan het verlaten en vertreden
Zion moet Je:aia toeroepen: „Maak u
op, word verl'cnt, want uw licht komt
en de heerlijkheid des Heeren gaat over
u op". De tijd van onderdrukking en
benauwdheid zou we'hasst voorbij zijn.
Straks zou de heerlijkheid des Heeren
weer over het volk opgaan. Jeruzalem
zou te midden van de duisternis der
wereld als de lichtstad schi teren. Van
heinde en ver zouden de volken tot haar
komen. Zelfs de koningen, de grooien
der aarde, zouden zich aangetrokken ge
voelen tot den glans, die over de Gods
stad zou zijn gespreid. „Want de eilan
den zullen van Mg verwachten, en de
scheien van Tarsis vooreerst, om uwe
kinderen van verre te brengen, hun zil
ver en hun goud met hen, tot aen Naam
des Heeren uws Gods, en tot den Hei
lige Isra'ls, dewijl Hg u heerlijk ge
maakt heeft. En de vreemden zullen uwe
muren bouWen, en hunne koningen zul
len u dienen; want in Mijne verbolgen
heid heb Ik u geslagen, maar in mijn
welbehagen heb Ik Mrj over u ontfermd
En uwe poorten zullen steels open staan
zij zullen des daags of des nachts niet
tóegesloten worden; opdat men tot u
inbrenge' het heir der Heidenen, en hun
ne koningen tot u geleid worden
De zon zal u niet meer wezen tot een
licht des daags, en tot een glans Kil
de mam u niet licnten; maar ae Heere
zal u wezen tot een eeuwig licht, en uw
God tot uwe sierlijkheid".
Welk een schitterende toekomst.
Maar het behoeft wel geen betcog. dat
deze profetie niet ten volle vervuld is
door de opheffing van de ballingschap
en den herbouw van stad en tempel.
Ongetwijfeld was Israels herstel het be
gin van' de vervulling. Ware het vo k
in baling'.chao gebleven, dan zou de
Christus niet het terrein hebben gevon
den, dat Hij, naar Gods bestel, vcor Zijn
gezegende werkeaamheM behoefde.
Maar in het perspectief' van Jesaia's
profetie ligt vesl meer <;an het tijdelijk
herstel van Isral l in het land der va Ie
ren. De profeet ziet Vorst Mess a3 ko
men, Hij schouwt door de eeuwen heen
en bewondert de heerlijkheid der Ge
meente, wanneer de Christus zijn Bruid
zonder vlek of rimpel den v'aier zal
voorstellen.
Dan zal die Gemeente- zijn als de
gouden stad, wier muren Heii en wier
poorten Lof heetm.
Met de komst van den Zone Gods in
het vieesoh, is de weg tot die heerlijk
heid gebaand. In Jezus Christus, in het
Kindeke van Bethlehem, is de heer-
Iphe^; das Heeren verschenen aan een
voik, dat^ onder zondescnuld gebogen,
moet belgden: „Wg 'derven de heerlijk
heid Gods". Dat Kindeke is de Opgang
uit de hoogte, het Licht der wereld.
Wie Jezus mej, het oog des geioofs
heeft gezien, kan met den Evangelist
jubelen: „Wrj hebben Zijne heerlijkheid
aanschouwd, eene heerlijkheid a.s des
Eemggeborenen van tien Vader".
Naar schoonheid, naar geluk, naar
heer.ijkheid dorst het menseden art. Nie
mand is voldaan rnet het ontluisterde
.leven, zoca^ wg dat in dgze zonuige
wereld aanschouwen. Wg komen uit het
Paradijs. En naar dat Paradijs, met zgn
schittering en glans, trekt ons hart
heen. Maar helaas, van nature zoeken
wii £le glorie op valsche paden. Wij, in
dividuen en volken te zamen, grijpen
naar aanzien en macht, naar eer en
roem ,naar zilver en goud, in één woord
naar de heerlijkheid van deze wereld.
Wg .snakken naar een paradijs. Maar
slechts naar een paradijs, dat wij zelf,
met eigen handen, kunnen ontsluiten.
