NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 26 JUNI 1926
TWEEDE BLAD.
J Uit de Schriften. j|
MET OOTMOEDIGHEID BEKLEED
Zjjt met ootmoedigheid bekleed
i Petr. 5:5.
De overlevering verhaalt ons, dat
Petrus immer de tranen in de oogen
stonden, heel zijn verder leven, sinds
den zwarten nacht, waarin hij zijn
Heiland verloochende en Petrus naar
buiten werd gedreven om bitterlijk te
ween en.
Ol die overlevering betrouwbaar is,
weten we niet. Maar deze gedachte
draagt ze in zich en brengt ze tot
ons, dat Petrus immer met weemoed
en deemoed op zijn diepen val heeft
teruggezien.
Voorwaar, Gods kinderen zondigen
niet goedkoop. Dat heet? ook Petrus
ondervonden. De wondenf door de
zonde geslagen, mogen heelen, de lit-
teekenen blijven. Een onuitwischbaar
spoor laat het bedreven kwaad in dit
leven achter. Uit de langzaam verblee-
kende herinnering moge veel verdwij
nen, dht spoor blijft met klare duide
lijkheid hun voor de oogen staan.
Het is geheel en al in overeenstem
ming hiermee, dat, als Petrus zijtn eer
sten zendbrief schrijft aan zijn mede
ouderlingen om ze te vermanen, hij
dat doet met de aandoenlijke woor
den: „Zijtt met ootmoedigheid bekleed"
Hoogmoed "komt voor den val. Dat
wist Patrus uit eigen, bittere levenser
varing. „Zijt met ootmoedigheid be
kleed deze woorden schrijft hij
dan ook neer met zijn hartebioed.
Met den onheiligen ademtocht, waar
mee Satan de woorden fluisterde: „Giji
lieden zult als God zijtn", heeft hij
het eerste menschenpaar het stofgoud
van de vleugelen geblazen en het men-
schelijk geslacht met de zonde der
hoovaardij en hoogmoed besmet.
Zoo ernstig waarschuwt de ft eiland,
voor den zuurdeesem der Pharizeeën,
juist, omdat die in ons aller hart
schuilt.
En de werking van den zuurdeesem
kermen we. Een weinig zuurdeesem
drijft het gemaakte beslag stillekens
de hoogte in. W|at niet veel is, doet
[hij zwellen en rijzen, zoodat het heel
wat meer lijkt dan het in waarheid is.
De hoogte in, dat is het wat
ide natuurlijke mensch zoekt. Zonde
en hoogmoed zijn onafscheidelijk aan
elkander verbonden. Maar ook de hei
ligheid en nederigheid (wat geheel
iets anders is dan de kruiperigheid
der lage zielen) gaan hand aan hand.
God wederstaat den houvaardige, maar
den nederige is Hij genadig.
Als Petrus nu spreekt van het kleed
van den ootmoed, dan bedoelt hij geen
uitwendig deugdan-sieraad van eigen
maaksel, dat van buiten-ai wordt aan
gebracht. Ai wat wij maken, verraadtt
steeds het werk van de grove men
sch eaihand.
Ziet, wanneer in het vroege voor
jaar het aangezicht der aarde wordt
vernieuwd en de grauwe aarde met
kruid een "bloem* bekleed wordt» dan
is dat kleed er geen, dat van buiten
af wordt aangebracht, maar het is er
een, dat uit de aarde zelve opkomt
en er van binnenuit opgroeit. Dat is
een bekleed worden van binnen-uit.
En hieraan hebben we te denken, ais
Petrus vermaant om met ootmoedig
heid bekleed te wezen.
De innerlijke genade, welke de
iHeere in de wedergeboorte mededeelt,
zal zich naar buiten openbaren. Ze
Openbaart zich in het zoeken van 's
(Heeren aangezicht, in het letten op
zijn wenken en op het lichten van
znn oog, in het liefhebben van zijne
(Wet, ook waar die wet hem aan zijne
jammergestalte als verloren zondaar
voor God ontdekt, in een leven van
waakzaamheid in het gebed, in de
godsvrucht van het Hem toegewijde
leven, bovenal in verootmoediging
over het droeve feit, dat nog zoo bit
ter weinig gezien wordt van dat kleed
van den ootmoed.
