Uit het Sociale Lev 3 NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN MAANDAG 9 AUGUSTUS 1926 TWEEDE BLAD. WflT DE ÜMQEN ZEGGEN. Hei Rijksinkoopbureau. Deze instelling schrijft de „Maasbo de", bestond op 1 Augustus reed's vijf jaar. Zij werd vanwege het departement van Financiën in 1921 geformeerd. Met tweeërlei doel. Vooreerst moesten allerlei benoodigdheden welke door •tallooze rijksdiensten werden betrok ken, langs even tallooze kanalen, zoo veel mogelijk door één bed'ding worden geleid. Op le eerste plaats was de taak, zoo werd medegedeeld, „verschillende bestellingen voor reke ning van het Rijk te centraliseeren Nog een tweede taak werd haai* van den beginne officieel toegedacht: het standardiseeren. Met offieieele woorden luidde dat: eenheid brengen in den aard, de benaming, de te stellen eischen en de leveringsvoorwaarden Beide onderdeelen van de aan het Rijksinkoopbtireau opgedragen taak hebben de logica op hun zijde. Als er ooit reden is voor een inkoop- cooperatie, dan toch voor eene, die de iukoopen van de verschillende offi eieele lichamen samenvoegt En wan neer van alle kanten gevraagd wordt om meer standaard-modellen en -kwa liteiten en -afmetingen in allerhande artikelen, waar nu de willekeur hoog tijd viert in een onverantwoorde, ge heel toevallige variëteit, zal toch nie- man de kat van de standadiseering wij weten niet of de beeldspraak wel treffend is de bel kunnen aanbin den zóó goed als de voornaamste afne mer, het Rijk. Toch hebben verschillenden in den aanvang gehuiverd. Welk een macht zou het R. 1. B. wel verkrijgen, als zijn opzet slaagde, en waar zouden de waarborgen gehaald worden, dat van die macht geen mie- bruik zou worden gemaakt. Die waarborgen zouden uiteraard te vinden zijn in de critiek van het toe zicht houdende lichaam, de Volksver tegenwoordiging. Maar men begreep wel, dat dit lichaam voor al het toe zicht, dat naar alle kanten geoefend moet worden, niet voldoende geoutil leerd is. Nu is de werkzaamheid van het R. I.B., naar wij meenen, meegevallen. In zijn gestie is o.i. veel te waardeeren Vermelden wij eerst dat de omvang zijner werkzaamheid is gebleven be neden veler, althans onze, verwach ting. Er is wel een gestadige toene ming in het aantal verrichtingen en in het bedrag der gedane betalingen. Doch groot is de beteekenis nog steeds niet, als men ziet in het laatste num mer van het orgaan van het Bureau zelf, dat de omzet in 1925 gestegen is tot ruim 51/4 millioen. Dat is voor een lichaam, dat het Rijk zelf, deszelfs talrijke organen, moet fourageeren naar onze wijze van zien, niet veel. Wel is er gestadige stijging, doch niettemin is-de omzet nog laag. Zoolang het R.I.B. niet al te imperia listisch wordt, zal de omzet niet bij zonder hoog worden en zal de critiek op die instelling de waardooring niet overstemmen. Men heeft namelijk te bedenken, dat het Rijk zich niet als oen admini stratie, in één groot gebouw gevestigd, aandient, maar als een eindelooze reeks van diverse instellingen over het geheele land verspreid Noemen wij maar eens voor de vuist weg: de par ketten en de griffiën der rechterlijke macht, de ingenieursbureaus vau Wa terstaat, de intendances en staven van Oorlog, de arbeidsinspecties, de onder- wijs-instellingen enz. Al die instellin gen hebben een verschillenden graad van afhankelijkheid, maar altijd is er nog een zekere graad van zelfstandig heid, die haar gelaten worden moet in het aanschaffen van haar