NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 26 JUNI 1926 TWEEDE BLAD. J Uit de Schriften. j| MET OOTMOEDIGHEID BEKLEED Zjjt met ootmoedigheid bekleed i Petr. 5:5. De overlevering verhaalt ons, dat Petrus immer de tranen in de oogen stonden, heel zijn verder leven, sinds den zwarten nacht, waarin hij zijn Heiland verloochende en Petrus naar buiten werd gedreven om bitterlijk te ween en. Ol die overlevering betrouwbaar is, weten we niet. Maar deze gedachte draagt ze in zich en brengt ze tot ons, dat Petrus immer met weemoed en deemoed op zijn diepen val heeft teruggezien. Voorwaar, Gods kinderen zondigen niet goedkoop. Dat heet? ook Petrus ondervonden. De wondenf door de zonde geslagen, mogen heelen, de lit- teekenen blijven. Een onuitwischbaar spoor laat het bedreven kwaad in dit leven achter. Uit de langzaam verblee- kende herinnering moge veel verdwij nen, dht spoor blijft met klare duide lijkheid hun voor de oogen staan. Het is geheel en al in overeenstem ming hiermee, dat, als Petrus zijtn eer sten zendbrief schrijft aan zijn mede ouderlingen om ze te vermanen, hij dat doet met de aandoenlijke woor den: „Zijtt met ootmoedigheid bekleed" Hoogmoed "komt voor den val. Dat wist Patrus uit eigen, bittere levenser varing. „Zijt met ootmoedigheid be kleed deze woorden schrijft hij dan ook neer met zijn hartebioed. Met den onheiligen ademtocht, waar mee Satan de woorden fluisterde: „Giji lieden zult als God zijtn", heeft hij het eerste menschenpaar het stofgoud van de vleugelen geblazen en het men- schelijk geslacht met de zonde der hoovaardij en hoogmoed besmet. Zoo ernstig waarschuwt de ft eiland, voor den zuurdeesem der Pharizeeën, juist, omdat die in ons aller hart schuilt. En de werking van den zuurdeesem kermen we. Een weinig zuurdeesem drijft het gemaakte beslag stillekens de hoogte in. W|at niet veel is, doet [hij zwellen en rijzen, zoodat het heel wat meer lijkt dan het in waarheid is. De hoogte in, dat is het wat ide natuurlijke mensch zoekt. Zonde en hoogmoed zijn onafscheidelijk aan elkander verbonden. Maar ook de hei ligheid en nederigheid (wat geheel iets anders is dan de kruiperigheid der lage zielen) gaan hand aan hand. God wederstaat den houvaardige, maar den nederige is Hij genadig. Als Petrus nu spreekt van het kleed van den ootmoed, dan bedoelt hij geen uitwendig deugdan-sieraad van eigen maaksel, dat van buiten-ai wordt aan gebracht. Ai wat wij maken, verraadtt steeds het werk van de grove men sch eaihand. Ziet, wanneer in het vroege voor jaar het aangezicht der aarde wordt vernieuwd en de grauwe aarde met kruid een "bloem* bekleed wordt» dan is dat kleed er geen, dat van buiten af wordt aangebracht, maar het is er een, dat uit de aarde zelve opkomt en er van binnenuit opgroeit. Dat is een bekleed worden van binnen-uit. En hieraan hebben we te denken, ais Petrus vermaant om met ootmoedig heid bekleed te wezen. De innerlijke genade, welke de iHeere in de wedergeboorte mededeelt, zal zich naar buiten openbaren. Ze Openbaart zich in het zoeken van 's (Heeren aangezicht, in het letten op zijn wenken en op het lichten van znn oog, in het liefhebben van zijne (Wet, ook waar die wet hem aan zijne jammergestalte als verloren zondaar voor God ontdekt, in een leven van waakzaamheid in het gebed, in de godsvrucht van het Hem toegewijde leven, bovenal in verootmoediging over het droeve feit, dat nog zoo bit ter weinig gezien wordt van dat kleed van den ootmoed. Wat een trots op het