SPOORWEGONGELUK BIJ LEIDEN NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN VRIJDAG 26 NOVEMBER 1921 11 wagons van een goederentrein ontspoord Belangrijke materieele schade. Gistermiddag om kwart over twee is naibij het wachthuis aan den overgang Haarlemmerweg bij Leiden een goe derentrein ontspoord. Hce het ongeluk plaats had. De ontspoorde trein was om 2 uur 13 min. uit Leiden naar Haarlem ver trokken. Toen de trein juist den over weg over de Haarlemmer trekvaart, dit is ongeveer 2 minuten rijden van 'het station Leiden, gepasseerd was, voelde de machinist een liclhten schok Hij besefte dadelijk wat er gebeurd was en bracht den trein oogenfolikke- lijk tot stand, terwijl de leerling-ma- chrnist drie stooten op de stoomfluit gaf cm de zich in de wagens bevin dende remmers te waarschuwen. Het bleek, dat 11 wagens waren ge-' derailleerd. D© locomotief en tender en twee daarachter volgende wagens zijn niet ontspoord. Juist op dit oogenlblik kwam uit de richting Haar lean op het andere spoor de trein naar Parijs in aantocht. De machinist van den ontspoorden trein, genaamd Wouda en wonende te Haar lem, ijlde met een roode vlag den Pa- rijschen trein tegemoet en de leerling machinist, B. Langeveld uit Schoten, zwaaide voor den naderenden trein met zijn rooden zakdoek. Gelukkig werd dit nog bijtijds door den machi nist van den Parijschen trein opge merkt. Deze wist nog juist voordat hij den gederailleerden trein gena derd was, zijn machine tot stilstand te brengen. Door het kordaat optreden van den machinist Wouda en den leer ling-machinist Langeveld, is ongetwij- efld erger voorkomen. Een der ont spoorde wagens toch helde naar links over en de Parijsche trein zou, in dien hij den wagen was gepasseerd, dezen zonder twijfel hebben aangere den. Op de plaats van het ongeluk. In het geheel bleken, zooals gezegd, elf wagens uit de rails geloopen. De eerste wagen achter de niet ontspoor de wagon was geheel omgekanteld en hing over de sloot. Het onderstel van dezen wagen kwam ook dwars over de rails.te staan en lielde eveneens naar den slootkant over. Een daarop vol gende wagen was, wat de carosserie betreft, zwaar beschadigd en gedeel telijk in het volgende rijtuig gescho ven. De andere wagens waren voor 't meerendeel met de rechtenwielen op een rail blijven staan, en met het lin kerwie] tusschen de beide rails in naast de andere. De ontsporing bad plaats aan de zij de van het nevenspoor, het zooge naamde opgaande spoor, zoodat de wagens aanvankelijk maar die zijde overhelden. Even verder is echter een wissel gelegen, waar de reeds gede railleerde wagens volkomen uit het spoor sprongen. De eerste zes wagens, die het meest geleden hebben, gingen over dien wissel, voordat de trein stopte. Doordat een der wagens sterk naar het nevenspoor overhelde, kon, zocals wij reeds opmerkten, de Parij sche trein niet passeeren. Eerst, na dat de wagen eenigszins was opgevij zeld en met kettingen was vastgelegd, waardoor er geen gevaar voor omver- vallen meer bestond, en ook nadat het opgaand spoor langs den gederailleer den trein door een ploeg werklieden met behulp van koevoeten eenigszins naar den anderen slootkant was ver legd, kon de Parijsche trein te onge veer half vier passeeren. Het opgaande spoor niet versperd. Hoewel de ontsporing plaats had aan den kant van het nevenspoor en dus de wagens ook*aanvankelijk naar dien kant overhelden is het opgaande spoor niet versperd. Nadat de ontsporing begon is de trein nog pl.m. 25 M .doorgereden, zoodat de ontspoorde wagens tegen 'n .iets verder dan de beginplaats van de ontsporing gelegen uitgaanden wissel izijn gereden en daardoor geheel derail leerden en naar den buitenkant van den spoordijk werden getrokken. Eten der wagens, waarvoor gevaar voor omkantelen naar de zijde van het opgaande spoor bestond, is onmid dellijk met kettingen vastgelegd. Men heeft verder het opgaande spoor iets meer naar den buitenkant van den spoordijk