NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 JULI 1926
Aan het einde der week
De week, die heden eindigt, is noch
voor ons land, noch voor Europa, rijk
aan macnt'ge gebeurtenissen geweest.
Daarentegen heeft een deel van on
ze Koloniën weer een ernstige ramp ge
troffen, hetgeen begrijpelijk tot een
onderwerp van uitvoerige bespreking
in de Pers is geworden.
Onze beperkte plaatsruimte laat niet
toe veel daarvan te zeggen. Slechts
enkele opmerkingen mogen wij maken
Wij lezen zoo licht over kleine bij
zonderheden heen.
Zinnetjes als: „Geklaagd werd over
de weinige medewerking van de be
volking" „Er heerscht nog een pa
niekslemming" „Overal onderweg
ontmoet men menschen die doodenof
gewonden wegbrengen" hoe name
loos veel ellende houden ze niet in.
Wie de gemoedsstemming van den
Inlander ook van Sumatra kent,
weet dat hij, hoewel uiterlijk kalm,
soms innerlijk hevig geschokt kan zijn
als bovennatuurlijke rampen hem
treffen. Traditie en Mohammedaansch
geloof leeren hem fatalistisch aanne
men wat Allah over hem beschikt
heeft.
Toch wordt ook zijn ziel boroerd
door vragen „Waarom?" „Waartoe?"
Daar krijgt hij echter uit de Adat
voorschriften of traditie, noch van zijn
Mohammedaanschen voorganger ant
woord op. Versuft zit hij neer.
Intuïtief grijpt hij straks zijn bezit
met overgebleven familie op an ont
vlucht de streek van ellende. Anders
volgzaam en gedwee, hoort hij nu niet
naar de bevelen door bet wettig over
hem gestel! gezag gegeven.
Eerst dan wanneer ook over deze
streken de Zonne der Gerechtigheid in
volle middagklaarheid schijnen zal,
•zal dit volk leeren dat uit d.» hand
Zi ns Gods komen kwade en goede da
gen. voorspoed en tegenspuoJ.
Niet alleen in Indië, ook in Noord-
Afrika, in Zuid Europa en in West
Amerika kwamen min of meer ernsti
ge aardbevingen voor.
Hebben ze ons geleerd dat God voort
durend, ook in de krachten der natuur
ons onderwijst?
Voor hen, die zeer hard van de wal
len hebben geblazen over de onvoor
zichtige wijze waarop een aanUu n et
-bevoegden een verklaring machtig
werden van •volledig bevoegd „tand
meester" moet het wel een voldoening
zijn dat de Minister zoo aanstonds be
reid bevonden werd om een noodwetje
in te dienen, dat de fout radioaal wi;
verbeteren.
Het was te verwachten, dat de Voor
zitter, die den jaardag der Vrije Uni
versiteit zou openen, niet kor. zwijg?.n
van de vragen die deze Hoogeschool
beroeren.
Zeer rake dingen wist de beer Co-
lijn te zeggen.
Wij hopen van harte, dat do
studenten zullen hebben gevoeld,
dat ons Gereformeerde volk, in de
breedste opvatting van dat woord, best
kan verdragen dat zij een woord mee
spreken. Maar daaraan moeten zij dan
ook geen al te groote beteekenis hech
ten. Ais ze straks, door God met ken
nis begaafd, ook met wijsheid die ken
nis in het leven gaan toepassen zullen
ze zelf ondervinden dat jeugdige over
moed het voornaamste niet is.
Maar ook ons volk moet leeren in
spannende dagen nuchter te blijven
en uitspraken van leerlingen niet op
vatten als leerstellingen van volks
leiders.
Bovenal hopen we dat het broeder
lijk vermaan tot de Professoren uitge
gaan, waarin zij werden gewezen op
Jen pilcht om ook de psychologische
gevoigeD van een daad te wegen, ter-
vijl de aandrift van het gemoed tot
laden dringt, op de juist wijze ver
staan zij.
Het stemt droef, dat op het leven
der Spaansche Souvereinen een dubbe
len aanslag werd gepleegd.
Daarentegen stemt het tot
Leidsche Penkrassen»
Amcie,
We hebben lang geklaagd over wat
wij gewoon zijn te noemen het „slech-
e" weer, over den voortdurenden re-
.jen en de sterk wisselende weersge
steldheid, die in niets aan den zomer
iierinnerde en die voor tal van winkels
:?n bedrijven hoogst onaangename ge
volgen had.
