NIEUWS LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 2 OCTOBER 1920 TWEEDE BLAD. Uit de Schriften. BESCHAAM MIJ NIETt Ik kleef vast aan Uwe getuigenissen, o Heere, be schaam mtj niet. p8. 119:32. God de Heere heeft in het middeni der wereld Zijn Woord en Getuigenis gegeven. Het is een bijzondere gena de dat wij, behalve de rijke openba ring in het boek der natuur, ook nog, bezitten het woord der bijzondere open baring in de Heilig)© Schrift. Het boek der natuur, waarin alle schepselen, zoo groot© als kleine, ge lijk als letteren zijn die ons de onzien lijke dingen Gods geven te aanschou- fwen, spreekt zóó veel, dat net ge- Inoegzaam is den menschen alle on schuld te benemen. En het is door met' weinigen dat dit sohoone boek gele zen wordt, al' vangt hun oor de juiste klanken er niet Van op, en al kan ihet oog niet alles met juistheid on derscheiden. iWij weten het immers dat een dwaasi miet verstaat wat hij ziet, omdat zijn oordeel verduisterd is. Wij weten, dat tengevolge van d© zonde er weer eeni bijzondere genade noodig. is ook om op het rijk der natuur den juisten blik te kunnen werpen, en de sprake t© ver staan die God Almachtig ervan doet uitgaan. Maar dat neemt niet wieg, dat onderi de kinderen der menschen, die leven ifi het midden der wereld, zeer velen in dat boek der natuur lezen, en po- Êen daaruit^ en daardoor tot een 1 ge ennis van God en van goddelijke za ken te komen. Alleen de dwaas zegt In zijn hart er is geen God. Maar zijn dwaasheid is zoo groot, dat velen niet gelooven dat een verstandig mensch zoo dwaas kan zijn. Veei rijker en heerlijker is de bijzon dere openbaring Gods in het geschre ven Woord. Daarin geeft Hij Zichzel- ven nog klaarder en volkomener tei kennen in al Zijn deugden, en doet Hij) U zeer in het bijzonder we.en van het werk des heils, van de eeuwige zalig heid, en van wat dient tot Zijn ©ere enj glorie. Nu, is dit het opmerkelijke, dat er a zoo velen zijn die wel in liet boek der natuur willen lezen, en God willen a;e- men in den tempel* van omgekorven: hout, maar dat zij naar het g es c li r e- ven Woord hun hand niet uitsteken, en halsstarrig weigeren zich daardoor te laten leer en en onderwijzen. Dit heeft hierin zijn oorzaak, dat de natuurlijke mensch zijn God nog wel uit de natuur wil leóren kennen, maar dat er een bijzondere genade in do ziele noodig is om le buigein voor den God van het Wioord, en zijne gedach ten gevangen te geven onder het (Woord van God. Hij die deze genade van den God zijns heils verkregen heeft, weet dat de Schriften hem wijs kunnen maken tot zaligheid, en hij zweert bij het: idaar staat geschreven. Dat Woord, net geschreven Woord van. God, is hem een lamp voor zijn voet en een licht op zijn pad. Hjj* komt ook tot de wondere ontdekking, dat eerst bij 'het licht van dat geschre ven Woord, hij het boek der natuur met juiBtheid lezen kan. Dat Woord is hèm dierbaar, mêer |dan uitgelezen zilver, meer dan licht feluwen goud, en zoeter dan hanig en anigzeem. En zoo hooren we den Psalmdich ter uitroepen; ik kleef vast aan lUwe getuigenissen. Hij spreekt leerst van de keuze die hij gedaan heeft van de goede keuze, die met groote beslistheid gedaan is: ik heb verkoren |den weg der waarheid, Uwe rechten heb ik mij voorgesteld, Maar nu de iweg der waarheid is verkoren, is het .Getuigenis hem dierbaar, en zijn ziele kleeft er aan. Maar nu rijst er een bede op uit zijn' hart, juist in verband met de ge dane