verlegd, waarna de Parij sche trein met pl.m. één uur vertra ging kon passeeren. Het ging natuur lijk uiterst langzaam en de reizigers kregen het consigne .yhoofden binnen." Het parkiet ter plaatse, K'ort na de ontsporing kwamen de stationschef te Leiden, de heer Van den Born en de Leidsche politie-com- missaris, de heer Stapel, op de plaats van het ongeval. De commissaris van politie venbood onmiddellijk alle op ruimingswerkzaamheden en gelastte den to est/and te laten zooals hij was, totdat -de Justitie op het terrein zou verschijnen. Mr. Enger, subst. officier van justitie was tegen half vijf aan wezig. De oorzaak. Over de oorzaak van het déraille ment kon men ons geen verklaring gefven. Merkwaardig is het echter, dat ook thans aan den weg werd gewerkt. Op de plaats, waar het ongeluk is ge schied, zou, dadelijk nadat de goede- j renfrem gepasseerd was, een wissel vernieuwd worden. De nieuwe wissel lag reeds naast het spoor klaar. De buitenrail van den ouden wissel bleek na het ongeluk uitgebogen. De bin- nenrail was echter, gaaf gebleven. Naar men aan de Msh. meldt mag, ofschoon de oorzaak nog niet positief vaststaat, worden aangenomen., dat deze hierin is gelegen, dat met het oog op het leggen van een nieuwen wissel de rails ter plaatse zoover mo gelijk reeds was losgeschroefd om, zoo dra de trein was gepasseerd, de rails zoo spoedig mogelijk te kunnen ver wijderen en vervolgens den nieuwen wissel te leggen. Het mag waarlijk een groot geluk genoemd worden, dat het ongeluk niet is overkomen aan een personentrein. Ails men bedenkt dat de goederen trein slechts vier minuten na den trein, die te 2 u. 9 ohin. nit Leiden is vertrokken, dit station hééft verla ten, dan beseft men, aan welk een groot gevaar de reizigers van den per sonentrein zijn ontkomen. Groots materieele schadtf. Bij dit nieuwe ongeval op de lijn AmsterdamRotterdam kwamen ge lukkig geen persoonlijke ongelukken voor, maar de materieele schade is opnieuw zeer aanzienlijk. Elf wagens waren uit de rails geloopen, zes wa gens ontspoorden geheel, de andere slechts aan één zijde n.l. aan den kant van het opgaand spoor, zoodat de wie len van die wagens op de aan den buitenkant van de spoorbaan gelegen rails bleven. Locomotief, tender en de twee eerste wagens zijn niet gederail leerd. Van de zes daarna volgende wa gens, was er een geheel omgekanteld en hing over de sloot, twee andere wagens waren meegetrokken en hel den eveneens over. Het onderdeel van den gekantelden wagen was geheel vernield, de andere wagens waren be schadigd en gedeeltelijk in elkaar ge schoven. De wagens waren geladen met stuk goed, dat natuurlijk nogal te lijden heeft gehad. De liggers van den weg waren versplinterd, een telegraafpaal was doormidden geknakt, zoodat tele foon- en telegraafverkeer langs de lijn gedeeltelijk gestoord was. Ook werden verschillende wisseldraden be schadigd en gebroken. De treinenloop. De ontsporing heeft den treineiiloop op het traject AmsterdamRotterdam danig in de war gestuurd, doordat op het baanvak tusschen Leiden en War mond maar op enkel spoor gereden kon worden. Aangezien dit traject buitengewoon druk wordt bereden, en de treinen nu dikwijls op elkaar moes ten wachten, kregen alle treinen ver traging. Uit Rotterdam zijn, om de opstop ping bij Leiden zooveel mogelijk te verminderen enkele treinen over de Ceintuurbaan via Gouda naar Amster dam gezonden. Zoo zijn de sneltreinen nos. 18 van 4 uur 6, 188 van 5 uur 2 en 232 van 8 uur 6, benevens de in ternationale D-treinen 24, van 5 uur 2 en 28 van 8 uur 52 over Gouda gegaan Uit Amsterdam is één trein n.l. 223, welke om 3 uur 51 van daar vertrekl en 5 uur 25 hier moet aankomen over Gouda gedirigeerd. Deze trein had daardoor minder vertraging, dan die, welke het gewone traject volgden. Van de treinen, welke van Amster dam naar hier vertrekken, zijn er vele welke verder door moeten. Men heeft, aangezien alle van Amsterdam komen de treinen te