uitwendige levenskleed, dat we ons zelf maken. (Wat een hoogmoed op rijkdommen, welke we ons vergaarden. Wat een prat-gadn op titels, die men erfde of verkreeg. (Wat een opgeblazenheid over de kennis, welke men zich eagen maakte. Er wandelen er wat rond, in het bonte kleed van den veelvervi- fen rok van deugd en van plicht, ie zoo noodig hebben te luisteren naar de vermaning: jfZijt met ootmoe digheid bekleed". Reeds in het gewone leven zien we, dat hoogmoed voor den val korflt. Menige Haman bungelt aan de galg, welke hij: deed oprichten voor Morde- chaï. De hoovaardige wordt ten leste door ieder alleen gelaten. Maar Petrus schrijft deze woorden niet voor degenen, die buiten staan; maar juist voor nem die. behooren tot de gemeente des Hoeren. En hier is die zonde van den hoogmoed zoo veel te stuitender. De discipelen van Tezus twistten nog achter Hem, wie nurnier wel de meeste zou zijn. Zijt met ootmoedigheid bekleed, ideze woorden zijn aan in de eerste plaats voor hen, in wier leven op het erf van Gods kerk zoo niets te zien is van dat heilige sieraad der ware kin deren Gods. Zijt met ootmoedigheid bekleed, deze woorden bedoelen met vaste hand van den troon te lichten dat bij eigen f rat ié tot koning gekroonde ik, te wingen af te dalen langs de treden van a en troon onzer grootheid en af te doen leggen het opperkleed onzer heerlijkheid. Zijt met ootmoedigheid bekleed, deze woorden wekken op om te zeg gen: „Satanas, ga achter mij!" als die noovaardigé duivel aan het zielsoor staat te fluisteren, dat het zoo bijlzon der goed gedaan, gezegd en ja, zoo goed gebeden was. Zijt met ootmoedigheid bekleed, deze woorden zijn. een zweepslag vlak in het aangezicht van hen, die wel een gedaante hebben der godzalig heid, maar de kracht daarvan ver loochenen. De vernieuwing van hart en leven blijft altijd stukwerk. Eerst na dit le ven zal- Gods kind tot de voorgestelde volkomenheid geraken. Nooit kan het hart rusten in die vernieuwing en üaarin een steunpunt vinden voor de eeuwigheid. Dat vindt het hart alleen in de gadelooze vernederingen van Christus Jezus. Hoe meer hiervan 'de rust en de zaligheid wordt genoten, hoe dieper de ziel zich buigt en hoe meer de inhoud en richting gegeven wordt aan het leven door dit woord: „Zijt met ootmoedigheid bekleed". Hoe inniger met Christus verbon den door het levend geloof, hoe klei ner in eigen oog. De voornaamste der apostelen noemt zich den groot ste der zondaren. Hoe meer genade, des te ootmoedi ger Christen. Do hoovaardigen doen niet anders dan aan hun ondergang werken. De mach tigs ten blijken ten leste zij De kieed^10 ootmoec^^^ie^ zijn be- Door genade wordt dit reeds hier de grondtoon van hun leven: „Niet ons, o Heere, niet ons, maar Uwen naam geef eere, om uwer goedertie renheid, om uwer waarheid wil". Maar nooit kleiner voor eigen ziele- besei dan, wanneer de verlosten zullen ingaan in de vreugde des Heeren om ■altijd bij Hem te wezen. Daarom hebben deze woorden ons zooveel te zeggen, zoo alles: „Zijt met ootmoedigheid bekleed". TEVREDENHEID. Zoudt gij klagen, o mijn ziel! Dat te min van 't aardsche slijk, Eer en pracht ten deel u viel? Maakt dat and'ren dan zoo rijk? Neem 't voor lief met uwen God! Hebt gij God, welk heilgenot! Dwaas is hij die zich verteert Om een handvol ij delheid, Daar hem God zoo gaarn vereert Met den schat der eeuwigheid. Zie dat groot talent slechts aan, En gij laat den penning gaan! Zie toch al de schatten aan, Waar uw hart zich hier aan hecht: Alles moei gij laten staan, Als men straks u nederlegt. Niets ervan gaat mee in 'tgraf, Alles staat gij andren af. Maar wat ziel en geest verheugt: Gods genade, Christus' .bloed, Dat verschaft u eeuw'ge vreugd, Dat, dat is het blijvend goed. 