Wat een trots op het uitwendige
levenskleed, dat we ons zelf maken.
(Wat een hoogmoed op rijkdommen,
welke we ons vergaarden. Wat een
prat-gadn op titels, die men erfde of
verkreeg. (Wat een opgeblazenheid
over de kennis, welke men zich eagen
maakte. Er wandelen er wat rond,
in het bonte kleed van den veelvervi-
fen rok van deugd en van plicht,
ie zoo noodig hebben te luisteren
naar de vermaning: jfZijt met ootmoe
digheid bekleed".
Reeds in het gewone leven zien we,
dat hoogmoed voor den val korflt.
Menige Haman bungelt aan de galg,
welke hij: deed oprichten voor Morde-
chaï. De hoovaardige wordt ten leste
door ieder alleen gelaten.
Maar Petrus schrijft deze woorden
niet voor degenen, die buiten staan;
maar juist voor nem die. behooren
tot de gemeente des Hoeren. En hier
is die zonde van den hoogmoed zoo
veel te stuitender. De discipelen van
Tezus twistten nog achter Hem, wie
nurnier wel de meeste zou zijn.
Zijt met ootmoedigheid bekleed,
ideze woorden zijn aan in de eerste
plaats voor hen, in wier leven op het
erf van Gods kerk zoo niets te zien is
van dat heilige sieraad der ware kin
deren Gods.
Zijt met ootmoedigheid bekleed,
deze woorden bedoelen met vaste hand
van den troon te lichten dat bij eigen
f rat ié tot koning gekroonde ik, te
wingen af te dalen langs de treden
van a en troon onzer grootheid en af
te doen leggen het opperkleed onzer
heerlijkheid.
Zijt met ootmoedigheid bekleed,
deze woorden wekken op om te zeg
gen: „Satanas, ga achter mij!" als die
noovaardigé duivel aan het zielsoor
staat te fluisteren, dat het zoo bijlzon
der goed gedaan, gezegd en ja,
zoo goed gebeden was.
Zijt met ootmoedigheid bekleed,
deze woorden zijn. een zweepslag vlak
in het aangezicht van hen, die wel
een gedaante hebben der godzalig
heid, maar de kracht daarvan ver
loochenen.
De vernieuwing van hart en leven
blijft altijd stukwerk. Eerst na dit le
ven zal- Gods kind tot de voorgestelde
volkomenheid geraken. Nooit kan het
hart rusten in die vernieuwing en
üaarin een steunpunt vinden voor de
eeuwigheid. Dat vindt het hart alleen
in de gadelooze vernederingen van
Christus Jezus.
Hoe meer hiervan 'de rust en de
zaligheid wordt genoten, hoe dieper
de ziel zich buigt en hoe meer de
inhoud en richting gegeven wordt aan
het leven door dit woord: „Zijt met
ootmoedigheid bekleed".
Hoe inniger met Christus verbon
den door het levend geloof, hoe klei
ner in eigen oog. De voornaamste
der apostelen noemt zich den groot
ste der zondaren.
Hoe meer genade, des te ootmoedi
ger Christen.
Do hoovaardigen doen niet anders
dan aan hun ondergang werken. De
mach tigs ten blijken ten leste zij De
kieed^10 ootmoec^^^ie^ zijn be-
Door genade wordt dit reeds hier
de grondtoon van hun leven: „Niet
ons, o Heere, niet ons, maar Uwen
naam geef eere, om uwer goedertie
renheid, om uwer waarheid wil".
Maar nooit kleiner voor eigen ziele-
besei dan, wanneer de verlosten zullen
ingaan in de vreugde des Heeren om
■altijd bij Hem te wezen.
Daarom hebben deze woorden ons
zooveel te zeggen, zoo alles:
„Zijt met ootmoedigheid bekleed".
TEVREDENHEID.
Zoudt gij klagen, o mijn ziel!
Dat te min van 't aardsche slijk,
Eer en pracht ten deel u viel?
Maakt dat and'ren dan zoo rijk?
Neem 't voor lief met uwen God!
Hebt gij God, welk heilgenot!
Dwaas is hij die zich verteert
Om een handvol ij delheid,
Daar hem God zoo gaarn vereert
Met den schat der eeuwigheid.
Zie dat groot talent slechts aan,
En gij laat den penning gaan!