laat waren, te Rotter dam extra treinen gevormd, welke op vrijwel den goeden tijd van hier ver trokken. De reizigers, welke uit Am sterdam kwamen, konden dan meteen volgenden extra trein hun reis vervol gen. Velen hebben hierdoor een ver traging van meer dan een uur gehad. Gisteravond hebben op bet station Leidten ook velen, die nog naar den Haag moesten, een uur of langer ge wacht. De lokaaltrein van 10.55 kwam niet, en pas over half één was er een reisgelegenheid naar de residentie Men hoopte vanmiddag met het op- ruimingswerk in zoover gereed te zijn dat het verkeer weer geregeld zal kun nen plaats hebben. "Wlat de machinist vertelde. Een der verslaggevers heeft dadelijk na het ongeval nog even met den ma chinist van den goederentrein, den heer M. Wouda, gesproken. Deze ver telde dat hij daar ter plaatse met een snelheid van 35 K.M. reed. Aan den weg was men daar aan het werk. Juist, waar de ontsporing plaats had zou een nieuwe wissel worden gelegd, wat zou geschieden zoodra zijn trein gepasseerd was. Het was echter, zoo vertelde hij ons verder, alsof ik een voorgevoel ervan had, dat er iets ge beuren zou, want ik keek, toen ik er voorbijreed, uit het raampje van de cabine. Juist voorbij den uitrijdenden wissel waarmede men op de lijn naar de gasfabriek komt hoorde ik gekraak en kreeg ik een schok. We kr-no-en wel eens meer onderweg schok jes, maar deize voelde eenigszins an ders aan. Ik besefte direct wat er ge beurd was en remde uit alle macht, zoodat de trein nog maar 25 meter doorreed. O ogenblikkelijk namen wij de leerling-machinist en ik'maat regelen om den op het andere spoor naderenden trein te doen stoppen, wat gelukte. Had dit niet mogen gelukken, zou met het oog op den naar links overhellenden wagen wellicht 'n zeer ernstig ongeluk niet te vermijden zijn geweest, STADSNIEUWS. SOCIETAS STUDIOSORUM REFORMATORUM. Nadat gisteravond in een intieme, bijeenkomst 't bestuur en de leden van do Societas Studiósorum Reformato- rum alhier het 25-jarig bestaan der Leidsche afd. hadden gevierd, is he denmiddag de viering van dit vijfde lustrum voortgezet met een openbare vergadering in de Kleine Stadsgehoor zaal alhier. Toen vanmiddag het bestuur der afdeeling met de reünisten en afge vaardigden achter het Unievaandel de zaal binnenkwamen, zongen de aan wezigen den Banierzang van de S.S.R. 'De praeses, de heer C. Beekenkamp, opende hiema de lustrumviering met het lezen van een fragment van Ps. 111. In zijn openingswoord wees hij o.a. op de bedoeling van Willem van Oranje toen hij de Leidsche Hooge- school stichtte, en op de betekenis, die Leiden gehad heeft voor het leven der Societas. In deii laatsten tijd scheen het vaak, dat de bezieling van het Calvinisme onder de gereformeer de studenten minder werd. Wanneer we echter zien de lijn der historie en leven ir^het vertrouwen, dat dezelfde Hand, die de lijn trok, ook zal blijven voortgaan dat te doen, vooral, als we denken aan het vele goede, dat ons in onze Unie gegeven Werd, is er, aldus spr., alle reden om dit lustrum feeste lijk te herdenken. Spr. richt dan een woord van wel kom tot Dr. T. van der Hoorn, den auctor intellectualis van „H. de C." en eerste praeses daarvan; tot prof. Noordtzij, eerelid van S. S. R., tot den president, Curator der Leidsche Universiteit, jhr. De Gijselaar, tot de reünisten en de afgevaardigden van zusterafdeelingen in de Unie en van de bevriende studentencorporaties. Ten slotte bracht hij dank aan allen die hun belangstelling toonden en deed een beroep op de aanwezigen, opdat de tegenstelling student en volk die haar oorzaak vindt in te kort aan dankbaarheid bij de studen ten in vaak verkeerd begrijpen door het volk, spoedig verdwijne. Met het aloude Vivat, Crescat, Flo- reat Societas Nostra luidde de praeses dit vijfde lustrum in. Hierna heeft prof. dr. A. Goslinga, reünist van S.S.R., de feestrede gehou den. Deze bestond uit twee gedeelten. Het eerste hield in een