NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 JULI 1926 Aan het einde der week De week, die heden eindigt, is noch voor ons land, noch voor Europa, rijk aan macnt'ge gebeurtenissen geweest. Daarentegen heeft een deel van on ze Koloniën weer een ernstige ramp ge troffen, hetgeen begrijpelijk tot een onderwerp van uitvoerige bespreking in de Pers is geworden. Onze beperkte plaatsruimte laat niet toe veel daarvan te zeggen. Slechts enkele opmerkingen mogen wij maken Wij lezen zoo licht over kleine bij zonderheden heen. Zinnetjes als: „Geklaagd werd over de weinige medewerking van de be volking" „Er heerscht nog een pa niekslemming" „Overal onderweg ontmoet men menschen die doodenof gewonden wegbrengen" hoe name loos veel ellende houden ze niet in. Wie de gemoedsstemming van den Inlander ook van Sumatra kent, weet dat hij, hoewel uiterlijk kalm, soms innerlijk hevig geschokt kan zijn als bovennatuurlijke rampen hem treffen. Traditie en Mohammedaansch geloof leeren hem fatalistisch aanne men wat Allah over hem beschikt heeft. Toch wordt ook zijn ziel boroerd door vragen „Waarom?" „Waartoe?" Daar krijgt hij echter uit de Adat voorschriften of traditie, noch van zijn Mohammedaanschen voorganger ant woord op. Versuft zit hij neer. Intuïtief grijpt hij straks zijn bezit met overgebleven familie op an ont vlucht de streek van ellende. Anders volgzaam en gedwee, hoort hij nu niet naar de bevelen door bet wettig over hem gestel! gezag gegeven. Eerst dan wanneer ook over deze streken de Zonne der Gerechtigheid in volle middagklaarheid schijnen zal, •zal dit volk leeren dat uit d.» hand Zi ns Gods komen kwade en goede da gen. voorspoed en tegenspuoJ. Niet alleen in Indië, ook in Noord- Afrika, in Zuid Europa en in West Amerika kwamen min of meer ernsti ge aardbevingen voor. Hebben ze ons geleerd dat God voort durend, ook in de krachten der natuur ons onderwijst? Voor hen, die zeer hard van de wal len hebben geblazen over de onvoor zichtige wijze waarop een aanUu n et -bevoegden een verklaring machtig werden van •volledig bevoegd „tand meester" moet het wel een voldoening zijn dat de Minister zoo aanstonds be reid bevonden werd om een noodwetje in te dienen, dat de fout radioaal wi; verbeteren. Het was te verwachten, dat de Voor zitter, die den jaardag der Vrije Uni versiteit zou openen, niet kor. zwijg?.n van de vragen die deze Hoogeschool beroeren. Zeer rake dingen wist de beer Co- lijn te zeggen. Wij hopen van harte, dat do studenten zullen hebben gevoeld, dat ons Gereformeerde volk, in de breedste opvatting van dat woord, best kan verdragen dat zij een woord mee spreken. Maar daaraan moeten zij dan ook geen al te groote beteekenis hech ten. Ais ze straks, door God met ken nis begaafd, ook met wijsheid die ken nis in het leven gaan toepassen zullen ze zelf ondervinden dat jeugdige over moed het voornaamste niet is. Maar ook ons volk moet leeren in spannende dagen nuchter te blijven en uitspraken van leerlingen niet op vatten als leerstellingen van volks leiders. Bovenal hopen we dat het broeder lijk vermaan tot de Professoren uitge gaan, waarin zij werden gewezen op Jen pilcht om ook de psychologische gevoigeD van een daad te wegen, ter- vijl de aandrift van het gemoed tot laden dringt, op de juist wijze ver staan zij. Het stemt droef, dat op het leven der Spaansche Souvereinen een dubbe len aanslag werd gepleegd. Daarentegen stemt het tot Leidsche Penkrassen» Amcie, We hebben lang geklaagd over wat wij gewoon zijn te noemen het „slech- e" weer, over den voortdurenden re- .jen en de sterk wisselende