papier, pen nen, brandstof en dergelijke benoodigd heden. Haar smaak zal uiteenloopen; verschillende inzichten en verschillen de persoonlijkheden zullen uiteenioo- pende eischen stellen. Bij onderwijs instellingen is de persoonlijkheid der onderwijzers en directies overheer- schend en mag men vooral niet te veel schaven en tot uniformiteit, dwingen. Er komt dus natuurlijkerwijze uit alle regionen van de offieieele instel lingen, bij alle erkenning van het goed recht van bestaan van het R.I.B., een verzet. Voor een deel ook zullen de al is het maar oen ineri verzet verschillende instellingen voor haar eigen karakter en persoonlijkheid moeten opkomen. Om nu de bestellingen uit zóó diver se banen opkomende vrucht van zóó groote verscheidenheid van wenschcn, te ordenen en te combineeren, ziedaar een taak. waarover wij niet gering willen oordeelen. Met zachten drang en beleid zal het R.I.B. hier meer hereiken dan met on geduld en dwang. Ook moet het zijn kracht en zijn zwakheid goed kennen. Zelf reeds wijst het in liet laatste nummer van zijn orgaan op de eigen aardigheid, dat het op de juistheid der levering (in verschillend opzicht) nifet onmiddellijk kan toezien. Aan de ver schillende rechtbanken b.v. in een provincie worden kolen afgeleverd; die rechtbanken ondergaan de leve ring min of meer en hebben niet dat contact tusschen leverancier en klant dat er bij individueel© afdoening der zaak bestaat. Coöperatie, en dus ook het centrali seeren van het R.I.B., leent zich voorts niet voor alle artikelen. Vooral massa artikelen zullen het zijn, welke den doorslag moeten geven. Voor kleine zaken zal de leverancier beter ter plaatse worden gezocht. Langzamerhand zal het R.I.B. zijn weg moeten vinden. Door ondervin ding zal het moeten leeren. En in zooverre vervult ons de vaste lijn in zijn niet al te groote ontwikke ling met vertrouwen. Er zijn geen teekenen, dat enkele be paalde firma's worden geprotegeerd; de bestellijsten, waarop men bij het R.I.B. bestellen kan, zijn rijk gesor teerd. En wat de doorvoering van de stan daardmodellen en -kwaliteiten, vooral op het gebied van administratieve mo dellen betreft, kan het bureau nog ont zaglijk veel goeds verrichten. Wij hopen, dat het in zijn tweede lustrum met veel beleid gestadig voort gaan zal. KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Bedankt: Voor De Lier, 6. J. G de Bel, te Sliedreoht. Ds. P. van Wijk Jzn. f Te Amsterdam is in den ouderdom van 74 jaar overleden Ds. P. van Wijk Jzn., emeritus predikant der Evang. Lu- thersche gemeente. Ds. van Wijk wera proponent in de Herst. Ev. Luth. Kerk in 1875. Achtei eenvolgens diende hij de Ev. Luth, ge meente Wildervank (18761880), de Herst. Ev. Luth. gem. te Enkhuizen van 18801886, de Ev. Luth. gem. te Rotterdam van 18861894, en de Et Luth. gem. te Amsterdam v. 18941927 In Febr. 1923 kreeg hij op zijn ver- zoek_ eervol emeritaat, doch bleef zich na djpn tijd nog geven aan velerlei ar beid. Ds. van Wijk, die vele jaren 2de se cretaris was van de Ev. Luth, Synode heeft zich o.m. doen kennen als een groot vriend en grondig beoefenaar van de zendingswetenschap. Gedurende eenige jaren was hri nog, naar de „Standaard meldt, redacteie van het sedert opgeheven „Nederland sche Zendingstijdschrift", en vervulde hji 'het secretariaat van dé „Nederland sche Zendingsconferentie". Ook in het hoofdbestuur van het C-hi Nat. Zendingsfeest en van het Seminarie Nart. Zendingsfeest en van het