NIEUWE LEIDSCHE COURANT VAN ZATERDAG 19 JUNI 1926
Aan het einde der week
Het aanzien en de invloed der par
lementen in de verschillende landen
van ons werelddeel we hebben daar
reeds meermalen op gewezen wor
den met den dag geringer. In som
mige staten, vooral in Zuid-Europa
zijn de parlementen eenvoudig aan
kant gezet en berust alle politieke
macht bij een dictator of directorium.
weer andere zijn de ambtenaren
degenen, die het heft in handen heb
ben; zij stellen salaris-eischen en de
regeering haast zich ze in te willigen
met het gevolg dat de klove tusschcn
deze en de overige burgers steeds
grooter wordt. Via de partijpoli
tiek is het parlement de dienstwilige
dienaar 0111 het groeps-egoïsme van
dezen stand kracht bij te zetten, doch
het houdt in dezelfde mate op v o 1 k s-
vertegenwoordigïng te zijn. In nog
weer andere landen is het parlement
practiseh- aan kant gezet en is de
invloed daarvan door de haute fi
nance aan zich getrokken. Wat dit
laatste betreft denken we met name
aan België en Frankrijk.
In België is voor eenige weken de
„democratische" regeering-Poullet vei
vangen door het nationale" kabinet-
Jaspar. De reden daarvan was niet,
dat het in het parlement niet over een
meerderheid kon beschikken, doch
dat de bankiers deze regeering weg
wilden hebben.
Iets dergelijks is de afgeloopen week
in Frankrijk geschied. De minister
van financiën Péret heeft eerst ont
slag geheimen, naar hij zelf verklaar
de, omdat de Banque de France eischcn
gesteld had, waaraan hij kon noch wil
de voldoen. En Briand, geen kans zien
de dezen minister door een anderen
functionaris te vervangen, heeft daar
op het ontslag van het geheele kabinet
aangeboden.
Het merkwaardige van het'geval is,
dat het ministerie op denzelfdendag
waarop het heenging met groote-meer
derheid een votum van vertrouwen
van de Kamer had gekregen, want als
zoodanig moeten we de aanneming
van het voorstel om alle interpellaties
over den financieelen toestand te ver
dagen beschouwen.
Niet het parlement beslist dus over
de vraag, hoe en door wie het land
geregeerd zal worden, doch een macht
buiten het parlement: de bankiers.
Het is een specifiek verschijnsel, aan
de huidige maatschappij in haar na-
oorlogsche phase eigen, dat niet slechts
het kapitaal in den zin van de produc
tie-middelen, maar dat het geld daar.
in de voornaamste rol speelt. De
macht der bankiers is wassende, daar
door raakt het politieke leven op den
achtergrond. Hiermee hangt samen cle
steeds grooter-wordende invloed van
Amerika in de oude wereld.
Amerika is het land van den dollar.
Het heeft het onfeilbaar middel voor
alle kwalen, waaraan Europa lijdende
is: dollarleeningen. Bijna geen land of
het is daarmee „gelukkig" gemaakt.
Doch tot dusver zien we nog niet veel
anders dan dat er een telken jar.e groo
ter wordende goudstroom uit Europa
naar Amerika vloeitDe Nieuwe
wereld schijnt dus meer baat bij het
middel te hebben dan de Oude.
Nu is Briand in Frankrijk weer be
zig het tiende kabinet-Briand in el
kaar te timmeren. De voornaamste
portefeuille is uiteraard die van financ.
Wie zal haar krijgen? Men spreekt
van Poincaré, want men wil in elk ge
val dezen zetel bezet zien door een
„sterken" man. En ook wordt ver
klaard, dat de nieuwe regeering nu
eens een poosje moet kunnen werken
zonder de controle van het parlement,
want daarvan vreest men maar weer
nieuwe vertraging. Frankrijk heeft im
mers sedert April van verleden jaar
7 ministers van financiën versleten en
Volgens de nieuwste berichten is
hij niet geslaagd en is thans Herriot
tot kabinetsformateur benoemd.
al dien tijd is de frank maar blijven
zakken, zoodat hij thans zelfs het laag
tepunt van minder dan 7 cent heeft
bereikt.