Gelukkig is er nu eenige verande
ring ingetreden en hebben we nu al
menige dagen mogen genieten van liet
mooie zomerweer, dat naar ik hoop,
le voorbode is'van een heerlijken zo
mer.
Als ge in dezen tijd de vraag stelt
imice, waarom men naar den zomer
erlangt, dan denk ik dat een groot
,-ercentage daarbij in de eerste plaats
lenkt aan de vacantiegeneugten, die
men hoopt te smaken en in de twee-
Ie plaats aan de land- en tuinbouw
producten, die nog wel meer dan do
yaoantiegangers van het weer afhan
kelijk zijn.
Dat is wel een eigenaardig verschijn
;el en een bewijs, dat er toch wel iets
eranderd is de laatste jaren. Ik her-
inner mij nog heel goed den tijd, dat
slechts weinig menschen vacantie
ïadden. Ja, de dominé, de dokier en
de onderwijzers, die gingen zoo in den
zomer enkele weken uit, maar verder
vverd er door verreweg de meeste men
schen aan geen vacantie gedacht.
Een deel van de arbeidende bevol
king had een vrijen dag per jaar om
naar de kermis of do harddraverij te
gaan, een ander deel ging bij voor
keur naar een zendingsfeest niet al te
ver uit de buurt, weer anderen gingen
een dag uit visschen of uit rijden,
maar dan had men het ook gehad.
Dat is en ik acht dat gelukkig
amice nu wel wat anders geworden.
De vacanties site voor velen verlengd.
blijdschap dat een groot deel van het
Duitsclie volk voor het om-echt, dat
daar stond te gebeuren do oogen open
'deed. De heftige uitbarstingen vaneen
Rijksdaglid toch, wijzen er op dat uien
grimmig gestemd was, toen, na de on
gunstige referendum uitslag, men ook
de vereischte meerderheid in den
Rijksdag vervliegen zag.
Schijnt het Engelsche Parlement
vast besloten om enkele regelingen, in
verhand met het mijnconfiict, met
krachtige hand te treffen, de Fransche
Volksvertegenwoordiging heeft deze
week niet veel anders gedaan, dan
wantrouwig zijn Minister van Finan
ciën op de vingers kijken. Men vreest
dat Dinsdag het Kabinet weer ten val
gebracht zal worden.
Aan wie dan de taak?
Uit het grijs verleden.
DE FILISTIJNEN.
Het behoort wel tot de ironie der ge
schiedenis dat het land Israëls zijn
meest gebruikelijken naam dankt aan
den aartsvijand der Israëlieten. Want
„Palestina" beteekent „land der Filis
tijnen".
Oorspronkelijk verstond men onder
deze benaming alleen de streek waar
de Filistijnen woonden, bv. in Ps. 60
vers 10:
„Moab is mijn waschbekken;
Op Edom werp ik mijn sandaal;
Tegen Palestina hef ik mijn ooilogs-
kreet aan".
De Joodsche geschiedschrijver Fla-
vius Josephus, gebruikt den naam „Pa
lestina" nog in deze oorspronkelijke be
teekenis, doch in dezen zelfden tijd (de
tweede helft der eerste eeuw na Chris
tus) noemden de Romeinen het geheele
land der Joden reeds zoo, gelijk de on
der de keizers Vespasianus (6979) en
Titus (7981) geslagen munten bewij
zen. In deze wijdere beteekenis gebrui
ken de meeste latei'e Grieksche en Ro-
meinsche schrijvers de benaming „Pa
lestina", terwijl zij sedert de Kruis
tochten door Christenen, Joden en Mo
hammedanen bijna met uitsluiting van
elke andere gebezigd wordt om het
Heilige Land aan te duiden.
Het is dus juister, wanneer in het
Oude Testament van „Pelaesjëth(Pa
lestina) sprake is, dit woord (gelijk ook
Prof. Noordtzij in zijn vertaling uer
Psalmen doet) door „Filistéa", land
der Filistijnen (in hét Hebreeuwsch
„Pelisjtêm"), te vertalen.
