Uw Hoofdhuid PUROL NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 9 OCTOBER T92Ö TWEEDE BLAD. H Uit de Schriften. DE STAD. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft.... Hebr. 1110, Hoe schoon© taal spreekt deze mooie "vroege herfsthemel, als de dag te schij- en ons verlaat. Hebt ge deze weeka wel gelezen in dat boek van Gods' luchten? Aan den horizont grijs en zwart gestapelde wolken, lijk rotsen, iwaar en gevuld, met hun opgebolde, oneffeno koppen. Zoo ringden ze van uit het verre fundament dezer aarde omhoog, zoo spraken ze als tegen 'r groenige luchtvlak geworpen, van ste vige zekerheid. Ze gaven bliksemflit sen uit zich, die als een arutwoordi waren op de roode lichte wolkstrepen door de avondlucht. En ze waren ma als 't fundament van een stad, die God bouwen zal Ze vroegen als rotsen Gods om de stad te dragen, die ook; Hij alleen bouwen kan. Gods hemel spreekt toch altijd Gods taal en 't schepsel sprak me van den Schepper, en 't was alsot de openbaring om open baring vroeg en net antwoord gaf: want nii venvacht te de stad die funda menten heeft Abraham, Hij, dat is Abraham, do groote geloofsmensch van den ouden iaag. De man, die 't eigenlijk alleen in 't geloof gegrepen en vastgehouden heeft. Wel, hij venvachtte de stad, idie fundamenten heeft. Dat staat hier [tegenover de los in elkander geslagen, iuit elkaar genomen tent. Dat staat hier tegenover de tent, de echte pel grimswoning, de woestijnhut. Voort trekken, voorttrekken maar, vooruit,, weer weg van hierI Zoo leefde Abraham, hii trok van hier naar daar, hij volgde waar God riep, maar hij lieefde in het geloof. In dat geloof, dat hem eens zou ge geven worden een plaats in de stad, die fundamenten heeft. Dat spreekt van onwrikbaarheid, van 't onbewogen zekere, van 't eeuwige .graniet der be loften Gods. De stad ge ziet haar liggen. ,Ge ziet haar we zijn in net Oosten opgebouwd uit het berggTaniet. Ge ziet naar als gegroeid uit dien vasten bodem, uit dat grijs-grauwe, dat dra gen kan, dat niet loslaat, dat niet weg stuift. iWoestijngrond tegenover bergkwarts De tent tegenover de stad, die fun damenten heeft. De hier onzekere woning tegenover de zekere stad der toekomst. Zoo ziet Abraham door het geloof. Hij verwacht. In deze mededeeling der H. Schrift zit allereerst wel deze gedachte Gods, dat Abraham op zeer merkwaardige wijze in het geloot geleefd heeft. Hij beërfde totaal niets van al Gods: beloften. Abraham kon wachten, kon geloo- ven, al zag hij er niets van. Hij zagi niets van Gods beloften, maar hij heeft ze allen door 't geloof gegrepen en vastgehouden. Hij woont in het belof ten-land, maar het is nog niet van hiem. Hij gelooft, dat God zijn ge slacht uit Sara bouwen zal, maar ni> ziet er niets van. Hij tabernakelt, doch verwacht de stad. Dat is gelooven. Wieten, de sterke overtuiging hebben Idat 'tzoo is, omdat God 'tzegt, om dat Gods woord het schrijft of spreekt en er overigens niets van zien. Gelooven wij ,GelOoveai is niet becijferen en uitre genen en onzen weg'den Heere voor schrijven, maar gelooven is achter Heni gaan, ook als Hij ons voorgaat op 't onbegaanbaar pad. Kunnen wij wachten op God Geloo' ,ven met heel onze ziel, dat is in Gods beloften vastliggen met heel ons le ven, alleen omdat het beloften Gods sdjnr Kunnen wij datr Neen, dat kunnen wij weer