Seminari van Depok had hij zitting, terwijl hij vele jaren ook in het bestuur der Rijn sche Zending en van het Ned. Luth Genootschap voor In- en Uitwendigs Zending een gewichtige plaats innam. Gedurende geruimen tijd was hij re dacteur van het weekblad „De Wart- iburg". Tenigmaal trad Ds. van Wijk op ah talentvol pleitbezorger voor de ortho doxe richting in de Luthersche Kerk. Vooral in dat opzicht heeft de kerk groo le verplichting aan hem. Het Ned._ Bijbelgenootschap genoot jarenlang zijn medewerking. Voorts verschenen in vele tjjdschrii ten artikelen van zijn hand. In de „Gids" indertijd een studie ovei „De Lutherschen in Enkhuizen". El- tiers zijn studiën over Spener, enz. Ook in buitenlandsche theologische tijdschriften werden studiën en critie ken van zijn hand opgenomen. Ook op sociaal terrein heeft de thans overledene zich veel bewogen. De Lu thersche werkliedenvereniging „Maai ten Luther" kende hem de laatste jaren als haar eere-voorzjtter en algemeen was bekend, dat hjj die waardigheid niet als een sinecure beschouwde. In de organisatie van het 2de Cht Soc. Congres in 1920, waar hi) ook als spreker optrad, had hij een werkzaam aandeel. De begrafenis van het stoffelijk ovet schot zalpl'aats hebben op Dinsdag a.s. des middags om half 1 op de begraaf plaats Rustoord te Diemerbrug. Algem. Synode der Ned. Berv. Kerk. Aan de orde komt het rapport van de commissie voor de groote steden en sterk zich uitbreidende gemeenten. De commissie bestond uit de heeren G. H. Wagenaar, H. Schokking, D. van ïlaanen, G. Gorthuys en O. J. Nie- metier. Oorspronkelijk was voorzitter Prof. Dr. J. Slotemaker de Bruine. De commissie 3telde zich de volgen de vragen: 1. Acht zjj de verdeeling van groöte gemeenten in buurtgemeenten wènseho I\jk en mogelijk? Zoo neen, dan kan zii uiteen; zoo ja, dan kan zij aan het werk gaan. 2. Wat beschouwt zij als de ideale organisatie? Gemeenten, en dus ook buurtgemeenten, met één predikant oi met twee of drie? Hiervan hangt af: ie welke gemeenten voor verdeeling in aan óierking komen; 2e. hoedanige verdee ling moet worden gezocht. 3. Wenscht zij verdeeling facultatief te laten of imperatief voor te schrijven! 4. In beide gevallen dient de regeling soepel te zrin en aan de gemeenten veel vrijheid te laten, maar dan moeten toch enkele bindende voorschriften gegeven worden. Dus: a. Welke vrijheden, boven de bestaande, acht zij noodig? b. Welke bindende voorschriften wenscht zij te geven? 5. Zijn de voorafgaande vragen beant ■Woord, dan worden de noodig blijkende tvetswrjzigingen geformuleerd 6. a. Is de bearbeiding van zich sterk uitbreidende gemeenten niet zeer over wegend een financieele kwestie? b. Wel ke voorschriften of regelingen zouden hier kunnen helpen? Bjj de behandeling der onder 1 ge stelde vraag vereenigen zich allen met de meening, dat indeeling in buurt gemeenten wenschelijk en mogelijk is indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, al leggen allen niet den nadruk op dezelfde voorwaarden. De onder 2 gestelde vraag naar de ideale organisatie wordt niet beant woord, omdat dit in verband met de on- 'gelijke toestanden niet mogelijk schijnt ten aanzien van punt 6 is de commis sie van oordeel, dat inderdaad de moei rasheden, welke zich voordoen in hei bearbeiden van sterk zich uitbreidende gemeenten, zeer overwegend van finan- eieelen aard zjn,en dat het daarom voor die gemeenten allereerst aankomt op het vinden van de noodige geldmid