Betreffende de afkomst der Filistij
nen bevat de Heilige' Schrift meerdere
gegevens, waaruit wij kunnen beslui
ten, dat hun oorspronkelijk vaderland
het Grieksche eiland Kreta is.
„Heb Ik Israël niet opgevoerd uit
Egypteland", zoo heet het in Amos 9
7, „en de Filistijnen uit Kaphthor, en
de Syriërs uit Kir?" In Jeremia 47 4
wordt van de Filistijnen gesproken als
van „het overschot van het eiland
Kaphthor". Met dit eiland Kaphthor
wordt Kreta bedoeld.
Op andere plaatsen in het Oude Tes
tament worden de Filistijnen „Kere-
thieten" genoemd b.v. in 1 Sam 30
14, waar we lezen, dat de Amalekieten
waren ingevallen „tegen het zuidpn van
de Kerethieten, en op hetgeen van Ju-
da is, en tegen het zuiden van Kaleb",
terwijl in vers 16 sprake is van den
grooten buit dien zij genomen hadden
„uit het land der Filistijnfen en uit het
land van Juda". Dezelfde benaming
komt voor in Ez. 25 16: „Daarom al-
zóó zegt de Heere Heere: Zie, Ik strek
mijne hand uit tegen de Filistijnen, en
zal de Kerethieten uitroeien en het
overblijfsel van de zeehaven verdoen"
en in Zef. 2:5: „Wee den inwoners van
de landstreek der zee, het volk der Ke-,
rethieten: het woord des Heeren zal
tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Fi-
en anderen die vroeger aan geen va
cantie dachten, hebben nu althans en
kele vrije dagen per jaar. De bedrijven
waar men geen vacantieregeling kent,
en waar men maar altijd voortzwoegt
van den eenen dag in den anderen,
zijn gelukkig te tellen.
Een bezwaar is alleen, dat bet met
vacantie gaan geld kost en dat de uit
gaven aan bet uitgaan verbonden,
voor niet weinigen bet vacantiegenot
wel een weinig bederven.
Over bet noodige en gewenschte van
een vacantietijd zou heel wtat te schrij
ven zijn amice, wat ik, laat ik d^t ev
maar dadelijk even bijzeggen, niet zal
doen. Daarvoor is bet hier niet de
plaats.
In 't algemeen wil ik wel dit zeggen,
dat een korte vacantietijd mij hoogst
gewenscht voorkomt, vooreerst omdat
vele menschen ver van hunne familie
verwijderd wonen en nu de gelegen
heid krijgen de oude familiebanden
wees eens aan te halen, maar dan ook
omdat een korte onderbreking van den
sleurgang van het leven, naar het mij
voorkomt, van veel beteekenis moet
worden geacht.
't Is mij dan ook meer dan eens op
gevallen, dat de heftigste bestrijders
van een vacantietijd voor de arbeiders,
zelf nooit verzuimen er zoo nu en dan
eens tusschen uit te gaan, en vaak
heel genoegelijk niet maar enkele da
gen, maar zelfs weken in een of ander
vacantieoord doorbrengen.
Waarom ze, wat ze voor zichzelf en
hunne kinderen nuttig achten en noo-
dig, niet aan anderen gunnen, is mij
nooit recht duidelijk geweest.
Een ernstig argument heb ik meer
dan eens geboord en ik erken, dat bet
niet geheel zonder beteekenis is. De
maatschappij, zoo beeft men gerede
neerd, kan die weelde nu eenmaal niet
dragen. De toestand van verreweg de
meeat* bedrijven is niet van dien aard,
listijnen land, en Ik' zal u verdoen, dat
er geen inwoner zal zijn."
Met deze benaming hangt ook samen
die van de Keréthi en de Peléthi, de
door Benaja, den zoon van Jojada,
aangevoerde lijfwacht van David, die
bij de troonsbestijging van Salomo een
belangrijke rol gespeeld heeft blijkens
1 Kon. 1 38. De naam Keréthi is afge
leid van Kreta en Peléthi is een ver
bastering van Pelisjti (Filistijn). De
eersten werden wellicht zoo genoemd
omdat zij meer Kretensisch bloed in
de aderen hadden dan de overige Fi
listijnen, die zich alzoo meer vermengd
hadden met andere volksstammen.