Het Kerstfeest predikt ons evenwel,
dat de herstelling van het Paradijs een
werk Gods is. God heeft Zijn Zoon in
gebracht in de wereld. Tot Hem be
hoort zich de arme, naar geluk en naar
schoonheid dorstende menschheid te wen
den. In Hem toch is de heerlijkheid des
Heeren opgegaan over een donkere aar
de.
Maak u op, word verlicht, verlicht
door Christus. Hjj ontsteekt voor u het
licht der waarheid. Hij ontdekt u aan
uw zonden. Maar Hg laat ook voor u op
gaan het licht van Zijn genade van ver
zoening en verlossing. Er is geen be
hoefte zoo diep, of Hg weet haar te
bevredigen. Er is geen vraag zoo be
nauwend, of Hg geeft er het antwoord
op.
Naar Jezus dan heen.
Hg leidt uit zondenacht tot het licht
Duisternis bedekte de aarde en don
kerheid de volken, toen het Kindeke
van Bethlehem in de kribbe werd neer
gelegd. Alleriei ongerechtigheid heersch
te in het leven der volken. Maar ziet,
daar is in 's werelds duist're wolken,
een liolit der lichten opgegaan. Jezus
Christus bracht schuldvergeving niet
alleen, maar Hg verbrak ook de heer
schappij der zonde. Hij maakte kinderen
der duisternis tot kinderen des lichts.
Zoo deed Hg. En zoo doet Hij nog.
Zien wij op onszelf, op de zonde, die
nog ^voe.t 6n werkt in ons leven, dan
zeggen wij: dien schoonen naam van
kinderen des lichts kunnen wg niet dra
gen. Maar laat ons op Jezus zien en
voor Zijn licht de vensters van ons
liart en leven openzetten. Dat licht al
leen kan de zonde verdrijven. Ziende op
Christus' werk in Zijn voik kon de aiios-
tel aan de geloovigen betuigen: eer
tijds waart gg duisternis, maar nu zgt
ge licht in den Heere.
Dat is Je Kerstboodschap.
Aanvaardt haar zooa_s de herders in
Efratna's velden.
En maakt dan alom bekend het woord
dat u van het Kindeke gezegd is.
't LICHT DER WERELD.
t Licht dezer wereld is reddend
verschenen,
't Woord, dat voor d'eeuwen bij God
was, word vleescb
Christus komt menschen met God
weer vereenen,
Zondaars verlossen van oordeel en
vrees.
Hemelen, wilt uw gezangen ons
leenen
Licht dezer wereld is reddend
verschenen
Christus daalt neder, geslaakt zijn de
banden;
c'.'Eeniggeboorne des Vaders maakt z
vrij.
t Lied der'verlossing weergalmt
langs de stranden;
Dat nu heel d'aard Hem als Redder
bel ij;
Moog aller harten van dankbaarheid
branden1
Christus daal neder, 'geslaakt zijn de
banden!
Christus daalt neder, als 't offer der
zonden;
Dank en aanbidding dien Eenge
gebracht!
Laat ons met d'Englen zijn liefde
verkonden,
Prijzen het Lam, aan het kruishout
geslachtl
Wie kan die diepten van liefde door
gronden?'
Christus daalt neder, als 't offer der
zonden!
Christus daalt neder als 't beeld van
Vader.
Volken! geknield op die beeltnis
gestaard
Aatfd, dat uw kroost om dien Heer zich
vei'gader',
Die voor de broedren Zijn leven niet
t niet spaart!
Amen! Heer Jezus, kom telkens ons
ffader!
Voer ons te saam in 't huis van Uw
Vader.
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK
Beroepen: Te Krabbendijke: N.
Luyendijk, te Nieuwerkerk a. d. IJsel.
Aangenomen: Naar Schevenin-
gen: (vac. Van Noppen), J. F. Roth, te
Almkerk.
GEREF. KERKEN.
Aangenomen: Naar Leeuwar
den: S. W. Bos, te Dokkum.
Bedankt: Voor Delft: S. W. Bos,
te Dokkum.
BEVESTIGING. INTREDE EN
AFSCHEID.