Zie toch al de schatten aan,
Waar uw hart zich hier aan hecht:
Alles moei gij laten staan,
Als men straks u nederlegt.
Niets ervan gaat mee in 'tgraf,
Alles staat gij andren af.
Maar wat ziel en geest verheugt:
Gods genade, Christus' .bloed,
Dat verschaft u eeuw'ge vreugd,
Dat, dat is het blijvend goed.
's Werelds rijkdom moet vergaan,
Ziel ©rijkdom blijft, bestaan.
Richt dan op de slappe knieën,
Zalf met heilige olie 'thoofd!
Hel en wereld mogen zien,
Dat gij in uw God gelooft!
Houdt den kand'laar brandend stee !s
Tn den duis'tren nacht uws leeds!
Al uw wenschen zij beperkt
Tot de maat die God u geeft!
Hij, die alles in u werkt,
Hij is t waard, dat gij Hem leeft!
En wat gij van Hem ontvangt
Ts steeds meer dan gij verlangt!
(Leidsche Kruidhof).
KERK EN SCHOOL.
NED. HERV. KERK
Beroepen: Te Putten op de Ve-
luwe, J. Énkelaar te Rjjssen.
Be dankt: Voor Pesse c.a.H. van
Oyen, hulppred, te Heemstede.
GEREF. KERKEN.
Bedankt: Voor Pftnacker, K. J.
Kremer te Gees.
GEREF. GEMEENTEN.
Bedankt: Voor Benthuizen, R. v,
Neer boa te Terneuzen.
EVANG. LUTH. KERK.
Drietal: Te Hilversum, P. Boender
maker, em. pred. te Hilversum. H. L.
Boerljjst te Amsterdam en L. Schutte
te Amsterdam.
Bedankt: Voor Helder, J. C. V.
v. B e m m e 1 te Hoorn.
Bevestiging, Intrede, Afscheid.
Op Zondag^ 4 Juli a.s. hoopt Da
J. W. v. Nieuwenhuizen zgn in
trede te doen bü de Ned. Herv. Ge
meente te Odoorn (Dr.), na bevestigd
te zqn door Ds. J. F, Kruijt van Vaï-
thermond.
Den 7 den Juli hoopt Ds. J. P. v.
Melle zijn 25-jarig jubileum als pre
dikant bij de Ned. Herv. Gem. te Kra
lingen te herdenken. Voor zijn over-
komst naar Kralingen in 1901 stond hij
reap, te Renswouae en te Sluis.
De heer E. R. Dams té, hulppre
diker te Windesheim, stelt zich met 1
Juli beroepbaar in de Ned. Herv. Kerk.
Zijn adres is: Zwolscheweg 45, Apel
doorn.
Ds. L. van Wijk.
Da. D. L. v. Wijkiem. pred. van de
Geref. Kerk van Ede, heeft zich met-
-terwoon te Scheveningen gevestigd.
Ds. G. Vermaat.
In de Woensdag j.l. gehouden ver
gadering van de classis Bolsward der
Geref. Kerken werd als eindconclusie
der rapporten en besprekingen aange
nomen:
a. aan Ds. C. Vermaat, predikant te
Makkum, de volgende verklaring voor
te leggen ter onderteekening:
Ondergeteekende verklaart als
ambtsdrager zich te conformeeren
met de beslissingen van de Asser Sy
node inzake Gen.' 2 en 3, en belooft de
ze ook tot grondslag te zullen leggen
van wat bij leert; met dien verstande,
dat bij zich het recht voorbehoudt om
een gravamen in te dienen, indien hem
te eeniger tijd mocht blijken uit de H.
Schrift, dat zij niet letterlijk opgevat
wil hebben, wat de Synode verklaart,
dat overeenkomstig de H. Schrift, let
terlijk moet worden verstaan;
b. aan Ds. Vermaat de belofte af te
vragen, dat hij zich voortaan onthoudt
van alle onkerkelijke actie tegen de
besluiten van Assen;
c. dat Ds. Vermaat zijn leedwezen
betuigt over zijn pogen om den kerke-
raad en eventueel de leden der ge
meente op te wekken tot verzet tegen
de Generale Synode;
d. van Ds. Vermaat te eischen terug
name van de gewraakte uitdrukking
uit bet slotartikel in „Woord en Geest'
over „Confessionslisme";
e. aan den voorzitter op te dragen,
Ds. Vermaat te vermanen en tot leed
wezen op te wekken over strekking en
toon van zijn artikelen in „Woord en
Geest" over confessionalism© en over
zijn wijze van spreken over de meerde
re vergaderingen.