Kaphthor (Kreta) is alzoo volgens
het getuigenis der Schrift het stam
land der Filistijnen. In de volkerenta-
fel van Gen. 10 (vs. 14) lezen we even
wel, dat Misrajim (Egypte) de Kasloe-
chfm gewon, waaruit de Filistijnen
voortgekomen zijn, en de Kaphthorïm.
Hoe is deze plaats met de zoo straks
aangehaalde in overeenstemming te
brengen?
Om deze kwestie zoo mogelijk tot op
lossing te brengen (de Schrift bevat
natuurlijk geen onvereffenbare tegen
strijdigheden wat de waarheid kan
nooit met -zichzef in tegenspraak zijn),
dienen we ailereerst de vraag te stel
len: welk volk hebbed we onder deze
Kasloechim te verstaan? Dit is niet
met volkomen zekerheid te zeggen,
doch de meest waarschijnlijke opvat
ting is, dat we hier te doen hebben
met de bewoners van de landstreek
oostelijk van de Nijldelta, waar de berg
Kasios ligt.
Klaarblijkelijk zijn dus niet alle Fi
listijnen regelrecht uit Kreta naar de
kust van Kanaan getrokken, doch een
deel hunner is eerst in Noord-Egypte
oostelijk van de Delta, geland en is
daarna langzamerhand in Noordooste
lijke richting naar Gaza verder ge
trokken.
Reeds ten tijde der aartsvaders tref
fen we in Kanaan enkele Filistijnsche
volksplantingen, aan en zoowel in de
geschiedenis van Abraham als van
Izak lezen we van Abimélech, de Fi
listijnen koning, te Gerar.
De groote massa der Filistijnen heeft
zich evenwel omstreeks. 1200 v. Chr.
in hun latere woonplaats gevestigd.
Deze tocht maakt een onderdeel uit van
de z.g. Dorische volksverhuizing, die
groote volksbeweging, toen de bewo
ners van het Balkanschiereiland en de
eilanden en kusten der Algeïsche zee
hun toenmalige woonplaatsen verlie
ten en in Zuidelijke richting trokken
Omstreeks dienzelfden tijd (het tijd
vak der Richteren) ging de daadwer
kelijke heerschappij van Egypte over
West-Azië te niet.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
Het NederlandschDuilsche Verdrag.
Aan de orde is de voortzetting van üe
beraadslaging over het handels- en
credietverdrag met Duitschland.
De heer VAN AALTEN (V.-D.) con
stateert, dat hier een band geschapen
wordt tusschen handelsfaciliteilen en
crediet. Hij gelooft, dat wij op die ma
nier nooit van het crediet zullen afko
men, en stelt eenige aanvullingen vo ir
Slechts als aan zijn wenschen wordt
tegemoet gekomen, kan hij het verdrag
aanvaarden.
De "heer BAKKER (C.-H.) zegt, dat
dit ontwerp-verdrag voor den tuin
bouw niet ongunstig is en een breeder
afzetgebied schept, wat ook voor de in
dustrie van belang is.
De heer LOVINK (C.-H.) zal voor
stemmen, omdat het verdrag voord ee-
len brengt voor èxpprt. Hij vraagt of
bij specialiseering door Duitschland
ook arbitrage kan worden verkregen.
dat er voor het personeel een vacantie
tijd op over kan schieten. t
Ik weet niet m'n waarde of dat in
derdaad het geval is, maar in elk ge
val, het is een argument. Maar naar
'tmij voorkomt een argument waar
mee men toch wat voorzichtig moet
zijn. Ik heb meer dan eens menschen
ontmoet, die in allen ernst meenden,
dat ze zich de weelde van een vrijen
Zondag elke week, niet mochten ver
oorloven, maar ik heb nooit gemerkt,
dat ze daardoor nu zooveel beter af
waren. En zoo gaat 'thier ook wel
eenigszins. Er kan met eenigen goe
den wil vaak zooveel gedaan worden,
wat aanvankelijk onmogelijk bleek en
ik geloof ook niet dat het juist is, dat
de vacantiedagen zonder meer als ver
liesposten worden gehoekt.
