SPOORWEGONGELUK BIJ LEIDEN
NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 26 NOVEMBER 1921
11 wagons van een goederentrein ontspoord
Belangrijke materieele schade.
Gistermiddag om kwart over twee is
naibij het wachthuis aan den overgang
Haarlemmerweg bij Leiden een goe
derentrein ontspoord.
Hce het ongeluk plaats had.
De ontspoorde trein was om 2 uur
13 min. uit Leiden naar Haarlem ver
trokken. Toen de trein juist den over
weg over de Haarlemmer trekvaart,
dit is ongeveer 2 minuten rijden van
'het station Leiden, gepasseerd was,
voelde de machinist een liclhten schok
Hij besefte dadelijk wat er gebeurd
was en bracht den trein oogenfolikke-
lijk tot stand, terwijl de leerling-ma-
chrnist drie stooten op de stoomfluit
gaf cm de zich in de wagens bevin
dende remmers te waarschuwen.
Het bleek, dat 11 wagens waren ge-'
derailleerd. D© locomotief en tender
en twee daarachter volgende wagens
zijn niet ontspoord.
Juist op dit oogenlblik kwam uit de
richting Haar lean op het andere spoor
de trein naar Parijs in aantocht. De
machinist van den ontspoorden trein,
genaamd Wouda en wonende te Haar
lem, ijlde met een roode vlag den Pa-
rijschen trein tegemoet en de leerling
machinist, B. Langeveld uit Schoten,
zwaaide voor den naderenden trein
met zijn rooden zakdoek. Gelukkig
werd dit nog bijtijds door den machi
nist van den Parijschen trein opge
merkt. Deze wist nog juist voordat
hij den gederailleerden trein gena
derd was, zijn machine tot stilstand
te brengen. Door het kordaat optreden
van den machinist Wouda en den leer
ling-machinist Langeveld, is ongetwij-
efld erger voorkomen. Een der ont
spoorde wagens toch helde naar links
over en de Parijsche trein zou, in
dien hij den wagen was gepasseerd,
dezen zonder twijfel hebben aangere
den.
Op de plaats van het ongeluk.
In het geheel bleken, zooals gezegd,
elf wagens uit de rails geloopen. De
eerste wagen achter de niet ontspoor
de wagon was geheel omgekanteld en
hing over de sloot. Het onderstel van
dezen wagen kwam ook dwars over de
rails.te staan en lielde eveneens naar
den slootkant over. Een daarop vol
gende wagen was, wat de carosserie
betreft, zwaar beschadigd en gedeel
telijk in het volgende rijtuig gescho
ven. De andere wagens waren voor 't
meerendeel met de rechtenwielen op
een rail blijven staan, en met het lin
kerwie] tusschen de beide rails in
naast de andere.
De ontsporing bad plaats aan de zij
de van het nevenspoor, het zooge
naamde opgaande spoor, zoodat de
wagens aanvankelijk maar die zijde
overhelden. Even verder is echter een
wissel gelegen, waar de reeds gede
railleerde wagens volkomen uit het
spoor sprongen. De eerste zes wagens,
die het meest geleden hebben, gingen
over dien wissel, voordat de trein
stopte. Doordat een der wagens sterk
naar het nevenspoor overhelde, kon,
zocals wij reeds opmerkten, de Parij
sche trein niet passeeren. Eerst, na
dat de wagen eenigszins was opgevij
zeld en met kettingen was vastgelegd,
waardoor er geen gevaar voor omver-
vallen meer bestond, en ook nadat het
opgaand spoor langs den gederailleer
den trein door een ploeg werklieden
met behulp van koevoeten eenigszins
naar den anderen slootkant was ver
legd, kon de Parijsche trein te onge
veer half vier passeeren.
Het opgaande spoor niet versperd.
Hoewel de ontsporing plaats had
aan den kant van het nevenspoor en
dus de wagens ook*aanvankelijk naar
dien kant overhelden is het opgaande
spoor niet versperd.