delen voor het stichten van predikantj plaatsen en het bouwen van kerken oi hulpkerken .lokalen, enz. Zj nteent, dat in verband met den aard en de oorzaken der snelle uit breiding zich hierbij zeer ongelijke toe standen voordoen, dat soms de gemeente geacht moet worden in eigen kring zich de vereischte middelen wel te kunnen verschaffen, maar dat dit ook menig maal als onmogelijk is te beschouwer, en dat in zultte gevallen de geheels kerk zich verplicht behoort te achter, in den nood te voorzien en de behulu- zame hand te bieden. Na de kerk heeft de staat hier ook een taak te vervullen, inzonderheid wan neer, gelijl: wel is voorgekomen, en misschien ook in de toekomst zal voor komen, maatregelen dcor het rijk ge nomen, de snelle uitbreiding hebben vei FEUILLETON. Uit spannende dagen. (Een Vlaamsch "verhaal). 45) Deze bij dit bericht ontstak in eeni hevige gramschap en zwoer onder ijse lijke bedreigingen, dat de Brigands anders noemden de Franschien de strij dende Belgen niet, dat deze vuige roovers, die zijn parlementaire ver moord hadden, zich zijn doorgang in Herenthals zouden herinneren. Daarop zond hij een officier tot den kapitein der gekwetste soldaten, met het hevel om al de huizen der straat in brand te steken en geen levende ziel er uit te laten ontsnappen. - - eenigen tijd stegen de vlamimen als een onmeetbare vuurgloed boven zestig huizen; een dikke rookwolk ver duisterde het daglicht en rolde in ake llge golving over de stad. In den brand, tusschen het geloei der instortende verdiepen hoorde der instorteende verdiepen hoorde men het akelig noodgehuil der onge- lukkigeh. die, veroordeeld om levend door het vuur te worden verslanden, zich aan de vensters en op de daken vertoonden, om dezen schrikkelijken dood te ontvluchten, maar van alle kanten mikten de gevelde geweren der soldaten op hen; wie eenige kans „O Simon!" riep hij nogmaals, ter- scheen te hebben om het gevaar te ontkomen, werd door de-kogels neer geworpen en stortte huilend terug in de vlammen. Bruno, die als een dief gebonden, gevoelloos tusschen zijn wachten op een steen gezeten was en in ijselijke droomen aan degenen dacht, die hem dierbaar waren, werd eensklaps door den rooden blaak van den vuurgloed uit zijn doodsche mijmering opgewekt Hij staarde een kort oogeniblik als zinneloos en dwaas naar de vlammen en sprong dan met een akeligen angst schreeuw recht, terwijl het woord „moeder!" in grieveniden galm uit zijn borst opvloog. Maar dewijl hij vooruitloopen wilde, grepen zijn wachten hem aan en ruk ten hem achterover op den steen. Simon-Brutus, die op eenige stap pen van daar nevens den Generaal zich bevond, had den indrukwekken den angstschreeuw van Bruno ge hoord. Hij keerde zich om en zag, hoe de jongeling met. krampachtige geba ren op de knieën viel en de armen bid dend tot hem uitstak. Over de hou ding van Bruno verwonderd, naderde hij hem. De bezwijkende jongeling riep hem toe: „Ach, Simon, Simon, mijn moeder zij is in de' vlammen!" Een koele uitdrukking en het opha len der schouders was alles, wat hij van Simon-Brutus ten antwoord kreeg wijl hij op de knieën voortkrpop. „Red red mijn arme moeder! Red de onge lukkige Genoveva!" „Hoe Genoveva?" riep Smion-Bru- tus met plotselinge ontsteltenis. „Ge noveva in.de vlammen!" Op de bevestiging van Bruno riep hij tot de wachten: - „Maakt zijn handen los! Volgt mij. Kom, Bruno gauw, wijs het liuis waar zij is. Spoed u, spoed u, of het is te laat!" En