niet. Maar God, de bouwmeester, de kunstenaar der stad, .God, kan ons geloovig maken. Hemelsche Vader, maak ons als de Vader der geloovigen, als Abraham. Leer ons gelooven. Leer ons verwachtten de stad. Ook in dat laatste spreekt de Hei lige Schrift haar eeuwigfheidstaal. Och, denk niet over de tegenwoor dige steden, die met heur groote grijp armen alles omvatten willen. De te genwoordige steden met hun wolken krabbers, die God in één nacht weg blaast, Dat zijn geen steden, die fun damenten hebben. Maar denk hier aan het voorbij gaande pelgrimsleven, aan onze woes- ujngang met de tenten en aan onze verwachting van de.stad op de ber gen, de stad gegoten uit en in het berggevaarte, geklemd in de rotsen. Gods. Zoo moeten we leven. Hier is geen vastheid. Als het ooit beweegt en wisselt, als het ooit ver andert en slingert, dan is het wel nu. 't Is alles zoo wankel, zoo broos en zoo onbetrouwbaar. Zoo is ons le ven. Zoo is onze tijd. Zoo is de wereld van onzen tijd. Zoo is ja wat is zoo niet Wisten we 't maar meer en beter, dat we hier in tenten wonen. In tenten. Zoo gekomen, zoo weer weg. Nu hier, Straks daar. Maar ons geloot verwacht. Verwacht het niet van het nu, neen verwacht:' het van het straks. Wij verwachten de stad, die funda menten heeft. In dat beeld rijst voor ons op Gods zekere belofte, Gods eeuwige Woord, Gods rijke toekomst voor al Zijn volk. In dat beeld rijst voor ons op die tijd, neen die eeuwig heid, waarin 'tniet meer wisselen of bewegen zal, waarin het eeuwig, eeu wig vast is. Vast ons geloof niet meer door den twijfel besprongen. Vast onze hoop en niet meer door 't onbevredigde ondergraven. Vast onze liefde en niet meer door de smart getergd. De stad van geloof in God. De stad van' de. muurvaste hoop. De stad van de liefde, die nimmer meer vergaat. De stad, die fundamenten heeft. Zoo is onze verwachting. Wielinu zoo leven we voort enl we 2;ien op naar den hemel en reizen weer verder, 't Gaat alles aan ons voor bij en wij gaan het eveneens. Maar ziedaar het geloof wij verwach ten de stad, die fundamenten heeft. En waarom heeft ze fundamenten? Omdat God haar gebouwd heeft. Omdat God haar bouwt. God haar Stichter. God haai" Bouwmeester. Vergeet dat niet. TROOST. Och, uit het bitterst tranenzaad Wordt vaak de zdetste rust geboren; En in den zwarts ten lijdensnacht Ziien vaak wij 't vroolijksit daglicht gloren. Een pad, dat ons een omweg schijnt, Brengt dikwijls naar het doel ons ver der Dan eigen wegen: Schaap bij schaap Is vaak wel wijzer dan de herder. Een knellend pak, ons opgelegd, Aan booze menschen vaak geweten, Kwam dikwijls uit de hand van Hem, Dien 't liefst wij onzen Vader heeten. Neem aan maar, volg maar, duld en lijd, Geen last, geen kruis, of God geeft krachten; Hij ihelpt ons door de zwartste nach ten 't Wordt al eens volle heerlijkheid Voor wie hun heil in Christus wach ten; Hij Zelf heeft hun dat toegezeid. KERK EN SCHOOL, NED. HERV KERK Beroep en: Te Leiden, Dr. W. Lod der te Doorn. Te Zuidlaren, J. D. Dik- boom te Wildervank. Te De Lier, J. Booy te Vriezen veen. Te Opheusden, P. Kujjlman te Houten. Bedank t: Voor Ouddorp, H. A. Leen mans te Delft. GERÉF. KERKEN. Tweetal: Te Delft, vac. Ds. K. Schilder, Dr. E. D. Kraan te Vlaardin- gen en A. J. Fanoy te Ferwerd. CHR. GELIEF. KERK. Beroep en: Te Harderwijk, G. Salo mons te