keuze en in v eróand met het vast kleven aan het Getuigenis. De Psalm dichter uit die bede tegelijkertijd dat hij van deze dingen spreekt: o Heere,, beschaam mij niet. Zoo velen in den lajnide drijven er dep spot mee. De mannen der wetenschap van een bepaalde richting maken zien! op om dat Woord, dat geschreven] Woord, van God, voor u waardeloos' te maken. Er zijn valsche vromen die! u voorhouden, dat God te geestelijk is dan dat Hij Zijn Woord in geschrifte! zou vastleggen, en dat ge Hem zoekeru moet op andere wijze. Hij, die in hett midden der werelidl voor het oor der menschen uitroept: ik kleef vast aan Uwe getuigenissen,, ondervindt niet alleen veel vijandschap, van hen die Gode vijandig zijn, maar ook veel smaad en spot van hen diei het mysterie der Heilige Schrift niet verstaan. Daarom is er niet alleen geloof noo dig om den weg der waarheid te ver kiezen, maar ook geloofsmoed, om al- zoo van het Getuigenis te spreken. En nu richt zich het oog op de toe komst. Eens zal het openbaar worden voor heel de wereld, aat zij zich -deer lijk vergist hebben die lie: Woord varu God, de bijzondere openbaring, het ge schreven Woord hebben verworpen, ©p dat zij de goede en juis-e keuze heb ben gedaan, die den weg der wadrheid| van het Getuigenis hebben verkoren. De uitkomst zal niet falen. Die uitkomst, die volkomen zeker is, hebben wij echter biddend in te wach ten. Wij mogen en moeten Ididein,, dat de 4 eere de waarheid van het goddehjiv Getuigenis .zal doen triom feer eiï, opdat wij niet bescnaamd wor den. En dat niet om onzenüwille, cp dat de vijand niet smalend zegge: zie nu hoe gij u hebt vergis: door met uw ziele vast te kleven aan het Getui genis, maar'bovenal om Gods wil, om de eere Zijns naams, omdat hij is de .God van het Woord, en omdat Hij het Getuigenis ons gegeven heeft. RUST. In Uwe trouwe Vaderhanden Rust heel mijn toekomst, al mijn lot.. Hoe fel het voor de boeg moog' bran den, Gij zult mijn hulkjen niet doen stran den, In Uwe trouwe Vaderhanden Rust heel mijn toekomst, al mijn lot, Mijn Licht, mijn Toeverlaat mijn God! Wel ben ik meermaals afgedreven Langs eigen spoor öf vreemde haan. Maar Gij nooit hebt Ge mij begeven, Gij greept de roerpen en de steven, Hoe ver, hoe ver ook afgedreven Langs eigen weg, langs vreemde baan, Schoot weer op veil'ger waat'ren aan! 0, 'k weet niet of 't nog lang zal duren Voordat dé haven komt in 't zicht. Wel speur 'k reeds het flikkeren van 11 de vuren, De dagen krimpen wel tot uren, En toch hpt kan nog lange duren Voordat de haven komt in 't zicht Gij kent geen tijd, o eeuwig Licht! Maar in Uwe trouwe Vaderhanden Blijft heel mijn toekomst, al mijn lot. Hoe fel 't straks op de kust mag bran- den, Gij zult mijn hulkjen niet doen stran den, In Uwe trouwe Vaderhanden Blijft heel mijn toekomst, al piijn lot. Mijn Licht, mijn Toeverlaat, mijn God- KERK EN SCHOOL. NED. HERV KERK. B e r 0 e p en Te Feyenoord, J. F. Roth te Almkerk. Te Sommelsdgk, J. J. Timmer te Ermelo. Te Asten, toezn J. W. Blankert te St. Oedenrode. Bedank t: Voor Loosdrecht, E. War molts te Heerde. Voor De Lier, D. M. blankhart te Nijver dal. GEREF. KERKEN. Beroep en: Te Zuilen, D. Hogea- birk te Charlois. Bevestiging, Afscheid en Intrede. Ds. W. C. Men se hpopt 31 Oct afscheid te' nemen van de Ned. Herv. Gem. te Hees, om 7 Nov. intrede te doea te Loenen 0. d. Veluwe. Bevestiger is Dr. F. Blauw te E& beek. Ds. A. Keers is voornemens op 7 Nov. afscheid te nemen