Na bevestigd te zijn door Dr. O. No-
rel, van Leeuwarden, met een predi
king over 1 Cor. 4 1, deed Ds. J. A.
V i s s c h e r, gekomen van Leeuwar
den, zijn intrede in de Ned. Herv. Kerk
te Groesbeek, sprekende naar aanlei
ding van 1 Sam. 614. De nieuwe
leeraar werd toegesproken door Ds.
Van Selms, van Nijmegen, namens den
ring en door Dr. P. Smit, van Heumen
als consulent.
EEN LANGDURIGE VACATURE.
De kerkvoogdij der Ned. Herv. Gem.
te 's-Gravenzande heeft naar de Stand,
meldt, besloten den ligger der predi-
kantstractementen in orde te doen ma
ken, zoodat na verkregen goedkeuring
met het beroepen van een predikant
een aanvang kan worden gemaakt.
Sinds Ds. J. H. Ruysch v. Dugteren
in Januari 1920 als legerpredikant
naar Breda vertrok, is zijn vacature,
waarin men nu zal gaan beroepen, on
vervuld gebleven.
Ds. H. R. SNIJDER.
Te Vlissingen is op 82-jarigen leef
tijd overleden Ds. H. R. Snijder, eme
ritus-predikant der Ev. Luthersche
Gemeente.
RADIO-UITZENDING VAN KERK
DIENSTEN.
Naar wordt medegedeeld zal de uit
den Kerkeraad der Ned. Herv. Gem.
te Rotterdam gevormde commissie
voor radio-uitzending van kerkdien
sten Donderdag 6 Jan. a.s. bijeenko
men, met het doel een „Landscomité"
te vormen, dat de uitzending van
kerkdiensten in Hervormd rechtzin-
nigen geest kan regelen en financieren
ESN DOELMATIG GESCHENK.
Men schrijft aan de Standaard:
De Kerkeraad der Gereformeerde
Kerk van Zwolle heeft den heer J.
Bosch Ozn., die 70 jaar het orgel in
de Plantagekerk bespeelde, een radio
toestel ten geschenke gegeven. De 85-
jarige grijsaard, thans minder in staat
de godsdienstoefeningen te bezoeken,
zal op deze wijze, naar den wensch
van zijn hart, in de gedegenheid zijn,
een stichtelijk woord te hooren.
NIEUWE CHR. SCHOLEN.
Tê~Uë&fdam is door den heer A.
H. C. de Wjit als voorzitter der Chr.
Schoolsere ircring de eerste ^teen ge
legd voor ri 'ii April 1927 te openen
Groen var. Prinslererschool, als wier
hoofd de heer H. J. Arnoldussen te
Asperen optreden zal, waan/oor hij da
op hem buiten sollicitatie uitgebrachte
benoeming aangenomen heeft.
EEN VERNIETIGD ONTSLAG.
Naar de „Chr. Ond." meldt, is door
de Commissie van Beroep het aan mef.
D., onderwijzeres aan de Chr. Schooi
te D., gegeven ontslag vernietigd.
Het ontslag was gegeven wegens
„over-Gompie, t zijn", wat door appel
lante, die bij de behandeling harer zaak
voor de Commissie van Beroep werd
bijgestaan door den secretaris der
Unie van Chr. Onderwijzers werd be
twist.
VOORSCHOTTEN BÏJZ. SCHOLEN.