Nadat de ontsporing begon is de
trein nog pl.m. 25 M .doorgereden,
zoodat de ontspoorde wagens tegen 'n
.iets verder dan de beginplaats van de
ontsporing gelegen uitgaanden wissel
izijn gereden en daardoor geheel derail
leerden en naar den buitenkant van
den spoordijk werden getrokken.
Eten der wagens, waarvoor gevaar
voor omkantelen naar de zijde van
het opgaande spoor bestond, is onmid
dellijk met kettingen vastgelegd. Men
heeft verder het opgaande spoor iets
meer naar den buitenkant van den
spoordijk verlegd, waarna de Parij
sche trein met pl.m. één uur vertra
ging kon passeeren. Het ging natuur
lijk uiterst langzaam en de reizigers
kregen het consigne .yhoofden binnen."
Het parkiet ter plaatse,
K'ort na de ontsporing kwamen de
stationschef te Leiden, de heer Van
den Born en de Leidsche politie-com-
missaris, de heer Stapel, op de plaats
van het ongeval. De commissaris van
politie venbood onmiddellijk alle op
ruimingswerkzaamheden en gelastte
den to est/and te laten zooals hij was,
totdat -de Justitie op het terrein zou
verschijnen. Mr. Enger, subst. officier
van justitie was tegen half vijf aan
wezig.
De oorzaak.
Over de oorzaak van het déraille
ment kon men ons geen verklaring
gefven. Merkwaardig is het echter, dat
ook thans aan den weg werd gewerkt.
Op de plaats, waar het ongeluk is ge
schied, zou, dadelijk nadat de goede-
j renfrem gepasseerd was, een wissel
vernieuwd worden. De nieuwe wissel
lag reeds naast het spoor klaar. De
buitenrail van den ouden wissel bleek
na het ongeluk uitgebogen. De bin-
nenrail was echter, gaaf gebleven.
Naar men aan de Msh. meldt mag,
ofschoon de oorzaak nog niet positief
vaststaat, worden aangenomen., dat
deze hierin is gelegen, dat met het
oog op het leggen van een nieuwen
wissel de rails ter plaatse zoover mo
gelijk reeds was losgeschroefd om, zoo
dra de trein was gepasseerd, de rails
zoo spoedig mogelijk te kunnen ver
wijderen en vervolgens den nieuwen
wissel te leggen.
Het mag waarlijk een groot geluk
genoemd worden, dat het ongeluk niet
is overkomen aan een personentrein.
Ails men bedenkt dat de goederen
trein slechts vier minuten na den
trein, die te 2 u. 9 ohin. nit Leiden
is vertrokken, dit station hééft verla
ten, dan beseft men, aan welk een
groot gevaar de reizigers van den per
sonentrein zijn ontkomen.
Groots materieele schadtf.
Bij dit nieuwe ongeval op de lijn
AmsterdamRotterdam kwamen ge
lukkig geen persoonlijke ongelukken
voor, maar de materieele schade is
opnieuw zeer aanzienlijk. Elf wagens
waren uit de rails geloopen, zes wa
gens ontspoorden geheel, de andere
slechts aan één zijde n.l. aan den kant
van het opgaand spoor, zoodat de wie
len van die wagens op de aan den
buitenkant van de spoorbaan gelegen
rails bleven. Locomotief, tender en de
twee eerste wagens zijn niet gederail
leerd. Van de zes daarna volgende wa
gens, was er een geheel omgekanteld
en hing over de sloot, twee andere
wagens waren meegetrokken en hel
den eveneens over. Het onderdeel van
den gekantelden wagen was geheel
vernield, de andere wagens waren be
schadigd en gedeeltelijk in elkaar ge
schoven.
De wagens waren geladen met stuk
goed, dat natuurlijk nogal te lijden
heeft gehad. De liggers van den weg
waren versplinterd, een telegraafpaal
was doormidden geknakt, zoodat tele
foon- en telegraafverkeer langs de
lijn gedeeltelijk gestoord was. Ook
werden verschillende wisseldraden be
schadigd en gebroken.
De treinenloop.