van de Neet Herv. Gem. te Stitswerd en 14 Nov. d.a.v. intrede te doen te Bres1 ons. Ds. R. Bruins van Oostcrnieland zat de bevestiging leiden. Pi of. L. Lindeboom. Prof. L. Lindeboom te Kampen hoopt 14 Oct. a.8. den dag te herdenken, waar op hij voor 60 jaar door Prof. H. de Ck)ck bevestigd werd bij de toenmaals Chr. Afgescheiden Gemeente te Deu Bosch. Inangnreele rede Prof. Dr. de Hartog. Dr. A. H. de Hartog, benoemd tot bijzonder hcogleeraar in de „Apologie van het Christendom", zal op *18 Oct a.s. te 2 uur, zijn inaugureele rede hou den in het Groot Auditorium der Rijks universiteit te Utrecht. Inang, rede Prof. Ir. W. Scherm er horn Ir. W. Schermerhorn, door H. M. de Koningin benoemd tot gewoon hoog leeraar in de afdeeling der weg- en waterbouwkunde, om onderwijs te geven in het landmeten, het waterpassen, en de geodesie aan de Techn. Hoogescnool te Delft, zal Vrijdag 8 Oct. a.s. des na middags te 3 uur, in een openbare senaatevergadering zijn ambt met een rede aanvaarden. Prof. Dr. H. D. Th. Vollenhoven, In de Donderdag gehouden kerke; raadsVfergadering der Geref. Kerk té 's Gravenhage-West, deelde Dr. Vollen- hove mede, dat hij zijn benoeming tot Hoogleeraar aan de V. U. heeft aan vaard, en in verband daarmede ontslag als Dienaar des Woords van deze Kerk .aanvraagt, welk ontslag op de meest eervolle wijze werd verleend. Aangenomen werd het voorstel van Dr. K. Dijk, om een verzoek te richten tot de synode van Groningen om de beslissing* van de Synode van Leeu warden intake het overgaan van D. d. W. tot een anderen staat des levens in dien zin te wijzigen, dat een Dienaaj des Woords, oie een professoraat in de niet-theologische faculteiten aan de V. U.-aanvaardt, waarbij hij verplichte colleges geeft aan theologische studen ten, op dezelfde wijze emeritaat zal kun nen verkrijgen als de hoogleeraren in de Theologie. Het afscheid van Dr. V. werd vast gesteld op Woensdagavond 13 October aanstc&nde. Geref. Tractaatgenootschap Fillippus. In de Donderdag te Groningen ge houden vergadering van „Filippus" die gepresideerd werd door Ds. IJonner te Breda, wegens ontstentenis van prof Lindeboom, den voorzitter, en dr. Franssen te - Zwolle, vico-voorzitter, werd door den secretaris, den heer Ton Brink uit Apeldoorn, het jaarverslag- uitgebracht, t waaraan we ontleenen, dat gedrukt werden 216.000 ex. a 2 ct., 354.800 ex. a 1 cent, hamen 570.000 ex.; kalenders 23.000, premie 1500, totaal 595.300 ex. Verspreid werden kosteloos 31.567 ex., verzonden 351.217. Bij de discussie werd aangedrongen op meer lectuur voor het volk in zijn breede lagen. Nog werden verslagen uitgebracht betreffende de gratis verspreiding en de verspreiding onder de hoogere stan den. Het jaarverslag van den penning meester was in mineur gesteld, zulks in verband met het grQote aantal lite- den, dat gemeend heelt voor het lid maatschap te moeten bedanken. Tot bestuursleden werden lierkozen Ds. J. J. Berends te Veenendaal en mi nister H. van der Vegte te 's-Graven- hage. Besloten werd in 1927 geen alge- meene vergadering te houden. In de middagvergadering sprak Ds. D. van Dijk te Groningen over het be lang van en de behoefte aan gerefor meerde volkslectuur; Ds. J. Gisppn te Groningen sprpk over Fillippus en de Olympische spelen. Protestantscfce hulp. Prof. Dr. J. A. Cramer te Utrecht heeft van het Prot. Kerkdistric,t aan den Donau door middel van Bisschop Dr. L. R&vasz f 300 ontvangen ten be hoeve der