De Minister van Onderwijs brengt
ter kennis van d? Besturen der Bijzon-
date Scholen, die aanspraak maken op
de Rijksvergö" «ding naar Art. 97 der
L.'O.-wet 1923,
le. dat overeenkomstig art. 7, twee
de lid, van het Kon. Besluit van 4»
September -1923 (Staatsblad no. 423),
zoolang heit voorschot oo de Rijksver
goeding, voor het jaar 1927 nog niet
is vastglesteld, vóór het eind van eikei
maand een voorloopig voorschot zal
worden betaalbaar gesteld, ten bedra
ge van een twaalfde gedeelte van het
voorschot over het jaar 1926;
2e. dat de betaalbaarstelling van dit
„voorloopig voorschot" zal geschieden
per postgiro, indien althans het ver-
tangjen daartoe is te kennen gegeven,
of anders per postchèque;
3e. dat in de voörscnotopgaven over
1927 (model Bj bahooren te worden
vermeld alle onderwijzers, die op L
Januari 1927 aan da schoei waren ver
bonden, met vermelding achter ieders
naam van dan datum van indiensttre
ding aan da school;
dat in de aanvragen om Rijks ver-
goading over 1926 (model G) even
eens behooren te worden opgenomen,
alle onderwijzers, die in het jaar 1926
aan de school werkzaam waren, met
varmelding van den datum van in
diensttreding aan de school waarop de
aanvrage betrekking heeft;
dat de voorschotopga ven en de aan
vragen om Rijksvergoeding, welke met
volledig zijn ingevuld, vertraging in de
afdoening ondervinden.
GESTICHTEN.
Daar is een tijd gieweest en die Iigü
nog niet zoo ver achter ons, zoo schreef
onlangs Ds. L(andweihr) in de Rot-
terdamsche Kerkbode, dat de krank
zinnigen, idioten, doofstommen, blin
den, zenuwlijders enz., of 'in eigen huis
moesten varzorgjd worden, of naar z.g.
neutrale inrichtingen moesten gezon
den worden.
Dij tijd is voorbij.
God "gat ons vele schoon© stichtin
gen, waarin men barmhartigheid je
gens ellendigen oefent en waar men
de bezochten door Gods hand wijst op
den grooten Medicijnmeester.
Daar danken wij den Heere voor.
iVeel, ontzaglijk veel goeds is door
deze stichtingen onder den zegen des
Heeren tot stand gekomen. Eerst heb
ben deze stichtingen een moeilijk leven
gehad. De stichting, loet onderhoud,
alles kostte veel geld; men moest veel
leenen en men worstelde steeds met
tekorten.
Nu is dat in de laatste jaren wat
andiers geworden. Bijzonderhjk omdat
da verpieeggelden zeer verhoogd zijn.
Dat- moest, zei men, en wij geloo-
ven dat' ook.
D© economische toestanden drongen
er toe.
Maar, nu die toestanden wat mil
der geworden zijn, blijven de verpleeg-
kosten maar even hoog.
Sommige besturen maken van het
feit, dat er jaarlijks duizenden over
gehouden wordt (men leze de versla
gen) gebruik om" de leemngen at te
lossen, om op de goederen at te schrij
ven, om pensioenfondsen te verbeteren,
altemaal goedle en noodzakelijke
dingen maar kon men nu oo'k eens
niet een gedeelte van de winst gebrui
ken, om de verpieeggelden te ver
iagen?
Vooral Diaconieën zuchten onder de
hoogte verpleegge»den. Een kerk als
Rotterdam moet sommen bijeen bren
gen voor de verpleging in gestichten.
Kon, met het oog op die zeer be
zwaarde Diaconieën, niet eens overwo
gen worden,v ct de vcrpleegkosten niet
wat omlaag kunnen
Ik ben bang, als men dat niet
doet, dat er algemeen© k* achten zulien
gaan rijzen en, om dat te voorkomen.,
om het gezegende werk der otichtin-
gen niet in gevaar te brengen, moet
men tijdig de verpieeggelden verlagen.
Men moet zóo verlage n, dat de stich
tingen niet in gevaar komen.
Dat spreekt van zelve, maar zonder
dat er gevaren dreigen, kan er <xi,
wel wat van de verpieegkosten at.
DIALECT IN DE SCHOOL.
In hoever zal in de school der toe
komst het dialect mogen meeklinken?