De vraag komt in dezen tijd meer
malen op: zal het nog mogelijk zijn de
daling van den Belgischen en den
Franschen frank tot stilstand te bren
gen of zal het er net mee gaan als met
de Mark?
Dit is een kwestie van groote betee-
kenis, natuurlijk in de eerste plaats
voor de betreffende landen, doch in
meer dan één opzicht ook voor ons
land, welks belangen zoo nauw met
die zijner buren verbonden zijn.
Uit het grijs verleden.
SCIPIO EN CATO.
Tot in de 2de eeuw voor onze' jaai-
telling waren de Romeinen een volk
van boeren, kooplieden en soldaten.
Zij leefden zeer eenvoudig en hadden
nog geen deel aan de gaven def cul
tuur; litteratuur en wetenschap, kunst
en philosophie waren onbekende zaken
voor hen.
Later werd dit anders, en deze om
mekeer was een gevolg van de aanra
king met de Grieken, die destijds over
al verspreid woonden en met wie zij
kennis maakten door hun veroverings
tochten in het Oosten.
Duizenden Grieken kwamen naar
Rome, hetzij meegebracht als slaven,
hetzij vrijwillig omdat zij zich daar
een positie hoopten te verwerven ais
geneesheeren, tooneelspelers of leera
ren.
Aan de andere zijde waren er ook
duizenden Romeinen die als soldaten
of kooplieden naar het Oosten waren
vertrokken en daar temidden der
vreemdelingen leefden.
Zoo maakten de Romeinen kennis
met andere gebruiken en ideeën dan
de hunne, en langzamerhand begonnen
zij hun eigen zeden in te'ruilen voor
die der Grieken. Deze geleidelijke door
dringing van het Romeinsch'e leven
met Grieksche gewoonten noemt men
het Hellenisme: de invloed van de Hal
lenen (Grieken). Wat Grieksch was,
begon te Rome tot den bonton te
behooren.
Toch waren er tal van Romeinen
voor wie het niet gemakkelijk ging
zich aan dien nieuwen geest aan te
passen. De Romeinen zijn zulk een ge
heel ander volk dan de Grieken. Was
de wijsbegeerte -bij de laats ton de het
hoogst gewaardeerde van aiie weten
schappen, de Romeinen waren een bij
uitstek practisch volk en hadden in 't
geheel geen aanleg voor philosophie. Zij
hebben op dit gebied dan ook hoege
naamd niets gepresteerd; hun wijsgee-
ren, zooals b.v. Cicero en Seneca, wa
ren eclectici, die hun denkbeelden aan
dé Grieken ontleend hadden
Ook waren er velen die met leede
oogen dien wassend en invloed van het
Hellenisme in Rome zagen, omdat zij
vasthielden aan de voor-vaderlijke
zeden en den oud-Romeinscheii een
voud. Daardoor was Rome groot ge
worden, daarom weg met di,a. nieuwe
invloeden, die toch nergens anders toe
dienden dan om verweekelijkte meii-
schen te maken.
De invoering van de Grieksche cul
tuur in Rome ging niet zonder strijd.
Elk der beide richtingen, zoowel die
de oud-Romeinsche zeden wilde hand
haven als de andere die voor de nieu
we en meer verfijnde gebruiken der
Grieken voelde, had haar aanhangers.
In 't bijzonder een tweetal mannen,
die als de vertegenwoordigers' dezer
beide stroomingen kunnen beschouwd
worden, stonden in dezen scherp te
genover elkander: Scipio Africanus en
Cato de oude.
Scipio, of zooals zijn volledige
naam luidt Publius Cornelius Scipio,
was zijn loopbaan in Spanje begonnen,
waar hij cle Carthagers verjoeg. Op
jeugdigen leeftijd tot consul gekozen,
vertrok hij met een leger naar Sicilië.