De ontsporing heeft den treineiiloop
op het traject AmsterdamRotterdam
danig in de war gestuurd, doordat op
het baanvak tusschen Leiden en War
mond maar op enkel spoor gereden
kon worden. Aangezien dit traject
buitengewoon druk wordt bereden, en
de treinen nu dikwijls op elkaar moes
ten wachten, kregen alle treinen ver
traging.
Uit Rotterdam zijn, om de opstop
ping bij Leiden zooveel mogelijk te
verminderen enkele treinen over de
Ceintuurbaan via Gouda naar Amster
dam gezonden. Zoo zijn de sneltreinen
nos. 18 van 4 uur 6, 188 van 5 uur 2
en 232 van 8 uur 6, benevens de in
ternationale D-treinen 24, van 5 uur 2
en 28 van 8 uur 52 over Gouda gegaan
Uit Amsterdam is één trein n.l. 223,
welke om 3 uur 51 van daar vertrekl
en 5 uur 25 hier moet aankomen over
Gouda gedirigeerd. Deze trein had
daardoor minder vertraging, dan die,
welke het gewone traject volgden.
Van de treinen, welke van Amster
dam naar hier vertrekken, zijn er vele
welke verder door moeten. Men heeft,
aangezien alle van Amsterdam komen
de treinen te laat waren, te Rotter
dam extra treinen gevormd, welke op
vrijwel den goeden tijd van hier ver
trokken. De reizigers, welke uit Am
sterdam kwamen, konden dan meteen
volgenden extra trein hun reis vervol
gen. Velen hebben hierdoor een ver
traging van meer dan een uur gehad.
Gisteravond hebben op bet station
Leidten ook velen, die nog naar den
Haag moesten, een uur of langer ge
wacht. De lokaaltrein van 10.55 kwam
niet, en pas over half één was er een
reisgelegenheid naar de residentie
Men hoopte vanmiddag met het op-
ruimingswerk in zoover gereed te zijn
dat het verkeer weer geregeld zal kun
nen plaats hebben.
"Wlat de machinist vertelde.
Een der verslaggevers heeft dadelijk
na het ongeval nog even met den ma
chinist van den goederentrein, den
heer M. Wouda, gesproken. Deze ver
telde dat hij daar ter plaatse met een
snelheid van 35 K.M. reed. Aan den
weg was men daar aan het werk.
Juist, waar de ontsporing plaats had
zou een nieuwe wissel worden gelegd,
wat zou geschieden zoodra zijn trein
gepasseerd was. Het was echter, zoo
vertelde hij ons verder, alsof ik een
voorgevoel ervan had, dat er iets ge
beuren zou, want ik keek, toen ik er
voorbijreed, uit het raampje van de
cabine. Juist voorbij den uitrijdenden
wissel waarmede men op de lijn
naar de gasfabriek komt hoorde ik
gekraak en kreeg ik een schok. We
kr-no-en wel eens meer onderweg schok
jes, maar deize voelde eenigszins an
ders aan. Ik besefte direct wat er ge
beurd was en remde uit alle macht,
zoodat de trein nog maar 25 meter
doorreed. O ogenblikkelijk namen wij
de leerling-machinist en ik'maat
regelen om den op het andere spoor
naderenden trein te doen stoppen, wat
gelukte. Had dit niet mogen gelukken,
zou met het oog op den naar links
overhellenden wagen wellicht 'n zeer
ernstig ongeluk niet te vermijden zijn
geweest,
STADSNIEUWS.
SOCIETAS STUDIOSORUM
REFORMATORUM.
Nadat gisteravond in een intieme,
bijeenkomst 't bestuur en de leden van
do Societas Studiósorum Reformato-
rum alhier het 25-jarig bestaan der
Leidsche afd. hadden gevierd, is he
denmiddag de viering van dit vijfde
lustrum voortgezet met een openbare
vergadering in de Kleine Stadsgehoor
zaal alhier.
Toen vanmiddag het bestuur der
afdeeling met de reünisten en afge
vaardigden achter het Unievaandel de
zaal binnenkwamen, zongen de aan
wezigen den Banierzang van de S.S.R.