Op zijn verzoek is aan Ds. Vermaat
drie dagen bedenktijd verleend.
Emeritaat.
Door het Provinciaal Kerkbestuur
van Utrecht is aan Ds. J. Doorenbos,
Ned. Herv. predikant, te Schalkwijk,
na meer dan 50-jarigen dienst, eervol
emiritaat verleend, ingaande 1 Nov.
1926.
In memoriam Ds. J. A. de Vries.
Hedenmiddag om 3 uur werd te Zaan
dam het grafmonument door de ge
meente ^an de familie van Ds. J. A.
de Vries geschonken, onthuld.
Op het kerkhof werd door Ds. W.
Breukelaar het woord gevoerd.
Schooldag Thèol. School te Kampen.
In aansluiting aan het medegedeelde
■in ons tweede blad van gisteren kunnen
wq nog mededeelem dat Prof. Bouw
man een openingsrede sprak.
Spr. herinnerde er aan, dat het 25
jaar geleden was, dat de eerste School
dag gehouden werd. Trok vroeger de
examenweek groote scharen van pre
dikanten en leden der Gemeente naar
Kampen, sedert de reorganisatie der
school in 1896 toen de publieke en ge
meenschappelijke examens werden af
geschaft, was de bijzondere reden om
in Juli naar Kampen te gaan, vervallen.
In die dagen w.erd nog al warm ge
streden over de opleidingskwestie, over
de vraag, of de Kerk ae kruk van de
deur, die den toegang verleende tot het
predikambt in handen zou houden, dan
wel, of de opleiding moet vrij staan
van het zeggenschap der Kerken.
De geschillen, die toen den vrede
der Kerken beroerden, zijn thans ge
luwd. Wij strijden niet meer over inira
en supra, over de rechtvaardigmaking
van eeuwigheid, over het organisme en
het instituut der Kerk, enz. Het on
derscheid van A. en B. wordt nauwe
lijks meer gekend. De eenheid en rust
der Gereformeerde Kerken werd in de
laatste jaren heerlpk bezegeld door een
rijken zegen van inwendigen bloei. De
Theologische School mag deelen in de
algemeene sympathie van de Kerken
en hare leden.
De vraag piag echter wel worden ge
steld, of wij vooruitgegaan zijn in' ge
loof en'liefde, in de kennis en de vreeze
des Heeren, of het niet onze tijd is,
dat wij ernstig onszelf onderzoeken, wel
ke onze verhouding is tot God en Zijn
Woord.
Wh mogen onze afkomst niet verge
ten, dat wij kinderen zijn van een ge
slacht, dat om 's Heereop wil de smaad-
heid Christi heeft ondervonden en om
de trouw aan onzen Koning werd uit
geworpen uit de Kerk der Vadereu
Wanneer de band met de historie los
raakt en wij vergeten de daden Gods,
dan loopen wij cok gevaar de beginselen
waarvoor zij hebben gestreden, los te
laten. Een volk, dat den historischen bo
dem niet meer voelt, is rijp voor den
ondergang.
Wij moeten ons wachten voor dorre
rechtzinnigheid, waarbij 't verstand den
toon aangeeft, en de ziel niet inleeft in
de eeuwige dingen. Want wanneer de
dogmata voor ons alleen begrippen zijn,
waarmede de rede speelt, afgetrokken
denkbeelden, die niet wortelen in het
leven, dat treedt de versterving in. Een
kerk, die ni'^t den levensband voelt met
God, die niet verstaat de liefde tot
Christus en de drijving des Geestes,
gaat verloren.
Daarnevens mogen wij met dankbaar
heid getuigen, dat er bij ons volk nog
leeft een echte, warme liefde tot den
Heere en Zijn dienst. Deze schooldag
is daarvoor het bewjjs. Zoolang de liefde
tot Christus ons drijft en samenbindt
is er hoop.
Spr. eindigde met de hoop uit te spre
ken, dat het samenzijn moge strekken
tot versterking in de liefde tot 's Hee
ren zaak, in het geloof en de gemeen
schap der heiligen.
