NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 3 JULI 1920 TWEEDE BLAD. S it "deSchriïten!' NIET BEDROEFD ALS DE ANDEREN Doch brokers, ik wil niet, dat gjj onwetehde zgt van de gene^ die ontslapen zijn, op dat gij niét bedroefd z(jt, ge lijk als de anderen, die geene hope hebben. i Thess. 413. Op de volle droefheid over het ver lies van ooize lieve dooden volgt de Leege pijn over ïiun gemis. Wje kent niet, bn eigen ervaring en doorvyaar- liieming bij anderen het onderscheid tusschea1 dat verliezen en dat missen, die toch ook weer zoo onlosmake lijk met elkaar verbonden zijn? H et verliezen, dat is de slag die valt, vo'ïtzu- v c onvoorzien. Het is tiet Dre- kei Ven do levensbanden, waarmua op éé.i dag ons alles tegelijk ontvalt wat we in hun leven aan hen hadden. Maar het missen, dat is de ontleding van ons verb cs in al zijn deel en en ion cl erd telen. Het is de onrdek king van al de groote en kleine rijkdommen, die we dagelijks mochten genieten. Het missen blijft duren en gaat met voorbij zooals de eerste wreede pijn van het verliezen. Hoe verschillend is' ook de hou- c ii g van de menschen. Als de slag valt, dan schrikken ,ze op, ;en"7dak komen ,ze [hun .dee.iieiningliiijuwjdroet- heid toonen. Ze gevoelen het in meer der of minder mate met u mee. aEni die deelnemig verkwikt .uw ziel, j ook al geeft ze u niet terug wat u ontviel'. Maar dan gaan ze ook weer ~_van u, elk zijiD eigen leven in.r Een en* kele zoekt u nog eens op. Maar dè moesten ontmoet ge nauwelijks meer. En ge neemt het hun niet kwalijkj: het is niet te vergen, dat zij altijd met uw leed zullen bezig zijn. En zoo komt dan de lange, lange Itijd, de vele dagen van rouw, waarin ge u zoo alleen gevoelen kunt. De trouw, waarin de deelneming zoo schaars is, soms wel overslaat in mee dogenloosheid, en waarin maar een zeer enkele opzet lelijk over uw ge* mis u komt troosten. Aan die rouw des harten, dacht de Apostel Paulus, toen hij in zijp eer sten Brief aan de fhessaionicenisen die welbekende woorden schreef van het niet bedroefd zijn gelijk ais de (anderen, die geen hoop hebben. Hij laat er toch aan voorafgaan: „Doch broeders, ik wil niet, dat gij onweten de zijt van degenen, die ontslapen zijn". Die ontslapen zijn; niet die sterven, maar die reeds korter of lan ger tijd rusten in het stof. Dan toch gaat het denken aan on ze afgestorvenen niet alleen naar het Verleden tbrug, maar strekken onze f edachten ook naar de toekomst uit. iet eerst voor onszelf; we zien dan vóór ons dat lange leven want ge mis valt altijd lang waarin we hen niet mees zullen hebben. Maar wie gelooft aan een- toekomst ma dit leven, wekt de liefde tot wie werden weggenomen, ook een denken aan hun lot. En dit wordt juist ge vonden bij de Christenen. Met betrekking tot de toekomst van onze ontslapenen geeft nu de Apos tel hier een onderrichting, die ten aoel heeft, dat gij niet bedroefd zijt, ge lijk als 'de anderen, die geen hope hebben. Droefheid, en rouw is er in elk men- echeaiiiart, dat liefheeft. Bij' geloovi- gen en ongeloovigen, bij; Christenen en niet-Ghxistenen. Daar hi verschillen ze niet. Maar bij de laatsten is het een droef heid zonder hope, zonder beter uitj- zicht. Hoogstens ait, dat men met zijn dooden in liet graf vereen!gd zal wor den. Bitter schrale -troost. En nu wil de Apostel voor de ChrisP tenen daar in Thessalonica, en Go a de Heilige