weersge steldheid, die in niets aan den zomer iierinnerde en die voor tal van winkels :?n bedrijven hoogst onaangename ge volgen had. Gelukkig is er nu eenige verande ring ingetreden en hebben we nu al menige dagen mogen genieten van liet mooie zomerweer, dat naar ik hoop, le voorbode is'van een heerlijken zo mer. Als ge in dezen tijd de vraag stelt imice, waarom men naar den zomer erlangt, dan denk ik dat een groot ,-ercentage daarbij in de eerste plaats lenkt aan de vacantiegeneugten, die men hoopt te smaken en in de twee- Ie plaats aan de land- en tuinbouw producten, die nog wel meer dan do yaoantiegangers van het weer afhan kelijk zijn. Dat is wel een eigenaardig verschijn ;el en een bewijs, dat er toch wel iets eranderd is de laatste jaren. Ik her- inner mij nog heel goed den tijd, dat slechts weinig menschen vacantie ïadden. Ja, de dominé, de dokier en de onderwijzers, die gingen zoo in den zomer enkele weken uit, maar verder vverd er door verreweg de meeste men schen aan geen vacantie gedacht. Een deel van de arbeidende bevol king had een vrijen dag per jaar om naar de kermis of do harddraverij te gaan, een ander deel ging bij voor keur naar een zendingsfeest niet al te ver uit de buurt, weer anderen gingen een dag uit visschen of uit rijden, maar dan had men het ook gehad. Dat is en ik acht dat gelukkig amice nu wel wat anders geworden. De vacanties site voor velen verlengd. blijdschap dat een groot deel van het Duitsclie volk voor het om-echt, dat daar stond te gebeuren do oogen open 'deed. De heftige uitbarstingen vaneen Rijksdaglid toch, wijzen er op dat uien grimmig gestemd was, toen, na de on gunstige referendum uitslag, men ook de vereischte meerderheid in den Rijksdag vervliegen zag. Schijnt het Engelsche Parlement vast besloten om enkele regelingen, in verhand met het mijnconfiict, met krachtige hand te treffen, de Fransche Volksvertegenwoordiging heeft deze week niet veel anders gedaan, dan wantrouwig zijn Minister van Finan ciën op de vingers kijken. Men vreest dat Dinsdag het Kabinet weer ten val gebracht zal worden. Aan wie dan de taak? Uit het grijs verleden. DE FILISTIJNEN. Het behoort wel tot de ironie der ge schiedenis dat het land Israëls zijn meest gebruikelijken naam dankt aan den aartsvijand der Israëlieten. Want „Palestina" beteekent „land der Filis tijnen". Oorspronkelijk verstond men onder deze benaming alleen de streek waar de Filistijnen woonden, bv. in Ps. 60 vers 10: „Moab is mijn waschbekken; Op Edom werp ik mijn sandaal; Tegen Palestina hef ik mijn ooilogs- kreet aan". De Joodsche geschiedschrijver Fla- vius Josephus, gebruikt den naam „Pa lestina" nog in deze oorspronkelijke be teekenis, doch in dezen zelfden tijd (de tweede helft der eerste eeuw na Chris tus) noemden de Romeinen het geheele land der Joden reeds zoo, gelijk de on der de keizers Vespasianus (6979) en Titus (7981) geslagen munten bewij zen. In deze wijdere beteekenis gebrui ken de meeste latei'e Grieksche en Ro- meinsche schrijvers de benaming „Pa lestina", terwijl zij sedert de Kruis tochten door Christenen, Joden en Mo hammedanen bijna met uitsluiting van elke andere gebezigd wordt om het Heilige Land aan te duiden. Het is dus juister, wanneer in het Oude Testament van „Pelaesjëth(Pa lestina) sprake is, dit woord (gelijk ook Prof. Noordtzij in zijn vertaling uer Psalmen doet) door „Filistéa", land der Filistijnen (in hét Hebreeuwsch „Pelisjtêm"), te vertalen. Betreffende de afkomst der Filistij nen bevat de Heilige' Schrift meerdere gegevens, waaruit wij kunnen beslui ten, dat hun oorspronkelijk