Natuurlijk moet men niet overdrijf
ven. Wanneer iemand over een betrek
kelijk kleine beurs beschikt en niet
anders dan onder geleide in 't buiten
land kan reizen, dan geloof ik dat hij
verstandig doet met binnen de grenzen
te blijven. En 't is ook niet verstandig
om, als men slechts enkele vacantie
dagen heeft, in dien korten tijd overal
heen te trekken en zich geen oogen-
blik rust të gunnen, evenmin als 't ver
standig is in zulke dagen den grooten
Jan uit te hangen, wat men dan later
weer bitter moet bezuren.
Genot en geluk zijn heel betrekke
lijke begrippen. Gelukkig hij amice,
die de kunst verstaat van weinig ge
not veel te genieten en die in toepas
sing weet te brengen het woord dat
het niet in den overvloed is gelegen
dat men leeft van zijne goederen.
Dezer dagen zag ik in een der Zoek
licht! es de vraag aan de orde gesteld
of wij wel vaji weelde kunnen spreken
in dezen tijd en van weeldegoede^&n
en weeldeverteringen.
Een kennis van me beweerde, dat
De heer VAN DER WAERDEN (S.D
bestrijdt den heer Kortenhorst, die wil
terugslaan, zonder wapens te hebben.
De heer VAN VUUREN (R.K.) is van
meening, dat wij met verlenging van
het crediet groote, maar ook bedenke
lijke concessies hebben gedaan. Hij zal
alleen voorstemmen, omdat de regee
ring hem door de late indiening vrij
wel de gelegenheid tót tegenstemmen
heeft ontnomen.
Minister VAN KARNEBEEK wijst
op de eenheid, d,ie nu is ingetreden in
onze economische politiek, en gaat uit
voerig na de voorgeschiedenis van het
verdrag en wijst er op, dat de Kamer
dit verdrag niet als loopende zaak van
de vorige regeering had kunnen ac
cepteeren.
De minister zal ten bate van de in
dustrie nog verschillende punten bij
Duitschland tér sprake brengen, o.m.
melasse en cacao.
Wat betreft de oppositie, het is spr.
zeer aangenaam geweest, nader kennis
te hebben kunnen nemen van de rede
nen, die haar bewegen. Het ligt voor de
hand, dat de regeering verschillende
punten gaarne nog eens wil overwegen
Het heeft spreker getroffen, dat op
gemerkt is geworden, dat de betreffen
de organen niet goed gefunctioneerd
hebben en eigenlijk niet voor hun taak
berekend zijn. De Kamer moet vertrou
wen hebben in de organisatie der re
geering. Toen spreker aan het departe
ment kwam was er geen eenheid inza
ke de economische politiek. Men moest
zich dan eens tot dit, dan tot dat de
partement wenden.
Toen is deze werkwijze getroffen,
dat ten aanzien van vragen van volks-,
welvaart, samenwerking is verkregen
tusschen de betrokken departementen.
Een commissie voor de herziening van
de handelsverdragen is in het leven
geroepen, waarin vertegenwoordigers
van de departementen, van de Kamers
van Koophandel van Amsterdam eu
Rotterdam en van den Njjverheidsraad
zitting hebben.
Daarnaast bestaat een commissie
voor de onderhandelingen, bestaande
uit vertegenwoordigers van de depar
tementen uit den aard der zaak onder
leiding van den functionaris van bui-
tenlandsche zaken. Spreker weet geen
betere oplossing.
Spr. komt dan tot de kwestie van de
industrie. Hij-erkent, dat de oogst
voor de industrie niet zoo groot is als
voor den landbouw.. Hij ze£t echter toe
nog verschillende punten, o.m. melas
se en cacao, ter sprake te zullen bren
gen bij de Duitsclie- regeering. Wat de
regeling 'van- de warmbl-oedpaarden be
treft, heeft geen- l&nd meer dan wij.
Spr. komt nu-'öp de steerikool. De
invoer van steenköol was ia Duitsch
land practisch onmogelijk geworden.
Duitschland zöii ons alleen ter wille
zijn, als wij het contingent van uitvoer
naar Duitschland niet zouden publi
ceer en. Wanneer meii resultaten wil
bereiken, moet men zulk een verlan
gen respecteeren. Duitschland wensch-
te deze geheimhouding in verbaud
met onderhandelingen, die het met
*en ander land voerde.