overzicht van de geschiedenis der jubileerende af deeling tot op 1910, het jaar waarin spr. haar verliet. Hij memoreerde de oprichting der Unie. „Hendrik de Cock", die in 1886 te Leiden heeft plaats gehad. De Unie stelde zich ten doe.1 den vriendschapshand tusschen ae studenten aan de openbare univer siteiten, behoorend© tot de toenmali ge Gereformeerde Kerk, nauwer aan te halen. Zij telde aanvankelijk leden zoowel in Amsterdam als in Leiden; om beurten vergaderde men in de een© of de andere stad. In Amsterdam nam liet aantal leden gestadig toe; in Lei den bleven er echter na eenige jaren geen meer over. Doch in 1901 is op initiatief van de heeren Wille, sinds eenigen tijd hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, en Van Es, thans arts te Leiden, weer een afdeeling opgericht, die, aanvankelijk zeer klein, thans weinig minder dan 100 leden telt. Hier bij moet opgemerkt worden, dat de Unie, die oorspronkelijk alleen uit af gescheiden studenten bestond, zich later op breeder grondslag plaatste en alle studenten van Gereformlbrde be lijdenis in zich zocht te vereenigen. Ze legde haar kerkelijk karakter ge heel af; in verband hiermede werd, zooals prof. Bavinck het uitdrukte, „de bescheiden, maar karakteristische naam Hemlrick de Cock voor den rui meren, maar minder sprekenden naam S. S. R. (Societas Studiosorum Refor- matorum) verwisseld". Het hoofddoel, dat de. af deeling zich stelde was de behandeling van weten schappelijke onderwerpen. Men kwam gewoonlijk om de twee a drie weken bijeen. Meestal werd er een lezing ge houden, soms ook wel stellingen ver dedigd. Met critiek was men in dezen kring niet zelden zeer kwistig. Al ging men daarbij wel eens wat ver, over het ge heel genomen betreurde spr. dit aller minst. Anders dan in de burgermaat schappij werden de notulen in den re gel met groote belangstelling aange hoord; ze waren dan ook allesbehalve objectief. Als de leden, die zich voor de afdeeling bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt, noemt spr. den bij Weesp zoo jammerlijk om het leven gekomen Jac. Peereboom. en Dr. Itjes- horst. Het tweede gedeelte van sprekers rede was gewijd aan de herleving van 't Calvinisme in den loop der vori ge eeuw. Hij bracht in herinnering, dat onze Rijksuniversiteiten geboren zijn zoowel uit de practische behoef ten aan predikanten voor de Gerefor meerde Kerk als uit de liefde voor de wetenschap, welke volgens prof. Eek hof een van de drie kenmerken uit maakt vaii het Gereformeerd Protes tantisme. Deze richting, aldus spr., heeft aan de Leidsche Universiteit de oudste brieven. Gedurende bijna twee derden van haar bestaan is het onder wijs, ook in de niet-theoogische facul teiten, gebonden geweest aan de Ge reformeerde religie. Op den duur ech ter correspondeerde met den uiter- lijken band geen innerlijke gebonden heid meer. De omwenteling van 1795, die in de sfeer van den geest te beschouwen is als een overwinning op 1618 en '19, maakte aan het Gereformeerd karak ter onzer universiteiten onmiddellijk een eind. De Restauratie kwam hierop niet terug; alleen zouden de theologi sche faculteiten blijven dienen voor de opleiding der predikanten van de Hei v. Kerk. De waarborg, dat dit zou geschieden in den geest van haar be lijdenis, ontbrak echter. In de theolo gische faculteit en zooveel meer in' de andere, zouden Calvinisten weldra rarae aves zijn. Er waren, dit moet erkend worden, onder hen weinig mannen van wetenschap meer, Ndoch als ze er waren, werden ze meest ge- passerd. Van het erf der wetenschap terug gedrongen, leefde het Calvinisme echter voort in de kerk, met name op het platteland en onder de kleine bur gerij in de steden. Spr. sprak in dit verband van de afscheiding, die van zoo ver strekkende gevolgen is ge weest. Ook in de Hervormde Kerk kwam meer belangstelling voor de leer der vaderen en /werd het kerkelijk be sef verlevendigd. Op den duur kon het Calvinisme onmogelijk binnen de