RECLAME.
a 1.- p. pont!,
per halve en heeie plaat im voordeelig.
LAGE PRIJSNOTEERING
oak vsof H.il. Scftseraaksrs.
L. VAN ESCH Wzn.,
DONKERSTEEG 5.
Op dit door Grieken bewoonde eiland
begon hij belangstelling en' waardee
ring te krijgen voor de Grieksche
kunsten en wetenschappen. Zijn tegen
standers begonnen reeds in dien tijd
stemming tegen hem te maken om zijn
zucht voor weelde en zijn manieren,
die beschaafder waren dan die der Ro
meinen.
Van Sicilië vertrok Scipio naar Afri
ka, teneinde Carthago aan te vallen.
Bij Zama, op vijf dagreizen van Cartha-?
go gelegen, werd de beslissende slag
met Hannibal uitgevochten, die ten
gunste van cle Romeinen beslist werd
(202 v. Chr.). Naar deze in Afrika be
vochten zege ontving Scipio den bij
naam Africanus. Hij liet schitterende
spelen houden die zeer veel geld kost
ten en werd de lieveling des volks.
Ook had hij zeer veel invloed bij den
Senaat, terwijl de edelen hem als een
voorbeeld beschouwden, dat zij wensch
ten na te volgen.
Geen wonder daarom, dat Cato te
gen hem en de door hém aangeprezen
zeden zich verzette.
Marcüs Porcius Cato, de tijdge
noot van Scipio Africanus, was in ve
le opzichten diens tegenbeeld.
Hij werd omstreeks 232 te Tuscula-
num, een klein stadje in Latium, uit
een familie van landeigenaars gebo
renen begon met op het land te wer
ken. Op 17-jarigen leeftijd werd hij
zooals - destijds de gewoonte was
soldaat en maakte een veldtocht tegen
Hannibal mee. Hij onderscheidde zich
zeer door zijn moed. Op zijn landgoed,
teruggekeerd leefde hij weer het leven
van een eenvoudigen boer.
Omdat hij goed sprak, werd hij er
nog al eens mee belast te Rome het
woord te voeren in een rechtzaak,
waarin een zijner buren gewikkeld
was. Op die wijze trok hij de aandacht
en al spoedig werden hem ambten aan
geboden: hij werd eerst volkstribuun
en daarna quaestor.
In laatstgenoemde functie behoorde
het tot zijn taak cle wijze waarop Sci
pio, die in Afrika het bevel voerde,
met het staatsgeld omging te contro
leeren en het spreekt wel vanzelf, dat
hij daarop nogal wat aan te merken
hacl. Dat ging daar in Afrika heele-
maal niet volgens oud-Romeinsche
zeden.
Scipio antwoordde, dat hij zoon
'bekrompen quaestor niet gebruiken
kdn en Cato van zijn kant vertelde bij
zijn terugkeer te Rome, dat Scipio het
geld verkwiste en zijn tijd misbruikte
om zich,te amuseeren.
Het sprak vanzelf dat Cato op die
wijze en dit is maar een staaltje
zich tal van vijanden maakte, vooral
ook uit de hoogere kringen. Want de
zen dweepten met de Grieksche litte
ratuur en kunst, doch Cato haatte de
ze. Hij'vreesde daarvan den ondergang
van Rome.
Bij het volk was Cato om zijn ge
strengheid meer gezien dan bij de
edelen; ondanks de tegenwerking der
laatsten werd hij tot censor gekozen.
'Toen had hij eerst recht de gelegen
heid om zich uit te leven; zonder oor
deel des persoons ging hij te werk om
alle luxe te weren en te straffen ten
einde den oud-vaderlijken eenvoud te
herstellen. Zijn censuur werd beroemd
en hij ontving den bijnaam „de censor".