Spr komt nu op de voorkeurtarie
ven. Er is zeer veel moeite gedaan
die ongelijkheid weg te nemen althans
te verminderen. Er waren verwachtin
gen gewekt, dat iets zou wórdm be
reikt, maar het is anders geloopen
Wij hebben nu één gelijkstelling ge
kregen met andere bui ten land sch e ha
vens. Deze gelijkstelling zal ingaan
2% maand na de ratificatie. Doch men
is er nog steesd over bezig.
De minister zal niet ingaan op do
vraag of de onderhandelaars niet be
kwaam geweest zijn, omdat ;lie vraag
van persoonlijken aard is. Wel kan
spr. zeggen, dat allen, die deskundig
waren, in de zaak gekend zijn.
Den heer van Aalten antwoordt spr.
dat bij geen bezwaar beeft het proto
col van onderteekening bekend te ma
ken. (Spr. leest het voor). Er is geen
aanleiding het aan de go-dkeuring
de groote fout van deze dagen juistT
is dat er vee! en veel te veel aan weel
deartikelen wordt uitgegeten. Wan
neer, zoo meende hij, over heel de linie
het leven versoberd werd en we leer
den eenvoudiger te leven, minder uit
te gaan, minder vacantiereisjss tc ma
ken enz dan zou de sociale kwest?e
met één slag zijn opgelost eu zouden
in de gegeven omstandigheden alle
menschep, gelukkig en tevreden kun
nen leven. x
Zooals ge echter hebt kunnen lezen
amice, denken de middenstanders en
de Kamers van Koophandel er heel
anders over en doen ze juist hun best
den minister te overtuigen dat wat hij
voor weeldeuitgaven aanziet en wat
dus voor weeldebelasting in" aanmer
king komt, heelemaal geen woelde is.
Ik zal mij niet in deze kwestie men
gen amice, maar merk alleen op, dat
als de Kamers van Koophandel gelijk
hebben, de sociale,, toestand wel haast
hopeloos is, vooral van hun kant be
zien. Want als er geen weelde is, dan
is er ook geen versobering van betee
kenis mogelijk, en dan vrees ik het
ergste.
Persoonlijk heb ik den indruk, maar
ik geef mijn meening graag voor be
ter, dat de toestand niet zóó ernstig is.
Natuurlijk, er is nog wel heel wat
te doen op maatschappelijk gebied,
maar ik ben ook van meening dat er
heel wat behoeften gekweekt wor
den en dat er vaak is een kunstma
tige ontevredenheid.
Zoo hoorde ik onlangs in een gezel
schap een dame vertellen dat zij met
een familie, die met name genoemd
werd, natuurlijk niet kon omgaan.
„Die menschen" zoo vertelde ze, zijn
beneden onzen stand. Nu waren „die
menschen" waarover 'thier ging heel
fatsoenlijke en nette menschen, maar
wi&r inkomen iet» lager: was dan van
RECLAME.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabletten 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten.75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten
der Staten Generaal te onderwerpen,
omdat het is een duiding van zekere
beginselen uit het groote verdrag
Het probleem van do handelspoli
tiek moet worden gezien uTt een oog-
pum van realiteit. Spr. fc^eft de on
dervinding geieerJ, dat de handelspo-
litiek-der Nederlandsche regeering ook
in moeilijke tijden, het "an1 ten goede
is gekomen. De heer Kortmhorst heeft
niet duidelijk kunnen maken, dat een
stelsel van compensatie juist tegen
over Duitschland succes zou hebben.
M m moet, om zulk een beginsel «in
practijk te kunnen oreugen, econo
misch sterk staan, Integpndee1 is
Duitschland juist in de positie om Ne
derland ten opzichte van den land- en
tuinbouw le treffen in zijn levensader
In zijn economische positie deugt
dat sielsei voor ons land niet.
Als spreker ziet, hoe het loopt met
de onderhandelingen tusschen andere
landen, vraagt hij zich af, of 1c cri-
tiek óie dit verdrag te beurt is geval
len, wel verdiend is. Hij wijst o.m. op
het Italiaansch-Duitsche verdrag. Het
Departement van Buitenlaudscae Za
ken is bereid, telkens ieder punt op te
nemen, dat in aanmerking wordt ge
bracht.
De minister adviseert, de verdragen,
zooals zij daar liggen, aan te nemen.