vooruitloopend, riep hij eenige woorden tot den Generaal,' die hem niet gansch verstond, doch evenwel goedkeurend met het hoofd knikte. Naarmate Bruno en Simon-Brutus met snelle stappen den brand nader den, verengden hun borsten- van tmgst en benauwdheid; zij zagen van verre hoe reeds eenige huizen waren inge stort. en hoe de vlammen uit vensters en deuren der andere woningen in de hoogte sloegen. Bruno verbleekte, zijn beenisn werden zwaar, liet hoofd begon hem te draai en. Een laatste sprankel der hoop be hield hem echter nog de kracht om zijn loop voort te zetten. „Waar, waar is het huis?" vroeg Si mon-Brutus. „Daar, daar, achter den hoek!" zuchtte Bruno, bijna van spraak be roofd. oorzaakt. Zij meent, dat het zyn nut kan hebben, daarop de aandacht der regem ring te vestigen, zelfs indien niet tei- stond een aanvraag om steun in den vorm van rykstractement voor nieuw te stichten predikantsplaatsen wordt ge daan, en zou daarom willen voorstellen dat ae Synode het besluit nam, hierop reeds nu de regeering te wijzen. Nadat in de artikelen de dispensatie wordt bepaald voor den ttjd van vjjf jaar en er tevens bijgevoegd wordt, dat deze niet geweigerd mag worden, wordt het complex, van wetswijzigingen met algemeene stemmen aangenomen. De president brengt een woord van dank aan de commissie. Aan de# orde komt het rapport van den heer Bloem over het voorstel van Dr. Woldendorp om de Walen te brengen tot een clas sicaal ressort en niet meer tot een pro vinciaai ressort; terwijl dan het clas sicaal bestuur de bevoegdheid zou heb ben om eandidacen te mogen exanii neeren ter toelichting tot de Evange lisatiebediening. De conclusie van do meerderheid is: dit voorstel af te wij zen, de minderheid daarentegen beveelt de aanneming aan. Na breede bespreking wordt de con clusie van de meerderheid met i^i tegen clusie van de meerderheid met il tegen 7 stemmen verworpen. Tegen hebben geadviseerd Dr. Knap pert en de secretaris. Tegen hebhen gestemd de H.H. Eilerts de Haan, Dr. Niemeyer, Tammens, Boll Boonstra, Picard en de president. De verdere behandeling van de nu aangenomen conclusie der minderheid wordt uitgesteld tot De Gereformeerde Studenten. In „Fraternitas", groot Geref. Stu dentenblad schrijft ae Theol. student E. J. van Teylingen een open brief aan Prof. Dr. H. H. Kuyper, waaraan wij het volgende ontleenên: Op de openbare vergadering der clai sis Haarlem van 18 Mei j.l., hebt u on der meer met nadruk ongeveer het vol gende gezegd, toen u het vcorstel-Rali weg verdedigde om den examinator m Dogmatiek en Symboliek voortaan bij schriftelijke stemming aan te wijzen, ter wille van het groote belang deze* vakken, vooral in den tegenwoordigen tijd: „Het spijt mij, dat ik het zeggen moe^ maar de studenten van tegenwoordig, ook de theologische, zijn niet meer te vertrouwen. De classis aieze zich daar om een examinator 111 genoemde vakkeiv die een lijnen speurneus bezit"» Deze woorden, Professor, hebben mij en veel studenten mët mjj, zeer onaan genaam en pijnlijk, getroifen. Het is waar, uw gezegue bevat niet meer dan een algemeene indruk; op dezelide ver gadering gai u even tevoren toe, dat u veel oneven om inlichtingen omtrent bepaalde personen terzijde moest leg gen, eenvoudig omdat het u onmogelyK »vas met de uitgebreide en steeas wis selende studenirngeneratie een eenigs zins persocnlijK contact te heboen. Aiaai in haar algemeenheid bleef uW bescnul cuging dan toch naxiinxen in die