vaderland het Grieksche eiland Kreta is. „Heb Ik Israël niet opgevoerd uit Egypteland", zoo heet het in Amos 9 7, „en de Filistijnen uit Kaphthor, en de Syriërs uit Kir?" In Jeremia 47 4 wordt van de Filistijnen gesproken als van „het overschot van het eiland Kaphthor". Met dit eiland Kaphthor wordt Kreta bedoeld. Op andere plaatsen in het Oude Tes tament worden de Filistijnen „Kere- thieten" genoemd b.v. in 1 Sam 30 14, waar we lezen, dat de Amalekieten waren ingevallen „tegen het zuidpn van de Kerethieten, en op hetgeen van Ju- da is, en tegen het zuiden van Kaleb", terwijl in vers 16 sprake is van den grooten buit dien zij genomen hadden „uit het land der Filistijnfen en uit het land van Juda". Dezelfde benaming komt voor in Ez. 25 16: „Daarom al- zóó zegt de Heere Heere: Zie, Ik strek mijne hand uit tegen de Filistijnen, en zal de Kerethieten uitroeien en het overblijfsel van de zeehaven verdoen" en in Zef. 2:5: „Wee den inwoners van de landstreek der zee, het volk der Ke-, rethieten: het woord des Heeren zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Fi- en anderen die vroeger aan geen va cantie dachten, hebben nu althans en kele vrije dagen per jaar. De bedrijven waar men geen vacantieregeling kent, en waar men maar altijd voortzwoegt van den eenen dag in den anderen, zijn gelukkig te tellen. Een bezwaar is alleen, dat bet met vacantie gaan geld kost en dat de uit gaven aan bet uitgaan verbonden, voor niet weinigen bet vacantiegenot wel een weinig bederven. Over bet noodige en gewenschte van een vacantietijd zou heel wtat te schrij ven zijn amice, wat ik, laat ik d^t ev maar dadelijk even bijzeggen, niet zal doen. Daarvoor is bet hier niet de plaats. In 't algemeen wil ik wel dit zeggen, dat een korte vacantietijd mij hoogst gewenscht voorkomt, vooreerst omdat vele menschen ver van hunne familie verwijderd wonen en nu de gelegen heid krijgen de oude familiebanden wees eens aan te halen, maar dan ook omdat een korte onderbreking van den sleurgang van het leven, naar het mij voorkomt, van veel beteekenis moet worden geacht. 't Is mij dan ook meer dan eens op gevallen, dat de heftigste bestrijders van een vacantietijd voor de arbeiders, zelf nooit verzuimen er zoo nu en dan eens tusschen uit te gaan, en vaak heel genoegelijk niet maar enkele da gen, maar zelfs weken in een of ander vacantieoord doorbrengen. Waarom ze, wat ze voor zichzelf en hunne kinderen nuttig achten en noo- dig, niet aan anderen gunnen, is mij nooit recht duidelijk geweest. Een ernstig argument heb ik meer dan eens geboord en ik erken, dat bet niet geheel zonder beteekenis is. De maatschappij, zoo beeft men gerede neerd, kan die weelde nu eenmaal niet dragen. De toestand van verreweg de meeat* bedrijven is niet van dien aard, listijnen land, en Ik' zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn." Met deze benaming hangt ook samen die van de Keréthi en de Peléthi, de door Benaja, den zoon van Jojada, aangevoerde lijfwacht van David, die bij de troonsbestijging van Salomo een belangrijke rol gespeeld heeft blijkens 1 Kon. 1 38. De naam Keréthi is afge leid van Kreta en Peléthi is een ver bastering van Pelisjti (Filistijn). De eersten werden wellicht zoo genoemd omdat zij meer Kretensisch bloed in de aderen hadden dan de overige Fi listijnen, die zich alzoo meer vermengd hadden met andere volksstammen. Kaphthor (Kreta) is alzoo volgens het getuigenis der Schrift het stam land der Filistijnen. In de volkerenta- fel van Gen. 10 (vs. 14) lezen we even wel, dat Misrajim (Egypte) de Kasloe- chfm gewon, waaruit de