De minister van Financiën, de heer
DE GEER, wijst erop, dat tegenover 2
Nederlandsche concessies, die nauwe
lijks een offer zijn, 4 Duitsche conces
sies staan. Het gebruik van het cre
diet door de Duitsche industrie is af
nemend, zoodat men concurrentie in
dit opzicht niet behoeft te vreezen.
De heer v. Gijn heeft de verlenging
van het crediet een gevaar genoemd
voor de staatsfinanciën, omdat het
een leening op langen termijn betreft,
verstrekt uit gelden op korten termijn
opgenomen. Spr. wil gaarne onder het
oog zien of een getemperde consolida
tie v. de vlottende schuld moet plaats
hebben. Dit is echter een kwestie van
intern financieel beleid.
De heer KNOTTENBELT repliceert
en dient een motie in, die als het oor
deel der Kamer uitspreekt dat de be
oogde meestbegunstiging in het be tref
fende verdrag onvoldoende geregeld is
dat de voordeelen, door Nederlansche
zije gegevon, onevenredig groot zijn in
verhand met de faciliteiten, van
Duitschland verkregen. De regeering
wordt in die motie verzocht, de onder
handelingen te heropenen ter verkrij
ging van een volledige omschrijving
der mets thegunstiging en van aan de
Nederlandsche concessies meer even
redige voordeelen.
De heer OUD (V.D.) heeft niet het
minste vertrouwen, iat men meer zal
bereiken, als de onderhandelingen
worden hervat. Daarqm kan hij met
de motie niet meegaan. Hij kan niet
anders doen dan vóór het tractaat
stemmen, al doet hij dat met wantrou
wen in het beleid van net Departe
ment van Buitenlandsche Zaken.
De Minister van BuitenlanJsche Za
ken dupliceert en ontraadt aanneming
der motie-Knottenbelt. Op verzoek van
den heer v. Aalten brengt de minister
het protocol van onderteekening onder
bij de door de Kamer goed te keuren
verdragen en protocollen.
De motie-Knottenbelt wordt ver
worpen met 65 tegen 7 stemmen. (Vóór
de Vrijheidsbond).
Het ontwerp wordt hierna aange
nomen met 64 tegen 8 stemmed. Te
gen de Vrijheidsbond en de heir De
Visser (C.P.)
de' critische dame en die ook wat een
voudiger leefden.
Stel amice, dat ze het over hen uit
gesproken oordeel gehoord hebben'of
dat ze 't gevoeld hebben en begrepen.
L'an is er de kans dat ze zich ongeluk
kig gaan gevoelen, dat ze meenen iets
te missen. Vervoigens bestaat de mo
gelijkheid, dat ze zulleh probeeren hun
stand wat ,.op te voeren" en dan is de
ellende begonnen. Want dan komt de
ontevredenheid en worden de mis
schien niet geringe zorgen nogal meer
vermeerderd en is 'het sociale vraag
stuk alweer een tikje ingewikkelder
geworden.
En zoo gaat het in de practijk toch
maar al te vaak. Jongens uit eenvou
dige gezinnen die er maar al te dik
wijls aan herinnerd worden, dat de
werkkiel volstrekt niet els een eere
kleed wordt beschouwd en dat „Jan
Boezeroen" weinig gewaardeerd wordt
trachten zich omhoog of in ëlk geval
er uit te werken en 't zoover te bren
gen, dat ze een boord kunnen gaan
dragen. En de meisjes, die er weinig
voor voelen als ,,maar een dienstbode
te worden beschouwd, trachten liever
een „betrekking" te krijgen om al
thans den schijn te redden.
Zoo wordt het leven kunstmatig op
gevoerd en worden heel wat onnoo=
dige behoeften gekweekt, waarvan on
voldaanheid en ontevredenheid en ver
meerdering van de maatschappelijke
vragen het gevolg, is.
Laten we toezien amice, dat we daar
aan door ons optreden niet meewerken
'tls heel gemakkelijk over broeder
schap te praten en te bezingen de lief
lijkheid van 'tals broeders en zusters
samenwonen, maar dat geeft heel wei
nig ais er niet is onderlinge waardce-
ring ook van hen die'door God in een
andere levenspositie zijn geplaatst.
VERITAS,