Amersfoort. GEREF. GEMEENTEN. Tweetal: Tg Moercapelle, B. van Neerbos te Terneuzen en H. Kieviet te ^eenendaal. Gerei, kerk van Amsterdam-Groot. Het voorspel door vier kerkeraads- leden van Amsterdam de vorige week bij den broeden Kerkeraajd der Gere formeerde Kerk van Amsterdam inge diend, dat de Kerkeraad zich van de verantwoordelijkheid zou onttrekken voor de dogmatische en kerkrechtelijke beslissingen welke door de Synode van. Assen eai in -verband daarmee door ver schillende kerkelijke vergaderingen zijn. genomen, werd door den kerkeraad! zonder diakenen dienzelfden avond on ontvankelijk verklaard. In den Kerkeraad zonder diakenen van Dooderdagav. is nu door een drie tal kerkeraadsleden n.l. de ouder lingen P. Gerritse en J. Stijgjer en den diaken J. H. Neumann eeni schriftelijke verklaring ingediend, waar bij zij zich uitspreken na deze gevallen' beslissing, als ambtsdragers niet lan ger gemeenschap te kunnen hebben met dezen kerkeraad, noch met dit Sy nodale Kerkverband en naar hun amb telijke roeping zich gehouden achten,, de gemeente den eisch van God's fWoord voor te houden, tot ook zij, zich onttrekken aan de kerkgemeen schap, die menschelijke, met de Hei lige Schrift strijdige besluiten, stellen boven het Wpord Gods. De bedoeldei Kerkeraadsleden hebben zich geconsti tueerd als nieuwen kerkeraad van Am sterdam (-Groot). Onder zijn leiding zullen a.s. Zondag 10 October dien sten worden gehouden in het gebouw Salvatori, ingang Amstel, alwaar desi voormiddags 10 uur hoopt voor te ■gaan Ds. H. C. v. d. Brink van Zand- voort en des avonds 6 uur hoopt op tiei treden Dr. J. G. Geelkerken van Am sterdam-Zuid. Prof. Kuypsr over den toestand. Prof. dr. H. H. Kuyper schrijft in „De Heraut" aan het slot van een ar tikel. dat tot opschrift draagt „Schis matiek", over den toes and: „Toch zulien we, hoe ongemotiveerd deze scheuring is, welke men in onze Kerken wil aanrichten, ons bij het feit hebben neer te leggen, en de toekomst onzer kerken behoeft ons daarom nog geen vrees in te boezemen. Dat ons' Geref. Volk, het beste en trouwste deel dat we hebben, met zulk eew scheu ring niet zal medegaan, staat naar on ze overtuiging vast. Al zullen we in getalsterkte achteruitgaan, dat hindert niet, wanneer de innerlijke levenskracht onzer kerken maar niet wordt aange tast. Het gevaar dat allengs in onze kerkein zelf eein richting de overhand' zou hebben gekregen, die ons afvoer de van de vastigheid van Gods Woord, van de Gereformeerde beginselen en de Geref. zede, was veel' grooter. In dat opzicht kan onze Geref. Kerk van zulk een scheuring, hoe droef ze ook is, winste hebben. Want we zouden dan met den Apostel Johannes moe ten zeggen: zij zijn van ons uitgegaan, omdat" ze van ons niet waren. De ont wikkeling, die in deze nieuwe kerken groep zal plaats vinden, zal wel too- nen, in hoeverre dit oordeel juist is ge weest of niet". De Amsterdamsche Chr. J.M.V. „Excelsior." De bekende Ghr. Jongemanneniver. „Excelsior" te Amsterdam, een der oudste in ons land, bestond gisteren, 8 October, 75 jaar. Een Amsterdammer geeft van het werk der jubileer en de vereeniging in de N. R. Crt. het volgende overzicht: 75 jaar geleden Is het, dat 'n groepje menschen uit de Amsterdamsche koop manskringen onder leiding van W. v. Oosterwijk Bruyn tezamen kwamen en oprichtten „De vereeniging ter