Prof. Dr. T. Hoekstra, in zijn kwali
teit van rector der Theol. School deelde
belangwekkende dingen over den toe
stand der School mede.
Het getal studenten beweegt zich nog
in stijgende lijn. Tien jaar geleden wa
ren er even 30 studenten. ijf jaar ge
leden was dit getal verdubbeld en be
droeg ruim 60. Nu in 1926 is dit geta*
weer verdubbeld en zijn meer dan 120
studenten in het album studiosorum in
geschreven.
Het stemt ook tot blijdschap, dat de
Theologische School zich verheugen mag
in de groeiende sympathie van de le
den onzer Kerken. Dit blijkt uit de
offervaardigheid, dit wordt bewezen
door de geschenken, die haar worden
AAN HET ZOEKUCHl.
Leiden, 26 Juni 1928.
Ik heb langen tijd geleefd In dmea
ning, dat een van de fouten van desen
tijd is, dat we eigenlijk allemaal een
beetje boven onxen stand leven.
Dat we. de een meer, de ander min
der, naar verhouding teveel aan wed-
deuitgaven besteden.
Van die meening Jeu ik echter be
keerd.
Nadat Minister de Geer rijn ontwerp
inzake het heffen van een wceldever-
ter in gs be las ting indiende, zijn onze
Kamers van Koophandel in actie ge
komen en hebben zij over deze mate
rie hun licht laten schijnen.
Ik heb heel wat van die adressen
gelezen en ben daardoor tot deze con
clusie gekomen: er is hier geen weel
de en artikelen van weelde worden
in ons land niet gebruikt.
Als de minister het advies van deze
colleges volgt, dan wordt de heele lijst
van weeldeartikelen uit de bij het ont
werp gevoegde tabel geschrapt.
Al de artikelen die daar als weelde
artikelen staan vermeld, behooren tot
de min of meer noodzakelijke levens
behoeften.
t Blijkt dus, dat we wel een buiten
gewoon sober volk zijn.
En dat zij, die ons in de schoenen
willen schuiven dat we eigenlijk bo
ven onzen stand leven en dat wat min
der geld voor weeldeartikelen uitge
geven moest worden, er glad naast zijn
Zoo Is er altiid wat te leeren
Als men er maar oog voor krijgt.
OBSERVATOR
aangeboden. Van verschillende perso
nen werden boekwerken aan de biblio
theek cadeau gedaan en een broedel
uit Amsterdam Dood een prachtige schil
derü aan van een korenveld met de
figuren van Boaz en Ruth. Het stemt
ook tot dank aan de» Heere, dat enkelo
broeders en zusters in hun testament
de School gedenken. In ons midden sprê
ken ze nog, nadat ze gestorven zijn. zegt
spreker.
Ook uit andere landen ontvangt de
School zoo nu en dan hartelijke blaken
van sympathie.
Spr. bracht hulde aan den Oud-Tee
tamenticus Prof. Ridderbos, die in den
strijd te Assen vooraan stond. Hij Rele
veerde wat Prof. Haitjema en Dr. Krom
sigt daarvan zeiden en eindigde met
een opwekking tot waakzaamheid tegen
rationalisme en mysticisme.
Inlandsche predikers.
Aan een beschouwing over het Chris
telijk leven der Inlandsche Christenen
in het Zondagsblad der Geref. Kerken is
het volgende ontleend:
Er znn thans op ons Zendingsterrein
van Midden-Java 104 plaatsen, waar ge
regeld gearbeid wordt en van de daar
verzamelde gemeenten zijn er reeds 17
tot institueermg gekomen. Voor die 104
flaatsen zjjn er echter maar 66 Goeroes
ndjil Inlandsche predikers - die
voorgaan in de samenkomst dor Ge
meente. Ook al rekent men nu, dat ook
de missionaire predikanten elkeu Zon
dag hier of daar een Gemeente diener\
dan overtreft toch nog het aantal plaat
sen, waar gepreekt wordt zeer ver het
getal der predikers.
Er is een groot tekort aan Goeroe'a
Indjil. Onderscheidene onderwijzers en
Mandoers helpers bü den Medischea
dienst. verleenen hulp bij de predi
king. Dit neemt echter niet weg, dat
er onderscheidene Goeroe'a zün, die op
één dag ya-ak op twee plaatsen fnoeten
optreden. Op die plaatsen kan dan maar
eenmaal dienst werden gehouden. Op de
meeste plaatsen komt men echter des
Zondags tweemaal samen.