Hoe dankbaar het volk Cato was
bleek wel daaruit, dat het een stand
beeld voor hem oprichtte, dat het vol
gende opschrift droeg: „omdat hij ge
durende zijn censuur de Romeinsche
republiek, die door de verandering der
zeden dreigde te gronde te gaan, weer
heeft opgericht".
Laad- en Tuinbouw.
De zetel van Bloembollencultuur.
B. en W. van Haarlem hebben aan
het hoofdbestuur van de Alg. Ver. voor
Bloembollencultuur een brief gezon
den, waarin erop gewezen wordt, dat
de gemeente Haarlem wel f 100.000
wenscht te geven als bijdrage in de
kosten van een nieuw gebouw voor de
vereeniging, maar dat de gemeente
niet boven dit bedrag wil uitgaan.
Voorts wijzen B. en W. op de moei
lijkheden welke de grensregeling zal
medebrengen, doordat de schade-ver
goeding zal moeten gegeven worden
aan de gemeente Heemstede, welke ge
meente dan een groote vergoeding zou
krijgen voor „Spaar en Hout", waar
dan eventueel de zetel van bloembol
lencultuur gevestigd zal worden.
Op die manier zou het geschenk van
f 100.000 toch nog belangrijk over
schreden worden.
„Bloembollencultuur" heeft dit
sehrijven doorgezonden naar B. en W.
van Heemstede, en dit college heeft
gistermiddag hierover beraadslaagd.
Men vond het schrijven van Haarlem
echter onduidelijk, waarom geen be
slissing genomen kon worde o. De on
derhandelingen zullen echter worden
voortgezet, zoodat binnen ehkele da
gen wel een beslissing zal zijn te ver
wachten.
SCHAAKRUBRIEK
Redacteur: J. Verstoep Jan. Poort-
landlaan 40, Delft.
Probleem no. 17 (driezet).
Auteur: M. Feigl, ta Weenen.
ie prijs le internationale toumooi
„Dresdener Anzeiger."
Zwart 13 stukken.
4 Ü.7—d5
5 d2d4
Beter is 5 e3.
5 Dd8—a5f
6 Pfolc3 Pf6e4
7 Ddld3 c5 x d4
8 Dd3 x d4 Lf8—c5!
De inleidingszet tot een combinatie
van buitengewone schoonheid, die de
„onsterfelijke partij" tot pendant dient
9 Dd4 x g7 Lc5 x f2f
10 Kei—dl d5d4ü
11 Dg7 x b8 Ke8e7
12 Dth8 x c8 d4 x c3
13 Lb2—cl Pb8d7l
14 Dc8 x a8
Op 14 Dc4 volgt Td8 en dan op 15
Db4f, Pcöf, 16 Ld2, Td2:f 17 Kcl, Dd8,
18 Kbl, Tdlf 19 Ka2, Dd5f enz.
Of op 14 Dh7; evenzeer Td8 met
winst.
14 Da5 x b5
15 Lel—f4
Evenmin is het witte spel te redden
met Pf3. Er kan volgen 15Dd5f
16 Ld2, cd2. 17 c4, Pc3f 18 Kc2, dlDf
19 Tdl: Ddl:t 20 Kc3 en Wit raakt mat
15 Db5—dof
16 Kdl—cl Lf2e3f
17 Lf4 x e3 Pe4—f2
Wit geeft op. Na Lf2: volgt mat in
3 zetten.
Eindspelstudie v. Duras.
Wit7 stukken.
Oplossing probleem no. 16 (driezet
van Healy:
1. Lh7, resp. 2 Dg6, resp. 3 De4f resp.
Dd3f Een probleem van zeer ouden
datum, maar schitterend van con
structie. En ook geen „zacht eitje."
Onregelmatige opening.
Gespeeld te Weenen Mei 1895.
Wit: B. Fleissig. Zwart: C. Schliohter.
1 b2b4
Deze zet werd bij voorkeur door den
Oostenrijks clien Schaakmeester B. En-
glisük gespeeld. Hij opende op deze
wijze o.a. in zijn match met Pillsbury.