bevor dering van de Evangelisatie" welke naam later werd veranderd in „Jonge- lingsvereeniging ter bevordering van Christelijk leven" waaraan nog in '74 de naam „Excelsior" werd toegevoegd. RECLAME. wordt vrij van roos en Uw haar wordt zacht en glanzend als ge des morgens het haar inwrijit met een weinig Doos 30, Tnbe 80 ct. In de eerste jaren werden wekelijk- sche samenkomsten gehouden ter be spreking van bijbelsche en andere on derwerpen. Het is wel eigenaardig, dat uit het archief der vereeniging blijkt, hoe reeds voor tientallen jaren terug onderwerpen aan de orde wer den gesteld, die nu nog steeds op de programma's van jeugdvereenLgingen voorkomen en zelsf nog actueel zijn onder de jongeren. Mannen als prof. Beets, dr. P. J. Ha- sebroek, prof. J. H. Gunning, dienden de vereeniging en ook dr. A. Kuyper, nog predikant te Utrecht zijnde, schreef 18 November 1868, dat hij „gaarne uwe introductie zal gebruiken bij het Amsterdamsche pilbllek." Lang zamerhand breidde ondanks tegen stand zoowel uit orthodoxe als uit niet godsdienstige kringen het werk zich uit. Er kwam behoefte aan lite raire, muzikale en lichamelijke ont wikkeling en het verlangen groeide om vooral den jongen menschen. die zich te Amsterdam kwamen vestigen, een goed tehuis te bieden. In 1866 werd een buis Heerengracht 88 gehuurd en voor het vereenigings- werk ingericht en een algemeene se cretaris aangesteld. In 1887 moest dat huis weer verlaten worden, omdat het niet mogelijk bleek, de f2400 huur op te brengen en de geldelijke steun niet ruim genoeg was. Toch gelukte bet nog in hetzelfde jaar het huis op de Keizersgracht te betrekken, waarin de vereeniging tot 1917 haar werk heeft verricht. In dit huis werd in het klein verwerkelijkt wat de leider^ zich in 't groot hadden gedroomd. Er waren goede conversatie- en vergaderzalen, gelegenheid tot inwoning van jonge menschen en zelfs een turnzaal. In dit huis werden in de jaren 1896 en 1897 de plannen gemaakt om ook in de buitenwijken van de zich steeds uit breid-end© stad afdeelingen te stichten. En zoo stichtten zij afdeelingen in de Muiderpoort en Haarlemmer- en Raam poortbuurt en in IJ IJ, die in den loop der jaren in omvang en beteekenis toenamen, vooral ook toen het werk onder de jongens in het vereenigings- programma werd opgenomen. Toch was men in Excelsior niet te vreden. Er moest meer gebeuren voor de wereld der jonge menschen. Er moest een gebouw komen en het werk moest overeenkomstig den nieu wen tijd aangevat worden. Vandaar dat Excelsior in 1918 met de Amster damsche jongemannen vereen. opricht te de „Amsterdamsche Maatschappij voor Jongemannen" die, los van his torisch gegroeide organisatie en toe standen, op nieuwe wijze den arbeid in het belang van de jonge menschen, onverschillig uit welken kring, kon aanvatten. Intusschen werkte Excelsior voort en doet nog haar werk voor ongeveer 506 jongens in onze stad. Deze vereen, is dus wel de oudste jeugdvereen. hier. van groote beteekenis is zij geweest in het leven van honderden jongeren, waarvan zeer velen een belangrijke positie in kerk en staat en in den han del innamen of nog innemen. Haar stichter was mede een der oprichters van het Nederlandsch Jongelingsver bond, dart thans ongeveer 25.000 jonge mannen en jongens in ons land be reikt. Het feit zal niet ongemerkt voor