Dit nummer bestaat nit TWEE Bladen. EERSTE BLAD. CHRISTELIJK DAGBLAD voor LEIDEN EN OMSTREKEN Belangrijkste nieuws in dit Hummer. 7d* JAARGANG ZATERDAG 6 NOVEMBER 1926 NUMMER 1970 ABONNEMENTSPRIJS tn Leiden en buiten Leiden waar agenten gevestigd zijn Per kwartaali 2.50 Per week 0.19 Franco per post per kwartaal 1 2.90 Vraagstukken. Meent gij, dat ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde? Zoo vraagt onze Heiland aan zijn discipe len. Onmiddellijk knoopt hij daaraan vast een schildering van den strijd der geesten die in en om Hem moet be staan. Het kan ook niet anders. Toen de mensch zich stortte in de armen van Satan, en daarmede den Vorst der Duisternis in het gevlei kwam om Gods raad te verijdelen, toen kwam God zelf tusschenbeide, om Zijn raad te doen bestaan. Dat is een strijd in het gansche le ven der menschheid: de vijandschap door God zelf gezet. Die strijd voltrekt zich in de gees ten, maar ook de stof deelt in dien strijd. Paulus leert ons dat zoo mooi. .Het is voor ons in dien strijd een troostrijke wetenschap, dat die strijd door God geleid wordt. Het einde moet zijn tot verheerlijking Gods. God alles in allen! Maar niet altijd zien wij die uit komst aller dingen. Volstrekt onzeker is het voor ons of wij met onzen be perkten gezichtskring een deel van die leiding Gods ookjn ons leven door zien. Alleen Gods genade moet onze oogen openen. Maar ook in dat groote raadsplan Gods kan het best zijn dat onze tijd, onze omstandigheden, voorbestemd zijn om onder te gaan. Heeft niet de geschiedenis ons geleerd, dat geheele volken, en een geheele cultuur, in dat Godsbestuur vooTbestemd was om on der te gaan? Over die kleine onderdeelen heen moeten wij dan zien de groote lijnen van het Godsbestuur. Bij den Heere zijn duizend jaren als een dag. Maar ook geeft God ons vaak in zicht in Zijn leiding, daar waar wij meenen dat het geheel verkeerd gaat. Wij zien soms de dingen zoo verkeerd.. Wij wezen nog deze week op het be angstigend vraagstuk der werkloos heid. Dat is op zichzelf hoogst ernstig. Wij vragen ons zelf wel eens af, hoe zal het toch gaan? Vooral als dan weer de winter voor de deur staat en de soci ale ellende groot dreigt te worden. Wanneer wij in de ons omringende landen hevige processen zien, die straks ook op ons land den terugslag moeten doen gevoelen, dan bekruipt bange vrees ons hart. Naar het ons voorkomt, moet het dan beslist nog erger worden. Toch hebben we zoo vaak reeds ge zien, dat hetgeen wij alshet ergste vreesden, achteraf bleek lang niet het zwaarste te zijn. Vooral moeten wij niet vergeten, dat plichtsgetrouw meestrijden in dien strijd ons staalt. Dat wij in Gods kracht dan een plaats innemen in zijn raaidsplan. Al is het dan ook soms moeilijk om de uitkomst te zien, wij weten dat Hij ons leidt. Wij hebben den plicht om in dien socialen strii'd te trachten uitkomst te brengen. Maar ook moeten wij voor ons zelf trachten den horizont te ver kennen. Wij moeten niet blijven turen op onze eisen omgeving alleen. Zoo is het ook in het werkloosheids vraagstuk. Letten wij op de duizenden die geen werk kunnen vinden, dan be klemd ons dat. Maar letten wij nu op het getal werkloozen, in verband met het aantal van de bewoners van ons land. dan weten wij dat er uitkomst mogelijk moet zijn. Dan is het slechts de vraag welken weg daartoe moet worden ingeslagen. Bij de laatste volkstelling in 1920 is ook een beroepstelling gehouden. Het getal inwoners van ons land was toen rond 6.863.000. In een beroep waren werkzaam rond 2.100.000 mannen en 630.000 