Filistijnen voortgekomen zijn, en de Kaphthorïm. Hoe is deze plaats met de zoo straks aangehaalde in overeenstemming te brengen? Om deze kwestie zoo mogelijk tot op lossing te brengen (de Schrift bevat natuurlijk geen onvereffenbare tegen strijdigheden wat de waarheid kan nooit met -zichzef in tegenspraak zijn), dienen we ailereerst de vraag te stel len: welk volk hebbed we onder deze Kasloechim te verstaan? Dit is niet met volkomen zekerheid te zeggen, doch de meest waarschijnlijke opvat ting is, dat we hier te doen hebben met de bewoners van de landstreek oostelijk van de Nijldelta, waar de berg Kasios ligt. Klaarblijkelijk zijn dus niet alle Fi listijnen regelrecht uit Kreta naar de kust van Kanaan getrokken, doch een deel hunner is eerst in Noord-Egypte oostelijk van de Delta, geland en is daarna langzamerhand in Noordooste lijke richting naar Gaza verder ge trokken. Reeds ten tijde der aartsvaders tref fen we in Kanaan enkele Filistijnsche volksplantingen, aan en zoowel in de geschiedenis van Abraham als van Izak lezen we van Abimélech, de Fi listijnen koning, te Gerar. De groote massa der Filistijnen heeft zich evenwel omstreeks. 1200 v. Chr. in hun latere woonplaats gevestigd. Deze tocht maakt een onderdeel uit van de z.g. Dorische volksverhuizing, die groote volksbeweging, toen de bewo ners van het Balkanschiereiland en de eilanden en kusten der Algeïsche zee hun toenmalige woonplaatsen verlie ten en in Zuidelijke richting trokken Omstreeks dienzelfden tijd (het tijd vak der Richteren) ging de daadwer kelijke heerschappij van Egypte over West-Azië te niet. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. Het NederlandschDuilsche Verdrag. Aan de orde is de voortzetting van üe beraadslaging over het handels- en credietverdrag met Duitschland. De heer VAN AALTEN (V.-D.) con stateert, dat hier een band geschapen wordt tusschen handelsfaciliteilen en crediet. Hij gelooft, dat wij op die ma nier nooit van het crediet zullen afko men, en stelt eenige aanvullingen vo ir Slechts als aan zijn wenschen wordt tegemoet gekomen, kan hij het verdrag aanvaarden. De "heer BAKKER (C.-H.) zegt, dat dit ontwerp-verdrag voor den tuin bouw niet ongunstig is en een breeder afzetgebied schept, wat ook voor de in dustrie van belang is. De heer LOVINK (C.-H.) zal voor stemmen, omdat het verdrag voord ee- len brengt voor èxpprt. Hij vraagt of bij specialiseering door Duitschland ook arbitrage kan worden verkregen. dat er voor het personeel een vacantie tijd op over kan schieten. t Ik weet niet m'n waarde of dat in derdaad het geval is, maar in elk ge val, het is een argument. Maar naar 'tmij voorkomt een argument waar mee men toch wat voorzichtig moet zijn. Ik heb meer dan eens menschen ontmoet, die in allen ernst meenden, dat ze zich de weelde van een vrijen Zondag elke week, niet mochten ver oorloven, maar ik heb nooit gemerkt, dat ze daardoor nu zooveel beter af waren. En zoo gaat 'thier ook wel eenigszins. Er kan met eenigen goe den wil vaak zooveel gedaan worden, wat aanvankelijk onmogelijk bleek en ik geloof ook niet dat het juist is, dat de vacantiedagen zonder meer als ver liesposten worden gehoekt. Natuurlijk moet men niet overdrijf ven. Wanneer iemand over een betrek kelijk kleine beurs beschikt en niet anders dan onder geleide in 't buiten land kan reizen, dan geloof ik dat hij verstandig doet met binnen de grenzen te blijven. En 't is ook niet verstandig om, als men slechts enkele vacantie dagen heeft, in dien korten tijd overal heen te trekken en zich geen oogen- blik rust të gunnen, evenmin als 't ver