Geest wii door hem voor de eloovigen van alle tijden -r- een licht e hope in die toekomst van hun af gestorvenen ontsteken. De bekommernis over de ontslape- nen betrof niet de zaligheid hunner ziel bij den Heere, maai' richtte zichi op wat er geschieden zou bij' de weder komst des Iieeren. Als "de Heere kwam, dan zou het voor de nog le venden een dag van verlossing enblijdi schap zijn. Maar, zoo vroeg men zich] af, hoe zal het dan zijn met onze ontr slapenen? Blijven die dan achter r Zui len die den>Heere niet zien? Hierop nu geeft de Apostel voert eerst in 't algemeen een antwoord, dat God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, weder brengen, zal met Hem. Maar dan ook, dat de Heere zal ne derdalen van den hemel met de stem der archangels. Dan zullen, die in Christus gestorven zijn, eerst opstaan. En daarna zullen die nog leven met hen opgenomen worden den Heere tegemoet. Zoo zal de dag der hereeniging- met Christus tegelijk def hereeniging met onze in Jezus ontslapenen brengen. Aldus is de droefheid en rouw over de ontslapenen slechts van tijdelij'ken en voorbij gaanden aard. Hét duurt niet eeuwig. Het is niet meer dan een tij delijke scheiding, die straks wordt op- fcgeheven. Niet om het aardsche be staan voort te zetten, maar om te zal men met hen altoos met den Heere er wezen. Zoo gaat voor den Christen de weg door gemis en rouw niet naar beneden om te eindigen in het graf en den hoop-loozen dood, maar naar boven om te bereiken het eeuwige leven, de eeuwige vreugde en de eeuwige heer lijkheid. De bedroefdheid over het tijdellijk gemis blijft ons met de anderen, die geen hope hebben, gemeen. Maar ze is slechts een doorgang na^r eeuwige vertroosting, blijdschap. Waarlijk, de Apostel mocht wel be sluiten: Zoo dan, vertroost elkandei; met deze woorden. En hierin is dan ook juist voor dat lange gemis, dat na de droefheid over het verlies aan de blijdschap van ons hart knaagt, de bijzondere troost, door den .Heere ons bereid. O, in die eerste dagen, waarin de droefheid het hart bestormt, kan God zoo wonder krachtig ons op een rots steen zetten, waar de stormen wel ons aangezicht met tranen besproeien, maar onze ziel niet schaden kunnen. Dan is het, alsof God met zijn h<3- melsche vertroostingen ons nabij komt, en ons al in voorsmaak wil laten deei- len in dal* wat onze lieve in Jezus ointp slapen dooden nu volkomen ervaren, dat God alle tranen van hunne oogen zal afwisschen. Maar daarna moeten we weer van den berg der vertroosting at het don kere levenspad op. Dan komt het schier troostelooze missen. En hier nu troost uw God u met dat zalig en heei> lijk uitzicht, dat alles goed maakt: We zullen straks te zamen aituos met den Heere wezen. GEEN HOPE HEBBENDE. Als tegenhanger van wat de Apostel Paulus schreef aan de Thessalonicen- sen, laten wij hier volgen een door vorm en inhoud ontroerend gedicht van den socialistischen dichter Adama van Scheltema, over „De keerende kudde" waarin het leven buiten Jezus wordt geteekend: De dag vergaat, de peinzende avond stond, Hangt zwijgend naar de wijde hei ge bogen De grijze kudde komt te kooi getogen, Een zacht getrappel op den doffen grond. En met den droomenden avond in zijn oogen, Maar zonder woorden in zijn stillen mond, Volgt ben de herder met den moeden hond, Hij die hen leidde en die, door hem be wogen. Gij gaat als zij, illussies van dit leven, Van