Deze vraag stelt Dr. J. B. Schepers
in „Vragen van den Dag" en hij ant
woordt:
Dit staat vast: meester moet er het
kind niet om uitlachen; dat is een arro
gante, pedante manier van doen, die als
een nachtvorst werkt. Meester moet mee
helpen om plaatselijke moeilijkheden te
overwinnen; er moet aan klankleer ge
daan worden* spreekt men ergens zoo
wat zonder aen mond te openen, dan
moet de meester de heldere" a van het
algemeen Nederlandsch uit de' kinder
monden weten te lokken door deze te
openen; spreekt, men h's, waar de al-
gemeen-Nederlandsch sprekende, die
nooit laat hooren, dan moeten hard
nekkige taal-, d.w.z. spreekoefeningen
die bestrijden, om het kind het elders
uitgelachen-worden te besparen; maar
evengoed als de onderwijzer zgn best
doet om het beschaafde spraakgebruik
in de hand te werken, moet hg in die
zelfde schooljaren het kind eerbied lee
leeren hebben voor de landstaal, die zoo
rechtstreeks uit de ziel opbloeit, frisch
als de morgendauw, helder als de dorps
klokken, forsch als de golven van de
zee of meer tegen buiten- en binnen
dijken, warm als de zon over de weiden
meren en heiden, weemoedig ook als
de wind bruisen kan door de boomen
om de boerderijen, melodieus als het
suizen van de graanvelden, als meerle-
zang en leeuwrikslied; of pittig van
schilderende uitdrukkingen,-stoer al3 de
noorderzee-wind, geestig en raak van
kwinkslag, het eigene leven, de eigen
dingen typeerena met een woord, waar
de humor omheen ligt als kleur om de
dingen, door een prisma in zonnelicht
bekeken.
Het eigene mag niet langer het lood
je leggen en evenals de folklore onze
eigenaardigheden in gebruiken vastlegt
en in levende waardeering wil bewaren
evenzoo moet de school dat eigene lee
ren eerbiedigen.
Wat is daarvoor nu noodig? In de N
eerste plaats, dat het kind, al is het
maar een paar uur in de week de eigen
klanken hoort: de schoonheid van Geert
Teis, Rietema, de Bit court, en van mevr.
l>e Haas-Oikken, van de Waicüersche
Beunke, van Limburger ais Seipgens,
van Tweneenaars, Acnterhoekers, Be-
tuw naren, enz. moet tot haar recht kun
nen komen, zoogoed ais in Friesland
wat Kanna, Sytstra, Troelstra, Hof en
Wiring Dijkstra schrijven en schreven.
Zgn ae hinderen wat ouder, dreigen ze
na scnooi niet hooger op te gaan, dan
hebüen ze tenminste naast het aigemee-
n© Nederianüsch hun eigen taai leeren
lezen en, waarueeren, ook wellicht lee
ren senrijven. in ieder gevai, meester
moet dan van het eigen dialect van de
kinderen gebruik kunnen maken, om
liun taaieigenaardigheden te plaatsen te
genover die van net algemeene,
Zoo zal er een doorioopende ontwik
keling zgn van de kindei'gedachte; zij
zal zich niet schamen over haar eerste
eigen taal, zij zaï haar waarueeren.
Overai, zo^ zegt de schrijver, waar be
hoeite Dujkt te Destaan in oreede krin
gen aer oevoxking, om de eigen gouw
spraak ook te xeeren leezen en senrrj-
ven, moet naar zooveel mogeiga aan wor
den voldaan, door haar op de lagere
scüoien in te voeren en er een paar uur
per week aan te besteden.
EEN OUDE SAGE UIT HET
VERRE OOSTEN.
In het verre Oosten bestaat een sa
ge, die verhaalt, dat een man zijn
eenigen zoon drie glazen met wonder
baar water gevuld, als erfenis had na
gelaten. Werd dit water na elkêyader
op een levenloos lichaam gegoten, dan
zou het leven weer terugkeeren. Na
lange jaren stierf de zoon, zoo
vertelt de sage dan verder. Voor zijn
einde gaf hij den bediende nauwkeu
rige aanwijzing, wat hij te doen had,
om zijn dooden heer weer tot het le
ven te verwekken. Hij goot alzoo het
water over zijn dooden heer uit, en
zie, de doode sloeg de oogen op. Daar
na goot hij het tweede glas over hem
uit, en hij die dood geweest was,
richtte zich op en riep: „Giet uit, giet
uit het derde glas!" Daar greep ont
zetting den bediende aan. Hij pakte
het glas heet, maar beefde zoo hevig
dat hij het liet vallen. Daarop zonk
de man op zijn leger terug en was
wederom een lijk.