standig is in zulke dagen den grooten Jan uit te hangen, wat men dan later weer bitter moet bezuren. Genot en geluk zijn heel betrekke lijke begrippen. Gelukkig hij amice, die de kunst verstaat van weinig ge not veel te genieten en die in toepas sing weet te brengen het woord dat het niet in den overvloed is gelegen dat men leeft van zijne goederen. Dezer dagen zag ik in een der Zoek licht! es de vraag aan de orde gesteld of wij wel vaji weelde kunnen spreken in dezen tijd en van weeldegoede^&n en weeldeverteringen. Een kennis van me beweerde, dat De heer VAN DER WAERDEN (S.D bestrijdt den heer Kortenhorst, die wil terugslaan, zonder wapens te hebben. De heer VAN VUUREN (R.K.) is van meening, dat wij met verlenging van het crediet groote, maar ook bedenke lijke concessies hebben gedaan. Hij zal alleen voorstemmen, omdat de regee ring hem door de late indiening vrij wel de gelegenheid tót tegenstemmen heeft ontnomen. Minister VAN KARNEBEEK wijst op de eenheid, d,ie nu is ingetreden in onze economische politiek, en gaat uit voerig na de voorgeschiedenis van het verdrag en wijst er op, dat de Kamer dit verdrag niet als loopende zaak van de vorige regeering had kunnen ac cepteeren. De minister zal ten bate van de in dustrie nog verschillende punten bij Duitschland tér sprake brengen, o.m. melasse en cacao. Wat betreft de oppositie, het is spr. zeer aangenaam geweest, nader kennis te hebben kunnen nemen van de rede nen, die haar bewegen. Het ligt voor de hand, dat de regeering verschillende punten gaarne nog eens wil overwegen Het heeft spreker getroffen, dat op gemerkt is geworden, dat de betreffen de organen niet goed gefunctioneerd hebben en eigenlijk niet voor hun taak berekend zijn. De Kamer moet vertrou wen hebben in de organisatie der re geering. Toen spreker aan het departe ment kwam was er geen eenheid inza ke de economische politiek. Men moest zich dan eens tot dit, dan tot dat de partement wenden. Toen is deze werkwijze getroffen, dat ten aanzien van vragen van volks-, welvaart, samenwerking is verkregen tusschen de betrokken departementen. Een commissie voor de herziening van de handelsverdragen is in het leven geroepen, waarin vertegenwoordigers van de departementen, van de Kamers van Koophandel van Amsterdam eu Rotterdam en van den Njjverheidsraad zitting hebben. Daarnaast bestaat een commissie voor de onderhandelingen, bestaande uit vertegenwoordigers van de depar tementen uit den aard der zaak onder leiding van den functionaris van bui- tenlandsche zaken. Spreker weet geen betere oplossing. Spr. komt dan tot de kwestie van de industrie. Hij-erkent, dat de oogst voor de industrie niet zoo groot is als voor den landbouw.. Hij ze£t echter toe nog verschillende punten, o.m. melas se en cacao, ter sprake te zullen bren gen bij de Duitsclie- regeering. Wat de regeling 'van- de warmbl-oedpaarden be treft, heeft geen- l&nd meer dan wij. Spr. komt nu-'öp de steerikool. De invoer van steenköol was ia Duitsch land practisch onmogelijk geworden. Duitschland zöii ons alleen ter wille zijn, als wij het contingent van uitvoer naar Duitschland niet zouden publi ceer en. Wanneer meii resultaten wil bereiken, moet men zulk een verlan gen respecteeren. Duitschland wensch- te deze geheimhouding in verbaud met onderhandelingen, die het met *en ander land voerde. Spr komt nu op de voorkeurtarie ven. Er is zeer veel moeite gedaan die ongelijkheid weg te nemen althans te verminderen. Er waren verwachtin gen gewekt, dat iets zou wórdm be reikt, maar het is anders geloopen Wij hebben nu één gelijkstelling ge kregen