hoop, geloof en liefde en roem en maent, Gestalten die mij zachtkens gaat be geven. Gij gaat als zij, want spoedig komt de nacht, Die al wat ik gedacht heb en bedreven, Heenvaagt als één hulpelooze klacntl KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK. Drietal. Te Den Haag (officieel), J. W. Groot Enzerink te Leiden, C. Fer guson te Durgerdam en L. C. W. Eke- ring te Amsterdam. Beroepen: Te Hedel, H. Ewold, te Raamsdonk. Te Dwingelo, J. Homan te Beerta. Te Zetten—Andelst, J. Kievit, te Baarn. GEREF. KERKEN. Beroepen: Te Nieuwendam en te Mijdrecht A. K. Krabbe, cand. te Meppel. Bedankt: Voor Delft, mr. W. S. de Vries te Tzum. Beroepbaar. De heer H. J. Jager te Appingedam is door de classis Appingedam beroep baar verklaard in de Geref. Kerken. De schorsing van Ds. Smelik. Donderdagavond heeft er ecu samen spreking plaats gehad tusschen een commissie uit de classis Breukelen en den kerkeraad der Geref. kerk van Tienhoven (U.) over de schorsing van Ds. Smelik, predikant dier gemeente. Naar gemeld wordt, zal Ds. S. Zon dag niet preeken, hoewel hij daarme de allerminst de wettigheid van lift schorsingsbesluit der classis erkeut, terwijl het verder ook nog absoluut niet zeker is, dat hij de verdere Zon dagen gedurende zijn schorsingstijd niet zal optreden. De gemeente van Tienhoven staat voor een groot deel achter haai predi kant. De Synode van Assen opnieuw bijeen. Wij gaven dezer dagen het oordeel van prof. Hepp in „De Reformatie die meende, dat aan het verzoek der clas sis Zaandam aan de Synode, om bin nen drie maanden bijeen te komen ten einde een bezwaarschrift van Dr. Kop penaal te behandelen, moet worden voldaan. In „De Bazuin" denkt Prof. Bouw man er anders over. Hij schrijft: „Wij kunnen over het gravamen van Dr. Koppenaal niet oordeelen omdat bet niet gepubliceerd is. Doch he.t moet al van bijzonder ernstigen aard zijn, dat dé ben. Synode alleen om de ze reden zou samenkomen. In Augus tus 1927 komt 'de gewone Synode sa men, en deze zal wel over vele andere gravamina een oordeel moeten uitspre ken. Bovendien komt het ons voor, dat men niet teveel haasten moet in de af wikkeling van de huidige kwestie. De tijd geneest ook heel wat wonden. Het is evenwel mogelijk, dat de com missie van advies zelve nog andere redehen heeft, waarom het bijeenko men der Synode noodig zou kunnen zijn. Misschien' acht zij het ook wel noodig haar mandaat neer te leggen. Het zou ook kunnen zijn dat het Mode- ramen wenschelijk achtte ddt de Sy node definitief gesloten werd. Wij zul len dus moeten wachten". De N. R. Crt. verneemt intusschen, dat het voornemen bestaat, de Synode tegen 31 Augustus weer bijeen te roe pen. Prof. Buytendijk en de Geref. Kerk. Prof. F. J. J. Buytendijk, de Gerefor meerde hoogleeraar te Groningen, heeft zich in een brief tot zijn kerke raad gericht, waarin hij mededeelde, dat hij zich met zijn gezin aan de Ge ref. Kerk aldaar onttrekt. Daarin zegt Prof. B., dat de Geref. Kerk op de As ser Synode een beslissing heeft geno men, dié de diepste grondslagen van haar bestaan heeft geopenbaard en door de veroordeeling van het stand punt van dr. Geelkerken blijk heeft ge geven van een principe, dat onvereenig baar is met het Gereformeerde protes tantisme. Dit principe kenschetst Je hoogleeraar als „slecht-Roomsch" Roomsch, omdat het de nabootsing is van de formeele grondstructuur der Roomsche