vrouwen. Zonder beroep bleken te zijn 4.143.000 personen; 1.320.000 mannen en 2.823.000 vrouwen. Dit zijn de getallen van de geheele bevolking, kinderen inbegrepen. Wij hadden in 1920 bij die beroeps telling 1.226.000 gehuwde vrouwen en 2.098.000 kinderen van 13 jaar en jon ger, totaal dus 4.324.000, dus reeds meer dan het aantal zonder beroep ge- telden. Maar veel gehuwde vrouwen oefe nen ook een beroep uit. Daartegenover staat dat een groot aantal jeugdige personen boven 13 jaar nog op school gaat. Voorts zijn er weduwen, ouden van dagen, zieken, enz. die stellig in de rubriek „zonder beroep" zijn inge deeld. In elk geval blijkt hieruit, dat het aantal werkbare mannen, die werke lijk geen beroep hebben, niet groot is. Blijft dus de vraag hoeveel personen BUREAU: Hooigracht 35 Leiden TeL 1278, Postgiro 58936 Postbox 20 i wel een beroep hebben, maar dat be roep niet kunnen uitoefenen. Men voelt echter, dat het heel wat rustiger moet stemmen, te weten dat 't verschaffen van werk niet absoluut onmogelijk is, wat het getal aangaat, maar dat het eenvoudig een kwestie is van het vinden van de juiste wegen en middelen. Dat is op zichzelf ook een vraagstuk van niet geringe beteekenis. Moet dat gaan door versobering van het leven, een oproeien dus tegen den drang der sociale beweging in? Moet dat langs den weg van produc- tieverhooging, met het zoeken van af zetgebieden in het buitenland? Moeten wij de kwaliteit van onzen nationalen arbeid verhoogen, opdat wij daardoor een nieuwe concurrentie mo gelijkheid openen? Moeten wij nog meer ons toeleggen op emigratie, vooral emigratie naar Indië, naar onze Indiën in Oost en West? Al deze vragen klemmen. Wij zullen moeten kiezen hier, en daar. Maar ook zullen wij verschillende middelen te zamen moeten toepassen. Het is een strijd om het bestaan. Een strijd waar het heele volk aan moet deelnemen. Daarom moet ervan ons kracht uitgaan. Die strijd kan voor ons heerlijk zijn. Het is een strijd dien wij strijden in. gehoorzaamheid ami Gods bevel. 'Wij mogen dien strijd met opgewekt heid voeren, omdat God ons beloofd heeft met ons te zijn. Zelfs al zouden wij strijdende nfoé- ten ondergaan, dan nog weten wij dat daarin Gods raad gediend wordt. Dat is onze troost te midden van beangstigende vraagstukken. Een troost die staalt, die uitdrijft tot gebed en ook een troost die saam- bindt. STADSNIEUWS. Kunstkring „Voor Allen." De Bohemers. Het gebeurt nu en dan, dat -men de concertzaal verlaat met het bewust zijn: dit behoort tot het schoonste, wat ik ooit gehoord heb. Telkens, als de kunst tot ons komt als «en openbaring, van bijna bovenmenschelijke schoon heid, voelen we ons op een bergtop, die ons hoog uitheft boven de vlakke landen van het gewone leven. Is het ook niet het wonderlijk voor recht van de Bohemers, ons door hun kwartetspel op te kunnen heffen tot hooger sferen? Wat is toch het ge heim van dat onovertroffen spel? Het is vooral de eenheid, of laten we lie ver zeggen: de innerlijke harmonie, waardoor vier hoog begaafde kunste naars, ieder met zijn eigen sterk ge prononceerde persoonlijkheid, ieder met zijn eigen temperament hun ver rukkingen uitleven in de snaren. Men hoorth hoe de een vraagt, de ander antwoordt, de derde een tegenwerping opwerpt, de vierde bevestigt. De me lodie, de gedachte der muziek, wordt telkens door den een van den ander overgenomen; maar de pathetische Ka- rel Hoffmann, 1ste violist, doet het an ders dan de meer sobere, maar zeer innige Joseph Suk, 2de viool, de altist Jiri Herold schijnt meer wijsgeerig aangelegd, terwijl