Deze drie glazen zijn een treffend
beeld van de drie artikelen van ons
geloof in den Vader, den Zoon en den
Heiligen Geest. Velen zijn er, die aan
den Schepper en Onderhouder aller
dingen gelooven. Anderen eeren in
Christus Jezus den Heiland en roe
men Zijn heiligen wandel, ja ook wel
Zijn verlossing. Dit heeft alles wel een
zekere kracht in zich. maar zonder
het derde glas. dus zonder het derde
artikel des geioofs, ontbreekt, toch het
ware leven. De Heilive .Geest alleen
vermag de geestelijk dooden tot nieuw
waar leven te verwekken.
*'£UiLLgTON.
Opoffering beloond.
25/
De ongelukkige! Hij offerde alles op
aan den hartstocht van het spel:
plicht, godsdienst, geweten, alles
scheen dood in hem.
„Ga nu heen" drong Kees spottend
aan, „Ik weet, dat ik je een misdadi
ger moet toeschijnen. Maar wanneer
ik over enkele weken officieel uit E-
gypte zal zijn teruggekomen, moeten
We onze oude vriendschappelijke be
trekkingen weer aanknoopen, anders
zou men gaan vermoeden, dat er iets
tusschen ons is voorgevallen en dat
wil ik niet."
Walter antwoordde niet. In doode-.
lijke droefheid overschreed hij den
drempel van het bureau. En terwijl de
deur achter hem dichtviel met, den
somberen klank als van een schopvol
zand. die op een doodkist wordt ge
gooid, kwamen tot zijn ooren de ac-
coorden van een rusteloos wals-tempo
vermengd met een uitbundig schater
lachen.
Walter Lenooy opende het hek en
bevond zich op de straat. Het sloeg
drie uur van een naastbijgelegen kerk
Hij verhaastte zijn pas en ging, zon
der het te merken, langs verschillen
de groentenboeren, die zich naar de
markt begaven met hun karretjes, be
laden met frisch fruit en ruikers,
versch gesneden bloemen, wier tinten
schoon uitkwamen en wier geuren
heerlijk riekten onder het bleekgele
licht van de opkomende zon. Maar de
jonge man dacht er niet aan te genie
ten van die ochtend-poësie. Hij had
nog juist den tijd van kleerèn te ver
wisselen en,zich te wasschen, om zich
naar zijn post ie begeven. Het koude
zweet liep nog steeds van zijn voor
hoofd. Hij zocht zijn kleinen batisten
zakdoek, dien hij gebruikt had gedu
rende dien avond, die zoo gelukkig
voor hem begonnen, maar zoo ramp
zalig was geëindigd; doch hij kon
hem niet vinden.
•Hij had hem ongetwijfeld verloren
gedurende den wals, ook het rozen
knopje dat van Pieta's borst gevallen
was en dat hij had opgeraapt om het
niet te laten vertrappen, was hij kwijt.
„Piëta!Piëta!Hij herhaalde
dien naam, die hem troost en sterkte
bracht. Teeder geliefde, hoe zoji zij
moeten lijden om het onwaardig ge
drag ,van haar broeder!.. Maar zij zal
het niet te weten komen, want zij
meent, dat hij in Gairo is en daarom
zal zij zijn diepen val niet vermoe
den; of, als zij er ook kennis van zal
krijgen, dan zal hij, Walter, het haar
niet hebben meegedeeld. O! neen,
nooit! Hij zou liever sterven als het
mce-ri dan te vertellen, waarvan hij
getuige geweest was.
De salons van den bankier, den laat-
sten nacht zoo vol opgeruimde vreug
de, zijn nu stil en verlaten. Verwelkte
bloemen liggen in de gangen, de stille
instrumenten door de artisten in de
haast van hel vertrek achtergelaten,
liggen hier en daar; een lichte damp
bedekt de spiegels, waarvan de vergul
de lijsten dof zijn door' een laag stof;
alles draagt een melancoHeken stem
pel; alles herhaalt in stomme maar
welsprekende taal, de onbetwistbare
waarheid van het oordeel, uitgespro
ken door den koninklijken profeet
over de zaken dezer wereld: vanitas
vanitatum (ijdelheid der ijdelheden).