protestanten, die onder de overstrooming in het begin dezes jaars te lijden hebben gehad. Dit geld is aan het Comité te Amster dam opgezonden. Kruyt over Adrian!. De zooeven verschenen aflevering (3de stuk van deel 70) van het Tijdf- schrift voor zendingswetenschap brengt een opstel van Dr. Alb. C Kruyt over Nicolaus A dei aai Nie mand kan beter over Adriani schrij ven dan Kruyt: sedert 1899 waren zij samen; in dat jaar ligt de kennisma king; in 1895 begon hun gezamenlijk werk in Poso. Uit itea eersten tijd, toen ze samen Boegineesch leerden bij Matthes, dat hun later van geen nut was, schrijft Kruyt zich te herinneren, dat bij Adriani al duidelijk aanwdzig was de trek die later zijn geheele per soon zou kenmerken: de overtuiging, dat de mensch voorop moet staan, dat alles moet stilstaan wanneer een me- demensch ons noodig heeft; dat niet het werk over ons leven beslist, maar onze verhouding tot den medemensch. Een paar grepen uit den wonder- schoonen inhoud van het opstel De groote populairiteit van Adriani onder de Toradja's begon langzamer hand een gevaar te worden voor zijn schriftelijken .arbeid. Ook de treden van de trap van, zijn huis waren glad geworden van den voortdurtfnden aan loop der menschen. Hij kon dat niet be perken omidat hij hoopte op eenige aanwinst voor zijn taalgegevens, óók omdat de groote goslh'il van lijn hart schroomde eenig mensch voor 't hoofd te stooten. Daarom liet hij zich in het bosch een klein huisje bouwen om er rustig te kunnen werken. Ook daar wist men hem te vinden, maar de aanloop was niet zoo sterk, omdat t er niet zoo gezellig was en omdat er niet de heerlijkheden waren te krijgen waarnaar de harten der menschen toenmaals uitgingen. Eens kwam een van de invloedrijk ste hoofden cler To Psbato van een sneltocht terug. Hij had een groot suc ces gehad, een dorp ingenomen van de To Kinadoe, hun erfvijanden, en veel buit gemaakt; 't wer.l een zegetocht, overal werd de troep met eerbetoon ontvangen. Vol trots kwam Ta^ame (hij leeft nog) in Panta, waar Adriani woonde. Deze wist wat er gaande was en hij weigerde den koppensnelle" den toegang tot zijn woning. „Zoo lang er handen bebloed zijn, v/illon we u niet bij ons ontvangen". Het geval, dat één man den beelen troep „"dapperen" weerstond heeft grooten indruk gemaakt op het volk. Na eèn langen verloftijd in Holland brak de tijd aan dat hij naar Poso kon terugkeeren. Toen hij in het voorjaar van 1920 er aankwam, was hij de laat ste periode van zijn leven ingetreden. Hij merkte, dat de menschen geduren de die jaren niet in hun voordeel wa ren veranderd. Zooals wij, scknjft Kruyt, de Posoërs in de eerste jaren- hadden leeren kennen, waren ze ons bijna sympathiek; zij verkeerden in hun eigen maatschappij, waren niet meer dan een deel daarvan. Ieder had zijn eigen aard en aanleg, maar deze konden zich niet ontwikkelen, omdat ze werden in toom gehouden door de opinie der gemeenschap. Men mocht zichzelf niet uitleven, want dan liep men kans buiten de gemeenschap te worden gesloten. De jongere generatie had deugdelijk rekening te houden met de oudere. Door het ingrijpen van het gouvernement en door het school bezoek waren vele banden verbroken, die de communistische gemeenschap bijeenhielden, het individualiteits-ge- voel was ontwikkeld en hierdoor had den de bijzondere aard en aanleg gele genheid zich te ontplooien. Daarom waren ons vele van deze uit de ge meenschap gerukte eenlingen niet meer