Ladislav Zelenka, de cellist hevig hartstochtelijk reagee- ren en bet oogen kan, om straks weer weg te zinken in bijna religieuze mij merij. Het spel van den een lokt de tegen: werping van den ander uit. En terwiji de een de melodische gedachte uit werkt, verneemt men in het gegons der andere instrumenten de sfeer, wel ke zich om alles spant en het heime lijk bemijmeren der gedachte. Zoo eischt het kwartetspel van de uitvoerenden een sterke zielkundige verdieping in de bedoeling van den componist en vooral een klaar-drama- tische gedachten gang. Soms verheft zich het spel tot een heftige spanning, tot een- bruischende activiteit; dan weer verinnigt het tot het gefluister van betooverende liefdeslyriek, de ver voering van mannelijk verlangen en de vrouwelijke zucht naar overgave. •Het kwartetspel eischt persoonlijk- heden, ieder met hun eigen intensief zieleleven, met hun eigen bijzondere wijze, waarop zij hun instrument doen klagen of jubelen; persoonlijkheden, die juist in het samenspel tot hun recht komen, zonder dat één hunner het evenwicht der compositie ver breekt. Juist doordat de persoonlijk heden zichzelf blijven, blijft het spel zoo doorzichtig, geeft het eenheid die doorsidderd is van het vibrato van het leven. O, de Bohemers met hun rhythmi- sehe vervoeringen, de verrukkingen van hun diepeigen cantilene, met hun gonzende goudzangen, de smartelijke vox humana hunner klachten, de kreu nende melancholie van hun Czechi sche zielen en dan weer hun extatisch jubileerende vreugden verpuurd tot sta tig hymnische verrukking! Hoe ver is hun edel spel verwijderd van alle tech nische bravour. Techniek is niet anr ders dan middel geworden. Het is alles muziek, geluidgeworden ziel Daardoor is, alles zoo door en door muzikaal, zoo verinnigd, zoo bezonken. Eerst hoorden we het niet zoo heel veel gespeelde Strijkkwartet op. 64 in E.gr.t. van Haydn, een gaaf werk, dat nog niets van zijn frischheid heeft ver loren, al staat het niet op de hoogte van de heide volgende werken. Maen* 't is doorstuwd van een zonnige rhyth- miek. Groote gemoedsbewegingen wor den er niet door gewekt; maar 'tis door en door gezonde muziek. In het prachtige Adagio, dat zich ontwikkelt als een breede hymne, kon men be wonderen, hoe mannelijk het spel der Bohemers is. Hier geen sentimenteel glijden over de snaren en speculeeren op valsch gevoel. Dat is bouwen, dat is relief geven, dat een kunstwerk doen leven in al zijn Weensche gra tie, zooals Haydn het gedacht heeft. Tot de over de duizend liederen, welke door Schubert gecomponeerd werden, behoort ook „Der Tod undtias Madchen" van Claudius. Het jonge meisje vol levensidealen weert den dood af. Maar de Onverbiddelijke zegt haar, dat hij niet komt om te straffen, maar om haar rust te geven. Toen Schuberts korte leven geëin digd was, vond men onder zijn manus cripten een kwartet, dat tot 't schoon ste behoort wat hij geschreven heeft. In 't Andante vond men de gedachte van 't lied terug en de uitwerking v. d. slotregel: „Solist sanft in meinem Ar men schlafen." De dood werd hier niet beschouwd als vernietiger van het be staan, maar verlosser uit de aardsche ellende. Hierom heeft men dit beroem de kwartet den naam van het lied ge geven. Wie eenigszins vertrouwd is met het leven van Schubert, voelt in dit kwartet heel de samenvatting van zijn innerlijk zoo zonnig, ter andere zijde zoo smartelijk bestaan. Maar veell werd hem vergoed, doordat, hoezeer leed en teleurstelling zijn deel waren, altijd de muzikale inspiratie over hem vaardig was en hij zijn ziel uit