Het is een eigenaard:ge_ en nuttige
gewoonte, clat de preek, flie des mor*
fens gehoord is, in de middaprsamen-
omst door de Gemeente wordt bespro
ken. 's Middags wort it er dan niet ge
preekt. Als er 's middags wel gepreekt
wordt, dan komen de lidmaten in de
week bijeen om met elkander over de
preek te spreken.
De Goeroes Indjil zijn nog niet zoo
ver, dat zij zelf ook de pree^en maken
De Missionaire predikanten maken bü
beurten een schets voor he: geheeïe
terrein. Deze wordt dan vermenigvul
digd en elke helper on vangt een exem
plaar. Zelfs worden die schetsen ook
wel buiten ons terrein- gebruikt.
FEUILLETON.
Uit spannende dagen.
(Een Vlaamsch verbaal).
8)
De tachtigjarige koster bereidde
zich om ter kerke te gaan, toen de
brouwer in zijn kamer werd. toegela
ten en hem den brief toonde, met de
woorden:
-„Heer koster, lees mij dien brief. Hij
dien brief eer gij ter misse gaat. Hij
brandt mij in de handen; het is alsof
een groot ongeluk er uit moest voort
spruiten. Van mijn zoon Simon!"
„Van uw zoon Simon?" riep de kos
ter met blijde verbaasdheid. „Hij
(Twaalde mijn vriend 'Meulemans;
maai- ik verheug mij, dat God uw kind
gespaard heeft. Laat zien, wat meldt
hij?" De koster naderde tot het ven
ster, om meer licht op het papier te
ontvangen, en las den brief met half
luide stemme.
Eensklaps verschrikte de brouwer;
hij zag tranen uit de oogen des kosters
vallen en zijn gelaat venbleeken.
„Wat is het toch?" riep hij. „Wat
staat er in dit ongelukkig schrift?"
De koster naderde hem, greep zijn
hand en sprak met zoet medelijden:
„Ik heb deernis met uw lot, arme
vriend."
„Wat, wat moet ik vreezen?" riep de
brouwer verschrikt. Wat staat er in
■dien brief?"
„Welaan" zuchtte de koster, „ik zal
het u zeggen. Uw zoon meldt u, dat
hij binnen drie of vier dagen In Wal-
deghem zal komen om de wetten der
Fransche Republiek te doen uitvoeren
en al de aanhangers van de dwinge
landij en van 'het fanatismus, dat wil
zeggen van den godsdienst, te verja
gen. Hij belooft ons de bescherming
van Frankrijk, indien wij ons deze?
weldaad door onderwerping en gehoor
zaamheid waardig maken. In korte
woorden, hij bericht dat hij uw ouden
leeraar en de arme lotelingen zal ko
men vangen."
„0. mijn zoon!" snikte de brouwer
met de handen voor de oogen. „Hij de
beul, die ons gezonden wordt
„Troost u toch, ongelukkigs vriend"
sprak de koster hem toe. „Gij hebt er
geen schuld aan. En zijn wij niet in
den tijd der beproeving? Ik zie geen
dagteekening op dit schrift: zij is ver
geten. Het is mogelijk, dat de brief 2
of drie dagen onderweg bleef; mis
schien zal morgen of overmorgen uw
zoon reeds hier zijn..*.Matig uwe
droefheid, stil uw verbrijzeld gemoed,
keer huiswaarts; ik zal u straks ko
men bezoeken. Tot straks dan
De koster drukte den wanhopigen
brouwer nog eens de hand en stapte
door den hof naar de kerk.
Om baas~ Meulemans te troosten had
hij zijn eigen droefheid onderdrukt;
doch nu werd zijn hart allengskens
met grooten weedom vervuld daar hij
overwoog welke onheilen op de on
schuldige gemeenteleden gingen neder
storten.
Toen de dienst pas aan dien gang
was klonk eensklaps aan de ingangs
deur een vervaarlijke schreeuw, een
machtige stem, die de gansche kerk
kwam vervullen:
En een vijftigtal woeste stemmen
antwoordden in juichende galmen in
het Fransch: Leve de Fransche Repu
bliek! Vrijheid, Gelijkheid, Broeder
lijkheid of de dood!