's Werelds rijkdom moet vergaan, Ziel ©rijkdom blijft, bestaan. Richt dan op de slappe knieën, Zalf met heilige olie 'thoofd! Hel en wereld mogen zien, Dat gij in uw God gelooft! Houdt den kand'laar brandend stee !s Tn den duis'tren nacht uws leeds! Al uw wenschen zij beperkt Tot de maat die God u geeft! Hij, die alles in u werkt, Hij is t waard, dat gij Hem leeft! En wat gij van Hem ontvangt Ts steeds meer dan gij verlangt! (Leidsche Kruidhof). KERK EN SCHOOL. NED. HERV. KERK Beroepen: Te Putten op de Ve- luwe, J. Énkelaar te Rjjssen. Be dankt: Voor Pesse c.a.H. van Oyen, hulppred, te Heemstede. GEREF. KERKEN. Bedankt: Voor Pftnacker, K. J. Kremer te Gees. GEREF. GEMEENTEN. Bedankt: Voor Benthuizen, R. v, Neer boa te Terneuzen. EVANG. LUTH. KERK. Drietal: Te Hilversum, P. Boender maker, em. pred. te Hilversum. H. L. Boerljjst te Amsterdam en L. Schutte te Amsterdam. Bedankt: Voor Helder, J. C. V. v. B e m m e 1 te Hoorn. Bevestiging, Intrede, Afscheid. Op Zondag^ 4 Juli a.s. hoopt Da J. W. v. Nieuwenhuizen zgn in trede te doen bü de Ned. Herv. Ge meente te Odoorn (Dr.), na bevestigd te zqn door Ds. J. F, Kruijt van Vaï- thermond. Den 7 den Juli hoopt Ds. J. P. v. Melle zijn 25-jarig jubileum als pre dikant bij de Ned. Herv. Gem. te Kra lingen te herdenken. Voor zijn over- komst naar Kralingen in 1901 stond hij reap, te Renswouae en te Sluis. De heer E. R. Dams té, hulppre diker te Windesheim, stelt zich met 1 Juli beroepbaar in de Ned. Herv. Kerk. Zijn adres is: Zwolscheweg 45, Apel doorn. Ds. L. van Wijk. Da. D. L. v. Wijkiem. pred. van de Geref. Kerk van Ede, heeft zich met- -terwoon te Scheveningen gevestigd. Ds. G. Vermaat. In de Woensdag j.l. gehouden ver gadering van de classis Bolsward der Geref. Kerken werd als eindconclusie der rapporten en besprekingen aange nomen: a. aan Ds. C. Vermaat, predikant te Makkum, de volgende verklaring voor te leggen ter onderteekening: Ondergeteekende verklaart als ambtsdrager zich te conformeeren met de beslissingen van de Asser Sy node inzake Gen.' 2 en 3, en belooft de ze ook tot grondslag te zullen leggen van wat bij leert; met dien verstande, dat bij zich het recht voorbehoudt om een gravamen in te dienen, indien hem te eeniger tijd mocht blijken uit de H. Schrift, dat zij niet letterlijk opgevat wil hebben, wat de Synode verklaart, dat overeenkomstig de H. Schrift, let terlijk moet worden verstaan; b. aan Ds. Vermaat de belofte af te vragen, dat hij zich voortaan onthoudt van alle onkerkelijke actie tegen de besluiten van Assen; c. dat Ds. Vermaat zijn leedwezen betuigt over zijn pogen om den kerke- raad en eventueel de leden der ge meente op te wekken tot verzet tegen de Generale Synode; d. van Ds. Vermaat te eischen terug name van de gewraakte uitdrukking uit bet slotartikel in „Woord en Geest' over „Confessionslisme"; e. aan den voorzitter op te dragen, Ds. Vermaat te vermanen en tot leed wezen op te wekken over strekking en toon van zijn artikelen in „Woord en Geest" over confessionalism© en over zijn wijze van spreken over de meerde re vergaderingen. Op zijn verzoek is aan Ds. Vermaat drie dagen bedenktijd verleend. Emeritaat. Door het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht is aan