bijgaan. Gisteravond recipieerde het vereni gingsbestuur. Op Zondag 14 November zal er een wijdingssamenkomst in de Nietiwe Kerk zijn onder leiding van dr. H. Schokking, predikant in Den Haag en oud-lid, waar dr J. Lammerts van Bueren van Zetten en ds. J. P. van Bruggen zullen spreken, terwijl het feestprogramma verder nog vermeld een feestavond in Bellevue voor leden en oud-leden en een reünie op de erf Ernst Sillemhoeve bij Baarn: ten slot- AAN HET ZOEKUCHT. Leiden, 9 October 1926. Naar ik in ,Het Volk" lees, worden ernstige pogingen in het werk gesteld om tot de oprichting van een Arbei ders-Sportbond te komen. Onder „Ar beiders" wordt in dit verband venrtaan leden der S.D.A.P. en van de moderne vakorganisaties, evenals b.v. ,Het Volk" als ondertitel Dagblad voor de Arbeiderspartij" heeft en de Arbeiders Jeud-Centrale (A. J. Cde roode jeugd organisatie is. Vreugdevol, aldus de Sekretaris van het „Komitee van Arbeiders-Sport" stemt ons de ontvangst van de vele sympathie-betuigingen, waaronder van de meest-vooraanstaandon uit de mo derne vakbeweging. Zoo zal dus de tijd niet verre meer zijn, dat de partijgenootenj op zuiver Marxistischen (of is het revisionisti- schen?)'grondslag ie sport zullen kun nen beoefenen. Maar wie sprak er ook weer van de splijtzuciht en het sectarisme bij ons volk? OBSERVATOR te een maaltijd voor oud-leden. Er is een re una e sam e n kom s t gevormd, waar van de heer J. H. H. Verloop, notaris, Keizersgracht 638, als voorloopig se cretaris optreedt. BINNENLAND. Koninklijk bezoek aan Amsteidam. De Koningin en Prinses Juliana zijn gistermorgen omstreeks 12 uur in de hoofdstad aangekomen Zij hebben, daar het zeer gunstig weer was, den tocht per auto gemaakt en waren gister morgen om 9 uur van het Loo vertrok ken. Het uu van aankomst te Amster dam was niet bekend, zoodat de Ko ningin aan de grens der gemeente niet door den burgemeester is ontvangen. Op den Dam bad de politie reeds vroeg de noodige or Ie maatregelen getroffen en de wacht der mariniers was voor het paleis aauge^ei-n om de Konin gin de eerbewijzen te brengen. Het publiek, dat voor het paleis op de aankomst wasehtte, begroette de Koningin en de Prinses hartelijk H. M. en H. K. H; trokken zich na aankomst onduijk in het pa!vis U rug t>e Prins, die gisteren in de ornstre- k -n van Egmond jaagde, zou eerst te- go... dtn avond te Amsiorclam aanko men. Christelijk-Maatscuappelijke arbeid. Na ongeveer anderhalf jaar voorbe reiding is dezer dagen de tweede afdee ling van de Opleidingsschool voor Chr. Maatsch. Arbeid te Amsterdam ge opend. Twintig jongedames, samenge komen uit vijf provinciën van ons land, haden zich aangemeld om gedu rende een tweejarigen ursus ingeleid te worden, theoretisch en praotiseh, in hetgeen men tegenwoordig noodig heeft te weten van de geschiedenis der inwendige zending en christelijke phi- lantrope, van armenzorg .m psycholo gie, van hygiène en sociale wetgeving, van geestelijke stroomingen, maat schappelijke rechtsverhoudingen, wijk arbeid en jeugdwerk In het gebouw der vereeniging, De Lairessestraat 116, aldaar, is door den voorzitter, mr. dr. C. F. Schoch, in te genwoordigheid van het bestuur der vereeniging, docenten en leerlingen, deze cursus voor 192(5- 27 eopend. De benoemde directrice, mej. W. van dejr Paas, was door ziekte verhinderd de leiding op