over- vuile vergadering, ook in de ooren van diegenen, die Dy sommige gelegenheden niet meer critisch luisteren kunnen. Gaven uw woorden den toestand juist weer, Professor? Indien ja, dan is dat noch voor de V'. U. en Theol. Schoo\ noch voor u en uw collega's een loffe lijk getuigenis; want dan zijn die beide in gebreke geoleven vormend en steu nend op de studenten in te werken, hen vormend naar de Calvinistische levens visie en hen steunend bij hun moeilijk heden. En dan waren wij karakterloozen geworden, die onze heimelijke ketterijen voor de classicale speurneuzen verbor gen achterfrasen. Ja, dan zag de toekomst onzer Gereformeerde Kerken er menschelijkerwijze gesproken zeer -donker uit. Velen zijn het met mij eens, Profes sor, dat' dcor zulke uitlatingen als de uwe, de stemming in de Kerken ten aanzien van de studenten, die toch al niet zoo vriendelijk is, door velerlei mis verstand en verkeerde voorlichting, ge heel wordt bedorven, waardoor »*et al leen die Kerken, maai- ook de V. in ernstig gevaar worden gebracht, tei wijl zoo ook de verhouding tusschen Hoogleeraren en studenten fnuikend bw invloed wordt. Wij voelen uw woorden als een grie vend onrecht. En aizco zij nu om den hoek gekeerd waren, wees de jongeling met de sid' derende hand op eenige rookende puinhoopen; een schreeuw als een doodskreet brak hem uit de horst, hij wankelde op zijn beenen en stortte loodzwaar neder op den grond. Simon-Brutus staarde een wijl als bewusteloos in de blakende assche, waaronder het lijk van Genoveva vol gens aanwijzing van Bruno moest be graven liggen; dan Keerde hij het ge dicht er van af en zonk in droeve over peinzingen weg. Welhaast echter hief hij weder het hoofd op en sprak, met koele uitdruk king tót de soldaten, die hem hadden gevolg: „Draagt dezen gevangene terug naar de Markt er. bewaakt hem daar, tot dat ik u andere bevelen zende." De soldaten lichtten deïi ongelukki- gen jongeling van dei: grond em droe gen hem door de straat; zijn leiema- t-.r knieën slap en ontzenuwd, ais wa re hij reeds een lijk geweest. Simon-Brutus volgde van verre met den blik ter aarde gericht; hoezeer hij ook worstelde tegen smart en wroe ging. het beelti van Genoveva, in het midden der vlammen, tegen den ver- schrikkelijk&ten dood worstel on de, wilde hem niet verlaten. Intusschen hadden de Markt en de aanpalende straten een ander droevig tooneel aangeboden. Bij het zien van den rooden blaak, AAN HET ZOEKLICHT. Leiden, 9 Augustus 1926. Brouwer, onze collega van het „Friesch Dagblad" is dood. Hij was een man met singuliere journalistieke gaven. Als hij iets schreef, onvarscliillig over welk onderwerp oi in welk blad of tijdschrift, dan zeiden we: dat is Brouwer. llij had meer dan iemand anders iets eigens. Zijn werk droeg een eigen stempel. Hij schreef een zeer bijzonderen stijl die op den duur wei eens vermoeide, maar waardoor hij altiii weer de le zers tot lezen wist te dwingen. Zijn schrijven maakte den indruk, dat hij stond midden in het votte le ven, en toch was, hij door een soms zéér smartelijk lijden reeds jaren aan zijn ziekbed gebonden. Het vorig jaar had ik nog het voor recht een uurtje met hem te mogen praten. Hij sprak niet over zichzelf, over zijn lijden, over zijn gemis, maar over de toekomst van onze partij, over onze pers. over de droeve verdeeld heid, die overal openhaar wordt en over de onverschilligheid, die er in onze kringen vaak is ten opzichte, van de pers. Brouwer