'De praeses, de heer C. Beekenkamp,
opende hiema de lustrumviering met
het lezen van een fragment van Ps.
111. In zijn openingswoord wees hij
o.a. op de bedoeling van Willem van
Oranje toen hij de Leidsche Hooge-
school stichtte, en op de betekenis,
die Leiden gehad heeft voor het leven
der Societas. In deii laatsten tijd
scheen het vaak, dat de bezieling van
het Calvinisme onder de gereformeer
de studenten minder werd. Wanneer
we echter zien de lijn der historie en
leven ir^het vertrouwen, dat dezelfde
Hand, die de lijn trok, ook zal blijven
voortgaan dat te doen, vooral, als we
denken aan het vele goede, dat ons in
onze Unie gegeven Werd, is er, aldus
spr., alle reden om dit lustrum feeste
lijk te herdenken.
Spr. richt dan een woord van wel
kom tot Dr. T. van der Hoorn, den
auctor intellectualis van „H. de C." en
eerste praeses daarvan; tot prof.
Noordtzij, eerelid van S. S. R., tot
den president, Curator der Leidsche
Universiteit, jhr. De Gijselaar, tot de
reünisten en de afgevaardigden van
zusterafdeelingen in de Unie en van
de bevriende studentencorporaties.
Ten slotte bracht hij dank aan allen
die hun belangstelling toonden en
deed een beroep op de aanwezigen,
opdat de tegenstelling student en
volk die haar oorzaak vindt in te
kort aan dankbaarheid bij de studen
ten in vaak verkeerd begrijpen door
het volk, spoedig verdwijne.
Met het aloude Vivat, Crescat, Flo-
reat Societas Nostra luidde de praeses
dit vijfde lustrum in.
Hierna heeft prof. dr. A. Goslinga,
reünist van S.S.R., de feestrede gehou
den. Deze bestond uit twee gedeelten.
Het eerste hield in een overzicht van
de geschiedenis der jubileerende af
deeling tot op 1910, het jaar waarin
spr. haar verliet. Hij memoreerde de
oprichting der Unie. „Hendrik de
Cock", die in 1886 te Leiden heeft
plaats gehad. De Unie stelde zich ten
doe.1 den vriendschapshand tusschen
ae studenten aan de openbare univer
siteiten, behoorend© tot de toenmali
ge Gereformeerde Kerk, nauwer aan
te halen. Zij telde aanvankelijk leden
zoowel in Amsterdam als in Leiden;
om beurten vergaderde men in de een©
of de andere stad. In Amsterdam nam
liet aantal leden gestadig toe; in Lei
den bleven er echter na eenige jaren
geen meer over. Doch in 1901 is op
initiatief van de heeren Wille, sinds
eenigen tijd hoogleeraar aan de Vrije
Universiteit, en Van Es, thans arts te
Leiden, weer een afdeeling opgericht,
die, aanvankelijk zeer klein, thans
weinig minder dan 100 leden telt. Hier
bij moet opgemerkt worden, dat de
Unie, die oorspronkelijk alleen uit af
gescheiden studenten bestond, zich
later op breeder grondslag plaatste en
alle studenten van Gereformlbrde be
lijdenis in zich zocht te vereenigen.
Ze legde haar kerkelijk karakter ge
heel af; in verband hiermede werd,
zooals prof. Bavinck het uitdrukte,
„de bescheiden, maar karakteristische
naam Hemlrick de Cock voor den rui
meren, maar minder sprekenden naam
S. S. R. (Societas Studiosorum Refor-
matorum) verwisseld".
Het hoofddoel, dat de. af deeling zich
stelde was de behandeling van weten
schappelijke onderwerpen. Men kwam
gewoonlijk om de twee a drie weken
bijeen. Meestal werd er een lezing ge
houden, soms ook wel stellingen ver
dedigd.