OVerigens werd vreoger de zet hier to
lande, dikwerf in praktijk gebracht
'door den heer Deelman, die uit de
opening dikwijls met uitstekend spel
te voorschijn kwam.
1 e7e6
Zwart kan ook spelen 1©5, waar
op zou kunnen volgen 2 Lb2, Lb4: 3
Le5: Pf6, 4 ©3, 0—0, 5 Pf3, d5 enz.
2 Lelb2 Pg8—f6
3 a2—a3 c7c5
4 b4b5
Op c3 laat zwart coc4 volgen. Toch
is de zet beter als de tekstzet, waar
door Wit's pionnenstelling op den
damewleugel geruineerd wordt.
Wit aan zet en wint.
Een zeer interessante stelling. Men
zou gelooven, dat- Zwart de partij on
mogelijk verliezen kan. Wel is waar
kan Wit door b7b8 den looper ver-'
overen, maar dan kan pion f4 onge
hinderd 'dame loopen. Het voortruk
ken van deze pion kan slechts op één
manier verhinderd worden, namelijk
door:
1 Lel—a3 Kd3c4
Hiermede is de sterke voortzetting
La3c5 verhinderd en Wit heeft
schijnbaar niets beters, als met La3
cl op remise te spelen.
2 La3©7!
Een verrassende zet, waaraan eên
fijn idee ten grondslag ligt.
2 f4—f3
3 Le7d8 Lc7 x h2
Het beste antwoord. In aanmerking
komt nog 3f3f2, maar daarop
forceert Wit door. 4 Ld8 x c7, f2fl
D. 5 b7b8D, Dfl—f2f, 6 Db8—b6 een
winststelling.
4 Ld8b6 Kc4b5!
Op 4g5—g4 beslist 5 Lb6—f2,
g4—g3, 6 b7^b8D, g3 x f2, 7 Ka7—a6
met de dreiging Db8b6f De tekstzet
verhindert b7b8D, daar Zwart dan
door Lh2 x b8 naast f3f2 remise be
reiken zou.
5 a5a6 g5g4
6 Lb6—f2 Lb2c7
7 b7—b8D+ Lc7 x b8
8 Ka7b7
De stelling van Duras culmineert
in een zeer gunstige slotwending.
8 Kböa5
Het ligt voor de band, dat Zwart
geen andere zet heeft: op g4g3 volgt
9 Lf2 x g3, *Lb8 x g3, 10 a6a7, f3
—f2, 11 a7a8P, f2—flD, 12 Da8—a6+
en de zwarte Dame gaat verloren.
9 Lf2h41
Een welberekende afwachtingszet.
9 Ka5toö
10 Lh4el! g4g3
11 Lel x g3 Lb8 x b3
12 a6a7 f3—f2
13 a7a8D f2—flD
14 Da8a6f en Wit wint.
Leidsche Penkrassem.
Amice,
Zooals ge waarschijnlijk gelezen
zult hebben, mag de Gemeente Leiden
zich sinds enkele weken verheugen in
het bezit- van een Comité voor open
baar onderwijs, welk comité tot stand
is gekomen door de samenwerking
van den Centraleri Ouderraad, het
Neder 1. Onderw. Genootschap en den
Bond van Ned. Onderwijzers.
Dat zulk een comité tot stand is
gekomen behoeft niet al te zeer te
verwonderen. Er is een tijd geweest
dat het openbaar onderwijs hier ter
stede een overheerschende positie in
nam en dat 't aantal bijzondere scho
len betrekkelijk gering was. Maar zoo-
als overal bijna, zijn ook hier de rollen
omgekeerd. Het bijzonder onderwijs is
tot bloei gekomen en de belangstel
ling voor de openbare school is zoo
stefk verminderd, dat zij slechts door
de kleinste helft van de schoolgaande
kinderen wordt bezocht.
Dat dit den vrienden van het open
baar onderwijs ter harte gaat ligt voor
de hand en het is dan ook alleszins
verklaarbaar dat pogingen worden
aangewend om de openbare school
weer tot bloei te brengen.