Deze klanken waren genoegzaam
om de ongelukkige gemeente met een
onuitdrukelijke vervaardheid te slaan.
Ieder sprong huilend en kermend
recht en wilde ontvluchten; maar de
groote poort was reeds gesloten en
met soldaten bezet. Dan stroomde de
bopelooize menigte naar de kleine zij
deur die nog open schoen. Men verplet
terde en bezeerde elkander, om het
eerst daar langs te kunnen vlieden;
doch het gezicht van een tiental bajo
netten, die met hun dreigende punten
dezen uitgang versperden, en daarach
ter de grijnzende aangezichten der sol
daten, dreven het levende volk weder
tem pel waart s in.
Hier vlotte de menigte nog 'n oogen-
blik met akelig noodgekerm van den
eenen kant naar den anderen, totdat
eindelijk alle beweging ophield en de
meesten zich in de uiterste wanhoop
op stoelen en banken lieten neervallen
De leeraar steeg van den preekstoel
af. Niet verre van de groote ingangs
poort onder de hoogzaal, stond een
man te tieren en te razen; tot dan had
men niet gehoord wat hij hebben wil
de, dewijl het noodgehuil zijn stem
had overheerscht.
Deze was ongetwijfeld de overste
der soldaten, ten minste zij schenen
zijn bevelen te gehoorzamen.
Hij was een man van omtrent 'ie
dertig jaar, schoon 'van gestalto, doen
zeer wreed en barsch van aangezicht.
Twee zwarte knevels daalden hem op
de kin, terwijl zijn haar, gedeeltelijk
over zijn wangen zwevend, in verwar
de lokken over zijn schouders vlotte.
Op zijn hoofd droeg hij een opgetoom-
den hoed en daarboven een wapperend
gepluimte; zijn kleed, bijna tot aan
den hals toegeknoopt, was in de len
den omslingerd door een driekleuri-
gen sluier, waarin twee pistolen sta
ken. Zijn laarzen waren onbedekt, en
de kap daarvan, van geol binkend le
der, hing omgeslagen bij de beenen
neder. Een groote sabel moi ijzeren
scheede sleepte hem achterna.
De soldaten, die hem vergezeldon,
schenen onder duizend uitgekozen, om
den landlieden schrik aan te jagen.
Het waren allen bejaarde mannen
met bonkig aangezicht, bruingebrand
van het zonnevuur, met gloeiende
oogen, norsch gelaat, verwarde haren
er zware knevels..
Onzindelijk, versleten en vut! was
hun kleeding; hun sabels en geweren
waren zuiver en blonken als zilver
Zoohaast de man met den driekleu
riger sluier en met de pluim op den
boeu bemerkte, dat het gekerm genoeg
verminderd was om hem toe te laten
verstaanbaar tot de menigte te spre
ken, zeide hij iets in stilte tot de sol
daten. scheen hen te verdeel en en te
schikken, en riep dan met volle stem:
Schoudert geweer! Voorwaarts!
Een tiental soldaten verlieten de in
gangspoort en volgden hem naar het
midden der kerk.
Weder ontstond er een angstige vlot
ting onder de verschrikte dorpelingen.
Daar zij niet konden vermoeden wat
de gegeven© bevelen be toekenden,
meenden zij ongetwijfeld lat hun laat
ste uur gekomen was. Evenwel, nunne
benauwdheid verminderde, toen zij de
soldaten onder den predikstoel zagen
stilhouden.
De Overste scheen den predikstoel
te willen beklimmen; doch een licht
deurken voor de trap, dat gesloten
was, weerhield hem. Hij deed een tee-
ken met den vinger aan den soldaat,
die nevens hem stond. De soldaat hief
de kolf van het geweer in de hoogte:
een bonzende slag galmde door de
kerk, het deurken sprong aan stukken,
en de Overste verscheen boven op den
predikstoel
Hij trok een pak papieren uit zijn
kleed, ontrolde deze. en begon de vol
gende aanspraak met allerlei woeste
gebaren
„Habitants de la Coroutine de Wal-
deghem!.Maar ik bedrieg mij: sla
ven kunnen de edele tnal der vrije
volkeren niet verstaan' Wrlnnn dan