kon zingen. In deze compositie wordt vooral in het eerste deel het conflict tusschen den hartstochtelijken levensdrang en den onverbiddelijken dood gesymboli seerd: een star triolenthema en een tweede meer-zangerig thema. Beide worstelen met elkaar in hevi ge rhythmen. Nu eens schijnt het eene dan het andere te zullen overwinnen, maar te vergeefs. Er komt een gewel dige climax in het spel; eindelijk neemt deze weer af, ook het rhythme verliest zjjn hevige accenten en einde lijk hoort men, alleen van de cello nog de triolen; maar hun kracht is gebro ken. Dan volgt het prachtige Andante met zijn weemoedige berusting, waar in behalve het bovengenoemde lied- thema, ook herhaaldelijk het weemoe dig schoone Rosamunde thema ver schijnt, dat een bijzondere sfeer van heimwee schept. Deze geheele compo sitie dringt de gedachte op: dat kon alleen Schubert: zoo zijn levensleed verklanken en over dat levensleed al tijd weer werpen de zonnezangen van zijn hoopvol verwachten. Na het An dante het Scherzo, dat iets herinnert aan 't Allegro, maar krachtiger nog van rhythmische bewogenheid en dan het hoopvol idealisme van de finale. Wel uitmuntend werden Haydn en Schubert gekarakteriseerd en na de pauze kregen we een even afdoende vertolking van Beethovens Strijkkwar tet'op. 59 No. 1 F.gr.t. Het programma gaf van dit werk, evenals van dat van Schubert een mooi overzicht. We zullen er dug niet veel van zeg gen. Opgevallen is ons, tot welke rhyth mische vervoeringen dit kwartet de Bohemers inspireerde in de beide eer ste deelen Allegro en Allegretto, ter wijl we inj 'tweemoedige Adagio de or- gelende samenzang der instrumenten bewonderden. Op waarliik indrukwek kende wijze werd hier ons iets van de gedachten wereld van den koning der Symphonieën geopenbaard. Zoo verscheen ook Beethovens opus als een machtig bouwwerk, dat ons stil-maakt en dieper eerbied voor hen die schiepen en die op dezen avond herschiepen. Herhaaldelijk applaug der stampvol le zaal vertolkte den dank van 't pu bliek. De Vereeniging „Kunst voor Al len" heeft ons door dit schitterend concert wel zeer verplicht. Maatschappij der Nederlaadsche Letterkunde. De- Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde heeft gisteravond in het Nutsgebouw alhier haar gewone maan 4elijksche vergadering gehouden, waarin prof. dr. J. J. Salverda de Gra ve, hoogleeraar te Amsterdam als spre ker is opgetreden met het onderwerp: Taal en compositie bij Busken Huet. Spreker begon met op te merken, dat hij, als voortzetting van vroegere studiën over den invloed van de Fran- sche beschaving op de onze heeft, on derzocht, in welke mate een Neder- landsch schrijver, en wel Busken Huet, in zijn stijl en in de compositie zijner geschriften dien invloed verraadt. Fiel- rooy, ini zijn mooi boek over Huet's be trekkingen tot de letterkunde van Frankrijk, behandelt d eze vraag niet opzettelijk. al vindt men bij hem kostbare gegevens. Huet zoekt naar een eigen, zeer persoonlijken stijl; zijn optreden was een protest tegen de saai heid en gewoonheid van de toenmalige Holland'sche letteren; door vereeniging van deftige met alledaagsche, soms platte, zegswijzen, door onverwachte wendingen en stoute vergelijkingen kreeg zijn manier van schrijven iets levendigs en verrassends, waaraan hij veel van zijn welverdiend succes had te danken. Door deze gezochte eigen aardigheden vormt echter zijn taal een scherpe tegenstelling tot den soberen. gematigden, vlakken, Franschen stijl. Ook de losse compositie zijner essai's is in strijd met den strengen opzet van de