Ds. J. Doorenbos, Ned. Herv. predikant, te Schalkwijk, na meer dan 50-jarigen dienst, eervol emiritaat verleend, ingaande 1 Nov. 1926. In memoriam Ds. J. A. de Vries. Hedenmiddag om 3 uur werd te Zaan dam het grafmonument door de ge meente ^an de familie van Ds. J. A. de Vries geschonken, onthuld. Op het kerkhof werd door Ds. W. Breukelaar het woord gevoerd. Schooldag Thèol. School te Kampen. In aansluiting aan het medegedeelde ■in ons tweede blad van gisteren kunnen wq nog mededeelem dat Prof. Bouw man een openingsrede sprak. Spr. herinnerde er aan, dat het 25 jaar geleden was, dat de eerste School dag gehouden werd. Trok vroeger de examenweek groote scharen van pre dikanten en leden der Gemeente naar Kampen, sedert de reorganisatie der school in 1896 toen de publieke en ge meenschappelijke examens werden af geschaft, was de bijzondere reden om in Juli naar Kampen te gaan, vervallen. In die dagen w.erd nog al warm ge streden over de opleidingskwestie, over de vraag, of de Kerk ae kruk van de deur, die den toegang verleende tot het predikambt in handen zou houden, dan wel, of de opleiding moet vrij staan van het zeggenschap der Kerken. De geschillen, die toen den vrede der Kerken beroerden, zijn thans ge luwd. Wij strijden niet meer over inira en supra, over de rechtvaardigmaking van eeuwigheid, over het organisme en het instituut der Kerk, enz. Het on derscheid van A. en B. wordt nauwe lijks meer gekend. De eenheid en rust der Gereformeerde Kerken werd in de laatste jaren heerlpk bezegeld door een rijken zegen van inwendigen bloei. De Theologische School mag deelen in de algemeene sympathie van de Kerken en hare leden. De vraag piag echter wel worden ge steld, of wij vooruitgegaan zijn in' ge loof en'liefde, in de kennis en de vreeze des Heeren, of het niet onze tijd is, dat wij ernstig onszelf onderzoeken, wel ke onze verhouding is tot God en Zijn Woord. Wh mogen onze afkomst niet verge ten, dat wij kinderen zijn van een ge slacht, dat om 's Heereop wil de smaad- heid Christi heeft ondervonden en om de trouw aan onzen Koning werd uit geworpen uit de Kerk der Vadereu Wanneer de band met de historie los raakt en wij vergeten de daden Gods, dan loopen wij cok gevaar de beginselen waarvoor zij hebben gestreden, los te laten. Een volk, dat den historischen bo dem niet meer voelt, is rijp voor den ondergang. Wij moeten ons wachten voor dorre rechtzinnigheid, waarbij 't verstand den toon aangeeft, en de ziel niet inleeft in de eeuwige dingen. Want wanneer de dogmata voor ons alleen begrippen zijn, waarmede de rede speelt, afgetrokken denkbeelden, die niet wortelen in het leven, dat treedt de versterving in. Een kerk, die ni'^t den levensband voelt met God, die niet verstaat de liefde tot Christus en de drijving des Geestes, gaat verloren. Daarnevens mogen wij met dankbaar heid getuigen, dat er bij ons volk nog leeft een echte, warme liefde tot den Heere en Zijn dienst. Deze schooldag is daarvoor het bewjjs. Zoolang de liefde tot Christus ons drijft en samenbindt is er hoop. Spr. eindigde met de hoop uit te spre ken, dat het samenzijn moge strekken tot versterking in de liefde tot 's Hee ren zaak, in het geloof en de gemeen schap der heiligen. Prof. Dr. T. Hoekstra, in zijn kwali teit van rector der Theol. School deelde belangwekkende dingen over den toe stand der School mede. Het getal studenten beweegt zich nog in stijgende lijn. Tien jaar geleden wa ren er even 30 studenten. ijf jaar ge leden was dit getal