kerk en slecht, omdat zoo wel fijne tact als Christelijke liefde ten eenen male ontbreekt. Prof^B. acht alle discussies otcv dit onderwerp, gezien ook de gedachten- wisseling tusschen Dr. Geelkerken en zijn tegenstanders, ten eenenmale vruchteloos. Bovendien gaat het hier niet over meeningen, maar over inzich ten van een evidentie, die aan eiken twijfel onttrokken zijn. Voorts schrijft de professor, dat hij zich niet gelijk andere bezwaarden bepalen wil tot protesten. Dit is hem onmogelijk, want z.i. is de kerk niet een vereenlging, maar een gemeenschap, die rusten moet op één denken, gevoelen en wil len en waarbij verschillen slechts toe laatbaar zijn, voorzoover zij bijkomstig heden aangaan. De Gereformeerde Kerk heeft echter door haar veroordeeling van Dr. Geel kerken meer dan menschelijke tekort komingen en dwalingen geopenbaard en heeft zich daardoor vervreemd van den levenden band met Christus. Hier door kan deze kerk, hoeveel oprechte Christenen er onder haar leden ook mogen zijn, toch als geheel geen aan spraak meer maken op den naam van Christelijke kerk. Prof. B. besluit met er zijn leed over uit te spreken, dat hij zich moet onttrekken aan een kerk, waaraan hij zich zoo vol verwachting en idealen had verbonden. Geen socialistisch predikant ,,In Leeuwarden, aldus de „Waar heidsvriend", geldt in de Herv. Kerk zoo iets als Evenredige Vertegenwoor diging over de breedste linie van links tot rechts. Nu was er een vacature door het ver trek van Dr. Oberman naar Utrecht. Wat het kerkbezoek aangaat, zjjn de or thodoxen waarlijk niet de minsten. Maar wat de verhouding in het kies college aangaat, staat het voor de ortho doxen treurig. De niet-kerkgangers schij nen in deze over de kerkgangers te heerschen door middel van het stembil jet. Althans in het Kiescollege zitten 53 Evangelischen, 39 vrijzinnigen, en 13 orthodoxen. Of het 's, Zondags ook zoo is, dat bij den orthodoxen dominee 13 menschen in de kerk zitten tegen 39 bjj den moderne en 53 bg den evan gelische melden de kronieken niet. Maar in elk geval zijn de verhoudin gen in het kiescollege zoo. Nu was er een verzoek ingekomen om in de vacature Dr. Oberman een socia listisch predikant te .beroepen. Men moet maar durven. Naast de vijf predikanten, die links slaan, tegenover den éénen, die rechts staat (Ds. Beerekamp, confessioneel) moet nog maar weer een zesde predikant komen, üie links staat.- En dan nog wel iemand, die als „socialist" liet woord genomen, zooals het door het gebruik onder ons, geworden is en nu beteekent bekend staat. Zeldzaam brutaal natuurlijk. Maar de vrijzinnigen zijn niet voor een klein geruchtje vervaard. Bij de stemming in het kiescollege waren echter maai' 19 Vrijzinnigen volgens opgave van „Kerk en Volk" yoor een socialistisch predikant, waar bij nog enkele EvangeiischeiL Een inzender in „Kerk en Volk" is hierover verontwaardigd. En de redactie zelve wil ook wel gaarne nadere inlichtingen omtrent deze taak, „dat slechts 19 vrijzinnigen en enkele evangeiischen voor een socia- lisiioCü preuiaant waren". is het niet teekenend weer in zake onze. kerkelijke verhoudingen? BINNENLAND. Prof. Dr. W. H. Keesom naar Parijs. Naar wij vernemen heeft Prof. dr. W. H. Keesom, hoogleeraar in de Na tuurkunde aan de Rijks-Universiteit alhier, van de Regeering opdracht ont vangen om de Nederlandsche en de Ned.