sympathiek. Deze achteruitgang bij zijn Posoërs heeft Adriani, naar men begrijpt, als een teleurstelling gevoeld. Adriani had een eigenaardige wijze van omgaan met de inlanders, die ge heel uit zijn aard voortkwam Had iemand hem dit willen nadoen, dan zou die iemand zich hebben belache lijk gemaakt. Het levan heeft hem te leurgesteld, en daarom moesten wij het bewonderen, dat hij altijd zijn uiterlijke opgewekheid behield. Of hij ook in de Posoërs is teleurgesteld? En kele uitlatingen, antwoordt Kruyt, doen mij dit vermoeden. Het zou ove- AAN HET ZOEKLICHT. Leiden. 2 October 19S& Bij de Engelsche Bank is een relieN kaart te zien van de tariefmuren, waarmee de Europeesche staten zic& omringd hebben. Het ontwerp is van het parlementslid Sir Clive Morrison- Bell afkomstig. De laagste muren hebben Groot-Brit tannië, Noord-Ierland en Nederland. De muur van Dudtschland is 3 H maal zoo boog als die van Groot-Brit- tannië, die van Spanje is bijna 6 maal zoo hoog. Rutland's muur is 7 maal zoo hoog en bovendien van prikkel draad voorzien, blijkbaar om een aan duiding te geven van de moeilijkheid om met dit land handel te drijven. 't Is jammer, dat ze er den muur van Amerika niet bij geteekend hebben, merkte iemand uit de bollenstreek op; die is niet alleen van prikkeldraad voorzien, maar dat staat ook nog on- .der hooge electrische spanning. OBSERVATOR. rigens geen wonder zijn waanneer dit zoo ware. Voor vele Posoërs was de groote goedheid van Adriani onbegrij pelijk en herhaaldelijk werd daarvan misbruik gemaakt. Maar daarover heeft hij zich hooit beklaagd. De toestand ernstig. Het feit, dat in Binnen- en Buitens land in allerlei kringen ie belangstel ling in den Zendingsarheid toeneemt geeft de Nederlandsche Pers aanlei ding vrij regelmatig aandacht te vra gen voor dit mooie werk, dat in Oost en West-Indië door dappere, gcloovige mannen en kloeke vrouwen onder al lerlei bezwarende omstandigheden met groote toewijding gedaan wordt. Vooral in deze weken waarin de Hoofdbesturen van de te Oegstgeest in het Zendingsbureau Samenwerkende Zeven Zendings-corporaties trachten Christelijk Nederland mobiel te maken voor de uitgeschreven zendingsweek 714 November a.s. is het goed, meer dan anders, er op ta wijzen, dat de Zending haar voortreffelijk werk slechts kan doen en voortzetten als al- lerwege krachtige steun verleend wordt. Uit de financiesle publicaties blijkt, dat de toestand opnieuw zorge lijk is. Een woord van aanbeveling mag niet overbodig geacht worden; die helpen kan, steune, ook bij de voorbereiding der Zendingsweek waartoe epkele da gen geleden de z.g. inleidende circulai re werd. verzonden. Leearen in stenografie en machine- schrijven. Te Utrecht heeft dezer dagen, onder voorzitterschap van den heer A. Barto uit Arnhem, de jaarlijksche algemeene vergadering plaats gebald van de lee raren in stenografie en machineschrij- ven. De voorzitter deelde mee. dat in het afgeloopen jaar 943 candidaten ge ëxamineerd werden, waarvan er 853 het diploma behaalden. Het bestuür is thans samengesteld uit de heeren A. Barto te Arnhem, voorzitter; H. C. Abadon van Batenburg, 's-Gravenhage secretaris-penningmeester; H. Pasveer te Rotetrdam, W. Vogelzang te 's-Gra- venhage en mej. M. E. Hendrikse te Rotterdam. Tot voorzitter der examencommissie werd in de plaats v&n den heer A. A. Schroevers, die bedankte, gekozen dé heer C. R. Th. Arnold te Rotterdam, tot leden werden benoemd de heeren H. G. van