verdubbeld en be droeg ruim 60. Nu in 1926 is dit geta* weer verdubbeld en zijn meer dan 120 studenten in het album studiosorum in geschreven. Het stemt ook tot blijdschap, dat de Theologische School zich verheugen mag in de groeiende sympathie van de le den onzer Kerken. Dit blijkt uit de offervaardigheid, dit wordt bewezen door de geschenken, die haar worden AAN HET ZOEKUCHl. Leiden, 26 Juni 1928. Ik heb langen tijd geleefd In dmea ning, dat een van de fouten van desen tijd is, dat we eigenlijk allemaal een beetje boven onxen stand leven. Dat we. de een meer, de ander min der, naar verhouding teveel aan wed- deuitgaven besteden. Van die meening Jeu ik echter be keerd. Nadat Minister de Geer rijn ontwerp inzake het heffen van een wceldever- ter in gs be las ting indiende, zijn onze Kamers van Koophandel in actie ge komen en hebben zij over deze mate rie hun licht laten schijnen. Ik heb heel wat van die adressen gelezen en ben daardoor tot deze con clusie gekomen: er is hier geen weel de en artikelen van weelde worden in ons land niet gebruikt. Als de minister het advies van deze colleges volgt, dan wordt de heele lijst van weeldeartikelen uit de bij het ont werp gevoegde tabel geschrapt. Al de artikelen die daar als weelde artikelen staan vermeld, behooren tot de min of meer noodzakelijke levens behoeften. t Blijkt dus, dat we wel een buiten gewoon sober volk zijn. En dat zij, die ons in de schoenen willen schuiven dat we eigenlijk bo ven onzen stand leven en dat wat min der geld voor weeldeartikelen uitge geven moest worden, er glad naast zijn Zoo Is er altiid wat te leeren Als men er maar oog voor krijgt. OBSERVATOR aangeboden. Van verschillende perso nen werden boekwerken aan de biblio theek cadeau gedaan en een broedel uit Amsterdam Dood een prachtige schil derü aan van een korenveld met de figuren van Boaz en Ruth. Het stemt ook tot dank aan de» Heere, dat enkelo broeders en zusters in hun testament de School gedenken. In ons midden sprê ken ze nog, nadat ze gestorven zijn. zegt spreker. Ook uit andere landen ontvangt de School zoo nu en dan hartelijke blaken van sympathie. Spr. bracht hulde aan den Oud-Tee tamenticus Prof. Ridderbos, die in den strijd te Assen vooraan stond. Hij Rele veerde wat Prof. Haitjema en Dr. Krom sigt daarvan zeiden en eindigde met een opwekking tot waakzaamheid tegen rationalisme en mysticisme. Inlandsche predikers. Aan een beschouwing over het Chris telijk leven der Inlandsche Christenen in het Zondagsblad der Geref. Kerken is het volgende ontleend: Er znn thans op ons Zendingsterrein van Midden-Java 104 plaatsen, waar ge regeld gearbeid wordt en van de daar verzamelde gemeenten zijn er reeds 17 tot institueermg gekomen. Voor die 104 flaatsen zjjn er echter maar 66 Goeroes ndjil Inlandsche predikers - die voorgaan in de samenkomst dor Ge meente. Ook al rekent men nu, dat ook de missionaire predikanten elkeu Zon dag hier of daar een Gemeente diener\ dan overtreft toch nog het aantal plaat sen, waar gepreekt wordt zeer ver het getal der predikers. Er is een groot tekort aan Goeroe'a Indjil. Onderscheidene onderwijzers en Mandoers helpers bü den Medischea dienst. verleenen hulp bij de predi king. Dit neemt echter niet weg, dat er onderscheidene Goeroe'a zün, die op één dag ya-ak op twee plaatsen fnoeten optreden. Op die plaatsen kan dan maar eenmaal dienst werden gehouden. Op de meeste plaatsen komt men echter des Zondags tweemaal samen. Het is een eigenaard:ge_ en nuttige gewoonte, clat de preek, flie des mor* fens gehoord is, in de middaprsamen- omst door de Gemeente wordt bespro ken. 