Niettegenstaande het late morgen
uur, slapen bijna alle bewoners van
het huis nog. Alleen Piëta zij meent
ten minste, dat zij alleen is, heeft
niet lang van den verkwikkende»
slaap kunnen genieten.
Blij, dat zij aan haar vader het ge
lukkig resultaat kan melden van het
verzoek, dat zij aan Walter gedaan
heeft, spoedt het jonge meisje zich
naar de kamer van mijnheer De Ver-
brugge, Door dien verstandigen steun,
dien bij ongetwijfeld zal vinden ln
zijn toekomstigen secretaris, zal haar
vader zich niet meer zóó behoeven af
te tobben als voor enkele maanden.
Zij zal zelf ook veel meer van hem
kunnen profiteeren. Wat een heerlijke
wandelingen in het bosch en in de
omstreken zal zij kunnen maken.
Zij voelt zicb lichter, haar oogen
schitteren, haar hart juicht; nooit
heeft de hemel haar helderder, de zon
stralender geschenen.
Zijt gij er zeker van, kleine Piëta,
dat alleen de gedachte om aan uw
vader, dien gij lief hebt, een weinig
rust te verschaffen, in u die innige
blijdschap wekt?Of zou het booze
god je uit de fabel u met zijn vleugel
hebben aangeraakt? Als gij gisteren
met onverschilligheid, maar toch met
glimlachende bevalligheid de eerbe
wijzen in ontvangst naamt, die men u
bracht, was dat toen niet, omdat uw
hart zich had weggeschonken? Zij
geeft zich over aan dat onbekende ge
voel, zij roept in haar geest den blik
van den officier, waarmee hij haar
antwoord gaf op haar verzoek en zij
gevoelt, evenals in den afgeloopen
nacht, een onrustige blijdschap.
Zij opent de kamer van haar vader,
hij is er niet.
„Hij kan alleen op zijn bureau zijn1
denkt zij.
En met denzelfden lichten stap gaat
zij het terras over, de marmeren trap
af langs de volière, waar de vogels,
naar het haar voorkomt, vroolijker
ringen dan anders, als wilden zij zich
vereenigen met de stemmen, die zin
gen in haar hart.
„Al heeft het leven dro«*e dagen,
het heeft toch ook blijde dagen" fluis
terde Piëta, terwijl zij een dankbaren
blik ten hemel sloeg.
Zij stond op den drempel van het
bureau. De bankier is er werkelijk,
maar hij zit niet voor zijn werktafel,
waarvoor zij hem anders gewoonlijk
op dit uur aantreft. Hij loopt heen en
weer met sombere blik, een diepe, zor
gelijke plooi op zijn voorhoofd, alsof
hij een geheimzinnig raadsel trachtte
te ontcijferen en op vreemden toon be
antwoordt hij de innige morgengroet
van zijn dochter.
Piëta bemerkt nu de vreemde wan
orde in het vertrek: laden staan open
getrokken en hun inhoud ligt hier en
daar verspreid: kaarsvetvlekken lig
gen op de stoelen en de tapijten, een
oude vaas ligt omvergestooten, het
water is van de tafel gestroomd en
heeft vuile spatten achtergelaten op
de dagbladen en tijdschriften.
De verwonderde verontruste blik
van 'tjonge meisje wendde zich van
het wanordelijk tooneel op het ver:
stoorde gelaat van haar vader. Zij na
dert hem en teeder kust zij hem op
het voorhoofd.
„Ik zoü haast zeggen, dat u niet ge
slapen hebt, zoo vermoeid lijkt u?"
zeide zij deelnemend. „Hebt u iets ver
loren, pa?.. Kan ik u helpen zoeken?
Spoedig zult u zich niet meer zoo be
hoeven te overspannen. Walter heeft
me gisteren gezegd dat hij bereid is
u te komen helpen als secretaris, als
u dat wilt, ik ben er erg blij om."
(Wordt vervolgd).