Dat men in de middelen om dit doel
te bereiken bijster gelukkig is, zou ik
niet durven zeggen. Ge herinnert u
misschien hoe enkele maanden gele
den een geschrift verspreid werd waar
in getracht werd aan te toonen, dat
de openbare school goed bezien de
Christelijke school is bij uitnemend
heid en dat wie waarlijk Christelijk
onderwijs voor zijne kinderen begeert,
zijne kinderen naar de neutrale school
behoort te zenden.
Ik denk amice, dat we hier te doen
hadden met een speculatie op de dom
heid en de onnadenkendheid van de
massa, maar als dat het geval was,
dan kan zeker wel worden geconsta
teerd, dat deze speculatie mislukt is.
Want zóó naief en onnadenkend zijn
cle menschen niet of ze begrijpen op
perbest dat in een school waar de
naam van Christus zelfs niet genoemd
mag worden, onmogelijk Christelijk
onderwijs kan worden gegeven.
Er mogen dan onderwijzers zijn wier
onderwijs een Christelijken geest
ademt, omdat zij in hun persoonlijk
leven den Christus belijden, in hun
onderwijs moeten zij toch zorgvuldig
de neutraliteit betrachtén. En naast
dergelijke onderwijzers zijn er anderen
die er geen geheim van maken dat
zij vijandig staan tegenover de Chris
telijke beginselen en die alleen ter-
wille van de geëisohte neutraliteit
aan die vijandschap geen uiting geven
Men behoeft nog niet zoo heel ern
stig na te denken amice, om tot de
ontdekking te komen dat het onmo
gelijk is op zulk een school Christe
lijk onderwijs te geven en dat wie
Christelijk onderwijs voor zijae kin
deren begeert, ze ook heeft te zendeiï
naar een Christelijke school.
Maar nu is er 'n speciaal comité dat
zich de behartiging van de belangen
van het openbaar onderwijs ten doel
stelt. Ik weet niet of het ooit zal trach
ten de openbare school principieel te
verdedigen, maar 't is daarmee in elk
geval niet begonnen, 't Eerste wat men
gedaan heeft is zoo mogelijk het bij
zonder onderwijs te benadeelen..
Ge zult u allicht herinneren amice,
dat onze Gemeenteraad onlangs na
eenigen strijd besloten heeft de ge
vraagde medewerking te verleen en
voor het bouwen van een school der
Geref. Sohoolvereeniging in het Kooi-
park.
Tegen dat besluit nu wilde men bij
Ged. Staten in booger beroep, gaan,
maar toen dat niet mogelijk bleek,
werd besloten dat de voorzitter als
persoon beroep in zou stellen. Zakelijk
maakt dat natuurlijk geen verschil.
Het is 't bedoelde comité dat wil
trachten den bouw van deze bijzon
dere school te verhinderen.
Nu vind ik dat opzichzelf niet zoo
erg amice. Men kan van die zijde nu
eenmaal niets anders verwachten. De
openfrar© school heeft altijd op staats-
en gemeenteikrukken rondgesprongen.
Ze heeft zchzelf nooit op de been kun
nen houden en ook nu nog moeten al
lerlei kunstmatige middelen worden
aangewend om de zaak op gang te hou
den. En zoo zal dan nu een poging
worden gedaan om den bouw van een
bijzondere school tegen te houden,
niet in 't belang van 't onderwijs
daar spreekt men althans niet van
maar z.g. omdat daarbij met te groo
ter vrijmoedigheid met de gemeente-
financiën wordt omgesprongen.
Zooals gezegd, ik vind dit optreden,
het moge dan dwaas zijn en onver
standig, toch wel eenigszins verklaar
baar.