kerk beperkt blijven. Groen bracht zijn volgelingen tot de politiek, Kuy- per ook tot de wetenschap. Spr. me moreerde de oprichting der Vrije Universiteit en deed daarbij uitkomen dat vele van de groote Calvinistische voormannen juist te Leiden hebben gestudeerd. Zoo Kuyper, Rutgei'9 en Bavinck. Ivuyper heeft in Leiden indrukken ontvangen, die voor hem van beslis sende beteekenis zijn geweest. Prof. Scholten toch, ofschoon zelf monistM bestudeerde de Gereformeerde theolo gie uit haar bloeitijd en bracht ook zijn leerlingen daarmede in aanra king. Zonder de voorrede van zijn „Leer der Hervormde Kerek" heeft Allard Pierson gezegd ware dr. A. Kuyper wellicht nooit geboren. Rut gers was de zoon van een Leidsch hoogleeraar, die zelf tot de oprichting der Vrije Universiteit heeft medege werkt. Wat Bavinck betreft, hij vorm de met den jurist Lucasse en den na- tuurphilosoof Nieuwenhuis al zoo om streeks 1875 in Leiden een kringetje van afgescheiden studenten. Eerst in 1886 zou de stichting der Unie volgen, waartoe de jubileerende afdeeling be hoort. Aan het slot van zijn rede gekomen wees spr. er op, hoezeer de Gerefor meerde actie in de laatste 50 jaren aan kracht gewonnen heeft. Ook uit den kring van de Leidsche l'edeh der Unie zijn mannen voortgekomen, die daar in een plaats van beteekenis innemén, o.a. de ministers Van der Vegte en Donner en prof Noordtzij, thans rec tor der Utrechtsche Universiteit. Gelet op het feit, dat het aantal stu denten v. Gereformeerde richting aan al onze inrichtingen van hooger on derwijs tezamen al tegen de duizend loopt, heeft spr. goede hoop voor de toekomst, mits men slechts getrouw blijft aan het bijbelwoord, dat zich de jubileerende afdeeling tot zinspreuk gekozen heeft: Scientiae Caput Reve- rentia Est Dei (De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid.}. Na deze rede heeft het bestuur der jubileerende afdeeling een receptie ge houden, welke gevolgd wrd door een feestmaaltijd. De viering van het lustrum wordt vanavond besloten met een soirée. GEMEENTEZAKEN. Uitkomst woningtelling. De Directeur van bet Bouw- en Wo ningtoezicht hééft een rapport inge diend over de gehouden woningtelling B. en W. leggen een daaruit getrokken overzicht aan den Raad over. Dat overzicht luidt als volgt. Binnen de Singels 5685 bewoonde woningen zonder nering, waarvan 4518 met een huur van f 6 p. w. of daar beneden en 1167 met een buur van boven f 6 per week; 118 woningen onbewoond, waarvan 87 met een huur van f 6 per week of daar beneden en 31 met een weekhuur van boven f 6 per week of in procenten uitgedrukt 2.08 pet. onbewoond (1.89 pet. beneden f 6 en 2.59 pet. boven f 6 huur). Voor de woningen met een nering waren deze getalen 1658 bewoond, 16 onbe woond, percentage 0.97 pet. Buiten de Singels 7759 bewoonde woningen zonder nering, waarvan 5423 met een huur van f 6 of daar be neden en 2336 met een huur boven f 6 per week en onbewoond 209 wonin gen, waarvan 127 met een buur van f 6 of minder en 82 van meer dan f 6 per week of in procenten uitgedrukt 2.63 pet. (2.29 pet. beneden f 6 en 3.39 pet. boven f 6 buur). Voor de wonin gen piet een nering waren deze getal len 437 bewoond, 10 onbewoond in pet. 2.23 pet. Aantal toelaatbare samenwoningen (een zelfstandige woning wordt niet yerlangd) 1015. Aantal inwonende gezinnen, dat een zelfstandige woning verlangt: Echtparen 114 Gehuwde mannen 1 Gehuwde vrouwen 8 Weduwnaren 9 Weduwen 14 Gescheiden vrouwen Gescheiden mannen Inwonende ongehuwden *50 Van de£e 150 gezinnen kunnen, vol gens hun opgave een huur betalen van 1.tot 1.50 7 gezinnen beneden 1.— 1 gezin van 1.— tot 1.50 7 gezinnen 1.50 2.— 19 2.— 2.50 23 3.— 29 4.— 32 2.50 3.— 4.i 6 7.