zich te nemen. .VIcj. W. Druy, vesteyn, daarin gesteund door mej. I. Sickesz, werden bereid gevonden om tijdelijk de leiding te aanvaarden. Reeds den vorigen middag waren de interne leerlingen in een daartoe keu rig ingericht internaat geïnstalleerd. Wandelpark. De Raad der gemeente Gendringen besloot tot aankoop van de bosschen en gronden van huize Engbergen, het bui ten van het oud-kamerlid mr. dr. A. R. van der Laar voor f 37.000 cn dit te bestemmen voor openbaar wan»lel park FEUILLETON. Door leed en strijd. 28) Yarina, de rijkste vrouw uit Knishi, kocht een groot deel van den veestapel en men merkte op, dat de verkoopers, die haar erf verlieten, er voldaan en tevreden uitzagen, terwijl Okhrim voortdurend ongenoegen met zijn schoondochter had. Vader Cyrillus daarentegen scheen zeer met haar in genomen en behandelde haar met de meeste voorkomendheid. „Zijt gii nog geen vijftien jaar oud? vroeg Vader Cyrillus vol verbazing aan Michaël. De knaap was zóó uit de kluiten gewassen en bad iets zóó flinks en man; 1 ijks in zijn voorko men. dat het moeite kostte om te ge looven. dat hij nog op den leeftijd was. waarop men op de geleibiljetten als kind ingeschreven werd. „Met St.-Michaël, dus in September, word ik vijftien." „Dat treft gij, mijn jongen' zei de Vader Cyrillus, „maar gij zult als een kind moeten gaan." „Ik zou gaan al was bet als een schootkind.!©" hernam Michaël lachen de. „Maar daar is Velia" en zijn gelaat betrok eensklaps. „Zij kan niet meegaan" zeide Wader Cyrillus: „de kinderen, die reeds van hun ouders gescheiden z-tin. worden hun niet weer teruggegeven. En dat is maar goed ook. Denk eens wat zulk een maandenlange reis gedurende een barren winter en onder de gloeiende zomerzon voor kleine kinderen zijn zou! Mijn hart breekt als ik er aan denk." „Maar onze arme, kleine Velia!" riep' Micliaël, opeens ten volle besef fende wat zijn vertrek voor haar zijn zou. Hoe zou het kind met haar teer gemoed en liefhebbend hartje die scheiding verdragen? Weer klonken hem hare woorden in de ooren: „Zult gij nimmer meer heengaan, broeder? Uw kleine Velia nimmer meer alleen laten?" „Michaël" sprak Vader Cyrillus, „gij kunt haar gerust aan mij toevertrou wen. Ik zal Velia en de kleine Clava als mijn eigen kinderen beschouwen. Zij zullen de voorschriften der Kerk moeten nakomen, maar ik zal haarde waarheden leeren kennen, die aan de symbolen ten grondslag liggen. Wees niet bevreesd, zij zullen bet teeken des ICruises niet maken dan ter herinne ring aan onzen gekruisigden Heer. Zij zullen niet tot de beelden bidden, maar tot de heiligen, die door deze beelden voorgesteld worden. Ik zal zorg dragen, dat hnar godsdienst niet in bijgeloof ontaardt." „Maar wij bidden onmiddellijk tot God, niet eerst tot icons of heiligen bracht Michaël hier tegen in. „Onze Heer heeft gezegd: „Gij dan bidt al dus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt." Maar Hij sprak niet van heili gen." „Zij zullen eiken morgen en eiken avond het Onze Vader bidden" ant woordde Vader Cyrillus vriendelijk, „maar gij hebt geen stem in deze zaak mijn jongen. Vertrouw mij slechts. Voor zoover dit een sterveling gege ven is, zal ik haar in de waarheid leiden, dat beloof ik u. Vertrouw Ve lia bovenal aan God. Hij heeft haar lief met nog grooter liefde dan de uwe." Evenals de overige vrouwen