woekerde meer dan iemand anders met de gaven die God hem schonk. En nu is hij gestorven. Het aardsche huis zijns tabernakels ligt gebroken. Maar wat nood, hij heeft een gebouw bij God, eeuwig in de hemelen! OBSERVATOR Ik hoop zeer, sprekende namens vo- len, dat u ter wille van onzen goeden naam, uw oordeel alsnog in het opeis baar binnen de juiste en billjjke pro porties zult terugbrengen. Uit de carion-industxie. De verschillende vakvereenigingen voeren sinds eenige weken onderhan delingen met acht cartonfabrieken te Hoogkerk, Oudepekela en Winschoten over de vernieuwing van het coliocwof contract, dat op 1 Juli was afgeioopjn. De arbeiders hadden als voornaam- sten eisch gesteld een verhooging van de 1 cvonen met f 1.50 per week, waar door de minimum-loonen in Oudope- kela, Winschoten en Hoogkerk resp. op f23.50, f 24.25 en f25 zouden komen Dezen eisch hebben de cartonfabrikan ten afgewezen; zij waren van oordeei, dat de loonen met f 1.50 per week moesten worden verlaagd. De werkge vers toonden ter conferentie geneigd heid, de loonsverlaging terug te ne men, wanneer de besturen der arbei dersorganisaties bereid waren, de in trekking van den eisch tot loonsver- hooging te bevorderen. De werkne mers-organisaties waren daartoe niet bereid, omdat h.i. de toestand, waarin de cartonin dus trie verkeert, loonsver laging niet noodig maakt en de ge vraagde verbetering van de loonen vol komen wettigt. De arbeidersbonden stelden den fa brikanten tenslotte voor op den grond slag van loonsverhooging de onderhan delingen voort te zetten, teneinde al dus te pogen, op vreedzame wijze tot overeenstemming te geraken. De fabri kantqn hebhen overweging van dit voorstel toegezegd. De vergaderingen, inmiddels door de arbeiders gehouden, waren buiten gewoon druk bezocht. Met algeme ae stemmen werd de houding der bestu ren goedgekeurd en besloten werd on der geen enkel beding loonsverlaging te aanvaarden en vast te houden aan 1 oonsverhooging. Bij een conflict zouden ongeveer 1000 arbeiders zijn betrokken. Onderzoek naar de werkloosheid. Eenige weken geleden besloot de Ge meenteraad van Amsterdam op voor stel van Burgemeester en Wethouders die tot het binnenste der huizen den brand verkondigde, waren de bevende inwoners achter hun vensters verse lie nen en baden met den dood op het lijf den uitgestrekten vuurgloed gezien. Daar zij meenden, dat de gansche stad veroordeeld was om door de vlammen vernield te worden, spron gen de mees-ten uit huoi huizen en poogden zich door de vlucht te red den. In liet eerst wilden de Franse he soldaten hen terugdrijven en belet ten de poorten te bereiketi; zij haddeu zelfs meermalen onder hot vliedende volk geschoten; doch daar de menigte meest uit vrouwen, kinderen en stram me grijsaards bestond, lietei* zij ze ein delijk ongehinderd de stad- uitstroo- men. Zooveel het hun doenlijk was, namen zij de mannen gevangen, die nog in staat schenen om de wapens te dragen; evenwel, velen deaer laatstee geraakten insgelijks uit de stad en in het open veld. *t, Dit vlieden, dit gekerm duurde voort, toen eensklaps in de vorte een zonderling schouwspel zich vertoonde. Het was een rij nonnen met hunne Overste aan het hoofd; zij kwamiir langhaam van den kant. waar het Be gijnenhof stond, en schenen zich naar de plaats der Markt te richten, waar zij den Generaal te paard zagen zitten. De soldaten herkenden aan de klee- CW.ordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5