met andere bui ten land sch e ha vens. Deze gelijkstelling zal ingaan 2% maand na de ratificatie. Doch men is er nog steesd over bezig. De minister zal niet ingaan op do vraag of de onderhandelaars niet be kwaam geweest zijn, omdat ;lie vraag van persoonlijken aard is. Wel kan spr. zeggen, dat allen, die deskundig waren, in de zaak gekend zijn. Den heer van Aalten antwoordt spr. dat bij geen bezwaar beeft het proto col van onderteekening bekend te ma ken. (Spr. leest het voor). Er is geen aanleiding het aan de go-dkeuring de groote fout van deze dagen juistT is dat er vee! en veel te veel aan weel deartikelen wordt uitgegeten. Wan neer, zoo meende hij, over heel de linie het leven versoberd werd en we leer den eenvoudiger te leven, minder uit te gaan, minder vacantiereisjss tc ma ken enz dan zou de sociale kwest?e met één slag zijn opgelost eu zouden in de gegeven omstandigheden alle menschep, gelukkig en tevreden kun nen leven. x Zooals ge echter hebt kunnen lezen amice, denken de middenstanders en de Kamers van Koophandel er heel anders over en doen ze juist hun best den minister te overtuigen dat wat hij voor weeldeuitgaven aanziet en wat dus voor weeldebelasting in" aanmer king komt, heelemaal geen woelde is. Ik zal mij niet in deze kwestie men gen amice, maar merk alleen op, dat als de Kamers van Koophandel gelijk hebben, de sociale,, toestand wel haast hopeloos is, vooral van hun kant be zien. Want als er geen weelde is, dan is er ook geen versobering van betee kenis mogelijk, en dan vrees ik het ergste. Persoonlijk heb ik den indruk, maar ik geef mijn meening graag voor be ter, dat de toestand niet zóó ernstig is. Natuurlijk, er is nog wel heel wat te doen op maatschappelijk gebied, maar ik ben ook van meening dat er heel wat behoeften gekweekt wor den en dat er vaak is een kunstma tige ontevredenheid. Zoo hoorde ik onlangs in een gezel schap een dame vertellen dat zij met een familie, die met name genoemd werd, natuurlijk niet kon omgaan. „Die menschen" zoo vertelde ze, zijn beneden onzen stand. Nu waren „die menschen" waarover 'thier ging heel fatsoenlijke en nette menschen, maar wi&r inkomen iet» lager: was dan van RECLAME. MIJNHARDT's Hoofdpijn-Tabletten 60 ct. Laxeer-Tabletten 60 ct. Zenuw-Tabletten 75 ct. Staal-Tabletten 90 ct. Maag-Tabletten.75 ct. Bij Apoth. en Drogisten der Staten Generaal te onderwerpen, omdat het is een duiding van zekere beginselen uit het groote verdrag Het probleem van do handelspoli tiek moet worden gezien uTt een oog- pum van realiteit. Spr. fc^eft de on dervinding geieerJ, dat de handelspo- litiek-der Nederlandsche regeering ook in moeilijke tijden, het "an1 ten goede is gekomen. De heer Kortmhorst heeft niet duidelijk kunnen maken, dat een stelsel van compensatie juist tegen over Duitschland succes zou hebben. M m moet, om zulk een beginsel «in practijk te kunnen oreugen, econo misch sterk staan, Integpndee1 is Duitschland juist in de positie om Ne derland ten opzichte van den land- en tuinbouw le treffen in zijn levensader In zijn economische positie deugt dat sielsei voor ons land niet. Als spreker ziet, hoe het loopt met de onderhandelingen tusschen andere landen, vraagt hij zich af, of 1c cri- tiek óie dit verdrag te beurt is geval len, wel verdiend is. Hij wijst o.m. op het Italiaansch-Duitsche verdrag. Het Departement van Buitenlaudscae Za ken is bereid, telkens ieder punt op te nemen, dat in aanmerking wordt ge bracht. De minister adviseert, de verdragen, zooals zij daar liggen, aan te nemen. De minister van Financiën, de heer DE GEER, wijst erop, dat