-Indische regeering te vertegen woordigen-op de van 8 tot 10 Juli a.s. te Parijs te houden jaarlijksche verga dering van hel „Institut international du Froid." Prof. Keesom zal daar o.m. rnededeelingen doen over zijn ontdek king met betrekking tot het ln vasten toestand brengen van het helium. Oud-minister Golijn. Naar de „Telegraaf" verneemt, be staan er plannen om oud-Min5ster Co- lijn candidaat te stellen voor het lid maatschap der Eerste Kamer. De dank onzer Koningin. De Duitsche Rijkspresident ontving het volgende telegram van de Konin gin: „Ik betuig Uwe ExcelHntie mijn oprechten dank voor uw vriendelijk telegram. Het heeft mij ten zeerste verheugd dat mijn eskader gedurende zijn oefeningstijd Kiel heeft bezocht en gaarne dank ik evenzeer voor de AAN HET ZOEKLICHT. Leiden. 8 ïuU 1928. Onaangenaam werd ik getroffen door een passage in het raadsverslag van Bodegraven. Ik las daar n.l. dat van Leiden bij B. en W. van Bodegraven een verzoek was ingekomen geen varkensmarkt op Dinsdag te houden, omdat.dan de Leidsche markt hopeloos in 't ge drang komt. Een mededeeling, die natuurlijk veel hilariteit verwekte omdat eruit blijkt, dat de zaken goed gaan in Bode graven. Ik hoop nu maar, dat B. en W. van Leiden het niet bij het schrijven van dergelijke brieven, die natuurlijk niet den minsten invloed hebben, zullen laten, maar dat zij andere en krach tige maatregelen zullen nemen om onze markten te behouden. Geheel gerust ben ik daarop niet. Jarenlang wordt nu al over de ver plaatsing van de Kaasmarkt gepraat. De zaak is in de pen. Maar 't duurt zoo lang eer 't Verder komt. En intusschen is Bodegraven,, dat zoo goed als al onze lichte varkens wegsnoepte, met Alphen druk ln de weer om ook de kaas van ons brood te eten. En naar ik vrees, met goed sue ces I OBSERVATOR. hartelijke ontvangst, welke het ten deel viel. Wilhelmlna." Wegenverbetering in Zuid-HollandL Ged. Staten van Zuid-Holland dee- len het volgende mede: Bij besluit der Prov. Staten van 20 Juli 1922 is in beginsel besloten tot ver, betering van een aantal wegen, waar van de gezamenlijke lengte is rond 100 K.M., terwijl de kosten van verbetering zijn geraamd op f 11.500.000. Van deze wegen zijn de weg Rijswijk de Vink, de Barendrechtsche weg, de Boonsweg, de weg RijswijkHoek van Holland en de weg DelftZegwaart reeds in beheer en onderhoud door de provincie overgenomen; De Baren drechtsche weg en de Boonsweg zijn verbeterd. Met de verbetering van den weg Rijswijkde Vink is men aan den gang, terwijl de verbetering van don weg Delft—-Zegwaart en van den weg Rijswijk-Hoek van Holland spoedig ter h and zal worden genomen. Wat betreft de uitgaven, welke noo dig zullen zijn voor de verbetering van niet op het wegenplan van 1922 voor komende wegen van meer dan locaal belang wordt opgemerkt, dat daarme de,, volgens een zeer globale raming, ongeveer 12 millioen gulden gemoeid zullen zijn. Chr. Nat. Werkmansbond. Donderdag hield het Prov. Comité Zuid-Holland van den Chr. Nat. Werk mansbond een buitengewone zomer vergadering in het gebouw der C. J. M. V. in de Keizerstraat te Scheveningen. De voorzitter, de heer Stok, opende »de samenkomst op de gebruikelijke wijze en heette de aanwezigen op har telijke wijze welkom. Na de vaststelling der presentielijst en afhandeling der huishoudelijke za ken, sprak dr. J. van Bruggen, voor zitter van den Raad van Arbeid te Dordrecht, over: „Toekomstwenschen op het gebied der Sociale Verzekering" Braat beleedigd; Hans gesommeerd. De heer Braat is boos op den journa list D. Hans. De laatste heeft in de In dische Post minder vriendelijk en wei nig vleiend over het Kamerlid geschre ven naar aanleiding van diens domme obstructie welke hij eenigen tijd gele den voerde. Daarover schreef de heer Hans on geveer: 't Is jammer, dat zoon man, nog dommer dan(och, waarom zullen we een onschuldig dier beleedi- gen?) op deze wijze de parlementaire werkzaamheden in de war kan sturen. Hierdoor voelt de heer Braat zich beleedigd en hij sommeerde den schrij ver om de beleediging vóór 15 Juli a.s. in te trekken. Nu, dat gebeurt niet. En dan gaat de heer Braat zeker naar den rechter. Een mooi zaakje voor een paar poli tieke advocaten. En voor de kranten in den komenden komkommertijd! FEUILLETON. Uit spannende dagen. (Een Vlaamsch verhaal). 14) Onderweg deed hij niets dan grom melen, klagen en verwenschen; meer dan eens nog viel hij over hinderpa len, in putten of grachten, totdat hij eindelijk in de verte een licht zag blikkeren. „Ah!" riep hij uit, „een licht in dit akelig land van wildemannenI" Die lieden daar zullen mij bij het huis van den notaris brengen, en ik zal ze'met ae hand aan den kraag en met 'de punt van de sabel in de rug voort- stooten, totdat ik ben waar ik moet zijn." Hij ging dwars over de velden naar een eenzame pachthoeve, aan welker venster bet lichtje blikkerde. Jan de knecht was intusschentijd langs andere wegen naar het dorp ge- loöpen, en klopte nu aan het huis vau zijn meester. Na eenige vragen, van binnen ge daan om zich te verzekeren, dat hij het was en dat niemand met 'm kwam, schoof men voorzichtiglijk de grendels weg en, de deur slechts op een vierde openende, liet men hem binnen. De notaris zat bij een tafel met zjjn vrouw en met zijn zoon Bruno. In al- Ittr haast zeide de knecht: „Gauw! Bruno, verberg u! Een San- kulot komt naar hier om wijn; ik moest hem brengen. Om u te kunnen verwittigen, heb ik hem achter het Moerbosch in de beek geleid. Hij zal toch komen; dit volk laat zich door niets weerhouden. Ik mag hier ook niet blijven; hij zou mij zeker dooden Gauw, ga weg. Ik loop en ver steek mij in het elzenbosoh. Bruno ging tot zijn bevende moeder, kuste haar, drukte zijn vader de hand en verdween met den knecht. De notaris ging de deur grendelen, kwam weder bij zijn vrouw zitten en zuchtte: „Ontstel u zoozeer niet, Maria; liet is wijn, dien zij willen, ik zal hun al geven, wat zij begeeren, Bruno is nu toch verborgen; die enkele soldaat kan niet komen om hem te zoeken, en zou hem toch niet vindenGij moogt hier niet blijven, Maria; ga hoven en wees niet bevreesd: met den soldaat den wijn te geven, dien hij verlangt, zal hij tevreden zijn. Het zal niet ver der gaan dan eenige ruwe woorden en wat gerucht, dat u niet mag bekom meren," De vrouw antwoordde niet en bleef met het hoofd in de handen zitten. „Indien gij nu nóg niet naar uw pa nier wilt gaan, Maria, blijf eenigen tijd; maar zoo haast er geklopt wordt, vertrek dan ten minste zonder uitstel." Ofschoon de notaris zijn echtgenoote poogde te troosten, hem was hot ins gelijks bang om het hart. Beiden 'bleven onder het uitspreken van eenige zeldzame woorden zitten wachten op de komst van den aange- kondigden soldaat. Reeds was er een geruimeu tijd ver- loopen, en zij begonnen te