Fransche schrijvers; om het ver schil te doen uitkomen, vergelijkt de spreker in bijzonderheden de samen stelling van enkele zijner beste studies met een „causerie" van Sainte-Beuve en een essai van Taine. Toch is het niet onmogelijk dat Huet de illusie had door deze ongedwongenheid, die in den grond weer niet anders dan een verzet was tegen Hollandsche stijfheid dichter bij de door hem bewonderde Fransche elegantie te komen; de zaak is dat de Franschen erop uit zijn om de angstvallige zorg die zij aan plan en uitvoering hunner geschriften wij den te verbergen onder een uiterlijke onverschilligheid; evenwel, bij hen is de losheid niet een gevolg van bande loosheid en de gladheid is te danken aan het geduldige uitwisschen der oo gen. Niet in stijl en compositie open baart zich bij Huet de invloed van Frankrijk's cultuur, maar wel hierin dat hij ons, door ons huiten onze gren zen te voeren, heeft geleerd, de eigen letterkunde van ruimer standpunt te beschouwen. Herdenking wapenstilstandsdag. Men schrijft ons: Nu de wereldoorlog al weer zoo lang voorbij is en het normale leven zich weer grootendeels heeft hersteld, is men geneigd als het ware gedachte loos het leven te leven als vóór 1914 in vertrouwen, dat regeering en afge vaardigden naar den Volkenbond wel het noodige zullen doen om te zorgen, dat Nederland en Europa voor een herhaling van een wereldoorlog ge spaard zullen blijven. Toch acht de Nooit-Meer-Oorlog-Federatie" dit niet voldoende, want wanneer de volkeren zelf hun oprechten Vredeswil niet versterken en dezen wil duidelijk too- nen, zal het blijken, dat het Vredes werk van regeering en Volkenbond niet gesteund en ge?tuwd wordt door de volkeren zelf. Dan zal, waar er nog zooveel internationaal wantrouwen bestaat, een herhaling van den wereld krijg met absolute zekerheid plaats vinden. Wee dan Europa en zijn be schaving. De „Nooit-Meer-Oorlog-Federatie", afd. Leiden e. o. van de landelijke Federatie, waarbij reeds een 30-tal or ganisaties zijn aangesloten, zal ter versterking van de Vredesgedachte en als uiting van den wil: wij willen nooit meer oorlog" op den wapenstil standsdag, Donderdag 11 Nov. a.s., een openbare vergadering houden (zie ad vertentie Maandag*- en Woensdag avond), waar Ds. N. Padt (Zandvoort) zal spreken over „Naar Oorlog of Vre de?" en Mej. de Goeyen (Den Haag) over „Waarom werken wij voor den Vrede?" (bij lichtbeelden). Het is de wensch der afdeeling Lei den e. o., dat hier ter stede door talrijke opkomst de vredeswil krachtig tot uiting kome. „Jernël". Bij beschikking van 1 November '26 is door Burgemeester en Wethouders van Leiden, de stichting „Jeraël" (ge vestigd Middelstegracht 3) geplaatst op de lijst van erkende iefdaaigheids- instellingen, bedoeld bij artikel 3 der armenwet. De Leidsche Winkelstand. De piaaHHzaak annex handel in mu ziek en muziekinstrumenten van den heer Joh. J. M e k e 1, die zich gedu rende de tien jaren van haar zelfstan dig bestaan uitbreidde tot een tweetal magazijnen, heeft dezer dagen wat de inrichting daarvan betreft een belang rijke wijziging ondergaan. Was voorbeen de piano-exipositie uitsluitend gevestigd in het pand Pe likaanstraat 25, zij is thans overge bracht naar het magazijn aan de Haar lemmerstraat, op den hoek van deeeli- ADVERTENTIE-PRLJS Gewone edvertentiên per regel 23P/t cent Ingezonden Me de dee ling ca, dubbel (erieb Bij contract, belangrijke redactie. Kleine adrertenttén bi| too rolt be taling ▼an ten hoogste 30 woorden, worden dage lijks geplaatst ad 40 cent Binnenland. De interpellaties over de