Met critiek was men in dezen kring
niet zelden zeer kwistig. Al ging men
daarbij wel eens wat ver, over het ge
heel genomen betreurde spr. dit aller
minst. Anders dan in de burgermaat
schappij werden de notulen in den re
gel met groote belangstelling aange
hoord; ze waren dan ook allesbehalve
objectief. Als de leden, die zich voor
de afdeeling bijzonder verdienstelijk
hebben gemaakt, noemt spr. den bij
Weesp zoo jammerlijk om het leven
gekomen Jac. Peereboom. en Dr. Itjes-
horst.
Het tweede gedeelte van sprekers
rede was gewijd aan de herleving
van 't Calvinisme in den loop der vori
ge eeuw. Hij bracht in herinnering,
dat onze Rijksuniversiteiten geboren
zijn zoowel uit de practische behoef
ten aan predikanten voor de Gerefor
meerde Kerk als uit de liefde voor de
wetenschap, welke volgens prof. Eek
hof een van de drie kenmerken uit
maakt vaii het Gereformeerd Protes
tantisme. Deze richting, aldus spr.,
heeft aan de Leidsche Universiteit de
oudste brieven. Gedurende bijna twee
derden van haar bestaan is het onder
wijs, ook in de niet-theoogische facul
teiten, gebonden geweest aan de Ge
reformeerde religie. Op den duur ech
ter correspondeerde met den uiter-
lijken band geen innerlijke gebonden
heid meer.
De omwenteling van 1795, die in de
sfeer van den geest te beschouwen is
als een overwinning op 1618 en '19,
maakte aan het Gereformeerd karak
ter onzer universiteiten onmiddellijk
een eind. De Restauratie kwam hierop
niet terug; alleen zouden de theologi
sche faculteiten blijven dienen voor
de opleiding der predikanten van de
Hei v. Kerk. De waarborg, dat dit zou
geschieden in den geest van haar be
lijdenis, ontbrak echter. In de theolo
gische faculteit en zooveel meer in' de
andere, zouden Calvinisten weldra
rarae aves zijn. Er waren, dit moet
erkend worden, onder hen weinig
mannen van wetenschap meer, Ndoch
als ze er waren, werden ze meest ge-
passerd.
Van het erf der wetenschap terug
gedrongen, leefde het Calvinisme
echter voort in de kerk, met name op
het platteland en onder de kleine bur
gerij in de steden. Spr. sprak in dit
verband van de afscheiding, die van
zoo ver strekkende gevolgen is ge
weest. Ook in de Hervormde Kerk
kwam meer belangstelling voor de leer
der vaderen en /werd het kerkelijk be
sef verlevendigd. Op den duur kon
het Calvinisme onmogelijk binnen de
kerk beperkt blijven. Groen bracht
zijn volgelingen tot de politiek, Kuy-
per ook tot de wetenschap. Spr. me
moreerde de oprichting der Vrije
Universiteit en deed daarbij uitkomen
dat vele van de groote Calvinistische
voormannen juist te Leiden hebben
gestudeerd.
Zoo Kuyper, Rutgei'9 en Bavinck.
Ivuyper heeft in Leiden indrukken
ontvangen, die voor hem van beslis
sende beteekenis zijn geweest. Prof.
Scholten toch, ofschoon zelf monistM
bestudeerde de Gereformeerde theolo
gie uit haar bloeitijd en bracht ook
zijn leerlingen daarmede in aanra
king. Zonder de voorrede van zijn
„Leer der Hervormde Kerek" heeft
Allard Pierson gezegd ware dr. A.
Kuyper wellicht nooit geboren. Rut
gers was de zoon van een Leidsch
hoogleeraar, die zelf tot de oprichting
der Vrije Universiteit heeft medege
werkt. Wat Bavinck betreft, hij vorm
de met den jurist Lucasse en den na-
tuurphilosoof Nieuwenhuis al zoo om
streeks 1875 in Leiden een kringetje
van afgescheiden studenten. Eerst in
1886 zou de stichting der Unie volgen,
waartoe de jubileerende afdeeling be
hoort.
Aan het slot van zijn rede gekomen
wees spr. er op, hoezeer de Gerefor
meerde actie in de laatste 50 jaren aan
kracht gewonnen heeft. Ook uit den
kring van de Leidsche l'edeh der Unie
zijn mannen voortgekomen, die daar
in een plaats van beteekenis innemén,
o.a. de ministers Van der Vegte en
Donner en prof Noordtzij, thans rec
tor der Utrechtsche Universiteit.