liopon, dat het gevreesde bezoek niet zou geschie den, toen een zware slag op de deur en de klank van een sabel hen sidde rend deden opspringen. De vrouw liep1 bevend de trap op. Tot de deur naderende, vroeg ie no taris in de Fransche taal: „'Wie is daar?" „Korporaal der Fransche Republiek" word er geantwoord. De notaris schoof de grendels weg en opende de deur. Een soldaat met de bloote sabel in de vuist sprong binnen, zwaaide zijn wapen hoven het hoofd, liep rond de karne^ zonder op den notaris acht te geven, en riep: „Waar is d£ schelm?" dat ik hem in tweeën klove, den verrader. Wat! een soldaat der Fransche, Republiek een uur van zijn weg leiden, hem in een afgrond met stinkend water ;doen val len! Waar is hij, de roover, de Bri gands?" „Wat verlangt gij, mijnheer?" vroeg hem de ontstelde notaris. „Mijnheer! Mijnheer!" schreeuwde de korporaal, „wilt gij geen kennis met mijn sabel maken, noem mij dan Gitoyen. geliik het vrijen mannen be taamt!" „Welnu, Citoyen, mag ik weten wat gij verlangt? Ik ben ten uwen dienste.', „Dit is er een, die ten minste Fransch spreekt" morde de soldaat, nog immer rondblikkende met opgespalkte oogen en geslotene tanden, als wilde hij ie mand verscheuren. Dan keerde hij zich tot den notaris en zeide: „Wat ik verlang? Ik wil weten waar uw knecht gebleven is: een soort van schildpad, die de rpenschen in de bos' scheu verloren leidt en den soldaten der Fransche Republiek wil leeren zwemmen. Waar is hij? Spreek gauw! Het bloed kookt mij in het lijf; ik moet hem dooden; er is geen genade!" „Die knecht is niet hier" antwoordde de notaris, „hij is" uit de kerk op de vlucht gegaan. Sedert dezen morgen heb ik hem nóg niet gezien." „Ah, zoo gij mij durfdet bedriegen!" riep de soldaat, zijn sabel zwaaiende, „ik zou mij kunnen herinneren, dat zekere wetten der Republiek de mees ters verantwoordelijk maken voor de misdaden hunner dienaars. Alzoo, pas op!" „Was het opzoeken van mijn knecht de eenige reden uwer komst?" „Gelooft gij, Citoyen, dat een sol daat der Fransche Republiek zijn tijd verkwisten zou met achter zulk stuk mensch te loopen? Neen, neen, ik kom hier om wat anders. Gil hebt zeker wiin in uw kelder?" „Inderdaad, Citoyen" antwoordde de notaris. „Veel?" „Genoeg, denk ik." De korporaal stak.de hand in zijn kleed, zocht eenigen tijd te vergeef» en zeide dan: „Ik had een requisitie-brief, maar hij is in het water blijven liggen. Zoo gij uw knecht nog levend terugziet, hij weet waar het is en kan hem gaan zoeken." „Een requisitie-brief is er niet noo dig" bemerkte de notaris; „is het wijn dien gij wilt, ik zal hem u geven. Deze woorden, op 9tillen en dienst- willigen toon gesproken, schenen den korporaal te bedaren; hij stak zijn sa bel in de scheede. vatte de hand van den notaris, schudde ze hevig en zei: „Gij ziet er als 'een braaf man uit en daarbij, gij spreekt Fransch; er is ten middel om elkander te verstaan. Kom aan, geef mij een twintigtal flesschen wijn: goeden, die wat baard heeft- Franschen wijn.en alles Is gezegd! Gij ziet wel, dat de Republikeinen zoo schrikkelijk niet zijn: een soort van getemde leeuwen, die maar bijten, al» men ze tergt. De notaris had intusschen de. lamp van de tafel genomen om de kamer te verlaten. Ziende, dat de soldaat volgen wilde, zeide hij: „Blijf, Citoyen, lk zal den wiin r-ön halen" [Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5