militaire relletjes. beraadslagingen over bet Bel gisch verdrag zulten ajg. Dinsdagmid dag hervat worden. Ernstig autobusongeïuk to Baarland (Zeeland). Buitenland. De onderhandelingen inzake beëindi ging van hef Briische ïnijnsonHici zijn hervat Krasse maatregelen dei ïtaliaansche zegeeïüng. De dreigende sta kina In de Rijn scheepvaart. de straat. Daardoor heeft de heer Me- kel in de Pelikaanstraat de beschik king gekregen over een groote, gelijk vloers ch gelegen ruimte voor omvang rijke reparaties, die hier beter kun nen worden uitgevoerd dan in de vroe gere werkplaats. Het overige gedeelte van dit pand zal worden ingericht voor de afdeeling muziek en voor drachten. Voor de inrichting als piano-maga zijn werd het pand aan de Haarlem merstraat, in afwachting van een ver fraaiing van de pui, die op heter weer wacht, inwendig verfraaid, waarbij de heer P. J. Mieloo voor een goede stof feering zorgde. Worden de piano's in deze afdeeling dichter onder de .aandacht van het pu bliek gebracht, men vindt ea* ook een uitgebreide sorteering instrumenten als violen, mandoline s enz. die in de gereconstrueerde étalage wel de aan dacht trekt. De beer Mokel belast zich tevens met het repareeren van derge lijke instrumenten, waarbij een vak kundig personeel hem ter zSjde staat. Een rijwieldief heeft zich vanmor gen, omstreeks half negen, meesterge maakt van een damesrijwiel, dat in het hek van de St. Petruskerk was ge stald, terwijl do eigenares, de 18-jarige Mej. J. B. in bet kerkgebouw vertoefde T— Een stadstram, bestuurd door A. B. moest gistermiddag op den Hooge- wcerd stoppen voor een wagen van de genie en terein iging, die voor de tram. reed. Door de gladheid echter schrot de tramwagen door. en reed hij tegen den vuilniswagen op. Het paard, dat daar voorstond viel, en bleek kreupel te zijn gewonden, ter wijl de aangereden wagen licht be schadigd was. BINNENLAND. Het Belgisch Tractaat. Naar „De Msb." verneemt, is ook van het gemeentebestuur van Rotter dam een publicatie te verwachten naar; aanleiding van hetgeen minister Van Karnebeek Donderdag bij de behan deling van het Tractaat in de ^Kamer heeft opgemerkt over het antwoord, van den burgemeester vau Rotterdam op het rapport van Buitenlandsche Zaken over het probleem van R'dam. De minister van Waterstaat naar het overstroomingsgebied. De Minister van Waterstaat heeft zich naar Arnhem begeven, ten einde een bezoek te brengen aan de in het begin van dit jaar door de overstroo ming geteisterde gebieden. De Minister, die vergezeld zal zijn van de plaatselijke autoriteiten van den Rijkswaterstaat, wensebt zich voor, namelijk op de hoogte te stellen van den toestand van de dijken en van de voorzieningen en verbeteringen, wel ke sinds de ramp zijn getroffen. De Beersche overlaat in werking. De Beersche overlaat werkt over een afstand van 2000 M. met een diep te van 5 cü. Sinds Donderdagmorgen is ie Waal nog 52 c.M. gewassen, waardoor de stand gisteravond te half vijf 8.70 M. -|- NAP. was. Men verwacht voor Zaterdag nog stijging. Het vee op de uiterwaarden is niet zonder moeite geborgen, daar de lagere weiden reeds onder staan. Contróle der dijken. Vanwege den Provincialen Water-i staat worden de dijken langs Waal en Rijn gewaterpast. De profielen worden voorts opgenomen en de kolken langs de dijken gepeild. Dit werk, te Pan- nerden aangevangen is thans tot Tiel gevorderd. Gezwollen rivieren. Voor Gennep is de Maas nog was sende. De provinciale weg naar Oef feit is thans geheel overstroomd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 1