's Middags wort it er dan niet ge preekt. Als er 's middags wel gepreekt wordt, dan komen de lidmaten in de week bijeen om met elkander over de preek te spreken. De Goeroes Indjil zijn nog niet zoo ver, dat zij zelf ook de pree^en maken De Missionaire predikanten maken bü beurten een schets voor he: geheeïe terrein. Deze wordt dan vermenigvul digd en elke helper on vangt een exem plaar. Zelfs worden die schetsen ook wel buiten ons terrein- gebruikt. FEUILLETON. Uit spannende dagen. (Een Vlaamsch verbaal). 8) De tachtigjarige koster bereidde zich om ter kerke te gaan, toen de brouwer in zijn kamer werd. toegela ten en hem den brief toonde, met de woorden: -„Heer koster, lees mij dien brief. Hij dien brief eer gij ter misse gaat. Hij brandt mij in de handen; het is alsof een groot ongeluk er uit moest voort spruiten. Van mijn zoon Simon!" „Van uw zoon Simon?" riep de kos ter met blijde verbaasdheid. „Hij (Twaalde mijn vriend 'Meulemans; maai- ik verheug mij, dat God uw kind gespaard heeft. Laat zien, wat meldt hij?" De koster naderde tot het ven ster, om meer licht op het papier te ontvangen, en las den brief met half luide stemme. Eensklaps verschrikte de brouwer; hij zag tranen uit de oogen des kosters vallen en zijn gelaat venbleeken. „Wat is het toch?" riep hij. „Wat staat er in dit ongelukkig schrift?" De koster naderde hem, greep zijn hand en sprak met zoet medelijden: „Ik heb deernis met uw lot, arme vriend." „Wat, wat moet ik vreezen?" riep de brouwer verschrikt. Wat staat er in ■dien brief?" „Welaan" zuchtte de koster, „ik zal het u zeggen. Uw zoon meldt u, dat hij binnen drie of vier dagen In Wal- deghem zal komen om de wetten der Fransche Republiek te doen uitvoeren en al de aanhangers van de dwinge landij en van 'het fanatismus, dat wil zeggen van den godsdienst, te verja gen. Hij belooft ons de bescherming van Frankrijk, indien wij ons deze? weldaad door onderwerping en gehoor zaamheid waardig maken. In korte woorden, hij bericht dat hij uw ouden leeraar en de arme lotelingen zal ko men vangen." „0. mijn zoon!" snikte de brouwer met de handen voor de oogen. „Hij de beul, die ons gezonden wordt „Troost u toch, ongelukkigs vriend" sprak de koster hem toe. „Gij hebt er geen schuld aan. En zijn wij niet in den tijd der beproeving? Ik zie geen dagteekening op dit schrift: zij is ver geten. Het is mogelijk, dat de brief 2 of drie dagen onderweg bleef; mis schien zal morgen of overmorgen uw zoon reeds hier zijn..*.Matig uwe droefheid, stil uw verbrijzeld gemoed, keer huiswaarts; ik zal u straks ko men bezoeken. Tot straks dan De koster drukte den wanhopigen brouwer nog eens de hand en stapte door den hof naar de kerk. Om baas~ Meulemans te troosten had hij zijn eigen droefheid onderdrukt; doch nu werd zijn hart allengskens met grooten weedom vervuld daar hij overwoog welke onheilen op de on schuldige gemeenteleden gingen neder storten. Toen de dienst pas aan dien gang was klonk eensklaps aan de ingangs deur een vervaarlijke schreeuw, een machtige stem, die de gansche kerk kwam vervullen: En een vijftigtal woeste stemmen antwoordden in juichende galmen in het Fransch: Leve de Fransche Repu bliek! Vrijheid, Gelijkheid, Broeder lijkheid of de dood! Deze klanken waren genoegzaam om de ongelukkige gemeente met een onuitdrukelijke vervaardheid te slaan. Ieder sprong huilend en