Brinkom te Amsterdam en H. Smit te Arnhem. Aan mej. H. M, C. Vanger, die naar Indië .vertrekt, werd machtiging gegeven de vertegen woordiging der vereeniging in Indjë op zich te nemen. De permanente examencommissie werd teruggebracht tot drie ieden. Bepaald werd, dat voortaan slechts zij als lid der vereeniging kunnen toe gelaten worden, die in het bezit zijnde van een na 11 September 1926 behaald diploma eener andere organi satie een aanvullingsexamen doen in dat gedeelte der eischen van de ver eeniging waarin zij niet geëxamineerd zijn. FEUILLETON. JUoor leed en strijd. 18) Okhrims kleinzoon zag hen gaan, hij riep hun eenige scheldwoorden toe, maar hield zich op een eerbiedigen af stand. Niemand sloeg verder acht op hen en weldra vervolgden zij hun weg dwars over de wit besneeuwde steppe. Het was vinnig koud, maai' zij had den hun pelzen van schapevel aan e# de bonten astrakan mutsen diep over de ooren getrokken. In hun zakken was voedsel voor drie of vier dagen de arme Paraska had daarvoor ge zorgd en bovendien een geschenk voor Markovin, naar wiens huis Mi chael plan had zich Ie begeven. De lucht wa3 scherp, maar buitengewoon opwekkend. Als een roode bal yertoon- de de zon zich aan den wolkenloozen hemel. De oude merrie liep vrij wat vlugger dan wanneer zij de telega op haar gewonen sukkeldraf over de on effen wegen in den brandenden zon neschijn voorttrok. De reizigers had den in de ruwe slede niet weinig van schokken en stooten te lijden, maar dit verhoogde slechts het genot van den tocht voor de geharde boeren zoons. Zij zongen en lachten en praat ten alsof er v,oor hen geen zorg en geen verdriet bestonden, zoo min in het heden als in het verleden of in dé toekomst. De korte dag neigde ten einde voor dat zij Kovylsk bereikt hadden, maar de nacht kon niet donker wezen op zulk een uitgestrekt sneeuwveld en onder zulk een schitterenden sterren hemel. Zoodra het doel. van den tocht bereikt was, ging ieder der knapen zijns weegs; Sergius begaf zich naar een neef, die in de stad woonde, ter wijl Michaël onverwijld Markovin op zocht, ten einde een nachtverblijf en verdere hulp van hem te vragen. De 'vreesachtige man was geheel ont daan, toen hij den knaap zag, den zoon van den bekenden Alexis Ivanoff Hij kon het echter niet van zich ver krijgen den jongen ongetroost weg te zenden. Er was voor hem een zekere bijgeloovige blijdschap gelegen in het feit. dat hij nog nooit een Stundist gastvrijheid geweigerd had, hoeveel angst hun verblijf hem ook dikwijls berokkende. Met de toeneming der vervolging was zijn vrees in gelijke mate toegenomen, ofschoon hij geen reden had te vermoeden, dat de over heid hem van ketterij verdacht. Maar. wie kon zeggen waar zich een spion wist te verschuilen- Hij woonde gere geld de mis bij in de hoofdkerk, waar in hij sedert verscheidene jaren staf drager was geweest, hij maakte het teeken des kruises en boog zich voor de afgodsbeelden. Wanneer de broede ren hem een verwijt maakten van de ze dubbelhartigheid, dan heriep hij zich steeds op het voorbeeld van Naa man den Syriër, die tot Elisa zeide: „Want uw knecht zal niet meer brand offer of slachtoffer 'anderen goden doen', maar den Heere. Ih deze zaak vergeve de Heere uwen knecht: wan neer mijn heer in het huis Rimmons gaan zal om zich daar neder te bui gen, en ik mij in het huis Rimmons nederbuigen zal, als ik mij alzoo ne- derbuigen zal in het huis Rimmons, de Heere vergeve toch uwen