Gelet op het feit, dat het aantal stu
denten v. Gereformeerde richting aan
al onze inrichtingen van hooger on
derwijs tezamen al tegen de duizend
loopt, heeft spr. goede hoop voor de
toekomst, mits men slechts getrouw
blijft aan het bijbelwoord, dat zich de
jubileerende afdeeling tot zinspreuk
gekozen heeft: Scientiae Caput Reve-
rentia Est Dei (De vreeze des Heeren
is het beginsel der wijsheid.}.
Na deze rede heeft het bestuur der
jubileerende afdeeling een receptie ge
houden, welke gevolgd wrd door een
feestmaaltijd.
De viering van het lustrum wordt
vanavond besloten met een soirée.
GEMEENTEZAKEN.
Uitkomst woningtelling.
De Directeur van bet Bouw- en Wo
ningtoezicht hééft een rapport inge
diend over de gehouden woningtelling
B. en W. leggen een daaruit getrokken
overzicht aan den Raad over.
Dat overzicht luidt als volgt.
Binnen de Singels 5685 bewoonde
woningen zonder nering, waarvan
4518 met een huur van f 6 p. w. of
daar beneden en 1167 met een buur
van boven f 6 per week; 118 woningen
onbewoond, waarvan 87 met een huur
van f 6 per week of daar beneden en
31 met een weekhuur van boven f 6
per week of in procenten uitgedrukt
2.08 pet. onbewoond (1.89 pet. beneden
f 6 en 2.59 pet. boven f 6 huur). Voor
de woningen met een nering waren
deze getalen 1658 bewoond, 16 onbe
woond, percentage 0.97 pet.
Buiten de Singels 7759 bewoonde
woningen zonder nering, waarvan
5423 met een huur van f 6 of daar be
neden en 2336 met een huur boven f 6
per week en onbewoond 209 wonin
gen, waarvan 127 met een buur van
f 6 of minder en 82 van meer dan f 6
per week of in procenten uitgedrukt
2.63 pet. (2.29 pet. beneden f 6 en 3.39
pet. boven f 6 buur). Voor de wonin
gen piet een nering waren deze getal
len 437 bewoond, 10 onbewoond in pet.
2.23 pet.
Aantal toelaatbare samenwoningen
(een zelfstandige woning wordt niet
yerlangd) 1015.
Aantal inwonende gezinnen, dat een
zelfstandige woning verlangt:
Echtparen 114
Gehuwde mannen 1
Gehuwde vrouwen 8
Weduwnaren 9
Weduwen 14
Gescheiden vrouwen
Gescheiden mannen
Inwonende ongehuwden
*50
Van de£e 150 gezinnen kunnen, vol
gens hun opgave een huur betalen
van 1.tot 1.50 7 gezinnen
beneden 1.— 1 gezin
van 1.— tot 1.50 7 gezinnen
1.50 2.— 19
2.— 2.50 23
3.— 29
4.— 32
2.50
3.—
4.i
6
7.—
j, 7.en meer
150 gezinnen
Het aantal gezinnen, gehuisvest it
onbewoonbaar verklaarde woningen,
bedraagt 260 J), zoodat nog worden
vereischt 150 -f- 260 410 woningen.
Tegenover deze 410 nog benoodigde
woningen staat echter een aantal van
446 in uitvoering of in voorbereiding
zijnde of nè. 1 Maart 1926 voltooide
woningen van gemeente en bouwver-
eenigingen, t, w.:
On9 Belang 72
Eensgezindheid 76 woningen
(van het
4e plan)
22
Ons Doel 62
Gemeente 40 2)
Vereeniging tot Bevor
dering van den Bouw
van Werkmanswonin
gen 174a)
Totaal 446 woningen,
gevende derhalve een overschot van
36 woningen, dit ongerekend'den par
ticulieren woningbouw, voltooid nè, 1
Maart 1926 of nog in uitvoering.