had Tatiania hare geringe bezittingen ver kocht en al de noodige toebereidselen gemaakt om z,ich met hare kinderen bij haar man te Kovvlsk te voegen. Maar toen zij hoorde, dat de kleine Clava haar njet teruggegeven zou wor den, verklaarde zij niet zonder het kind te zullen vertrekken. Zij was niet de eeuige wanhopige moeder, en de andere vrouwen moesten hare kinde ren onder veel minder gunstige om standigheden achterlaten. Maar alle raadgevingen en redeneeringen waren tevergeefs. Tatiania zat in hare ledige woning ter neder en weigerde naar ie mand te luisteren. ..Zij zal nog krankzinnig worden" zeide Sergius tot Michaël. Evenals de anderen had Michaël het vee en de schapen benevers het over gebleven koren van den vorigen oogst verkocht, wel is waar voor een betrek kelijk kleine som, maar hij was rijk te noemen in vergelijking met zijn bu ren, al had hij de helft van het geld aan Paraska gegeven, die nu genood zaakt was Knishi te verlaten. Zij zou daar zonder huisvesting en zonder vrienden wezen en niert in staat in haar onderhoud te voorzien, daar men geen Stundistische dienstbode in een Orthodox gezin wilde dulden. „Uw moeder zal nog krankzinnig worden" zeide zij tot Sergius. „Laat zij liever aan mij denken! Ik was in de gelegenheid om met Demyan mee te gaan en ik deed het niet om bij mijn kinderen te kunnen blijven. Zij werden mij van het hart gerukt, mijn twee kleine jongens, ik heb ze nimmer weer teruggezien en weet niet eens waar ze gebleven zijn. Zulke dingen zouden een mensch gek maken. Maai* zij weet, dat die goede Vader Cyrillus de kleine Clava als zijn eigen kind aangenomen heeft. Kom, ik zal zelf naar haar toe gaan en met haar spre ken" en met deze woorden ijlde zij het huis uit in de richting van Tatiania's woning. De arme moeder zat bij het bed, dat niet langer haar eigendom was, en wiegde zich werktuigelijk heen en weder. „Zij zijn allen hier geboren" jammer de zij .„en twee zijn hier gestorven, voordat de kleine Clava geboren werd. Zij is de liefste van allen. Ik zou haar liever in haar eraf zien liggen, dan. haai* achterlaten en nimmer weten wat er van haar geworden was. Zij zou heimwee naar haar moeder krij gen, wanneer zij mij bij d^ mis niet meer in de kerk zag. Neen. ik kan niet gaan. Zonder het kind ga ik nim mer „Maar «rij. hebt alles verkocht" zei de Paraska; „gij bezit niets meer dan eenige roebels. Overmorgen zult gij niet eens een dak boven uw hoofd hebben. Denk eens aan uw man, en wanneer gij niet gaat. dan zijn Sergius en Marfa ook verplicht om t© blijven. Het hangt van u af of zij gaan of blij ven moeten. Zij kunnen alleen als uw kinderen gaan. En wanneer gij blijft, dan brengt gij allen tot den bedel staf." „Sergius en Marfa zijn jong en zij zijn sterk; zij kunnen werken" zeide Tatiania. „En voor wie kunnen zij werken?" vroeg Paraska. „Niet voor de Ortho doxe boeren, en er zal geen enkel Stundistisch gezin te Knishi overblij ven. Daar is Van ia. die moet wel drie kinderen achterlaten." „Ik laat de kleine Clava niet alleen achter" hield Tatiania vol. Paraska keerde on verrich terzake naar Ostron terug, waar Sergius den uitslag van haar bezoek afwachtte. Ach. hoe treurig zag het er op die oude, bekende plek uit. nu de schuren en d© stallen ledig waren! (Wordt vervoLadj^J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5