knecht in deze zake." - Deze geschiedenis was een bron van veel steun en troostvoor Markovin, die bij de Stundisten algemeen onder den naam van Naaman bekend was. Markovin bracht Michaël naar eene binnenkamer, waai' niemand, hem zien of' hooren kon, en deelde hem op fluisterenden toon alles mede. wat hij van de gevangenen wjst. Zij waren reeds verscheidene- keeren voor een commissie van onderzoek gebracht, dat in het consistorie gehouden ♦werdI en waarvan Vader Yaissy voorzitter was. Al het mogelijke was in 't werk gesteld om hen aan het wankelen te brengen; beloften noch bedreigingen waren gespaard. Maaj* allen waren ge trouw aan hun overtuiging, vast in hun geloof gebleven, misschien met uitzondering van Nicolas Yavilovitch, op wien c!e ontberingen van het harde gevangenisleven en dé schoonklinken de beloften, indien hij tot de Orthodo xe Kerk terug wilde keeren, niet pon der invloed schenen te blijven. „Waarom houden zij hun meening niet voor zich, zooals ik het doe?" vroeg' de oude Markovin ©enigszins spijtig. „Er staat nergens in de Schrift „Gij zult het teeken des Kruises niet maken; Gij zult u niet buigen voor de icons (heeiden)." „Daarin vergist gij u" Viel Michaël hem driftig in de rede: „hebt gij dan nooit het gebod gelezen: „Gij zult u geen gesneden beeld noch eenige ge lijkenis maken van hetgeen dat hoven in den hemel is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor dien niet buigen noch hen "dienen." Voor die niet buigen, Mar kovin Yetrovitch! Niet voor hen bui gen. En gij weet, dat de menschen hen dienen dat zij tot hen bidden." „De icons zijn slechts geschilderd, het zijn geen gesneden beelden" ant woordde Markovin, „bovendien, heeft niet Naaman de Syriër Maar voordat hij den zin kon ein digen, hoorde men een luid kloppen op de voordeur, zoodat de knieën van den ouden man begonnen te knikken en zijn handen te beven, alsof hij door een aanval van beroerte getrpffen was „Zag iemand u bij mij binnengaan?' vroeg hij op verschrikten toon. „Ik weet het niet" antwoordde Mi chaël, „maar niemand in Kovylsk kent mij." Markovin wierp zich op zijn bed. „Ga naar de deur" fluisterde hij, „en zeg, dat ik ziek te bed lig. En dat is waar ook, want ik ben ziek van schrik Een vriendelijke gevangenbewaarder. Niet weinig ontstemd door de lafhar tigheid van Markovin, deed Michaël de voordeur onbeschroomd open. De bezoeker, die van het hoofd tot de voe ten in een ruigen schapepels was ge wikkeld, bleek niemand anders te we zen dan de vriendelijke gevangenbe waarder Dafiutitch. „Wel, wel, wel!" riep hij uit, „wie zou gedacht hebben u hier te zien!" „Kent gij mij dan?," vroeg Michaël niet minder verbaasd. „Natuurlijk ken ik u" antwoordde de cipier, „het hoort -bij ons vak ie menschen dadelijk te herkennen.,, Gij zijt het jonge kemphaantje, dat de vo rige lente zoo luid kraaide en niet bang was om het hoofd in de gevange nis te Kovylsk te stoppen, ten einde een kijkje te hebben van mijn vogel tjes achter de tralies. Uw vader be hoort daar thans ook toe. Een brave man, ja, dat is hij; bijna even goed als de heilige Loukyan! Wat zoudt gij er van zeggen om daarvoor nu eens een kansje te wagen?" „Stil I" fluisterde Michaël, naar le deur van Markoviiis slaapkamer wij zende, „stil! hij zou het besterven van angst. Ik ben bereid om allee te wa gen, Indien ik mijn vader slechts kan zien. Maar wanneer zal dat kunnen gebeuren?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5