tegenover 2 Nederlandsche concessies, die nauwe lijks een offer zijn, 4 Duitsche conces sies staan. Het gebruik van het cre diet door de Duitsche industrie is af nemend, zoodat men concurrentie in dit opzicht niet behoeft te vreezen. De heer v. Gijn heeft de verlenging van het crediet een gevaar genoemd voor de staatsfinanciën, omdat het een leening op langen termijn betreft, verstrekt uit gelden op korten termijn opgenomen. Spr. wil gaarne onder het oog zien of een getemperde consolida tie v. de vlottende schuld moet plaats hebben. Dit is echter een kwestie van intern financieel beleid. De heer KNOTTENBELT repliceert en dient een motie in, die als het oor deel der Kamer uitspreekt dat de be oogde meestbegunstiging in het be tref fende verdrag onvoldoende geregeld is dat de voordeelen, door Nederlansche zije gegevon, onevenredig groot zijn in verhand met de faciliteiten, van Duitschland verkregen. De regeering wordt in die motie verzocht, de onder handelingen te heropenen ter verkrij ging van een volledige omschrijving der mets thegunstiging en van aan de Nederlandsche concessies meer even redige voordeelen. De heer OUD (V.D.) heeft niet het minste vertrouwen, iat men meer zal bereiken, als de onderhandelingen worden hervat. Daarqm kan hij met de motie niet meegaan. Hij kan niet anders doen dan vóór het tractaat stemmen, al doet hij dat met wantrou wen in het beleid van net Departe ment van Buitenlandsche Zaken. De Minister van BuitenlanJsche Za ken dupliceert en ontraadt aanneming der motie-Knottenbelt. Op verzoek van den heer v. Aalten brengt de minister het protocol van onderteekening onder bij de door de Kamer goed te keuren verdragen en protocollen. De motie-Knottenbelt wordt ver worpen met 65 tegen 7 stemmen. (Vóór de Vrijheidsbond). Het ontwerp wordt hierna aange nomen met 64 tegen 8 stemmed. Te gen de Vrijheidsbond en de heir De Visser (C.P.) de' critische dame en die ook wat een voudiger leefden. Stel amice, dat ze het over hen uit gesproken oordeel gehoord hebben'of dat ze 't gevoeld hebben en begrepen. L'an is er de kans dat ze zich ongeluk kig gaan gevoelen, dat ze meenen iets te missen. Vervoigens bestaat de mo gelijkheid, dat ze zulleh probeeren hun stand wat ,.op te voeren" en dan is de ellende begonnen. Want dan komt de ontevredenheid en worden de mis schien niet geringe zorgen nogal meer vermeerderd en is 'het sociale vraag stuk alweer een tikje ingewikkelder geworden. En zoo gaat het in de practijk toch maar al te vaak. Jongens uit eenvou dige gezinnen die er maar al te dik wijls aan herinnerd worden, dat de werkkiel volstrekt niet els een eere kleed wordt beschouwd en dat „Jan Boezeroen" weinig gewaardeerd wordt trachten zich omhoog of in ëlk geval er uit te werken en 't zoover te bren gen, dat ze een boord kunnen gaan dragen. En de meisjes, die er weinig voor voelen als ,,maar een dienstbode te worden beschouwd, trachten liever een „betrekking" te krijgen om al thans den schijn te redden. Zoo wordt het leven kunstmatig op gevoerd en worden heel wat onnoo= dige behoeften gekweekt, waarvan on voldaanheid en ontevredenheid en ver meerdering van de maatschappelijke vragen het gevolg, is. Laten we toezien amice, dat we daar aan door ons optreden niet meewerken 'tls heel gemakkelijk over broeder schap te praten en te bezingen de lief lijkheid van 'tals broeders en zusters samenwonen, maar dat geeft heel wei nig ais er niet is onderlinge waardce- ring ook van hen die'door God in een andere levenspositie zijn geplaatst. VERITAS,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 6