Wat den particulieren bouw be
treft, wordt voorts opgemerkt, dat in
de periode 1 Maart tot 1 November
van dit jaar door particulieren wer
den gesticht 67 woningen en dat nog
358 woningen in aanbouw zijn, waar
tegenover staat een slooping van 50
woningen. De vermeerdering van het
aantal gezinnen bedraagt per jaar
omstreeks 200, zoodat, wat het jaar
1926 betreft, de toeneming van den
woningvoorraad ruimschoots aan de
behoefte voldoet.
B. en W. merken verder op, dat het
verheugend is, dat de resultaten van
de telling in plaats van een tekort een
overschot aan woningen /aanwijzen,
en nog wel een overschot, dat verkre
gen is door bij de berekening de onbe
woonbaar verklaarde woningen van
den voorraad af te trekken en dat des
niettegenstaande, wat althans 1926
betreft, nog ruimschoots opweegt te
gen het natuurlijk accres van de bevol
kingstoeneming; van woningnood is
dus in deze gemeente geen sprake
meer. In het bijzonder meenen zij den
Raad te mogen wijzen op de omstan
digheid, dat van de woningen met een
huurprijs van f 6 en lager in het ge
deelte der stad binnen de singels er
87 en in het gedeelte der stad buiten
de singels er 127 leeg stonden' (resp.
1.89 pet. en 2.20 pet.) terwijl voor de
woningen met een huurprijs boven
f 6 deze cijfers 31 en 82 (resp. 2.59 en
3.30 pet, zijn) zijn. Daarentegen kan
de voor Leiden noodig geachte huur-
reserve, volgens de meening van den
Directeur van het Bouw- en Woning
toezicht, worden gesteld op 1.5 2 pet.
Een en ander is h. i. wel het beste be
wijs, dat de woningnood te dezer ste
de volledig is overwonnen. De ge
meente kan derhalve hare taak met
betrekking tot den aanbouw van wo
ningen indien de in bovenstaand
overzicht bedoelde bouwplannen ge
reed zijn, als beëindigd beschouwen.
Van deze gelegenheid maken B. en
W. gebruik den Raad mede te deelen,
dat bet bedrag van f 3.000.—, dat bij
raadsbesluit van 26 October 1925 voor
het houden van de telling werd toege
staan, niet toereikend is gebleken. De
kosten moeten thans worden geraamd
op f 6000. Een overschrijding derhalve
van f 3000, die echter verklaring vindt
in de omstandigheid, dat het speciaal
in dit geval, moeilijk was, om te voren
een eenigszins juiste begrooting van
kosten te maken. Hierbij moet tevens
in het oog worden gehouden, dat een
hoeveelheid werk is en nog wordt
verricht om de door de telling vei kre
gen gegevens die eigenlijk niet
meer dan een momentopname weerge
V€n van meer duurzamen aard te
maken, o.a. doö.r het aanleggen van
een woningkartotheek. Het is toch a -
leszins gewenscht, dat het kostbare
materiaal, waarover de Dienst van
Bouw- en Woningtoezicht thans naar
den toestand op 1 Maart 1926 beschikt,
geregeld wordt bijgehouden, waarvoor
in de eerste plaats de sedert 1 Maart
1926 ontstane achterstand moet wor
den ingehaald. Waren de werkzaam
heden beperkt gebleven tot de telling
zelf, dan zouden uiteraard de bosten
minder hebben bedragen: in werkelijk
heid is derhalve, uitsluitend lettende
op den verrichten arbeid voor de eigen
lijke telling, de overschrijding van de
kosten lager.
Het ligt in de bedoeling te zijner
tijd wanneer de definitieve kosten
bekend zijn, een begrootingsregeling
ter vaststelling aan te bieden.
Opgemerkt zij, dat de onbewoon
baar verklaarde woningen niet in den
woningvoorraad zijn begrepen (zij zijn
derhalve nóch in de categorie bewoon
de, nóch in de categorie onbewoonde
woningen opgenomen).
Bestemd voor de ontruiming van
onbewoonbaar verklaarde woningen.