kermend recht en wilde ontvluchten; maar de groote poort was reeds gesloten en met soldaten bezet. Dan stroomde de bopelooize menigte naar de kleine zij deur die nog open schoen. Men verplet terde en bezeerde elkander, om het eerst daar langs te kunnen vlieden; doch het gezicht van een tiental bajo netten, die met hun dreigende punten dezen uitgang versperden, en daarach ter de grijnzende aangezichten der sol daten, dreven het levende volk weder tem pel waart s in. Hier vlotte de menigte nog 'n oogen- blik met akelig noodgekerm van den eenen kant naar den anderen, totdat eindelijk alle beweging ophield en de meesten zich in de uiterste wanhoop op stoelen en banken lieten neervallen De leeraar steeg van den preekstoel af. Niet verre van de groote ingangs poort onder de hoogzaal, stond een man te tieren en te razen; tot dan had men niet gehoord wat hij hebben wil de, dewijl het noodgehuil zijn stem had overheerscht. Deze was ongetwijfeld de overste der soldaten, ten minste zij schenen zijn bevelen te gehoorzamen. Hij was een man van omtrent 'ie dertig jaar, schoon 'van gestalto, doen zeer wreed en barsch van aangezicht. Twee zwarte knevels daalden hem op de kin, terwijl zijn haar, gedeeltelijk over zijn wangen zwevend, in verwar de lokken over zijn schouders vlotte. Op zijn hoofd droeg hij een opgetoom- den hoed en daarboven een wapperend gepluimte; zijn kleed, bijna tot aan den hals toegeknoopt, was in de len den omslingerd door een driekleuri- gen sluier, waarin twee pistolen sta ken. Zijn laarzen waren onbedekt, en de kap daarvan, van geol binkend le der, hing omgeslagen bij de beenen neder. Een groote sabel moi ijzeren scheede sleepte hem achterna. De soldaten, die hem vergezeldon, schenen onder duizend uitgekozen, om den landlieden schrik aan te jagen. Het waren allen bejaarde mannen met bonkig aangezicht, bruingebrand van het zonnevuur, met gloeiende oogen, norsch gelaat, verwarde haren er zware knevels.. Onzindelijk, versleten en vut! was hun kleeding; hun sabels en geweren waren zuiver en blonken als zilver Zoohaast de man met den driekleu riger sluier en met de pluim op den boeu bemerkte, dat het gekerm genoeg verminderd was om hem toe te laten verstaanbaar tot de menigte te spre ken, zeide hij iets in stilte tot de sol daten. scheen hen te verdeel en en te schikken, en riep dan met volle stem: Schoudert geweer! Voorwaarts! Een tiental soldaten verlieten de in gangspoort en volgden hem naar het midden der kerk. Weder ontstond er een angstige vlot ting onder de verschrikte dorpelingen. Daar zij niet konden vermoeden wat de gegeven© bevelen be toekenden, meenden zij ongetwijfeld lat hun laat ste uur gekomen was. Evenwel, nunne benauwdheid verminderde, toen zij de soldaten onder den predikstoel zagen stilhouden. De Overste scheen den predikstoel te willen beklimmen; doch een licht deurken voor de trap, dat gesloten was, weerhield hem. Hij deed een tee- ken met den vinger aan den soldaat, die nevens hem stond. De soldaat hief de kolf van het geweer in de hoogte: een bonzende slag galmde door de kerk, het deurken sprong aan stukken, en de Overste verscheen boven op den predikstoel Hij trok een pak papieren uit zijn kleed, ontrolde deze. en begon de vol gende aanspraak met allerlei woeste gebaren „Habitants de la Coroutine de Wal- deghem!.Maar ik bedrieg mij: sla ven kunnen de edele tnal der vrije volkeren niet verstaan' Wrlnnn dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1926 | | pagina 5