— j, 7.en meer 150 gezinnen Het aantal gezinnen, gehuisvest it onbewoonbaar verklaarde woningen, bedraagt 260 J), zoodat nog worden vereischt 150 -f- 260 410 woningen. Tegenover deze 410 nog benoodigde woningen staat echter een aantal van 446 in uitvoering of in voorbereiding zijnde of nè. 1 Maart 1926 voltooide woningen van gemeente en bouwver- eenigingen, t, w.: On9 Belang 72 Eensgezindheid 76 woningen (van het 4e plan) 22 Ons Doel 62 Gemeente 40 2) Vereeniging tot Bevor dering van den Bouw van Werkmanswonin gen 174a) Totaal 446 woningen, gevende derhalve een overschot van 36 woningen, dit ongerekend'den par ticulieren woningbouw, voltooid nè, 1 Maart 1926 of nog in uitvoering. Wat den particulieren bouw be treft, wordt voorts opgemerkt, dat in de periode 1 Maart tot 1 November van dit jaar door particulieren wer den gesticht 67 woningen en dat nog 358 woningen in aanbouw zijn, waar tegenover staat een slooping van 50 woningen. De vermeerdering van het aantal gezinnen bedraagt per jaar omstreeks 200, zoodat, wat het jaar 1926 betreft, de toeneming van den woningvoorraad ruimschoots aan de behoefte voldoet. B. en W. merken verder op, dat het verheugend is, dat de resultaten van de telling in plaats van een tekort een overschot aan woningen /aanwijzen, en nog wel een overschot, dat verkre gen is door bij de berekening de onbe woonbaar verklaarde woningen van den voorraad af te trekken en dat des niettegenstaande, wat althans 1926 betreft, nog ruimschoots opweegt te gen het natuurlijk accres van de bevol kingstoeneming; van woningnood is dus in deze gemeente geen sprake meer. In het bijzonder meenen zij den Raad te mogen wijzen op de omstan digheid, dat van de woningen met een huurprijs van f 6 en lager in het ge deelte der stad binnen de singels er 87 en in het gedeelte der stad buiten de singels er 127 leeg stonden' (resp. 1.89 pet. en 2.20 pet.) terwijl voor de woningen met een huurprijs boven f 6 deze cijfers 31 en 82 (resp. 2.59 en 3.30 pet, zijn) zijn. Daarentegen kan de voor Leiden noodig geachte huur- reserve, volgens de meening van den Directeur van het Bouw- en Woning toezicht, worden gesteld op 1.5 2 pet. Een en ander is h. i. wel het beste be wijs, dat de woningnood te dezer ste de volledig is overwonnen. De ge meente kan derhalve hare taak met betrekking tot den aanbouw van wo ningen indien de in bovenstaand overzicht bedoelde bouwplannen ge reed zijn, als beëindigd beschouwen. Van deze gelegenheid maken B. en W. gebruik den Raad mede te deelen, dat bet bedrag van f 3.000.—, dat bij raadsbesluit van 26 October 1925 voor het houden van de telling werd toege staan, niet toereikend is gebleken. De kosten moeten thans worden geraamd op f 6000. Een overschrijding derhalve van f 3000, die echter verklaring vindt in de omstandigheid, dat het speciaal in dit geval, moeilijk was, om te voren een eenigszins juiste begrooting van kosten te maken. Hierbij moet tevens in het oog worden gehouden, dat een hoeveelheid werk is en nog wordt verricht om de door de telling vei kre gen gegevens die eigenlijk niet meer dan een momentopname weerge V€n van meer duurzamen aard te maken, o.a. doö.r het aanleggen van een woningkartotheek. Het is toch a - leszins gewenscht, dat het kostbare materiaal, waarover de Dienst van Bouw- en Woningtoezicht thans naar den toestand op 1 Maart 1926 beschikt, geregeld wordt bijgehouden, waarvoor in de eerste plaats de sedert 1 Maart 1926 ontstane achterstand moet wor den ingehaald. Waren de werkzaam heden beperkt gebleven tot de telling zelf, dan zouden uiteraard de bosten minder hebben bedragen: in werkelijk heid is derhalve, uitsluitend lettende op den verrichten arbeid voor de eigen lijke telling, de overschrijding van de kosten lager. Het ligt in de bedoeling te zijner tijd wanneer de definitieve kosten bekend zijn, een begrootingsregeling ter vaststelling aan te bieden. Opgemerkt zij, dat de onbewoon baar verklaarde woningen niet in den woningvoorraad zijn begrepen (zij zijn derhalve nóch in de categorie bewoon de, nóch in de categorie onbewoonde woningen opgenomen). Bestemd voor de ontruiming van onbewoonbaar verklaarde woningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6