Het onaangename zit bij deze zaak
voor mij hierin, dat het feitelijk B.
en W. zijn geweest, het rechtsche col
lege van B. en W. dat den stok heeft
gesneden waarmee men nu het bijzon
der onderwijs tracht te slaan
Toen het adres van de Geref. Sohool
vereeniging in den Rdad aan de orde
kwaniecn daarover al een geruim en
tijd was gesproken, maakte d? burge
meester een zeer juiste opmerking.-
Al dat gepraat, zoo zei hij, had ach
terwege kunnen blijven* Re aanvrage
van de Sohoolvereeniging voldoet aan
de wettelijke eisc'hen en dus heeft de
Raad niets anders te doen, dan de
gevraagde medewerking te verleen en.
Dat was heel juist opgemerkt amice.
Alleen vergat de burgemeester daar
aan toe te voegen dat het debat door
het optreden en het advies van B. en
W. ontketend was, en dat B. en W.
inplaats van het verzoek aan de wet
telijke bepalingen te toetsen, allerlei
bezwaren hadden aangevoerd die na
tuurlijk hun uitwerking op cle raads
leden niet hebben gemist.
Welke bedoeling B. en W. hiermede
hebben gehad is mij nog steeds niet
duidelijk. De bezwaren werden breed
uitgemeten, maar toen een der Chr.
Hist, raadsleden onder den indruk
daarvan verklaarde dan tegen de aan
vrage te zullen stemmen, haastte zich
de wethouder hem duidelijk te maken
dat hij zulks niet doen mocht, daar
aan alle wettelijke formaliteiten was
voldaan.
Maar waarom dan al die bezwaren
aangevoerd? Waarom dan een breed
betoog opgezet over het aantal hand-
teekeningen, die tenslotte toch vol
doende bleken te zijn? Waarom dan
al die tegenwerking?
Ik kan op deze vragen geen ant
woord geven, amice, maar 't is nu wel
duidelijk, dat tegenstanders van dit
optreden van B. en W. om handig ge
bruik hebben gemaakt om althans
met een sch ij n van recht de toestand
koming van deze school te verhinde
ren. De kans dat dit gelukken zal,
schijnt me al heel gering, maar men
bereikt toch allicht dit, dank zij mede
het talmen van B. en W. dat de school
niet meer tijdig gereed zal kunnen zijn
en dat, als straks de kinderen zich
aanmelden, de noodiige ruimte omt-
breekt.
Ik hoop niet amice, dat het zoover
zal komen, maar geheel gerust ben
ik er toch niet op. Zoowel in het be
lang van de school als in dat van on
zen wethouder van onderwijs, die
voor al die vertraging aansprakelijk
gesteld zou kunnen worden, hoop ik
echter, dat ondanks alle tegenactie de
school, waarvan gebleken is, dat ze
noodzakelijk is, tijdig gereed zal zijn.
Mocht dat onverhoopt niet het ge
val zijn, dan is 't mogelijk dat het co
mité van Actie voor openhaar onder
wijs in de meening gaat verkecren,
dat 't dan toch ipaar een mooi resul
taat heeft bereikt, maar dan vergist
het zich toch.
Heuscli, met dergelijke kleine mid
delen is de openbare school niet te
redden. Daarvoor is wat anders noo-
dig.
Intussohen mag de oprichting en
het optreden van dit comité voor de
voorstanders van het bijzonder onder-;
wijs een spoorslag zijn om niet in te;
dutten, maar te blijven ijveren voor
den bloei van bet bijzonder onderwijs.
Zoo gemakkelijk kan de meening,
gaan heersdben, dat nu de gelijkstel-
ling verkregen is, de belangstelling
kan verminderen. En dat is toch niet
het geval. Alleen als er bij ons volk is
warme liefde en hartelijke belangstel
ling voor de Christelijke school, dan
zal die school bloeien en haar zegen-;
rfjken arbeid kunnen voortzetten.
Waken we dan, amice, voor ver
slapping en zij er bij ons dezelfde lief-j
de die onze oipiers in staat stelde on-1
der de meest moeilijke omstandighe^
den het christelijk onderwijs tot bloei
te brengen.
VERITAS.